Samenvatting ervaringsgericht onderwijs PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Deze samenvatting geeft een overzicht van ervaringsgericht onderwijs, inclusief de principes, pijlers en methoden. Het document besteedt aandacht aan de basisprincipes, zoals interactie met de leeromgeving, het perspectief van het kind innemen en het afstemmen op leerdoelen. Er wordt ook gekeken naar de context van de klas en hoe de leerkracht de klas kan optimaliseren voor effectief leren.
Full Transcript
ERVARINGSGERICHT ONDERWIJS A Handboek: ervaringsgericht werken 1 VAN TEMPELSCHEMA TOT AANPAK -PROCES-EFFECT MODEL 1.1 DE KERN VAN ERVARINGSGERICHT WERKEN Ervaringsgericht werken Leerstof linken aan ervaringen die ze al hebben opgedaan Meer dan kinderen zelf te laten ontdekken...
ERVARINGSGERICHT ONDERWIJS A Handboek: ervaringsgericht werken 1 VAN TEMPELSCHEMA TOT AANPAK -PROCES-EFFECT MODEL 1.1 DE KERN VAN ERVARINGSGERICHT WERKEN Ervaringsgericht werken Leerstof linken aan ervaringen die ze al hebben opgedaan Meer dan kinderen zelf te laten ontdekken Afstemming op de kleuters Voortdurend jouw handelen als leerkracht afstemmen ▪ Op de leeromgeving ▪ Op wat kinderen nodig hebben om verder te ontwikkelen Perspectief van het kind innemen: hierdoor komen we te weten op welke manier we kunnen bijdragen tot hun ontwikkeling Proberen in de huid van kinderen te kruipen om gewaar te worden hoe hun leven eruitziet en daarop je aanbod afstemmen 1.2 VAN KRITISCHE BESCHOUWINGEN TOT TEMPELSCHEMA Onderzoek ervaringsgericht onderwijs in traditionele scholen Moraliserende sfeer: ‘zachte dwang’ om zich voorbeeldig te gedragen, je moest alles doen om aan de verwachtingen te voldoen Onechte sfeer: alleen positieve gevoelens mochten geuit worden, dit is niet realistisch! Het leren: kleuteronderwijzer stuurt te veel, te weinig kleuterinitiatief, geen rekening houden met wat de kleuters zelf meemaken Weinig uitdagend klasmilieu: geen gebruik van echte materialen, weinig keuze van materialen of speelgoed Schraal klasmilieu: weinig te beleven, weinig te doen Vb rijk klasmilieu: niet ervan uitgaan dat alle kleuters in de ochtend een boterham met choco eten, maar ook met ander beleg, cornflakes… Ontstaan ervaringsgericht onderwijs – principes (pijlers) Echtheid Vrijheid Rijk milieu -> ervaringsgerichte dialoog: in -> vrij kleuterinitiatief -> voorwaarde om tot vrij interactie gaan met kleuters kleuterinitiatief te kunnen komen -> Omgangsvormen waarin men -> geef kinderen ruimte: -> rijk aanbod van materialen zich als kleuteronderwijzer beter gedreven door exploratiedrang en activiteiten weet af te stemmen op wat de + zin voor initiatief kinderen echt voelen en beleven -> empathie -> tot actie laten overgaan -> kwaliteit van de activiteiten: vb: voldoende tijd voor een activiteit voorzien bevorderd de kwaliteit -> wat kinderen voelen is oke -> laat kleuters zelf bepaalde dingen ontdekken en geef ze keuze in wat ze willen ontdekken Vb: wachten met een activiteit te starten wanneer kleuters ruzie zijn aan het maken – we maken tijd om een woordje uitleg te geven dat ruzie maken niet de oplossing is, eventueel volgt er een kringgesprek Toepassing in de klas: kleurtje kiezen – vrijheid papiertje naar voren brengen – tot actie overgaan tempelschema Ervaringsgerichte basishouding: manier waarop je als leerkracht voor de klas moet staan, moeite doen om door de ogen van kinderen te kijken. Aanpak: 3 pijlers (echtheid, vrijheid, rijk milieu) Proces: meer vrijheid, meer ruimte voor echte emoties, meer eigen ideeën volgen dan oppervlakkig leren (creatieve processen) Effect: emancipatie (effect), voeling hebben met jezelf, met je eigen gevoelens om gaan en jezelf empathisch opstellen tegenover anderen 1.3 FOCUS OP HET PROCES: WANNEER ZIJN WE GOED BEZIG proces Betrokkenheid & welbevinden proces Indicatoren voor kwaliteit: als je als leerkracht de klas uitstapt en de kinderen doen gewoon verder, als je ziet dat ze moeite doen als kinderen zich thuis voelen in de klas en in de school, zichzelf kunnen zijn en kunnen genieten welbevinden: wat zich uit in spontaniteit, vitaliteit en innerlijke rust in plaats van spanning en rusteloosheid zich thuis voelen zichzelf kunnen zijn zich emotioneel ‘veilig’ voelen kunnen genieten betrokkenheid: de persoon zit aan de grens van het eigen kunnen (zone van naaste ontwikkeling) de intensiteit van de activiteit concentratie ‘opgeslorpt’ zijn Voluit gaan Tijd vergeten bezig zijn Plezier beleven aan exploreren 1.4 VANUIT HET PROCES TERUG NAAR DE AANPAK 10 actiepunten De ruimte in hoeken (her)schikken De opvulling van de hoeken aanpakken Nieuwe materialen en activiteiten inbrengen Kleuterinteresses ontdekken en daarop het aanbod laten aansluiten Tijdens activiteiten betrokkenheidsverhogende impulsen geven Het kleuterinitiatief uitbreiden en ondersteunen met soepele organisatie De relatie met elke kleuter en tussen kleuters verkennen en verbeteren In activiteiten de