🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Stuvia-2270690-samenvatting-inleiding-in-opvoeding-en-onderwijs-essb-e1030 (1)_1.pdf

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Transcript

Samenvatting Inleiding in opvoeding en onderwijs (ESSB-E1030) geschreven door joycevries www.stuvia.com Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected]...

Samenvatting Inleiding in opvoeding en onderwijs (ESSB-E1030) geschreven door joycevries www.stuvia.com Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Inhoud Belang van historische kennis (week2)...............................................................................................3 Benaderingen en bronnengebruik (week2)........................................................................................4 Pedagogische stroming.......................................................................................................................6 Vervolg Pedagogische stroming (week 3)...........................................................................................8 Romantiek/Rousseau......................................................................................................................8 Reformpedagogiek (week 3)...........................................................................................................9 Schooltypen; nieuwe schoolbeweging..........................................................................................12 Mythe van het Europese gezin (week 2)...........................................................................................14 Debat: de zwarte en witte legende (week 3)................................................................................18 Machtsverhoudingen binnen het gezin (week 3).............................................................................19 Opvoedstijlen (week 3).....................................................................................................................20 Ontstaan van het klassikaal onderwijs (week 2,3)............................................................................21 De tabel........................................................................................................................................21 Functie van onderwijs (week 4)............................................................................................................24 Functionele theorie en Durkheim versus conflict theorie en Marx en Weber..................................25 Vrijheid van onderwijs (week 4)...........................................................................................................27 Artikel 23 (week 4)................................................................................................................................29 Hoorcollege 1, 2 en 6............................................................................................................................30 Hoorcollege 1...................................................................................................................................30 Hoorcollege 2...................................................................................................................................32 Hoorcollege 6: passend onderwijs 2012- nu.................................................................................33 Hoorcollege 8: kansengelijkheid.......................................................................................................35 Hoe groot zijn de ongelijke kansen?.............................................................................................35 Wat bedoelen we met gelijke kansen?.........................................................................................35 Wat bepaalt of verklaart ongelijke kansen?.................................................................................36 Overige info, wat niet bij de lessen werd genoemd.............................................................................39 Overig (week 4)................................................................................................................................40 Onderwijs.....................................................................................................................................40 Huwelijk........................................................................................................................................43 Onderwijs – sociologie..................................................................................................................44 Marx, Durkheim en Weber: wat concreter...................................................................................48 Functionele theorie versus de conflict theorie: wat concreter.....................................................49 Postmodernisme: wat concreter..................................................................................................50 Overig (Week 3)................................................................................................................................51 1 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Kennen kinderen vóór de verlichting wel een kindertijd?............................................................51 Informatie over de toets / voorbeeld vragen.......................................................................................52 2 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Belang van historische kennis (week2) Waarom belang om de geschiedenis te kennen? WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale)  Inzicht krijgen in gebeurtenissen uit het verleden  Leren van fouten  Begrip van traditie en cultuur  Verleden, heden en toekomst  Algemene ontwikkeling Dus: afstand te nemen tot de huidige situatie, kritisch te reflecteren en veranderingsprocessen waarnemen Dé geschiedenis van… bestaat niet: De volgende dingen blijven verschillen en veranderen:  Denkbeelden (idealen) & praktijken (alledaagse werkelijkheid),  Factoren & actoren (organisatie-individu),  Machten & krachten (politiek,economie) 7 redenen om je met de bestudering van de geschiedenis van de opvoeding en onderwijs bezig te houden  Bestaansverheldering/ identiteitsbepaling. = Om te (leren) begrijpen wie je bent en waar je naartoe wilt, moet je weten waar je vandaan komt – op zowel micro, meso als macroniveau.  Politiek-ideologische motieven. = Het verleden wordt gebruikt om aan te tonen hoezeer de kwaliteit van de opvoeding en het onderwijs van nu achteruit of vooruit is gegaan in vergelijking met vroeger. (school als middel tot beschaving/burgers – verborgen curriculum)  Nationalisme/regionalisme. = Als men er (on)bewust op uit is om aan te tonen dat de opvoeding en het onderwijs van de eigen groep/natie ‘beter’ was dan elders. (Wij waren en zijn beter dan..)  Debunking (van vooroordelen en verborgen belangen) = Streven naar ontmaskering Het doorprikken van conservatieve, politieke, morele en geromantiseerde opvattingen over gebeurtenissen uit de (onderwijs- of opvoedings) geschiedenis op basis van nieuwe feiten en verantwoorde inzichten. Bijv. scholing doet er niet toe (nature-nurture); onderwijs biedt gelijke kansen  Persoonlijk motief/nieuwsgierigheid = de intellectuele uitdaging, de kritische nieuwsgierigheid en bevlogenheid om het verloop van onderwijs- en opvoedingsontwikkelingen zo goed mogelijk te doorgronden.  Romantisering: Vroeger was ‘het’ beter of slechter dan…  Relativering en nuancering : = De school wordt teveel opvoedingsinstituut ipv onderwijsinstituut (aandacht voor pesten/expressie gaat ten koste van leervakken -> historisch onderzoek kan laten zien dat aandacht voor moreel onderwijs te herleiden is naar de geschiedenis) Hou altijd rekening met de tijd- en plaatsgebondenheid van opvoedings- en onderwijs ideeën. 