OVERZICHT BELANGRIJKE BEGRIPPEN GKB 1 2025 PDF
Document Details
Uploaded by IngenuousChalcedony2050
Hogeschool Windesheim
2025
Tags
Related
Summary
Dit document bevat een overzicht van belangrijke concepten met betrekking tot de literatuur voor het tentamen GKB 1 2025. Het beschrijft onderwerpen zoals leren, competentie, autonomie, relatie, rollen van de leraar, zone van de naaste ontwikkeling, en sleutelbegrippen. Het omvat verschillende leertheorieën zoals behaviorisme, cognitivisme en constructivisme.
Full Transcript
OVERZICHT BELANGRIJKE BEGRIPPEN MET BETREKKING TOT LITERATUUR VOOR TENTAMEN GKB 1 2025 Wat is leren? - Het proces waarin kennis, vaardighedrn of normen en waarden in worden verworven en ontwikkeld. Relatie/competentie/autonomie - Competentie: hierbij voelt een leerlin...
OVERZICHT BELANGRIJKE BEGRIPPEN MET BETREKKING TOT LITERATUUR VOOR TENTAMEN GKB 1 2025 Wat is leren? - Het proces waarin kennis, vaardighedrn of normen en waarden in worden verworven en ontwikkeld. Relatie/competentie/autonomie - Competentie: hierbij voelt een leerling zich bekwaam en effectief in wat hij doet! Hij voelt motivatie als er iets is wat ze lukt en waar ze proces in maken. - Autonomie: hierbij kunnen leerlingen zelf keuzes maken in hun leerproces, dus een kans op zelfsturing. - Relatie: dit is wanneer jij met de leerlingen een goede band opbouwt, zodat er een goede sfeer is tussen jou en leerling en dit helpt ook voor een goede klassensfeer. Zes rollen van de leraar (verbaal en non-verbaal gedrag) - Gastheer, presentator, didacticus, pedagoog, afsluiter en coach Zone van de naaste ontwikkeling - Je hebt hierbij 3 zones! De eerste zone is de zone van actuele ontwikkeling en hierbij kan een leerling iets helemaal zelf. Om deze zone heen zit de zone van naaste ontwikkeling en hierin kan een leerling iets doen met hulp van jou als leerkracht. De panie kzone is de buitenste ring en hierbij kan een leerling iets niet ook niet met hulp. Sleutelbegrippen - Structuur, niveau, motivatie, betekenis, individuele aanspreekbaarheid en zichtbaar maken van leren en denken! Het MDI-model - Model directe instructie. Heldere leerdoelen Duidelijke succescriteria Betrokkenheid bij de les van leerlingen Uitleg is goed voorbereid Leerlingen krijgen de kans om begeleid te oefenen. Goede afronding. Leerlingen oefenen zelfstandig. Het geheugen - Sensorisch> werkgeheugen (korte termijn) > lange termijn Vergeetcurve van Ebbinghaus - Ebbinghaus. Als je net nieuwe informatie binnen krijgt is herhalen belangrijk, want dan is je onthoud vermogen optimaal. Na de initiele daling gaat informatie minder snel weg, dus na de kritieke periode zal je info minder snel vergeten. Leer theorieën - Behaviorisme: gedragsverandering door stimuli en reacties - Cognivitisme: verwerken en organiseren van kennis in het geheugen - Constructivisme: zelf kennis opbouwen door ervaringen en sociale interacties 1 - Connectivisme: richt op leren in het digitale tijdperk waarin leren draait om het verbinden van informatie, mensen, en technologie. Het benadrukt dat kennis in netwerken zit en dat de vaardigheid om te leren belangrijker is dan het onthouden van feiten. Scaffolding (affectieve en cognitieve scaffolding) - (letterlijk: steigers bouwen) is een onderwijsmethode waarbij een docent tijdelijke ondersteuning biedt aan een leerling om hem of haar te helpen een nieuw concept of vaardigheid onder de knie te krijgen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd naarmate de leerling zelfstandiger kan werken. Het doel is om leerlingen zelfstandig en onafhankelijk te laten leren. Hogereorde en lagereorde denkvragen - Onthouden, begrijpen en toepassen is lagerorde. - Analyseren, evalueren en creeren zijn hogerorde denkvragen. Zone van de naaste ontwikkeling - Je hebt hierbij 3 zones! De eerste zone is de zone van actuele ontwikkeling en hierbij kan een leerling iets helemaal zelf. Om deze zone heen zit de zone van naaste ontwikkeling en hierin kan een leerling iets doen met hulp van jou als leerkracht. De panie kzone is de buitenste ring en hierbij kan een leerling iets niet ook niet met hulp. Spaced repetition - Herhaling spreiden over verschillende periodes. Bijvoorbeeld in de ochtend leer ik 1 uur en in de middag nog een uur. Modeling - Dit