wereld van gevoelens, relaties en waarden verkennen Kinderen met sociaal-emotionele problemen begeleiden Ontwikkelingsbedreigde kinderen begeleiden A-P-E Aanpak: - Aanbod hoeken - Aanbod activiteiten - Ruimte en inrichting - Tussenkomsten kleuteronderwijzer Proces: - Welbevinden en betrokkenheid Effect: - Ontwikkelingsdoelen - Groei in alle verschillende domeinen 1.5 ONDERWIJS MOET IETS TEWEEG BRENGEN De output: Ontwikkeling in de breedte en in de diepte Een gave emotionele ontwikkeling Verbondenheid 1.6 APE EN HET METEN VAN KWALITEIT Aanpak -> proces -> effect Rijke leeromgeving Welbevinden en Emancipatie ruimte voor initiatief betrokkenheid -> Gave emotionele positief fundamenteel leren ontwikkeling groepsklimaat Competentie ervaringsgerichte Exploratiedrang leerkrachtstijl verbondenheid Fundamenteel leren: deep level learning verdiepen – meer leren over bepaalde dingen in de breedte leren – nieuwe dingen leren hoe competent gedraagt iemand zich (als resultaat van dat leren) in nieuwe situaties ervaringsgericht onderwijs beperkt zich niet enkel tot het sociaal-emotionele creatieve processen – ook leren onderscheid tussen oppervlakkig en fundamenteel leren 2 OBSERVEREN Leerdoelen Je observeert welbevinden en betrokkenheid bij kleuters Je begrijpt en herkent de 3 dimensies (gevoeligheid voor beleving, autonomie verlenen, stimulerende tussenkomsten) van de ervaringsgerichte basishouding Je merkt op hoe je een warm contact opbouwt met kleuters 2.1 INTENTIONEEL HANDELEN ALS KLEUTERONDERWIJZER Onderzoekende houding van de kleuteronderwijzer! -> Kleuters echt zien is nodig om gericht te kunnen begeleiden -> Als kleuteronderwijzer stel je vragen als ‘Werkt het plan?’ –-> proces de hele tijd bijsturen! 2.2 WAARNEMEN VERSUS OBSERVEREN Methode Doel richtlijnen Opvolging gedurende langere tijd Kan gebruikt worden om een rijk Kleuterdagboek of anekdotische van kleuters, aan de hand van en volledig beeld te schetsen van observaties gedetaillerde, verhalende en de ontwikkeling, het gedrag en de uitgeschreven observaties interacties van een kind Kan gebruikt worden om Post-it observaties Korte, spontane en zakelijke opvallende, grappige of mooie notities van uitspraken en uitspraken of observaties ontwikkelingsmijlpalen vast te leggen Neem geen duizend foto’s en Foto of video Onmiddellijke en viduele vraag ook niet om te poseren of documentatie van een moment een situatie te ensceneren. Blijf gericht en probeer te vatten wat er echt gebeurt op een gegeven moment Kan gebruikt worden om een Leerverhalen Observaties en interpretaties van holistisch beeld van kinderen te korte momenten in de klas, krijgen, positieve informatie met verhalend neergeschreven ouders te delen, samen met kleuters en collega’s te reflecteren over interpretaties van eenzelfde situatie Kan gebruikt worden om een Tijdsteekproef Korte observaties gedurende een holistisch overzicht op de bepaalde periode: bijvoorbeeld ervaringen van een kind te krijgen, elke 2 of 10 minuten de sociale interacties of bijvoorbeeld de veriatie in spelgedrag Kan gebruikt worden om een Checklist Een lijst met voorgeselecteerde overzicht te krijgen of behouden doelen zoals vaardigheden, op de aanwezige competenties in mijlpalen in de ontwikkeling of functie van de vooropgestelde leerdoelen die je kunt afvinken (of leerdoelen, zonder te veel details inkleuren) als dit werd geobserveerd Kan gebruikt worden om na te Sociogram Een tekening van de interacties gaan welke kinderen al dan niet en relaties die kinderen onderling vrienden maken, tot welke maken vriendengroep ze behoren en of er speciale relaties plaatsvinden Observatiemethodes: kunnen toepassen Observeren is meer dan toevallige prikkels die je opvangt Alle aspecten van gedrag Niet op voorhand vastgelegd Resistreren van opvallend gedrag -> gerichte vragen zijn soms makkelijker dan open vragen -> vaak gaat een open observatie vooraf aan een gesloten observatie, maar dit is niet altijd het geval! Welk gedrag wil ik observeren? Doel: bepalend Welbevinden Betrokkenheid Ervaringsgerichte basishouding kleuteronderwijzer Warm contact Competenties … Welke observatiemethode? Cursus p11-12 Welke methode spreekt je aan? Checklist Waarom (voor- en nadelen) Dit is vidueel duidelijk Vb: ‘kijk ik’ -> kindvolgsysteem Wanneer observeren? Tijdstip (in de ochtend? Na de middag?...) Duur 1x is niet voldoende Valkuilen bij observeren – cursus p13-14 Figuur-achtergrond: waar kijk je naar als je kleuter observeert? Kijk je naar positief of negatief gedrag? Constrastwerking: waarmee vergelijk je wanneer je observeert wat een sterke kleuter is, wie het slimst is…? Herhaling van gedrag: hoe vaker een bepaald gedrag wordt gesteld, des te beter is het verworven. Wat is het effect van drillen van bepaald gedrag? Grote, plotse veranderingen zien (horen, ruiken…) we gemakkelijker dan kleine, geleidelijke veranderingen Door camouflage ontgaan ons bepaalde kenmerken: sommige dieren zijn meester