3 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Benaderingen en bronnengebruik (week2) Soorten bronnen (en verschil in feiten in interpretaties)  Cijfers  Ervaringen en herinneringen  Opvattingen (algemeen) en meningen (specifiek) Methoden van (empirisch) onderzoek naar het onderwijsverleden Vaak resteren alleen nog geschreven bronnen, die met een niet-onderwijskundig doel geschreven zijn door en voor een bepaalde sociale elite. In historisch onderzoek komt het ook vaak aan op het creatief kiezen en bestuderen van de nog beschikbare bronnen. Er moet zorgvuldig worden geselecteerd, geïnterpreteerd en zorgvuldig uitspraken moeten worden gedaan. Onderzoek naar de geschiedenis van het gezin kent 3 benaderingen: Demografische benadering Affectieve benadering Historische maatschappijwetenschappen Tellende benadering Vertellende benadering Veronderstellende benadering Buitenkant Binnenkant Aannamen Gericht op cijfermatige gegevens Gericht op emoties en mentaliteit Gaat om opvattingen en gedrag in een voor die achter het feitelijke gedrag van mensen tijd sociaaleconomisch passend maatschappelijk en theoretisch perspectief te plaatsen. Gebruik van seriële bronnen Gebruik van egodocumenten/ Door het bestuderen van erfrecht, (=met vaste regelmaat opgestelde kwalitatieve bronnen eigendomsverhoudingen, wetgeving ect worden bronnen, bijv. CBS) Bijv. dagboeken, brieven, schilderijen, uitspraken gedaan over ontwikkelingen in het gebruikersvoorwerpen gezin Deze benadering kwam in de 2e helft De veronderstellende benadering is geleidelijk van de 20ste eeuw tot bloei in de ‘oral meer interdisciplinair geworden. De bestudering history’, waarin de zwijgende van ideële en materiele ‘onderkant’ van de samenleving meer ontwikkelingsgeschiedenis van opvoeding en een stem kregen onderwijs is niet uitsluitend het terrein van de historisch pedagoog (ook socioloog, psycholoog, econoom en politiek bijv) Beperking Gevaar Gebruikt zowel kwalitatieve als kwantitatieve = de kwaliteit van de cijfermatigheid/ de = Culturele filters. bronnen waarom. Het zijn persoonlijk, gekleurde bronnen. Er worden veel harde feiten getoond, Bijv. verschil in man/vrouw als schrijver en maar met deze cijfers kan je de alledaagse in het nu of 100 jaar terug: zij drukken zich onderwijspraktijk nog niet beschrijven anders uit en tonen verschillende interesses. Kan dus met een ander doel en betekenis zijn geschreven = Het verzamelen en interpreteren van kwantitatieve, demografische gegevens en probeert hiermee een beeld te vormen van de leef- en opvoedingsomstandigheden van ouders en kinderen. Met de verkregen gegevens worden contouren van het gezin(sleven) geschetst – met inzicht in de gezinssamenstelling, geboorte en sterfte ect – zodat dan een werkelijk zicht geeft in de belevingswereld van de individuele gezinsleden. 4 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Waar op letten bij het gebruik van onderwijshistorische bronnen? 1. Geeft het de werkelijke opvoedpraktijk weer? ֎ Prescriptie (=hoe men geacht werd te handelen) of descriptie (= hoe er feitelijk werd gehandeld) ֎ Accuratesse (= vergissen, verdraaien, onwetendheid) ֎ Leeftijd, sociale & godsdienstige achtergrond van de auteur 2. Authenticiteit (origineel of kopie) 3. Oorsprong bron (door wie met welke bedoeling) 4. Hoeveel is er bewaard Inhoudelijk- Kwalitatief perspectief op Overig onderscheiding in het bronmateriaal (ongeveer) Authenticiteit van het bronnenmateriaal: is In hoeverre de bron representatief is het een origineel stuk of een herdruk/kopie? - Kwantitatief (het aantal bewaard gebleven documenten) - Kwalitatief (leeftijd, sociale en godsdienstige achtergrond van de auteur) De accuratesse van historische bronnen: Oorsprong van de bron: Wie de makers van het vergissen, verdraaien of onwetendheid kan materiaal zijn en welke bedoeling de makers er altijd gebeuren. mee hadden Of er bij een bron sprake is van In welke mate, door wie en hoe lang deze prescriptie (= hoe men geacht werd te gebruikt zijn handelen) of descriptie (=hoe er feitelijk werd gehandeld) In hoeverre geven de bronnen de werkelijke Sommige bronnen kunnen door de tand des tijds dagelijkse opvoedpraktijk neer? geheel of gedeeltelijk kunnen zijn verdwenen Kan bijv zijn dat de bronnen slechts de intellectuele elite representeren die konden schrijven 5 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Pedagogische stroming Opvattingen in de 17e eeuw (1601-1700)  Gereformeerden (protestanten) -> hadden veel invloed op hoe je moest opvoeden. De nadruk dat het kind van nature tot zonde is geneigd. Luther: mensen kunnen geen keuze maken tussen goed en kwaad en alleen door God zijn we in staat tot het goede. (veel ideeën over opvoeding gingen over hoe jongens moeten worden opgevoed i.p.v. meiden) 4 verschillen tussen Locke en Rousseau Locke/Verlichting Rousseau/Romantiek Opvoeding tot welgemanierdheid Beperkte de ouderlijke interventie Geloofde in de maakbaarheid en Zag maar beperkte mogelijkheden van opvoedbaarheid van kinderen opvoeding: mens is geworteld aan zijn verleden Het belang van rede (/denkvermogen) groot, Zag de ontwikkeling van rede/het een middel tot opvoeding denkvermogen eerder als doel van de opvoeding Had meer oog op dat de volwassene het kind Had meer oog voor het kind zelf moest vormen Verder veranderde het kindbeeld: Van een kind dat van nature geneigd was tot het kwade (humanisme), naar een kind dat als een onbeschreven blad was (de verlichting), naar een kind dat juist geneigd is tot het goeie (Romantiek) Veranderingen door die 3 belangrijke stromingen  Locke benadrukte dat kinderlijkheid prima is, zolang niemand er last van heeft; lichamelijk straffen was niet nodig  De nadruk lag eerst sterk op intellectuele ontwikkeling, veel minder op sociale en morele ontwikkeling. Door de romantiek kwam er meer aandacht voor de emotionele ontwikkeling  Rousseaus idee over de eigenheid van het kind zorgde voor een nieuwe rol voor de ouders: zij dienden niet alleen te disciplineren, maar ook leiding te geven aan het kind  Huiselijkheidsideaal: man werkt, vrouw zorgt  De functie van het gezin veranderde: van een plek waar weinig tijd en aandacht was voor het kind en waar het gezinsleven in het teken stond van werken, naar een plek waar aandacht mocht zijn voor emotionele verhoudingen, huiselijkheid en de eigenheid van het kind  Meer controle door de overheid op opvoeding van en zorg voor kinderen 6 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Humanisme 3 vanVerlichting De Romantiek de meest invloedrijke pedagogische stromingen uit deze periode zijn: 1400-1650 1650-1800 1800-1850 Had de universele mens als doel – Zoeken naar de waarheid met behulp Meer nadruk op gevoel en intuïtie in plaats van op vrijheid van de menselijke wil van menselijke rede rede en ratio. Kenmerkt zich door een Volk als een verzameling van individuen Volk als een organische eenheid (reactie op de individualistische benadering waarbij Verlichting) werd ingespeeld op eergevoel en werd aangespoord tot competitie (maakt straffen overbodig) Gaat uit van de menselijke reden als Natural law (ethisch/ moreel het goede om te doen) criterium bij het zoeken naar de vs waarheid (kennis en reden kunnen de Man-made law (onze eigen gemaakte regels) mens behoeden voor onwetendheid, bijgeloof en armoede) (Rousseau: zo min mogelijk man-made law in tegen stelling tot vorige jaren) Onwankelbaar vertrouwen in God Deïsme = de leer die stelt dat God de wereld weliswaar heeft geschapen, maar niet meer rechtstreeks ingrijpt Meer geloof in de natuur en kennis (ipv alleen God en de bijbel) Erasmus Locke Rousseau Maakbaarheid van kinderen – kunnen De mens was van nature goed – kind De mens is van nature goed, maar de invloed van de gekneed worden (door imitatie) komt ter wereld als een Tabula Rasa maatschappij is verderfelijk (maatschappijbeeld is (onbeschreven blad) slecht), daarom opoeding zo dicht mogelijk bij de natuur. Belang om de kinderen zo vroeg Leren door doen (ontdekken door spel enzo) mogelijk les te geven (voorkomen van beestachtigheid) Overtuigd van het natuurlijk verlangen Negatieve opvoeding naar kennis. Kinderen willen leren = houd het kind de eerste 12 jaar van zijn leven zo veel (intrinsiek) mogelijk uit de buurt van anderen en van de school Taak van de opvoeder: motiveren tot Opvoeding: Taak van de opvoeder: beperkt zich tot het leren, goed voorbeeld geven ֎ Respect voor eigen aard van het beschermen van het kind tegen de maatschappij kind (van nature goed) ֎ Spelen is goed en nodig (nieuw: Doel van de opvoeding: dat het kind zich optimaal kan productie van speelgoed) laten ontwikkelen en dicht bij de onbedorven mens ֎ Nieuw: kinderliteratuur van de schepping kan blijven Legde de taak van de opvoeding bij de Kinderen zijn redelijk en hebben De opvoeder dient het kind te kennen en hij vader. geweten, verstandige opvoeding zaait benadrukt het belang van de natuurlijke ontwikkeling Taak moeder is verzorging, taak vader deugdzaamheid van het kind is karaktervorming Morele opvoeding verloopt volgens Rousseau in verschillende fasen Het kind wordt geleid door het principe van noodzaak, de puber vanuit nut en pas bij de volwassene ontstaat moraal. Zette zich sterk af tegen lijfstraffen van Voor de opleiding kon er niet slechts In plaats van een kind van jongs af aan al te het onderwijs vertrouwd worden op kennis, er moest onderwerpen en te conditioneren in het onderwijs, ook een duidelijk opvoedingsdoel zijn kiest Rousseau voor een zo natuurlijk mogelijke (zoals tolerantie) ontwikkeling met zoveel mogelijk vrijheid Nurture Nature/nurture: hij geloofde wel dat Nature (nurture is meer om het kind te beschermen dingen als karakter aangeboren zijn, tegen de negatieve samenleving) maar de rest gaat via kennis en ervaring 7 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Vervolg Pedagogische stroming (week 3) Romantiek/Rousseau  Met de Verlichting deelde Rousseau de overtuiging dat opvoeding noodzaak is, maar niet die van de bijna onbeperkte maakbaarheid van de mens. Hij gaat uit dat zonder opvoeding er geen volwassenheid is: ‘de mens wordt zwak geboren, en kan niet zonder kracht’. Maar toch moet je als opvoeder je aanpassen aan het natuurlijke groeiproces van een kind.  