gebeurd wanneer leerlingen jouw gedrag na bootsen. retrieval practice - Het actief ophalen van informatie uit het geheugen. Deze leerstrategie is effectiever dan bijvoorbeeld leerinhoud opnieuw lezen, of het markeren van tekst. Dit positieve effect van retrieval practice ten opzichte van minder effectieve leerstrategieën noemt men het testeffect (testing effect). Interleaving - Interleaving is het afwisselen tussen oefeningtypes. Je kan leerlingen geblokt laten oefenen op het berekenen van de oppervlakte van een vierkant en vervolgens van een driehoek, maar je kan deze opgaven (zeker nadat een zekere mate van automatisering heeft plaatsgevonden) ook door elkaar laten inoefenen. Leerlingen moeten dan bewust telkens de juiste oplossingsstrategie toepassen. Interleaving bemoeilijkt het inoefenen op het moment zelf, maar bevordert het leren op langere termijn. spaced practice - Herhaling spreiden over verschillende periodes. Bijvoorbeeld in de ochtend leer ik 1 uur en in de middag nog een uur. motorische vaardigheden - Je hebt grove en fijne motoriek. Grove motoriek is dingen zoals lopen, rennen, hinkelen, klimmen, ect. Fijne motoriek is bijvoorbeeld schrijven, puzzelen, knippen, ect. 2 cognitieve vaardigheden - Dit is het mentale verwerkprocess om kennis/informatie te verwerven, verwerken en gebruiken van kennis. Dit zorgt voor informatie begrijpen, problemen oplossen en beslissingen nemen. metacognitieve vaardigheden - Dit zorgt ervoor dat leerlingen leren leren en zelfstandig zijn leerprocess vorm kan geven. De leerling stelt een doel en neemt daarin verschillende stappen zoals planningen maken, jezelf toetsen en na afloop reflecteren. Formeel leren - het leren vindt doelbewust en op een systematische wijze plaats. Dit leren wordt vormgegeven door de leraar in een les, cursus, opleiding of opdracht. Vaak zijn die gericht op (cognitieve) kennisverwerving, maar het kan ook gaan om vaardigheden. Informeel leren: - Opdoen van kennis en vaardigheden buiten school setting om! Dus in je dagelijkse leven. Zelfgestuurd leren: - leerlingen bepalen zelf wat en hoe ze gaan leren. Hierbij kiezen ze eigen leerdoelen en - strategieën om competenties te verwerven. Dit leren vindt bijvoorbeeld plaats binnen een stage of project. Bij het uitvoeren van projecten leren de leerlingen meer dan alleen wat er gevraagd is in de omschrijving van de opdracht. Accommodatie - De nieuwe kennis brengt een wijziging aan in de al bestaande kennis Adaptatie - gewijzigde kennis wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen Assimilatie - De nieuwe kennis wordt toegevoegd aan de al bestaande kennis in het langetermijngeheugen Co-regulatie - Hierbij helpt iemand anders je met regulatie van je emoties en je zelf regulatie! Vaak is dit een leerkracht of een ouder. Emotieregulatie - Goed met je emoties kunnen omgaan en dit kunnen reguleren. Zelfregulatie - Leerlingen bepalen zelf hoe en wat ze gaan leren. Eigen leerdoelen, strategien en competenties. Gebeurd vaak met een project. Expert/ beginner - Expert heeft voorkennis Declaratieve kennis/ procedurele kennis/ metacognitieve kennis - Declaratieve kennis: Weten wat iets is (feiten en begrippen). - Procedurele kennis: Weten hoe je iets moet doen (vaardigheden en processen). - Situationele kennis: Weten wanneer en waarom je iets toepast (contextueel inzicht). 3 - Metacognitieve kennis: helpt je te begrijpen hoe je leert, welke strategieën je kunt gebruiken, en hoe je je leerproces kunt aanpassen om effectiever te worden. Het is een essentieel onderdeel van succesvol en zelfstandig leren. cognitive load theory - Het aantal informatie wat ons werkgeheugen kan opdoen zonder overladen te raken. Als je teveel informatie binnen krijgt dan raakt je werkgeheugen overladen. John Sweller biologisch primair- en secondair leren - Voor secondaire leren heb je een expert nodig in het veld die je kan leren, dus een leerkracht! Maar dinfen zoals lopen, kleuren, ect. Zijn dingen die je niet zomaar leert maar al weet! Biologisch primair leren. generieke vaardigheden - Samenwerken - Communiceren - Kritische denken - Leerstrategieen - Studeervaardigheden - Probleemoplossende vaardigheden leren en presteren - Leren is lange termijn en presteren is korte termijm! Beide zijn belangrijk om