in camouflage, maar ook kleuters kunnen zich haast onzichtbaar maken en zich onttrekken aan het oog van de kleuteronderwijzer Weten dat je geobserveerd wordt: wanneer kleutersr geobserveerd, gefotografeerd of gefilmd worden, gaan ze plots andere gedragingen vertonen Participerend observeren - niet handig bij het observeren van complexe dingen Voordelen: Je staat dicht bij je onderzoeksobject, omdat je zelf deel uitmaakt van de groep of situatie die je observeert, Een meer open kijk op de situatie Nadelen: Waarnemingen kunnen subjectief worden opgevat Obesrveren en registreren Interpreteren Zo objectief mogelijk Het geobserveerde betekenis Modelen van de feiten die ‘iedereen’ zou zien geven -> vaak ontoereikend om vraag observatievraag Verbanden? te beantwoorden… Doel: begrijpen Meerdere interpretaties mogelijk Ik zie Ik denk erbij Ik hoor Ik voel erbij Observatie: bij iedereen hetzelfde Interpretatie: niet bij iedereen hetzelfde Observatie -> interpretatie -> zet aan tot handelen Gedrag van kleuters veranderen/versterken Eigen gedag veranderen/versterken 3 WELBEVINDEN -> voorwaarde voor betrokkenheid Leerdoelen: Je legt uit hoe het centraal stellen van welbevinden en betrokkenheid tot kwaliteitsvol kleuteronderwijs kan leiden Je observeert welbevinden en betrokkenheid bij kleuters Je begrijpt en herkent de drie dimensies (gevoeligheid voor beleving, autonomie verlenen, stimulerende tussenkomsten) van de ervaringsgerichte basishouding Je merkt op hoe je een warm contact opbouwt met kleuters 3.1 WELBEVINDEN IS PROCESGERICHT KIJKEN NAAR ONDERWIJSKWALITEIT Beschrijving welbevinden: Als een vis in het water toestand waarin kinderen zich op en top voelen zich goed in hun vel voelen het gaat hen voor de wind oefening: beeld je in dat je je op en top voelt, hoe kunnen mensen dit aan mij zien? Je tonen Vrolijk -> lachen, veel praten Energiek Enthousiast Omgekeerde oefening: Afwezig Afgeleid Je kleiner maken Sneller gefrustreerd raken Stil Boos Signalen hoog welbevinden: Genieten Spontaan en zichzelf kunnen zijn Open en ontvankelijk zijn (enthousiast) Ontspanning en innerlijke rust Vitaliteit (energiek) 3.2 WELBEVINDEN IS EEN GEVOLG VAN HET BEVREDIGEN VAN BASISBEHOEFTEN Welbevinden ontstaat: wanneer je erin slaagt je basisbehoeften te bevredigen: Lichamelijke behoeften (vb voedsel) Behoefte aan affectie, warmte en tederheid (vb knuffelen) Behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit (vb handje vasthouden in een overweldigende situatie, daglijn ophangen in de klas) Behoefte aan erkenning en bevestiging (vb “je bent goed bezig” Behoefte zichzelf als competent te ervaren (gevoel dat ontstaat wanneer er bevestiging is) Behoefte aan zingeving en aan morele waarde (iets “nuttig” doen, iets doen waar je iets mee bereikt) wanneer je beschikt over een gezonde emotionele basis, goed in je vel zit, een positief zelfbeeld hebt -> volwassenen kunnen dit tot op zekere hoogte onderdrukken, maar kleuters hebben hier extra veel nood aan Oefening casus (handboek p39-40): -> Karima heeft een eerder hoog welbevinden: ze is energiek, ze praat veel welbevinden (WB): een procesvariabele welbevinden is context gebonden welbevinden is geen structureel kenmerk van een persoon welbevinden is onder andere afhankelijk van wat je meemaakt op een bepaald moment welbevinden wordt ook mee bepaald door je zelfbeeld en de gezonde emotionele basis waarover je beschikt 3.3 WELBEVINDEN KAN JE METEN Scannen: vijfpuntenschaal Leuvense Welbevinden Schaal kort naar verschillende kinderen kijken meer voor jezelf iets leren dan over je kleuters verschil wanneer je een laag welbevinden vaststelt bij 1 persoon tegenover meerdere personen Screenen: vijfpuntenschaal uit Procesgericht Kindvolgsysteem (PKVS) – op meerdere momenten naar 1 kind kijken Instrument voor de systematische opvolging van de ontwikkeling van kinderen -> meestal wordt eerst een brede meeting (scannen) gebruikt, en daarna pas een specifiekere meting (screenen) Welbevinden: een continuüm Niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 5 vijfpuntenschaal niveau 1 : kijkt bedrukt, huilt, gilt… reageert niet op omgeving, vermijd contact, trekt zich terug… is gespannen, onrustig… toont zich onzeker, onrustig… is boos, daagt anderen uit… vijfpuntenschaal niveau 3 – neutraal (hier niet tevreden mee zijn!): lijkt onverschillig, onbewogen mimiek en houding zijn neutraal heeft geen plezier, maar ook geen onbehagen heeft oppervlakkige contacten met anderen vijfpuntenschaal niveau 5: is blij en opgewekt, glundert… is spontaan, is zichzelf toont zelfvertrouwen is ontspannen straat energie en levenslust uit staat open voor de omgeving, gaat vlot in interactie met anderen (niet realistisch bij een 2,5 jarige)… -> scores 2 en 4 zitten ertussenin oefening welbevinden scoren: 1) casus Elien: score 2 2) fotocasus: score 3 en score 4 3) videocasus: eerst score 5, dan 4 3.4 WAAR WELBEVINDEN GOED VOOR IS Waar welbevinden goed voor is: positief effect op je zelfbeeld gave emotionele ontwikkeling (goede, gezonde emotionele ontwikkeling) voorwaarde voor betrokkenheid welbevinden stimuleren: niet hetzelfde als kinderen verwennen! Zodanig ondersteunen dat ze er zelf in kunnen slagen hun basisbehoeften te bevredigen Gevolg: positieve spiraal Mogelijke gevolgen van laag welbevinden: -> Gevaar voor emotionele problemen: Overdreven hangerig Angstig gedrag Agressief gedrag Teruggetrokken Verlies contact met zichzelf Wat te doen bij laag welbevinden? -> ervaringsgerichte leerkrachtstijl (les 5, ht6) 3.5 WELBEVINDEN IN JE STAGEKLAS? Wat observeren in je stageklas? – stageopdracht: observatie kleuter -> je observeert de hele week 1 kleuter tijdens een begeleide activiteit gedurende 5 minuten per dag en beantwoordt de volgende vragen: Waaraan zie je dat het kind zich tijden deze activiteit goed of niet goed voelt (signalen welbevinden) ▪ Blijft dit gedurende de hele activiteit zo? ▪ Wat is daar volgens jou de oorzaak van? ▪ Wat is de rol van de kleuteronderwijzer hierbij? 4 BETROKKENHEID Leerdoelen: Je legt uit hoe het centraal stellen van welbevinden en betrokkenheid tot kwaliteitsvol kleuteronderwijs kan leiden (OLR 1.1). Je observeert welbevinden en betrokkenheid bij kleuters (OLR 1.1). Je begrijpt en herkent de drie dimensies (gevoeligheid voor beleving, autonomie verlenen, stimulerende tussenkomsten) van de ervaringsgerichte basishouding (OLR 1.1). 4.1 BETROKKENHEID: PROCESGERICHT KIJKEN NAAR ONDERWIJSKWALITEIT Beschrijving betrokkenheid: Helemaal in de ban zijn Toestand waarin kinderen echt focussen De volle aandacht aan iets geven Tot het uiterste geboeid zijn 4.2 SIGNALEN BETROKKENHEID Signalen: Concentratie Motivatie en doorzetting Intense mentale activiteit Alertheid en aandacht voor details Bevrediging exploratiedrang Aan de grens van de mogelijkheden (zone van naaste ontwikkeling) Intrinsieke betrokkenheid: Met exploratiedrang als motor Nodig voor fundamenteel leren Brengt een kleuter in the state of flow Optimale verhouding tussen de moeilijkheidsgraad van de taak en de competenties van de kleuter Betrokkenheid ontstaat: Omdat de activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het behoefte- of interessepatroon van het kind Omdat het kind zich aan de grens van zijn mogelijkheden beweegt -> oefeningen casus 4.3 BETROKKENHEID KAN JE METEN Betrokkenheid (BH) is een procesvariabele: Betrokkenheid is context gebonden Betrokkenheid is geen toestand die een persoon kan oproepen Betrokkenheid komt slechts voor onder bepaalde voorwaarden Scannen: vijfpuntenschaal Leuvense Betrokkenheidsschaal Instrument om tijdens een momentopname, de betrokkenheid bij kleuters op een systematische en betrouwbare manie te observeren en registeren Twee grote delen: Lijsts met betrokkenheidssignalen Vijf schaalwaarden voor betrokkenheidsscore (BTH) Screenen: vijfpuntenschaal uit procesgericht kindvolgsysteem (PKVS) Instrument voor de systematische opvolging van de ontwikkeling van kinderen betrokkenheid: een continuüm Niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 niveau 5 Niveau 1: geen activiteit Non-actief, volledig afgehaakt Staren, afwezige blik Geen mentale activiteit Geen signalen van exploratie, interesse Indien actief: doelloze stereotiepe handelingen (vb uit verveling) Niveau 2: vaak onderbroken activiteit Momenten van activiteit Talrijke en lange onderbrekingen (ongericht, dromen, prullen) Snel afgeleid Beperkt resultaat Activiteit wordt niet als zinvol beleefd Niveau 3: min of meer aangehouden activiteit Nagenoeg constante activiteit Zekere vooruitgang Echte betrokkenheidssignalen ontbreken Weinig inzet, niet gemotiveerd Capaciteiten worden in beperkte mate aangesproken, geen uitdaging Neutrale beleving Niveau 4: activiteit met intense momenten Ononderbroken activiteit Betrokkenheidssignalen voor minstens de helft van de observatietijd Gemotiveerd, zin in de activiteit Capaciteiten worden aangesproken Activiteit met betekenis en voldoening Niveau 5: aangehouden intense activiteit Grootst mogelijke concentratie, onafleidbaar Opgeslorpt bezig, gefascineerd Spreekt capaciteiten ten volle aan Mentale inspanning, op de grens van zijn mogelijkheden Doet diepgaande nieuwe ervaringen op Geniet -> oefening videocasus Beslissing schema scanning: 4.4 WAAR BETROKKENHEID GOED VOOR IS Consequenties van hoge betrokkenheid: Empowerend Gevoel van competentie Hoog zelfwaardegevoel Identiteitsontwikkeling Mogelijke gevolgen van lage betrokkenheid: gevaar voor: Weinig exploreren Daling zelfvertrouwen/zelfbeeld Geen of weinig ontwikkeling Geen deep level learning Wat te doen bij lage betrokkenheid – ervaringsgerichte leerkrachtstijl (zie les 5, ht 5) Waar betrokkenheid goed voor is: Fundamentele ontwikkeling! oppervlakkig leren Goed onderwijs > entertainment! 