Natuurlijke opvoeding is bij Rousseau vooral het wegnemen van groeibelemmeringen (negatieve opvoeding) Kind heeft al alles, maar moet alleen de hindernissen weghalen  Schreef een boek: Emile ou de l’éducation (1762). De Emile volgt per boekdeel de achtereenvolgende levensfasen: 1. Eerste 2 jaar (leert door ervaringen en eigen inspanningen) 2. Kindertijd tot 12 jaar (training van zijn zintuigen, zedelijkheid en religie spelen nog geen rol) 3. Puber, 12-15 jaar (ontwikkelt in het verstand en de interesse voor de wereld om hem heen) 4. Laatste boek: de meisjesopvoeding Meisjesopvoeding is voor Rousseau belangrijk, maar het perspectief van de meisjesopvoeding is strijdig met een belangrijk beginsel van Rousseau’s pedagogiek. Teveel gericht op een van te voren vastgestelde loopbaan Romantiek in de opvoeding  Waardering voor kind op zich  Ontdekking van de kindertijd  Aandacht voor emotionele ontwikkeling  Opvoeding volt natuurlijke ontwikkeling van het kind  Intrinsieke motivatie van het kind Opvallende kenmerken Romantiek 1. Aandacht voor spel 2. Aandacht voor de ontwikkelingsstadia en voor de spontane groei die in haar ontwikkeling niet belemmerd mocht worden door eisen van opvoeders. 3. Opvoeding bij uitstek sociaal en nationaal: kinderen moesten zich deel gaan voelen van een nationale cultuur 4. Grote toename kinderliteratuur rond 1800 (VB. Brave Hendrik, Brave Maria, Kleine Sofia) 5. Opvoedmethode: kinderschrik Afschermingstendens  ‘Kindertijd’ is aparte fase  Volwassenen zaken worden in toenemende mate weggehouden  Verpreutsing – kinderlijke onschuld en kwetsbaarheid Van Rousseau naar reformpedagogiek naar vernieuwingsscholen 8 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Reformpedagogiek (week 3) Niet het (klassikaal) systeem, maar het (individuele) kind centraal De Reformpedagogiek is niet één pedagogische stroming, maar een complex onderling verwante stromingen die in de meeste gevallen specifieke vernieuwingsscholen voortbrachten Reformstromingen  Persoonlijke ontplooiing (Vrije school, Dalton, Montessori, ect)  Oefenplaats voor maatschappelijke participatie (Freinet, Jenaplan, De Werkplaats, Summerhill, ect)  Recente varianten zijn Islam-, iPad scholen eect Uitgangspunten van de vernieuwing  Was de kritiek op het massale en methodisch starre volksonderwijs zoals dat zich in de loop van de negentiende eeuw had ontwikkeld. Het zou een luisterschool zijn die de kinderen onderwijs zonder ze te activeren of motiveren, met een streng disciplinair regime. De leerstof stond centraal, niet de aard/interesse van de kinderen Uitgangspunten Reformpedagogiek (rond 1900) (koppeling met Rousseau: kind staat centraal)  Kindgerichtheid. = Het kind moet centraal staan in het onderwijs en de opvoeding. Het onderwijs moest zich aan het kind aanpassen en niet andersom. Het volksonderwijs hield geen rekening met het individuele karakter van leerlingen, terwijl de reformpedagogen dat juist wel wilden.  Opvoeders moesten meer vertrouwen hebben in de natuurlijke ontwikkeling van kinderen (actief en exploratief) Dwang en autoriteit waardeerden de vernieuwers negatief.  De Reformpedagogiek vond dat er niet alleen nadruk moest liggen op kennis en verstandelijke ontwikkeling, maar ook op lichamelijke ontwikkeling en kunstzinnige vorming. Gymnastiek, tekenen en muziek werden even belangrijk als taal en rekenen. Ze beschouwde de kinderen als van nature actief – ze spelen spontaan. De school moest daarom niet verwachten dat ze stil bleven zitten. In het onderwijs moeten kinderen daarom tussendoor bewegen om hun kennis en inzicht te verwerken.  Ook in didactisch opzicht propageerden de verschillende reform pedagogische richtingen vernieuwingen die onderling verwant zijn. Zo waren ze van mening dat lesstof beter aan moest sluiten bij de leefwereld van de kinderen. Globalisatie (leren via talen) en concentratie (leren via samenhangende stof), themagerichte projectmethode en totaliteitsonderwijs of vakkenintegratie waren de nieuwe sleutelwoorden. Samenwerken speelt in de reformschool een grote rol; leren doet niet ieder voor zich.  Gaat uit van ontwikkelingsfasen  Aandacht voor individuen én gemeenschap (!)  Kritiek op lelijkheid van moderne wereld met industrie en massaproductie Kritiek op de luisterschool (rond 1900) Omstreeks 1900 was een lagere school ontstaan met een strikt klassikale aanpak en een sterke scheiding in schoolvakken. Kinderen moesten stilzitten en luisteren en voerde individuele opdrachten uit. Samenwerken en afkijken waren verboden. 9 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Al voor 1900 was er veel kritiek op het klassikale systeem en de passieve houding  De beginselen van zelfwerkzaamheid, groepswerk en de gerichtheid op de eigen omgeving van het kind vinden we terug bij vele andere onderwijsvernieuwers. Nadruk op zelfverzorging, huis- en tuinarbeid en lichamelijke activiteiten, en voor de aandacht voor de beleving van kinderen en de ontwikkeling van zin voor schoonheid.  Jan Ligthart (1859-1916) Het was zijn overtuiging dat ondeugd, uitdaging en spanning bij kinderen hoorden en dat volwassenen ongewenst gedrag alleen maar aanwakkerden als ze er met schelden en straffen op reageerden. Zijn onderwijs was aan zijn warme persoonlijkheid gebonden en werd goeddeels bepaald door de sfeer van kindvriendelijkheid die hij wist te scheppen. Uitgangspunt: De liefde de pedagogische relatie moest bepalen. Bekende uitspraak: ‘’De hele opvoeding is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid en de laatste twee groeien waar de eerste heerst.‘’ Hij heeft kritiek op ֎ Verregaande splitsing van schoolvakken (moet meer worden geïntegreerd) ֎ Opgedrongen passieve houding van leerling Reikte bouwstenen aan voor onderwijs dat de samenwerking bevorderde en appel deed op de intrinsieke motivatie van leerlingen Onderwijzer Hoogeveen Thijsse en Heimands Hij ontwikkelde een taal-leesmethode (1905), die Gericht op het vak kennis der natuur een beroep deed op de zelfwerkzaamheid van kinderen (aap, noot, mies) Nieuw was dat de methode voorzag in een Zij raadden onderwijzers aan om er met hun leerlingen op schrijfdidactiek die aansloot bij het leesonderwijs uit te trekken naar de slootkant waar de leerlingen schetsjes kunnen maken en materiaal kunnen verzamelen Benadrukte dat het onderwijs aantrekkelijk moest zijn voor kinderen en diende aan te sluiten bij de interesse en uitdaagde tot zelfwerkzaamheid. Nederlandse reformpedagogen brachten tijdschriften op de markt, waarin zij hun ideeën propageerden:  De nieuwe School (1905-1917) – Thijssen Hij had kritiek over: 1. Onderverdeling van het leerplan in een breed scala aan schoolvakken 2. Indeling van de lesstof in leertrappen 3. Verweten schrijvers van handleidingen dat ze leerlingen belastten met saaie en nutteloze oefeningen, die geen rekening hielden met de diversiteit van leerlingen in de klas of met hun werkelijke leefwereld en ervaringen 10 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Enkele Nederlandse Reformpedagogen zochten naar een vorm waarin ze hun idealen konden verwezenlijken door het stichten van een speciaal type school. Daarbij gaat het om humanitaire scholen en de Kindergemeenschap de Werkplaats  Deze scholen hanteerden een geheel nieuwe opzet van het onderwijs, waarin de zelfwerkzaamheid van de leerling een belangrijke plaats inneemt.  