te hebben. vakdidactische- en pedagogische kennis - Kennis van effectieve onderwijs methoden en didactiek soorten en weten wanneer je een eerkvorm moet inzetten en wanneer niet. Illusie van competentie - Dit krijgt een leerling dus als ze presteren in een les. Ze denken na 1 opdracht net na de informatie gegeven is van yes ik kan dit! Maar in werkelijlheid kunnen ze het nog niet helemaal. Daarom is regelmatig de stof oefenen belangrijk om het in je lange termijn geheugen te krijgen. Inductief/ deductief - Deductief is wanneer je bijvoorbeeld een fill in the blank opdracht doet/krijgt, dus je leert een specifieke regel en geeft een specifieke conclusie. Bij inductief gaan leerlingen zelf ontdekkingen doen en het is een best open process. Het start met specifieke observaties of voorbeelden en vanuit dit trekken leerlingen een conclusie waaruit een specifieke conclusie of theorie uitkomt. worked examples - Beschrijven wat gegeven is, wat gevraagd word en de precieze stappen die gezet moeten worden om tot antwoord te komen. Zelf tussenstappen verklaren, verschillende voorbeelden vergelijken en oplossing wijze opnieuw inbeelden. modeling examples/ concrete examples/ written examples - Toon consequent je denkt proces aan de leerlingen tijdens het geven van je voorbeeld. multimediaprincipe - Tekst en beeld is beter dan tekst! Mayer zijn principe 4 coherentieprincipe - Het aantal informatie wat ons werkgeheugen kan opdoen zonder overladen te raken. Als je teveel informatie binnen krijgt dan raakt je werkgeheugen overladen. John Sweller modaliteitsprincipe - Bij beelden kun je beter praten i.p.v teksten te gebruiken, want tekst en beeld kan het visueel kanaal overbelasten. Zo kan een leerling in eigen tempo terug kijken nabijheidsprincipe - Hoe dichterbij woorden bij het beeld staat wat er bij hoort hoe beter. Dit is ruimtelijke nabijheid, het beste is ze met elkaar integreren. Overbodigheidsprincipe - Dit is wanneer je beeld met gesproken en geschreven tekst aanbied. Dit is teveel voor een leerling, dus moet je er voor kiezen om dan niet teveel te vertellen met meer tekst of je deelt het zo op dat het gecombineerd kan worden. Natuurlijk kan tekst wel, maar hou het minimaal als je wil praten. signaleringsprincipe - Benadruk de belangrijkste punten in je powerpoint of op je bord. Kun je doen door omcirkelen van het belangrijkste punt, inzoomen, ect. virtual en augmented reality - VR en AR. VR maakt een wereld om ons heen aan en AR doet er simpelweg een laagje op. Je kan dit gebruiken met dual coding, maar denk om de multi media principes. Tentamenstof GKB1 (zie Brightspace) Effectief leren : Je bestudeert hoofdstuk 1 en 3. (= oude druk/Ebbens & Ettekoven) Nieuwe druk 2024-25: Effectief leren (Van Ast etc al); bestudeer H1/Effectief leren: vooral §1.1, 1.2, 1.3, H3/ Directe instructie: vooral §3.1, 3.2, H4/Vragen stellen: vooral §4.1, 4.2 De zes rollen van de leraar (Slooter): je bestudeert alleen de gedragsindicatoren van de verschillende rollen. (zie mapje ‘aanvullende verplichte literatuur tentamen). En je bestudeert hoofdstuk 1 Wijze lessen (Surma): je bestudeert inzicht 1 t/m 5 en de bouwstenen 1 t/m 4. (zie mapje ‘aanvullende verplichte literatuur tentamen) NB Wijze lessen inzicht 1 t/m 4 in de les besproken; inzicht #5 is ook tentamenstof → dit is tijdens week 11 in GKB1 besproken (Rosenshine); Let op de bouwstenen 1 t/m 4 zijn dus ook tentamenstof Bouwsteen 1: voorkennis activeren Bouwsteen 2: duidelijke instructie (WOKHUT) Bouwsteen 3: voorbeelden Bouwsteen 4: dual coding Suggestie: zorg dat je weet wat deze begrippen inhouden, ze zijn niet allemaal even nadrukkelijk tijdens de colleges besproken Artikel Stevens (‘Adaptief onderwijs’): dit artikel bestudeer je in zijn geheel. (zie mapje ‘aanvullende verplichte literatuur tentamen) 5 Geïntegreerd pedagogisch handelen (Onstenk): Je bestudeert hoofdstuk 4. De collegeslides kunnen je houvast en structuur bieden ten aanzien van de leerstof. We raden je aan de collegeslides in de vorm van PowerPoints te bestuderen. Tentamen datum: 15 januari 2025 Tentamen tijd: 18:30-20:30 Tenslotte: het tentamen bevat 60 multiple choice-vragen; de cesuur is 40. Veel succes bij de voorbereiding op & deelname aan het tentamen! Marina van der Graaf/januari 2025 6