4.5 WELBEVINDEN EN BETROKKENHEID Welbevinden is een voorwaarde voor betrokkenheid! Populairste concepten van het ervaringsgericht onderwijs: Hier hebben ze hun bekendheid aan te danken Deze worden veelvuldig gebruikt in de onderwijspraktijk Na het inschatten van het welbevinden en de betrokkenheid start het analyseproces dat onze aandacht op onze aanpak richt 4.6 BETROKKENHEID IN JE STAGEKLAS Stageopdracht: observatie kleuter - Je observeert één kleuter tijdens een begeleide activiteit gedurende 5 minuten en beantwoordt de volgende vragen: Waaraan zie je dat het kind (niet) betrokken is tijdens de activiteit (signalen betrokkenheid)? Blijft dit gedurende de hele activiteit zo? Wat is daar volgens jou de oorzaak van? Wat is de rol van de KO hierbij? 5 ERVARINGSGERICHTE LEERKRACHTSTIJL 5.1 ERVARINGSGERICHTE BASISHOUDING Goede leerkracht? - klassikaal Praten met leerlingen/ouders Rekening houden met thuissituatie Inleving Gevoel aftasten Slechte leerkracht? – klassikaal Geen kennis Vooroordelen Geen begrip ‘laat me met rust’ Aanvaarding: Marion (4 jaar) is al weken aan het uitkijken naar de voetbalmatch van de Rode Duivels die zij met haar papa zou bekijken. Een paar dagen ervoor breekt papa zijn voet en mag er niet op steunen. Naar het voetbalstadion rijden gaat niet meer. Meester Andy zegt: “Dat is toch niet zo erg, de Rode Duivels spelen nog op een ander moment.” -> gevoel van het kind wordt geminimaliseerd, geen aanvaarding van de emotie van het kind Soorten aanvaarding: Onvoorwaardelijke aanvaarding met respect voor gevoelens van het kind Vrijheid bieden Vertrouwen in de mogelijkheden van het kind Niet moraliseren (we zijn allemaal vriendjes >> dit is niet realistisch!) -> gevoelens en ervaringen toelaten en uiten (welbevinden) Aanvaarding: Bij het voorlezen van een verhaaltje vermindert de aandacht van de kleuters aan het einde. De kindjes zitten er verveeld bij, luisteren niet aandachtig meer. Om dit op te vangen, last de juf een tussendoortje in: ze zingt een vrolijk liedje met bewegingen erbij en de kleuters doen mee. -> de leerkracht heeft opgemerkt dat er een gevoel van verveling is, maar benoemd/erkend dit niet. Om echt van aanvaarding te kunnen spreken, moet de leerkracht het gevoel bij de kleuters een plaats kunnen geven, het gevoel toelaten Echtheid: Toon wie je bent (geen masker/rol) Congruentie gevoelens (op elkaar afgestemde gevoelens, je niet anders voordoen) – voorkomen -> transparantie Word bewust van je gevoelens en maak ze kenbaar (draagkracht kleuters!) Authentieke ik-boodschappen -> duidelijkheid = veiligheid De kinderen maken een echte rommelboel, voornamelijk Ramina is een echte sloddervos. empathie In de huid van een ander kruipen door middel van verbeeldingskracht (intuïtieve intelligentie) Niet louter op zoek gaan naar verbanden en mogelijke oorzaken Afstemmen op belevingswereld van de kleuter! -> beter inzicht in eigen gevoelens en ervaringen -> kinderen kijken vaak anders naar dingen als volwassen (vb herfst als iets leuk en positief) Een vriendin heeft zonet haar punten van periode 2 gekregen. Deze waren niet zo best. Zij voelt zich rot. -> ik begrijp dat je je rot voelt… 3 rolnemingen van empathie Affectieve rolneming – verplaatsen in gevoelens van de kleuter Cognitieve rolneming – inleven in perceptie, denkproces, redenering van de kleuter Conatieve rolneming – inleven in motivatie, interesses, wensen van de kleuter Basishouding leerkracht Basishouding leerkracht Effect op kleuters Aanvaarding Accepteren van beleving van de kleuter Uiten en toelaten van ervaringen/gevoelens Echtheid Bewustwording van gevoelens tegenover Vertrouwen in de leerkracht: gevoel van de ander, je bent transparant zekerheid, rust Empathie Ervaring van anderen in jezelf opnemen en Beter inzicht in eigen gevoelens en begrijpen ervaringen Aanvaarding, echtheid, empathie? kleuteronderwijzer: Wat doet papa als hij een kip klaarmaakt om te eten? Kleuter: Dat weet ik niet. Mijn papa is niet meer bij mij thuis. Mijn mama moet alles doen. Ik vind het erg dat papa … kleuteronderwijzer: Ja Dorien, ik weet dat papa niet meer bij jullie is, maar dat moet je niet altijd herhalen. Ik had je een vraag gesteld over een kip. Wat doet mama als ze een kip klaarmaakt om te eten? 5.2 ERVARINGSGERICHTE LEERKRACHTSTIJL 3 dimensies van de ervaringsgerichte leerkrachtstijl ervaringsgerichte leerkrachtstijl: Dimensie 1: stimulerend tussenkomen Dimensie 2: gevoeligheid voor beleving Dimensie 3: autonomie verlenen 5.2.1 DIMENSIE 1: STIMULEREND TUSSENKOMEN Stimulerend tussenkomen Kern Tussenkomst leerkracht motiveert en stimuleert kleuters tot intense (mentale) activiteit Betrokkenheid stijgt Rolneming leerkracht? Cognitief – denken stimuleren Conatief – inspelen op interesse en motivatie =/ afwachtende leerkracht Inhoud – zie ook kleuterdidactiek 1 Activiteiten introduceren (sfeerschepping) Informatie bieden Uitdagen tot actie, denken en communicatie (impulsen) Effect op het kind Ik geniet van het actief zijn en exploreren -> stimulerend tussenkomen leidt tot synergie (in groep elkaar versterken) Activiteiten