De oprichters oriënteerde zich op 2 buitenlandse reformpedagogen: Dewey en Kerschensteiner - Doelschool en een afspiegeling van de maatschappij: het leren moet een relatie met het alledaagse leven hebben en een goede voorbereiding zijn op de beroepspraktijk, de leerstof moet levensecht zijn en overleg en samenwerking moeten de schoolcultuur bepalen.  De initiatiefnemer van de eerste humanitaire school was Jacob van Rees. Hij beschouwde het onderwijs als het belangrijkste middel ter verbetering van de maatschappij. Het ging de oprichters om de optimale ontplooiing van het individuele kind, waarvoor een liefdevolle omgeving en een hoge mate van vrijheid nodig waren. Daarom waren de klaslokalen klein, hield een onderwijzer alle jaren dezelfde klas en wees men cijfers en examens af.  Kees Boeke (1884-1966) Zijn ideaal was een samenleving als ‘sociocratie’, waarin macht was gedecentraliseerd. School moest de samenleving bevorderen door al zelf zo’n samenleving in het klein te zijn Montessori en Dewey: 2 reformpedagogen Montessori Dewey Soort onderwijs Vrij onderwijs Praktijkonderwijs Uitgangspunt De bevrijding van het kind, zodat het zijn activiteiten vrij Denken is het instrument van het handelen. kan ontwikkelen Kinderen leren door te doen. 1. Kinderen moesten de ruimte hebben en de vrijheid Voor hem was het denken niet gericht op het om te bewegen en mede daardoor zichzelf te verwerven van objectieve kennis, maar op het ontwikkelen. oplossen van problemen waarmee mensen 2. Opvoeders moesten een helder besef hebben van voortdurend worden geconfronteerd. het proces van kinderlijke zelfontwikkeling, dat zich kenmerkt door grote concentratie en veelvuldige Niet de waarheid maar de bruikbaarheid daarvan. herhaling. Vertrekpunt De bevrijding van kinderen uit een traditioneel De nieuwe school moest weer met het echte leven schoolregime en het bevorderen van spontane verbonden worden. Dat kon alleen door het ontplooiing. introduceren van werkzaamheden op school – (dit heeft ook sociale, maatschappelijke positieve ‘arbeidsschool’. Leren ze praktische problemen gevolgen) oplossen. Gevoelige periode = Bepaalde oefeningen hebben het meest effect op een Activiteiten als koken, timmeren en specifiek moment in de kinderlijke ontwikkeling. textielbewerking. Daarin werden theorie en praktijk VB. Kind met steentjes met elkaar verbonden, zonder vast leerplan. De kinderen worden niet begrepen omdat de volwassene De mens was primair een sociaal wezen, een mede- hen meet met zijn eigen maat; hij denkt dat het kind zich burger. een uiterlijk doel stelt en hij helpt het vol liefde om dat te bereiken; - het kind echter wordt in hoofdzaak gedreven De traditionele school legde volgens hem teveel de door een onbewuste drang naar zelfontwikkeling. Hij wil nadruk op individuele prestaties. Dat bevorderde het niet een emmertje met steentjes – hij wil dit zelf vullen. gemeenschapsgevoel niet – ge school moest weer Klaslokalen zijn groter dan in een normale school: er is een gezin in het groot/maatschappij in het klein ruimte nodig om te bewegen. De schoolbank verdween worden Het ging ook om zintuigelijke oefeningen waarop het kind zich intensief kan concentreren. Voor senso-motorische oefeningen had het ‘normale’ onderwijs helemaal geen plaats. 11 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Schooltypen; nieuwe schoolbeweging Vernieuwingsscholen waren de uitzondering, de traditionele school bleef regel. Vaak mensen van de bovenlaag die naar vernieuwingsscholen gingen. Reformpedagogiek of Nieuwe schoolbeweging  Zelfwerkzaamheid  Groepswerk  Gericht op de eigen omgeving kind  Exploratie: wandelen in de natuur ipv kijken naar plaatsjes Humanitaire scholen  John Dewey - Denken van kind ontwikkelt zich door opdoen van ervaringen (learning and doing) - pragmatische en instrumentalisme  Kind en persoonsontwikkeling centraal - kennis op de tweede plaats - Zelfwerkzaamheid belangrijk  1903: eerste humanitaire school onder leiding van Jacob van Rees  1926: kindergemeenschap de Werkplaats onder leiding van Kees Boeke. Iedereen is gelijk. Sociocratie De uitgangspunten van de Reformpedagogiek is te illustreren aan de hand van schooltypen 1. Vrije School van Rudolf Steiner (1861-1925) in 1919 Sterk gericht op het besef van de geestelijke verbondenheid van al het bestaande. De gerichtheid op het esthetisch vermogen van kinderen alsmede het belang van het concentratiebeginsel karakteriseren de verwantschap met de Reformpedagogiek 2. Universitaire experimenteerschool van Peter Petersen (1884-1952) Waarin kinderen van verschillende leeftijden elkaar moeten stimuleren. De nadruk ligt op spel en arbeid. 3. Ovide Decroly (1871-1932) Zag de school als een echte levensgemeenschap waarin hij de leerstof concentreerde rond speciale thema’s die de spontane belangstelling en activiteit van kinderen opwekten. Hij accentueerde de samenhang tussen de afzonderlijke leervakken en verplaatste het onderwijs van het klaslokaal naar de vrije natuur en de wereld van arbeid. 4. Dalton scholen - Helen Parkhurst (1887-1973) Leerlingen krijgen daarin een grotere vrijheid in de keuze van de leerstof. Door middel van taken tot een grotere mate van zelfwerkzaamheid gestimuleerd 12 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Verschillende traditionele vernieuwingsscholen Montessori Dalton Rudolf Steiner Jenaplanschool (Peter Petersen) Vanaf 1917 Montessorischolen Vanaf 1928 Daltonscholen Vanaf 1923 Vanaf 1962 in Nederland De Nederlandse Montesori-Vereeniging Belangrijkste kenmerk is de Hij stelde dat kennen, voelen en Overtuiging dat elk kind uniek is, (NMV) wil het in Nederland verspreiden taken/het takensysteem. Via willen de kernactiviteiten van de maar ook deel uitmaakt van een taken wilde Parkhurst leerlingen mens vormen en dat de school tot sociale omgeving. mede verantwoordelijk maken taak had die 3 basisactiviteiten in Het kenmerkende is dat leerlingen Uitgangspunt: kinderen ontwikkelen zich voor hun leerproces en planning. onderlinge samenhang te in wisselende groepen werken vanzelf 3 basisprincipes: bevorderen. (onder, midden en bovenbouw) De bevrijding van het kind, zodat het zijn Vrijheid in verantwoordelijkheid, Eenheid tussen natuur, God en activiteiten vrij kan ontwikkelen en het zelfstandigheid en samenwerking mens bevorderen van spontane ontplooiing. Individuele vrijheid kind Kernactiviteiten: kennen, voelen en Afwisseling van centrale Kinderen leren van elkaar en ontwikkelen willen (door hoofd, hart en didactische sociale vaardigheden door elkaar te handelen). Kunst is brug tussen werkvormen/pedagogische situatie helpen verstand en wil (werk, spel, kringgesprek) Klaslokalen zijn groter dan in een Scholen verschilden in de mate Hij wees leerboeken af, de Het onderwijs moet zowel normale school: er is ruimte nodig om te waarin klassikaal onderwijs leerlingen stelde zelf leermateriaal individueel uitdagend zijn als een bewegen. De schoolbank verdween. plaatsvond samen beroep doen op samenwerking: de kinderen moesten worden Reik juiste materiaal op juiste moment klaargemaakt voor de maatschappij aan; maak omgeving uitnodigend; nadruk sensomotorische oefeningen; leeftijd heterogeen ‘help mij om het zelf te doen’ 3. Kinderen moesten de ruimte In Nederland ontstond de Om volwaardig mens te woorden, hebben en de vrijheid om te interesse voor dit model door moeten kinderen deel krijgen aan Hij wilde bewust de ouders bewegen en mede daardoor zichzelf toedoen van de Maatschappij tot de zichtbare en transcendentale betrekken bij het onderwijs door te ontwikkelen. nut van ‘t Algemeen wereld, door meditatie, gebruik bijvoorbeeld goede rapportages 4. Opvoeders moesten een helder van kleuren en liederen. Kunst Een belangrijk kenmerk is het besef hebben van het proces van vormde volgens hem de brug ritmisch werkplan: een kinderlijke zelfontwikkeling, dat tussen verstand en wil schoolwerkplan is niet zich kenmerkt door grote samengesteld op grond van concentratie en veelvuldige afwisseling van vakken maar van herhaling. didactische werkvormen. Niet alle schoolopzieners waren Over het algemeen positief: Hij had een holistisch mensbeeld: enthousiast over Montessori. bevorderde de zelfwerkzaamheid er is een eenheid tussen natuur, - niet geschikt was voor Nederlandse + flexibel in zijn toepassing God en de (mede)mens kinderen, maar misschien wel voor Nadeel: kost veel inspanning en de Italiaanse toewijding van de onderwijzer het Montessoriverschijnsel. Conclusie: als het werd gegeven door mensen met hart en ziel waren de resultaten goed. Als die bezieling er niet was, kon het niet concurreren met het klassikale onderwijs Voorbeeldvraag: focussen de scholen op individu of samenleving? 