introduceren/suggesties voor activiteiten Motiverend perspectief scheppen Interesse, exploratiedrang en mentale activiteit dat kinderen aanspreken De leerkracht zet een kleuter bij een tafeltje en wijst enthousiast de doos met bloemen aan. Kleuteronderwijzer: Kijk eens! Ga jij nu hier maar mee spelen. De kleuteronderwijzer gaat vervolgens onmiddellijk naar een ander kind. De kleuter staat op en vlindert verder rond. Boeiende informatie bieden Kleuters meer informatie geven dan dat ze vragen Inspelen op motivatie, interesse Enkele kleuters zijn aan het verven, maar buiten de lijntjes. Kleuter: Wij zijn goed aan het verven, hé juf. kleuteronderwijzer: Ja, jullie zijn erg goed aan het verven. En kijk: als je zorgt dat je borstel een punt heeft, dan kan je zo heel goed tussen de lijntjes verven. De juf doet het voor. kleuteronderwijzer: Zien jullie dat? Kleuter: Ja. kleuteronderwijzer: Proberen jullie dat ook eens. -> goed voorbeeld van informatie bieden Uitdagen tot actie, denken en communiceren -> impulsen kleuterdidactiek Klara zit te kijken naar de bol klei op haar tafeltje. Wat ga je doen om haar aan te zetten tot actie? kleuteronderwijzer: Welke vorm heeft het eitje? Een kleuter bootst de vorm na met de handen. kleuteronderwijzer: Heel goed. Kijk eens allemaal naar Joanna. Probeer ook eens om de vorm van het eitje met de handen na te maken. 5.2.2 DIMENSIE 2: GEVOELIGHEID VOOR BELEVING Gevoeligheid voor beleving Kern Kunnen verplaatsen in gevoelens van de kleuter, erkenning van basisbehoeften Welbevinden stijgt Rolneming leerkracht affectief Inhoud De nood aan ▪ Respect (kleuters als volwaardig beschouwen, respecteer eigen mening, wederkerigheid) ▪ Aandacht, affectie en erbij horen (tijd vrijmaken voor de individuele kleuter, genegenheid, knuffelen) ▪ Duidelijkheid en zekerheid (houvast bieden! Wat kan er? Wat niet? Ordelijke en voorspelbare omgeving ▪ Bevestiging (kleuters bevestigen in hun kunnen) ▪ Begrip (laat zien dat je de kleuters begrijpt) Effect op het kind Ik voel me veilig, niet alleen, gesterkt, begrepen Casus – zie PowerPoint les 5, dia 30 5.2.3 DIMENSIE 3 : AUTONOMIE VERLENEN Autonomie (zelfstandigheid) verlenen: Kern respecteren en ondersteunen van drang naar autonomie betrokkenheid stijgt Rolneming leerkracht conatief Inhoud openstaan (autonomie) keuzes activiteiten autonomie verlenen in het proces autonomie verlenen bij de afwerking van het product (eindresultaat activiteit) kinderen betrekken bij het omgaan met conflicten kinderen betrekken bij bepalen en naleven van grenzen Effect op het kind Ik krijg krediet, gevoel dat er vertrouwen in mij is Openstaan voor keuzes activiteiten Kleuter: Juf, mag ik een kroon maken? -> wat heb je hiervoor nodig, waarom wil je dit maken - samen verkennen (niet op alle momenten toestaan, op sommige momenten kan dit wel) Autonomie verlenen in het proces Er staat muziek op bij het ochtendritueel. Alle kleuters zitten in de kring, plots begint een kleuter te dansen. -> aanmoedigen, maak er een dansmoment met de hele klas van Autonomie verlenen bij de afwerking van het product Kleuter: Kijk juf, ik heb de hond blauw gekleurd. -> wat leuk! Waarom heb je de kleur blauw gekozen Kleuter: ik ben klaar. -> hangt van de situatie af, ev verder motiveren Een kleuter knipt vierkante paaseieren uit in plaats van ovale. -> hangt van de situatie af, ev verder motiveren Kinderen betrekken bij het bepalen/naleven van grenzen Democratie In herinnering brengen van regels Niet te strikt naleven van regels Kleuteronderwijzer leest een verhaal voor en ziet dat twee kinderen druk aan het praten zijn. Kinderen betrekken bij het omgaan met conflicten Conflicten niet goedkeuren Helpen oplossen Preventieve maatregelen Een kind huilt omdat een ander kind zijn tekening heeft gekreukt. 6 EEN POSITIEF KLASKLIMAAT Tip: welbevinden een score geven tijdens het observeren 6.1 EEN POSITIEVE KLASSFEER EN WARME RELATIES 6.1.1 EEN POSITIEVE KLASSFEER ‘Het begint met graag zien’ Professionele liefde Het zijn “mijn” kindjes -> met liefde benaderen Gevolgen Welbevinden Zin om naar school te gaan Kleuters zijn geen puppy’s positief pedagogisch begeleiden Meer dan alleen externe motivatie nodig, niet enkel conditioneren Kleuters helpen in ontwikkeling Een positief klasklimaat, een positieve klassfeer Wat? Persoonlijke aandacht Hoe bekomen? Link met thuisfront Goeiemorgen zeggen in thuisstaal Zich kunnen herkennen in bepaalde elementen Fotoboekjes, fotomuur 6.1.2 EEN WARME BAND TUSSEN EN MET KLEUTERS Positief klasklimaat -> hoog collectief welbevinden Gebaseerd op Respectvolle onderlinge relaties Warme en opbouwende relaties Tussen de kinderen en tussen de kleuteronderwijzer en de kinderen Warme band tussen de kleuters Eerste vriendschappen Niet altijd wederkerig Niet iedereen moet vrienden zijn Oog hebben voor uitsluiting -> “wij zijn allemaal vriendjes” is niet realistisch! Warme band tussen de kleuteronderwijzer en de kleuter Gevolgen positieve/negatieve relatie Investeer Reflecteer Hoe kan ik een positieve relatie hebben met alle kleuters? -> de relatie tussen de kleuteronderwijzer en de kleuter is echt belangrijk! 