13 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Mythe van het Europese gezin (week 2) Lange tijd werd aangenomen dat de moderne gezinssamenstelling is ontstaan als gevolg van de industrialisatie. Echter is dit een ‘mythe’, het geeft een overdreven beeld van de gezinnen. Gemiddelde gezinsomvang (in Nederland): 4-5 mensen Wat wel klopt is de hoge sterfte binnen gezinnen en de grote regionale verschillen in gezinssamenstelling. Dat grotere samenlevingsverbanden niet veel voorkwamen in West-Europa had verschillende oorzaken: 1) De gewoonte om na het huwelijk zelfstandig te gaan wonen 2) Erfrecht (parigenituur (=wordt verdeeld) vs. primogenituur (=oudste krijgt alles)) Al sinds de 16e eeuw kreeg ons ‘gezin’ de huidige betekenis (eerder was het gesinde- naar het gevolg van een heer) terwijl ‘familie’ meer ging duiden op de verdere verwanten. Kenmerken van het gezin: West-Europa Oost-Europa Hoge huwelijksleeftijd Lagere huwelijksleeftijd Kleinere leeftijdsverschillen Grotere leeftijdsverschillen Huwelijkspatroon = Hoge leeftijd (25/27jaar), jongeren leerden eerst een vak – meisjes als dienstbode of meid 5 de volgende dingen droegen bij aan de geringe omvang van huishoudens:  Hoge huwelijksleeftijd Naar verhouding bleven veel volwassenen ook ongehuwd. De economische stagnatie en bevolkingsgroei leidden ertoe dat de mogelijkheid tot zelfstandige vestiging terugliep. Daarnaast waren tot het einde van de 18 e eeuw de aantallen buitenechtelijke kinderen gering; je zou kunnen zeggen dat de aantallen geboorten werden beperkt door te laat trouwen – tot die tijd moest ook de seks wachten.  Neo-lokale vestiging (Neo-lokaal = op het moment dat je trouwt ga je ergens anders wonen) Echtparen in West-Europa bouwden hun ‘eigen nestje’.  Economische zelfstandigheid Eerst economische zelfstandigheid, dan pas trouwen  Zeer geringde inwoning van familie en personeel Ouderen konden langer zelfstandig wonen of naar een armenhuis/hofje.  Hoge sterfte op jonge leeftijd. Door slechte kwaliteit van drinkwater, verhoogd infectiegevaar, zuigeling uit te besteden aan een min/voedster (door slecht schoonmaken van spenen en het te vroeg eten van pap) De hoge sterfte van kinderen beperkte zich niet tot de armen. Zuigelingensterfte (0-1 jaar) = 25%; kindersterfte (1-5 jaar) rond 25%; minder dan de helft haalt 18 jaar. Mogelijke oorzaken toename vondelingen en onwettige geboorten eind 18e eeuw  Kerken minder gezag (verlichting) – lossere seksuele moraal?  Massale migratie naar grote stad – minder sociale controle?  Uit-/afstel van huwelijken door geldgebrek/economische crisis? 14 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Geboorteregeling niet toereikend.  Alleen borstvoeding en onthouding.  Kinderen ongewenst door armoede, sekse en ongetrouwde moeder  Ongewenste kinderen werden gedood of dood laten gaan (niet voeden, blootstelling, te vondeling stellen) In de stad sterfte hoger door  Vies drinkwater  Hoger infectiegevaar  Uitbesteding aan min (stedelijke gewoonte) Min/voedster  Nederland: loopmin of huismin  De minnen die zich aanboden waren altijd vrouwen aan de onderkant van de samenleving, hetzij zelf een kind hadden verloren direct na de geboorte, hetzij er voor geld een rijke zuigeling bijnamen. Uit egodocumenten krijgen we de indruk dat ouders hartelijke relaties me hun min onderhielden.  In de tweede helft van de 18e eeuw raakten de bezwaren tegen het gebruik van een min in stroomversnelling. Aan argumenten van onnatuurlijkheid, de kinderlijke behoeften en onvolledig moederschap voegden verlichte geesten het belang toe van de gezondheid van kinderen uit het volk en daarmee de hele maatschappij – het wordt immers de arbeidende bevolking. De Verlichting legde het fundament voor de ideologie van het opvoedend moederschap.  Parijs en London: baby mee voor 1-2 jaar – kindersterfte op ‘babyfarms’ zeer hoog  Tot laat 19e eeuw uitzendbureaus voor minnen in Parijs De redenen om een min in te schakelen zijn nog niet altijd duidelijk, toch denken we:  Statusoverwegingen  Om geslachtsverkeer snel te kunnen hervatten  Bij kwesties van leven en dood (bijvoorbeeld bij gebrek aan voeding) Kortom: er waren eigenlijk altijd al kleine gezinnen. Tot de demografische transitie Demografische transitie = de overgang van de hoge naar lage sterfte- en geboortecijfers. Was in de 19 e eeuw (1801-1900). De demografische transitie had 4 fasen: 1) Een hoog geboortecijfer gecombineerd met een hoog sterftecijfer 2) Een hoog geboortecijfer en een dalend sterftecijfer 3) Een dalend geboortecijfer en een dalend sterftecijfer 4) Een laag geboortecijfer en een laag sterftecijfer De demografische transitie betekende uiteindelijk de verschuiving van een horizontale naar een verticale familieopbouw: de nadruk verschoof binnen families van relaties binnen generaties naar relaties tussen generaties (=bonenstaakfamilies) 15 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Het dalende sterftecijfer was een gevolg van:  De modernisering en de economische groei door de industrialisatie  Betere voeding  Verbeterde leefomstandigheden  Toenemende private en publieke hygiëne  Bedwingen van tyfus- en pokkenepidemieën Sterftecijfer zuigelingen daalt iets later:  Minder snel onder de armen: moeders werkten in fabrieken en speenden kinderen te snel – alternatief voedsel was niet goed/veilig Gevolg: snelle groei bevolking Verbeterede leefomstandigheden (5)  Publieke hygiëne verbeterd door aanleggen van leidingen voor schoon drinkwater. Belangrijkste oorzaak van terugdringen epidemieën  Woningwet 1901 en kortopruiming = Inspectie op hygiëne door gemeenten. Maakt een einde aan ongezonde woonomstandigheden  De min verdwijnt in het westen (rond 1900) Flesvoeding verwarmen van melk, fabrieksvoeding. Door flesvoeding opleving zuigelingsterfte (speentjes niet al te schoon)  Rond 1900 eerst consultatiebureaus In eerste instantie gefocust op de lichamelijke gezondheid, later pas sociaal emotionele ontwikkeling  Opvoedingsadviezen voor moeders van zuigelingen Frisse lucht, bewegingsvrijheid, regelmaat Verbetering van de hygiëne – wat concreter  Militaire statistiek = het percentage ‘ondermaatse’ (kleiner dan 1,57 m) lotelingen, de door het lot aangewezen 19jarige dienstplichtigen, vormen een indicatie voor de gezondheidstoestand en het welvaartspeil in een bepaalde stad of streek. In de jaren 60 kreeg het onderzoek naar de miliciens een landelijk karakter. De verhouding tussen de geboorten en het aantal goedgekeurde militairen gold daarin als een maat voor de lokale gezondheid.  Het lotingenonderzoek kreeg een pedagogische betekenis doordat het model heeft gestaan voor het onderzoek naar de gevolgen van kinderarbeid. Samuel Coronel (1827-1892) ontdekte dat kinderen van fabrieksarbeiders een groeiachterstand bleken te hebben.  De armen bezondigden zich aan methoden die door artsen reeds ongezond waren aangemerkt.  Ook aan de opvang van de jonge kinderen van werkende moeders ontbrak het nodige. Coronel deed in 1863 onderzoek naar de toestand van kinderbewaarplaatsen en bewaarscholen. Die scholen waren veel te klein, niet hygiënisch, zonder licht, lucht, verwarming en vaak met infecties en ongedierte. Ook voor de allerjongsten waren er wiegeninrichtingen. Als de moeder daar niet een paar keer per dag kon langskomen, kregen de baby’s pap – met alle gevolgen van dien.  In de meeste steden duurde het tot na de laatste cholera-uitbrak voordat structurele maatregelen inzake vuilafvoer en drinkwatervoorziening werden getroffen. Gesteund door de 16 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Wet op de Besmettelijke Ziekten (1872) verloren stedelijke overheden hun terughoudendheid in het nemen van hygiënische maatregelen en het treffen van sanitaire voorzieningen.  Aanvankelijk lieten alleen rijke ouders hun kinderen inenten, wat ook niet altijd zonder risico was. Vanaf 1798 bestond er de veilige methode van vaccinatie. Omstreeks 1830 verboden vrijwel alle provincies hun schoolhouders om kinderen zonder ‘pokkenbriefje’ toe te laten. De Wet op Besmettelijke Ziekten (1872) maakte dit een voorwaarde. Toename omvang huishoudens  Zuigelingen- en kindersterfte daalt  Van platteland naar stad - Volwassenen loon zonder jarenlange training - Jonger trouwen - Meer huwelijken Einde 19e eeuw: grote gezinnen. Zuigelingen en kindersterfte gedaald, maar geboortebeperking nog niet toegepast Malthuis’ theorie over bevolkingsgroei De bevolking zal altijd exponentieel groeien, maar het probleem is dat de middelen om voor de bevolking te zorgen lineair stijgt. Dus er komt altijd een point of crisis -> waarin je niet meer voor de bevolking kan groeien Preventive checks= geboortebeperking, hogere huwelijksleeftijd, celibaat Positive checks = honger, epidemieën, oorlog Malthus dacht dat de 'positive checks', de 'natuurlijke' zaken waardoor de 'menselijke stapel' in toom wordt gehouden, zoals epidemieën en oorlog, onvoldoende waren om de exponentiële groei van de bevolking ten opzichte van de lineaire groei van de voedselproductie te corrigeren De tabel van voor- en nadelen van werkcollege 6 (23-9) hierin voegen !! Geboortebeperking door de Nieuw-Malthuisiaanse Bond (NMB) Doel: armoede in arbeidersgezinnen terugdringen door propaganda geboorteregeling. O.a. door een middelenboekje met uitleg over verkrijgbare anticonceptiva Gereformeerde en katholieke leiders: ‘’Geboorteregeling is strijdig met de wil van God.’’ De gelovigen deden daar niet aan en zo ontstond een gedifferentieerd voortplantingspatroon, dat pas rond 1970 zou verdwijnen 17 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Debat: de zwarte en witte legende (week 3) Er ontstond een debat over de vraag of er voor de verlichting en de industrialisatie wel sprake is geweest van een kindertijd en gezinsgevoel (debat gestart door Philippe Ariès) Zwarte legende Witte legende Evolutionistische benadering Revisionistische benadering Vóór verlichting en industrialisatie: Al in Middeleeuwen sprake van: ֎ Geen liefdevolle relaties tussen ouders en kinderen ֎ Liefdevolle relaties tussen ouders en kinderen ֎ Geen hecht gezinsleven ֎ Positieve gezinsbanden ֎ Geen sprake van kindertijd (kinderen zijn ֎ Duidelijk onderscheid tussen kinderen en volwassenen ‘volwassenen in zakformaat’ Emotionaliseringsproces benadrukt juist de continuïteit van sociale relaties = echtelijke liefde, moederliefde, gezinsgevoel en geborgenheid zijn moderne sentimenten die pas in de afgelopen eeuw zijn ontstaan Waarom? Waarom?  Economisch belang  Zelf partner kiezen (ouders wel invloed)  Geen rouw om dood van kinderen in  Geen wettelijk verbod op groot egodocumenten (pas in de 19e eeuw wel) leeftijdsverschil/maatschappelijke ongelijkheid in  Ouders konden zich niet veroorloven van hun huwelijk, maar toch de meeste huwelijke vrijwillig kinderen te houden, want hoge sterfte op jonge endogaam leeftijd  Scheiden nauwelijks mogelijk  Inhuren min bewijst onverschilligheid moeder (hoge  Dagboekgenre is veranderd: persoonlijke emoties sterfte en toch eeuwenlang gebruikt)  Tonen van verdriet bij overlijden is onchristelijk: het is  De veranderende gezinssamenstelling is de opkomst de wil van God van het zogenaamde ‘affectief individualisme’ -> betrekkingen met individuen buiten het gezin waren Witte legende: gebruik van de min heeft andere redenen van grote economische waarde  Heersende conventies (status, seks schaadt kwaliteit  Religieuze verklaring: de vader wordt als hoofd van voeding) het gezin gezien en dat zouden emotioneel geladen  Economische omstandigheden gezinsrelaties eerder in de weg hebben gestaan  Noodzaak: wanneer de kraamvrouw zelf niet in staat was te voeden (weinig zog, ziekte, overlijden)  Toen ook al bezwaar: Erasmus zei dat het onnatuurlijk was Zwarte legende gebruikte normstellende bronnen Hoe verklaren de aanhangers van de witte legende de Witte legende gebruikte egodocumenten (/gedrag onverschilligheid om de dood van de kinderen? beschrijvende bronnen). Het zou cultuur gebonden kunnen zijn, in de manier van De kritiek van de witte legende op het gebruik van de schrijven kunnen liggen (feitelijk een dagboek schrijven ipv bronnen is dat deze niet noodzakelijkerwijs de feitelijke met persoonlijke emoties) en het kan liggen aan de situatie weergeven. overtuiging dat het tonen van grote bedroefdheid bij het overlijden als onchristelijk werd beschouwd omdat de dood van een kind Gods wil was. Conclusie Collectieve emotionele normen (ZL) en individuele gevoelsleven (WL) Normen en gebruiken versus persoonlijke attitudes en gevoelens De zwarte legende: te veel geloof gesteld in vooruitgangsdenken en heeft de veranderlijkheid van menselijk gedrag overschat De witte legende: onderschatten juist de mogelijkheden tot verandering Over de oorzaken van verandering zijn beide stromingen het eens: de economische expansie hebben geleid tot individualisering en de ontwikkeling 18 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen van het kerngezin Machtsverhoudingen binnen het gezin (week 3) Positie van de vrouw  Vrouwen in Nederland lang zelfstandig - Werkten actief mee, dreven handel - Zeevarende natie: mannen vaak afwezig  Vanaf 1500 roep om meer onderdanigheid bij de vrouw - Macht van vrouw gevaarlijk - 1580: handelingsonbekwaamheid vrouw wordt vastgelegd - Jan de Wasser/Strijd om de broek ֎ Geen werkelijke weergaven van werkelijkheid, ֎ overdrijven van negatief gedrag om mensen iets te leren, ֎ omgekeerde wereld.  Moralisten zagen man als hoofd van het gezin: ‘een bekwame hulp’ van de man  Huiselijkheidsideaal (19e eeuw) – verschillende rollen voor mannen en vrouwen (gewin en gezin)  Veranderende opvoeding (kind centraal in het gezin)  Toenemende emancipatie in de 20ste eeuw (feministische golven)  Eerste golf (eind 19e eeuw) – vrouwenkiesrecht  Tweede golf (jaren 60) – seksuele en financiële vrijheid  Derde/Vierde golf (vanaf 1990) – zelfontplooiing, keuzemogelijkheden, tegen discriminatie op basis van sekse 19 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Opvoedstijlen (week 3) Eventuele invloed op opvoedingsstijlen  Welvaart bleef stijgen – kostwinnerspatroon (vader zorgt voor inkomen, moeder is thuis zorgt voor kinderen)  Woningen steeds beter  Het gezin wordt langzaam als hoeksteen van de samenleving (zonder gezin wankelt de samenleving) Opvoedstijlen Autoritair (jaren 50, vader duidelijk gezag) Langzaam meer warmte en ruimte voor wat kinderen zelf willen: autoritatief. Geeft de meeste kansen voor de ontwikkeling van kinderen. Daartegenover staat permissief: wel warmte, maar geen grenzen Verwaarlozend: geen warmte, geen grenzen Anti-autoritaire opvoeding: de Kresj Een opvang met geen regels (sluit aan bij het idee dat kinderen van nature ontwikkelen en dat je dat niet te veel moet beperken) Van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding Bevelshuishouding Onderhandelingshuishouding Gehoorzaamheid en aanpassing Overleggen individuele ontwikkeling van het kind staat niet Gelijkwaardigheid in de communicatie voorop Compromissen sluiten bij conflicten Het nieuwe opvoeden  Nadruk op sensitiviteit (vanuit de gehechtheidstheorie)  Het idee dat kinderen tot gelukkiger en evenwichtiger persoonlijkheden opgroeien, als ouders maar genoeg liefde geven  Pretparkgeneratie of grenzeloze generatie  Nieuwe trends: gentle parenting, curlingouderschap, helicopterparenting, applausopvoeding  (te) permissief?  ‘ferme pedagogiek’ -> duidelijke leidende rol voor de ouder die het gezag terug neemt en durft te begrenzen 20 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Ontstaan van het klassikaal onderwijs (week 2,3) De tabel 21 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Onderwijs tot 1801 was dus:  Beperkt tot lezen, schrijven en soms rekenen  Godsdienst speelde nog steeds een dominante rol Problemen bij het onderwijs na 1801  Leerlingen werden niet naar school gestuurd vanwege ontevredenheid over de nieuwe boeken. Hierdoor kon de onderwijzer minder schoolgeld innen  Tijdsdruk die op de onderwijzers komt te liggen  De kinderen die de school wel in de winter, maar niet in de zomer bezoeken  Aanschaf van boeken  De vraag of de regering de nieuwe schoolinrichting wel blijft ondersteunen Tot 1806 hoofdelijk onderwijs. Onderwijzer heeft elk kind een aparte taak, met eigen overhoring. Kinderen zaten door elkaar heen. Onderwijzer gebruikte de pechvogel en de plak Begin van een klassikale aanpak door uitvinding van het schoolboord De wet van 1806 en de bijbehorende ‘schoolorde’ brachten op 3 punten ingrijpende vernieuwingen: 1. Didactiek (=het professioneel handelen van de leraar) – in plaats van ‘hoofdelijk’ onderwijs nu klassikaal, dus de leraar moest de hele klas tegelijk instrueren en begeleiden. Vernieuwingen:  leerlingen te verdelen in niveaus (3 klassen/niveaus)  nieuwe leerlingen alleen toe te laten op de daarvoor vastgestelde tijden.  klassikaal onderwijs in plaats van hoofdelijk onderwijs  Beste leerlingen als hulp 2. Kwalificatie van leerkrachten – voortaan was er een diploma vereist. 