6.1.3 MOGELIJKE OORZAKEN NEGATIEVE KLASSFEER EN ONGEWENST GEDRAG -> ijsberg (er zit vaak meer achter het gedrag dat gesteld wordt dan men op het eerste zicht kan zien) Wat zijn de achterliggende drijfveren van kleutergedrag? Mogelijke oorzaken: Uiting van onvervulde (basis)behoeftes Niet gegeten Niet geslapen Opeenstapeling van spanning (negatieve, maar ook positieve spanning!) Echtscheiding ouders Komt de Sint vannacht? Gebrek aan informatie Wat moeten we nu doen? Eigen aan de ontwikkelingsfase Jonge kinderen kunnen nog niet delen Onvoldoende taalontwikkeling 6.1.3.1 GEDRAG IN ONTWIKKELING ‘het kinderbrein zoekt connectie met het stabiele wifi-signaal van de kleuteronderwijzer’ -> Ik ben me ervan bewust dat kleuters Een korte aandachtspanne hebben Concrete en visuele informatie nodig hebben Veel bewegen Liegen Hun taalontwikkeling nog niet volledig ontwikkeld is Nog geen hoge impulscontrole hebben … Rol van de kleuteronderwijzer: Rust en vertrouwen uitstralen Feedback geven op gedrag van kinderen: realistisch en positief Geduldig zijn in het omgaan met regels en afspraken Visueel maken Regels herhalen Rolmodel zijn in functie van taalontwikkeling Korte zinnen aanbieden zoals ‘mag ik meespelen?” Proactief inzetten op vermijden van problemen Luisteren naar de kleuters en hierop inspelen 6.1.3.2 VERSCHILLEN IN THUISSITUATIE, TEMPERAMENT EN CULTUUR Verschillen in Andere waarden en normen in een gezin Andere normen =/ betere of slechtere normen! Waardering voor bepaald gedrag Verschil in temperament (eigenheid) Personal space Oogcontact … -> Kijk verder dan uiterlijk gedrag en zoek achterliggende oorzaken 6.1.4 SOCIAAL COMPETENT GEDRAG IN HET LEERPLAN Werken aan sociale competenties Door de wijzer waarop de klas is ingericht Door je aanbod Door kinderen met elkaar in contact te brengen Door de manier waarop je zelf tussen de kinderen staat en de tussenkomsten die je doet/niet doet Door expliciet te werken rond gevoelens en sociale vaardigheden 6.1.5 VERBONDENHEID EN VERBINDEND SPEL In een klas met een positief klasklimaat Voelen de kleuters zich verbonden met elkaar Is er plezier en enthousiasme Is er onderling respect met elkaar Spelen en werken kleuters samen Zorgen kleuters voor elkaar Taak van de kleuteronderwijzer: sociale vaardigheden en verbondenheid begeleiden en ondersteunen op verschillende momenten en verscheiden manieren 6.1.5.1 VERBONDENHEID Een leerkracht heeft een grote invloed op De ontwikkelende sociale relaties De kwaliteit van de relaties tussen en met de kleuters -> ervaringen van verbondenheid leggen fundament -> het werken aan verbondenheid wordt een basisattitude 6.1.6 GROEPSVORMING -> van verzameling van individuen naar een hechte groep, hoe doe je dat? -> gebruik van gouden weken -> een groepsgevoel komt er door samen te ervaren, door het creëren van een groepsgeschiedenis -> het is de taak van de kleuteronderwijzer om dit doelgericht te begeleiden -> een hechte klasgroep heeft een sterke invloed op de individuele motivatie van een leerling (denk aan het al dan niet afvallen van studenten tussen jaar 1 en 2 in een richting) forming storming norming performing Forming: de klas leert elkaar beter kennen Niet alleen info uitwisselen in een begeleid maar ook gewoon dingen doen zoals samen spelen Basisregels opleggen -> met iedereen in contact komen Storming: het botst Zorg voor veel contacten (variatie samenstelling) Creëer wisselende groepjes volgens de speling van het lot (vb zelfde geboortemaand, kindjes die een ruit getrokken hebben…) Varieer het soort (leer)-activiteit -> verbondenheid sluiten en gelijkenissen zoeken (subgroepen horen hierbij) -> als ik me veiliger voel bij enkele uit de groep, voel ik me veiliger in de grote groep -> het zoeken naar de eigen positie in de groep Norming: de groep legt de ongeschreven regels vast Ga op een waarderende en niet op een veroordelende manier te werk Zorg ook voor groepsuitdagingen die een grote kans hebben op succes Indien het groepsgedrag niet constructief is, bespreek het kritisch met de kinderen -> de meeste kinderen hebben het gevoel erbij te horen -> kleuters willen zichtzelf kunnen zijn Performing: we kunnen zelfstandig gaan presteren Groepsvorming is niet enkel iets voor de eerste weken van september! Let op taalgebruik -> in deze fase gaan ze eerder vanuit ‘wij’ praten -> de groep wordt ‘performant’ -> de leerlingen hebben elkaar talenten en kwaliteiten leren kennen en waarderen -> ze kennen elkaars verschillen en waarderen ze -> dit kan maanden duren -> deze fase wordt niet altijd bereikt! 