3. De kwaliteit van het onderwijs werd door de onderwijsinspectie nu bewaakt – tot eind van de eeuw was schoolverzuim een moeilijk uit te roeien probleem Klassensysteem  Op basis van artikel 7 = In het systeem van 3 klassen was er hulp nodig van assistenten, vaak oudere leerlingen (=monitors), omdat er voor honderden leerlingen tegelijkertijd les moest worden gegeven  Systeem van de Britse Andrew Bell (1753-1832) en Joseph Lancaster (1778-1838) = na het luiden van de bel moesten de leerlingen een andere plaats in nemen in het klaslokaal ֎ Was economisch verantwoord, Maar kritiek (door de onderwijzer Görlitz):  De leerlingen krijgen wel instructie, maar geen onderwijs  Het bijbrengen van deugden kon je niet aan oudere leerlingen overlaten Kinderarbeid werd tot 1840 gezien als middel tot verheffing van het volkskind Langzaam groeiende besef van onrecht van zware, langdurige en ongezonde arbeid voor kinderen Emancipatie: onderwijzeressen Gedachte: liever geen vrouwelijke leerkracht voor jongens Na 1860: kweekscholen voor meisjes, steeds meer vrouwen in onderwijs 22 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Samenvatting: 1. Zonder geschikte boekjes, in verkeerde ruimtes, met niet capabele onderwijzers, met verzuimende leerlingen en onwelwillende ouders 2. Honderd jaar later eindigde het met een leerplichtwet waardoor eindelijk wordt voldaan aan de wellicht belangrijkste voorwaarde voor klassikaal onderwijs: een groep kinderen tegelijkertijd onderwijzen kan alleen als ze er allemaal steeds zijn. De Verlichting heeft bijgedragen aan een bezinning op het basisonderwijs als algemene volksvoorziening.  Locke: het belang van kennis en kennisverwerving voor de morele opvoeding  Rousseau: zelf ontwikkelend vermogen van kinderen (ze hadden een voorkeur voor thuisonderwijs) Dus: de samenleving zou er baat bij hebben als alle kinderen op school, naast de nodige kennis, deugdzaam leerden zijn en hun plichten leerden kennen en vervullen. 23 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Functie van onderwijs (week 4) De vraagstukken binnen de onderwijswetenschappen zijn grofweg in te delen in 3 niveaus  Macroniveau De relatie tussen onderwijs en de samenleving (maatschappelijke trends, onderwijsbeleid)  Mesoniveau De organisatie of de leeromgeving (professionalisering van leerkrachten, schoolleiderschap)  Microniveau Eigenschappen van de lerende en de leertaak (motivatie, welbevinden, onderwijsontwerp, tablets in de klas) Functies van onderwijs  Kwalificatie  Differentiatie (selectie/allocatie = niet alleen selecteert maar ook recht geeft op)  Socialisatie (pedagogische functie)  + recenter (Biesta): Subjectificatie persoonsvorming) Hedendaagse ideeën  OF: beide perspectieven (conservenatief vs progressief) Onderwijs zorgt eigenlijk ervoor dat er zowel ongelijkheid ontstaat als dat het wordt ‘opgelost’  Sociale reproductie: schools actually increase inequality in the process of teaching (conflict theorie)  Cultureel kapitaal (Bourdieu): Als je weet wat er cultureel gevraagd wordt, dan weet je wat er nodig is in de maatschappij om succesvol te zijn, doordat je vroeger naar museums bent geweest enzo, dan weet je wat er nodig is om succesvol te worden (Weber)  Sociaal kapitaal (Coleman): Het sociaal netwerk dat je achter je hebt: hoeveel steun krijg je? Werking van het onderwijs  Formeel curriculum (de vakken die worden aangeboden in de klassen, BV rekenen, taal ect)  Socialisatie  Alledaagse regels in het onderwijs  (verborgen) curriculum verandert doorheen de tijd en wordt beïnvloed door een macrosysteem (politiek, cultuur, economie ect) 24 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Functionele theorie en Durkheim versus conflict theorie en Marx en Weber Functionele theorie Conflict theorie Durkheim: onderwijs van belang voor maatschappelijke Marx: onderwijs houdt maatschappelijke en economische continuïteit (socialisatiefunctie) ongelijkheid in stand (reproductiefunctie) Weber: onderwijs houdt bestaande structuren van macht en status in stand (sociale dominantie) Overdragen van idealen in de maatschappij Maatschappij en onderwijs zorgt voor het creëren van (generatie op generatie) ongelijkheid Maatschappij > individu Individu > maatschappij Conservatief Progressief Maatschappij constant en stabiel houden Bepaalde klassen worden in stand gehouden. School is een onderdeel van de maatschappij -> een Klassenstrijd: de ‘have`s’ krijgen alles en de ‘have not`s’ niet functionerend geheel ֎ Onderwijs is van de hogere klassen en je bent alleen maar bezig met de gewoontes van de hogere klassen Alleen door collectieve normen en waarden blijft de te leren maatschappij in evenwicht Functie onderwijs: Rol van bureaucratie bij instant houden van bestaande ֎ Systematische socialisatie (gedrag) culturen (overdragen van idealen in de maatschappij van oude = want bij bureaucratie is het belangrijk dat je de cultuur naar jonge generatie voor het in stand houden normen kent en de vaardigheden hebt om daarin mee te gaan. en waarden) VB. cliënt loopt vast bij alle regelingen die hij moet doen voor het afsluiten van een zorgverzekering -> kent het bureaucratische systeem niet van ֎ Selectie en allocatie (kennis) welke rechten hij heeft ect (Een school geeft de leerlingen een plaats in het Bureaucratie legt nadruk op economische doelen systeem/de maatschappij) En innovatie Meritocratie Sociale reproductie van het onderwijs = wat we kunnen bereiken, bepaalt onze plek in de = intergenerationeel wordt je functie bepaald van waar je maatschappij vandaan komt. Als je van een lage sociale klasse komt zorgt Onderwijs draagt bij die meritocratie bij aan een het onderwijs dat je daar ook weer eindigt ‘kapitalistische’ samenleving, die gebaseerd is op een meritocratisch systeem Macht is legaal-rationeel – posities worden verworven op Gelijkheid op basis van verdiensten basis van prestaties/kwalificaties Deskundigheid en scholing belangrijk Moraliteit gevormd door ֎ Discipline/zelfbeheersing ֎ Toewijding aan een groep (gehecht zijn) ֎ Autonomie/onafhankelijkheid in handelen Doel onderwijs: individuele belevingen + collectieve Doel van onderwijs: onderwijssysteem zou moeten overtuigingen = sociaal wezen veranderen want het houdt bestaande structuren in stand (ze willen ongelijkheid verbreken). Weber ziet meer sociale/machtsstructuren en Marx eerder economisch Positief Kritischer. 25 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Modernisme Postmodernisme = Samenlevingen kunnen door wetenschap en = Kennis is een sociaal construct dat verband technologie voortdurend ontwikkelen houdt met machtsstructuren en dominantie Maatschappij > individu Individu > maatschappij Komt overeen met Durkheim/ functionele theorie Komt overeen met Marx en Weber/ conflict theorie Macro- theorie Critical Education Theory Voortgang Oog voor diversiteit. Verschillen mogen bestaan, er is niet 1 waarheid Postmoderne thema’s  Nadruk op lokale en individuele behoeften/ verklaringen  Dialoog= belang van ‘the voice of the other’  Scholen zijn plaatsen waar democratische veranderingen kunnen plaatsvinden (vb Dewey) met aandacht voor emancipatie en anti-totalitarisme. Verbinden theorie en praktijk Positief Kritischer 26 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Vrijheid van onderwijs (week 4) Korte samenvatting van het vraagstuk: Wie heeft de uiteindelijke zeggenschap over school  Ouders  Kerk  Staat (centraal en/of lokaal gezag) Duale onderwijsbestel  Bijzonder onderwijs met een eigen ‘richting’  Openbaar onderwijs: levensbeschouwelijk neutraal en voor iedereen toegankelijk  Beide vormen gefinancierd door de overheid (!)  UNIEK in de wereld Artikel 23  Grondwetsartikel de vrijheid van onderwijs wordt geregeld  Vooral gebaseerd op 3 principes ֎ Vrijheid van stichting (iedereen mag een school oprichten als het (1) behorend tot een bepaalde (levensbeschouwelijke) richting, die zichtbaar aanwezig is in het maatschappelijk leven en (2) kan rekenen op voldoende belangstelling van leerlingen ֎ Vrijheid van richting recht om in het onderwijs uitdrukking te geven aan eigen religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen) ֎ Vrijheid van inrichting (vrijheid om te kiezen voor een bepaalde onderwijskundig-pedagogische visie, eigen organisatie, en beheer en bestuur) ֎ wat hoort wat. En zo is het ze gelukt (financiële gelijkheid en algemeen kiesrecht) Sociale staatswetgeving in de 19e eeuw  1854: armenwet (overheid de taak om armlastigen te ondersteunen. Lag voorheen bij de kerk)  1863: Wet op het Middelbaar Onderwijs (Middelbaar Onderwijs was zeer beperkt, vooral standsgebonden. Hoe het middelbaar onderwijs moet worden vormgegeven)  1874: Kinderwetje van Van Houten  1889: Arbeidswet (waarin gevaarlijk en overmatigd werk van jeugdigen en vrouwen wordt beperkt)  1895 veiligheidswet (werktijden beperkt van 15 tot 12 uur per dag)  1901 leerplichtwet (geen schoolplicht) Hoe houdbaar is artikel 23 nog?  2019: 35% van de bevolking rekende zich tot een ‘christelijke zuil’. Maar meer dan de helft van de scholen nog in die zuil Recente ontwikkelingen 27 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen  Iedereen mag een school oprichten, wordt alleen gekeken: is er voldoende kwaliteit en animo? De Schoolstrijd Het ontstaan van artikel Fase 1 – streven naar vrijheid Fase 2 – streven naar Pacificatie – einde van de 23 – begin schoolstrijd financiering schoolstrijd 1798 – scheiding kerk en Protestanten en katholieken 1878 – strengere eisen aan Leerplichtwet: verplicht staat verenigen zich (!) met schoolgebouwen en hygiëne onderwijs als nieuw argument 1801/1806 argumenten Massaal protest door voor confessionelen  eerste ֎ Scheiding van kerke en staat bijzondere scholen – onderwijswetten maar ook vrijheid van volkspetitionnement – want  klassikaal onderwijs godsdienst dit leidde tot hogere kosten.  opvoeding tot ֎ Onderwijs moet zich Politisering van het debat, Compromis tussen invloed maatschappelijke en aansluiten bij de opvoeding met oprichting van van kerk en staat: christelijke deugden thuis verschillende politieke ֎ 1917: financiële  geen leerstelling Liberalisme geeft ruimte voor partijen gelijkstelling openbaar en onderwijs afzijdige overheid en particulier (ARP, SDAP, KVP, bijzonder lager onderwijs initiatief Vrijheidsbond/liberalen) in de grondwet (in artikel Aanzet tot verzuilde 23) samenleving (ca. 1880-1960) ֎ 1920: Lager Onderwijswet Stichten van bijzondere scholen wel toegestaan Liberale grondwet van maar sterk ontmoedigd Thorbecke in 1848 Hoe is dat de confessionele (Uitzondering: Joodse = Vrijheid van onderwijs als uiteindelijk gelukt? scholen, incl. vrijemarktmechanisme Socialisten wilden algemeen financiering) kiesrecht. Confessionele en Onvrede bij orthodoxe socialisten zijn samengegaan; protestanten en bij Onderwijswet van 1857 geeft voor wat hoort wat. En zo is katholieken groeit eerste ruimte voor stichten van het ze gelukt (financiële helft 19e eeuw bijzondere scholen (maar gelijkheid en algemeen zonder financiering) kiesrecht) Artikel 23 – argumenten Argumenten voor artikel 23 Argumenten tegen artikel 23 1. Vrijheid van godsdienst Kan soms ingaan tegen artikel 1 van de grondwet: De vrijheid van onderwijs is een verlengstuk van de discriminatie tegen leerlingen of docenten, doordat zij vrijheid van godsdienst bijvoorbeeld niet worden toegelaten omdat ze homo oid zijn 2. Rechten van minderheden Cliteur: richt zich veel te veel op de groep en te weinig op De gedachte is dat Nederland eeuwenlang een land van het individu minderheden was maar dat de meerderheid hier De kwaliteit kan niet echt voldoende worden bewaakt. Er zijn tegenwoordig via wetgeving een einde aan probeert te wel regels en doelen waar ze zich aan moeten houden, maar maken door de vrije invulling van het onderwijs is dit niet altijd even De discussie meerderheid versus minderheid is een frame: niet de goed seculiere meerderheid legt haar wil op aan de minderheid, maar de Schoolkeuzemotieven zijn veranderd dictatuur van de religieuze minderheden dwingt de meerderheid en andere minderheden in een strak keurslijf Vroeger belangrijk dat onderwijs overeen kwam met de opvoeding, tegenwoordig wat meer gefocust op de kwaliteit 4. Keuzevrijheid van ouders van het onderwijs of de bereikbaarheid van de school Recht dat ouders hebben, om in alle vrijheid een goede school voor hun kinderen uit te kiezen. Houdt deze rechtvaardiging geen rekening met de rechten van het kind. Ze hebben zelf het recht om keuzes te maken Sommige kinderen die niet goed functioneren op een openbare school doen dat wel op een bijzondere school 28 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Als je alleen openbaar onderwijs kan het eentonig worden (modernisme) -> geen nieuwe ideeën Artikel 23 (week 4) Artikel 23 van de Grondwet: vrijheid van het Nederlandse onderwijs. Er is vrijheid om scholen te stichten, mits er aan de door de overheid vastgestelde kwaliteitscriteria wordt voldaan. Belangrijke kenmerken van het Nederlands onderwijs:  Het verzuilde karakter (Paradox van de onderwijsverzuiling= na 1960 ontzuilde de samenleving in rap tempo, maar het onderwijs bleef even verzuild als voorheen.) Als gevolg van de multiculturalisering van de samenleving zijn er nieuwe typen bijzonder onderwijs bijgekomen.  Dat het doorgaans niet kerken zijn die het bijzonder onderwijs in Nederland organiseren, maar gewoon particulieren.  Openbaar onderwijs is in Nederland ‘neutraal’. Het onderwijs is niet met Godsdienst bezig.  Historisch gegroeide karakteristiek: gemeentebestuur ook het bestuur van de school vormt. (Dit was in het verleden een veelbesproken punt geweest, velen pleitten toen al voor het betrekken van ouders in het bestuur)  Dat er net zoveel bijzonder onderwijs als openbaar onderwijs is heeft nivellerend (gelijkmatigd) gewerkt voor wat betreft sociale integratie: rijk en arm zaten naast elkaar in dezelfde schoolbanken (wat uniek was voor die tijd in Europa) (Elitescholen verdwenen grotendeels op termijn. Godsdienstige overtuiging werd belangrijker dan stand. We zouden kunnen stellen dat de verzuiling tot op zekere hoogte sociaal nivellerend heeft gewerkt) Onderwijsvrijheid betekent dat naast het bestaan van onderwijs op levensbeschouwelijke grondslag ook nieuwe, serieuze pedagogische denkbeelden en ideeën in Nederland een kans krijgen en niet, zoals vaak in het buitenland het geval is, genegeerd worden. Artikel 23 en de schoolstrijd hebben alles met elkaar te maken 1814: de nationale zorg voor het onderwijs 1848: het primaat van het openbaar onderwijs 1917: de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs, inclusief de aangescherpte overheidszorg voor de deugdelijkheid van het onderwijs Sindsdien: een aanhoudende pacificatie (=vrede) 1920: financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs Twee vraagstukken 1. Betreft de vrijheid van opvoeding: heeft de ouder het recht om te beslissen over hetgeen zijn kinderen beïnvloedt? 2. Betreft de vraag of er zoiets bestaat als neutraliteit  De 2 vraagstukken komen bij elkaar als je ook de keuzevrijheid van het kind erbij betrekt. Je wil de beïnvloeding met betrekking tot levenskeuzes zo minimaal mogelijk houden Cliteur noemt 3 rechtvaardigheden voor het bijzonder religieus onderwijs 1. Wetenschap op basis van religie, bijvoorbeeld sterk tegen de evolutietheorie (wordt krachtig afgewezen) 2. Religie zorgt voor normen en waarden. Hij pleit voor het autonome moraal. Iets is goed omdat het goed is en is daarom voor iedereen ook voor een eventuele godheid de norm 3. Dat het bijzonder religieus onderwijs eigenlijk best wel goed functioneert 29 Gedownload door: brittvanvliet25 | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Wat is er mis met artikel 23? = De vrijheid van onderwijs is in handen van het schoolbestuur, terwijl het ooit begonnen is als de vrijheid van de onderwijzer Hoorcollege 1, 2 en 6 Hoorcollege 1 Waarom voeden we op? Baby’s zijn in alles afhankelijk van hun opvoeders. Adolescenten willen juist in alles onafhankelijk zijn van hun opvoeders Waartoe voeden we op? = Het kind ondersteunen om een moreel en betrouwbaar deelnemer te worden van de maatschappij via een geleidelijk proces van stapsgewijs de verantwoordelijkheid voor deze morele keuzes aan het kind te laten, tot het kind in staat is tot zelfverantwoordelijke zelfbepaling (= je bepaalt zelf je pad en de keuzes die je maakt en neemt zelf verantwoordelijkheid tot die keuzes)  Ouderlijke verantwoordelijkheid neemt af  Ontwikkeling naar zelfstandigheid en autonomie  Een leven onafhankelijk van ouders Theorieën over opvoeding Model van Bronfenbrenner (bio-ecologisch model)  Micro: directe omgeving  Meso: interacties tussen microsysteem en exosysteem ; tussen verschillende opvoedsituaties  Exo: ervaar je op indirecte wijze (BV. media, voorzieningen, werk van ouders, de schoolklas van zus)  Macro: normen & waarden, wetten, cultuur, religie  Chrono: tijd (de tijd die verder gaat en de veranderingen die die meebrengt) VB. veranderingen in gezinsstructuur, SES Gebruik van het model  Ontwikkelingspsychologie = legt de nadruk op de cognitieve

Tags

education pedagogy sociology
Use Quizgecko on...
Browser
Browser