6.1.7 OMGAAN MET CONFLICTEN EN LIEFDEVOL BEGRENZEN Een liefhebbende autoriteit geeft liefdevol grenzen aan -> veiligheid Start op 1 september Duidelijk en rustig met herhaling Nie te lang afwachten Fysieke nabijheid Leg uit waarom Grenzen zijn voor individueel Schakel hulp in Een conflict is een waardevol moment Niet Zeg sorry Op de strafstoel Time-out Stop met boos zijn Wel Time-in -> kleuteronderwijzer biedt nabijheid, gaat in connectie met het kind Kleuteronderwijzer biedt respectvolle alternatieven aan Hoe positiever het klimaat Hoe preventiever je werkt naar conflicten Hoe meer ontwikkeling op sociaal-emotioneel gebied 6.2 BASISVAARDIGHEDEN KLASMANAGEMENT Wat is klasmanagement? 3 kernbergrippen structuur afspraken organisatie 6.2.1 WAT IS KLASMANAGEMENT? -> alle maatregelen die een leerkracht neemt om een klimaat te scheppen waarin leerlingen met succes kunnen leren en werken =/ doel op zich middel zodat kleuters zich optimaal kunnen ontwikkelen voorwaarde voor welbevinden en betrokkenheid welke acties in functie van klasmanagement herkende je al in de lessen van ervaringsgericht onderwijs? Duidelijke afspraken opstellen in het begin van het schooljaar Stilte laten vallen Sociale vaardigheden -> opdracht samen Bewegingsopdrachten (tussendoortjes) Wachten met opruimen tot de einddia Afwisseling tussen theorie en activiteiten Grenzen aangeven Verschillende studenten laten antwoorden (niet telkens dezelfde aan het woord) 6.2.2 SAMEN AFSPRAKEN MAKEN -> regels (over orde en structuur) als voorwaarde voor welbevinden en betrokkenheid -> regels opstellen samen met (oudere) kleuters -> belang van herhaling (zeker bij jonge kleuters) -> visualiseer gemaakte afspraken (foto’s < pictogrammen < geschreven afspraken) Oefening akkoord of niet akkoord? Versoepelen is gemakkelijker dan strenger worden A Kleuters vinden kordate leerkrachten minder leuk NA Kleuters zijn milder bij het opstellen van regels NA Klasregels ophangen in de klas is eerder voor de lagere school NA Hoe meer regels hoe beter NA 6.2.3 GOOCHELEN MET AANDACHT Focusmomenten, ook voor jonge kinderen belang van uitdagende activiteiten ingeslepen routines veel interactie duidelijke instructies werken aan executieve functies -> omgaan met impulscontrole, emotieregulatie zintuigkaartjes preteaching denkhoed zintuigkaartjes/zintuigposter Helpen de kleuters te weten welke zintuigen hij moet gebruiken Wie mag spreken, krijgt een mondje. Wie knutselt of groenten snijdt een hand en een oog De zintuigkaarten gaan mee naar huis om te oefenen met de ouders preteaching -> belang van zone van naaste ontwikkeling -> met een groepje kleuters vooraf extra instructie geven, inoefenen, woordenschat aanbrengen… -> na de preteaching kunnen de kleuters de (klassikale) activiteit beter volgen, betrokkenheid stijgt Denkhoed bus-openstelling: rug naar het venster, ogen naar kleuteronderwijzer (prikkels wegnemen) zet je denkhoed op (aandacht richten) vergat de juf/meester iets? (check) voorbeelden: “dit zou een examenvraag kunnen zijn” -> iedereen begint opeens terug te noteren. De kleuters bepaalde afspraken laten herhalen -> ze hebben het wel degelijk begrepen 6.2.4 EXPRESSIE EN HUMOR Tips vanuit het filmpje: - hoe gebruik je je stem -> variatie in stemgebruik - expressief zijn in wat je doet - humor maakt je onderwerp leuker/minder saai om naar te luisteren (vermijd sarcasme) 6.2.5 WAT ALS…? Wat als enkele kleuters je uitleg storen? - gebruik een duidelijk hoorbaar signaal - gebruik een kordate maar motiverende en enthousiaste aanpak: “kom eens allemaal vlug bij mij, want we gaan…doen” Wat als er veel geroezemoes is in de kring? Gebruik voldoende afwisseling bij de volgende tips: - werk met variatie in stemintonatie - begin een liedje te zingen - stap eens rond zodat er beweging is - ga naar de kinderen toe en raak ze zachtjes aan - doe het licht eens aan en uit Wat als enkele kleuters een opdracht niet uitvoeren? -> Wat gebeurt er als je je alleen met die 'herrieschoppers' gaat bezighouden? - de meerderheid wordt dan gestraft -> zij zijn stil om iets te horen, maar krijgen niets - de meerderheid wordt dan ook onrustig -> de cirkel begint opnieuw - de herrieschoppers worden beloond -> zij krijgen de aandacht die ze wouden - je bevestigt de herrieschoppers in hun negatieve manier van aandacht vragen -> Hoe kan je dan in dergelijke situaties wel tewerk gaan? - spreek hun persoonlijk met hun voornaam aan - als je stilte vraagt, doe dan ook een aanbod, geen afwachtende houding Wat als een activiteit sneller gedaan is dan voorzien? - doe een tussendoortje (deze kan je op voorhand niet inplannen) voorbeelden: - raadspelletjes zoals “wat voel ik?” - korte bewegingsactiviteit zoals “ik ben een dier” - educatieve tussendoortjes zoals het oefenen van kleuren, vormen of cijfers Wat als kleuters ruzie maken? - weten dat dit normaal gedrag is - gebruik handpoppen om het thema aan te rijken - hen gevoelens leren koppelen aan prenten en woorden leren als ‘bang’, ‘boos’ en ‘verdrietig’ 6.2.6 KLASMANAGEMENTTECHNIEKEN In welke klasmanagementtechnieken ben je al sterk? Welke 2 tips neem jij mee naar een volgende stage? PROEFEXAMEN -> op papier