🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

WorthyNarcissus

Uploaded by WorthyNarcissus

Vrije Universiteit Brussel

Tags

criminal law legal studies public law

Full Transcript

Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Strafrecht I. Inleiding tot de studie van het Strafrecht A. Begripsbepaling I. Bepaling van het strafrecht Ordening v.d. gemeenschap gebeurt via dwingende rege...

Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Strafrecht I. Inleiding tot de studie van het Strafrecht A. Begripsbepaling I. Bepaling van het strafrecht Ordening v.d. gemeenschap gebeurt via dwingende regels die afdwingbaar zijn doordat er aan overtreding van deze regels een sanctie verbonden is. Dit gebeurt via verschillende soorten sanctiesystemen: burgerlijke sancties (bv. art. 1382 BW), administratieve sancties (bv. GAS boete), disciplinaire sancties (bv. orde van geneesheren die een schorsing kunnen geven), Hierbuiten gaat de wetgever aan bepaalde fundamentele waarden met een openbaar karakter een bijzonder belang hechten dat hij de handhaving hiervan poogt af te dwingen door straffen aan de hand van het strafrecht, wat dan een ultimum remedium is van OH om deze waarden te beschermen waar andere sanctiesystem onvoldoende zijn. Deze waarden zijn niet statisch maar variëren in tijd en ruimte. Deze rechtsgoederen (fundamentele waarden) vinden we terug in Boek II van het SWB o De voornaamste waarden die hierin beschermd worden zijn de mens en zijn bezittingen Daarbuiten vinden we ook nog rechtsgoederen terug in Bijzondere Strafwetten die niet in het SWB Boek II zijn opgenomen. Bij overtreding van deze rechtsgoederen volgt wel ook een straf o Bv het milieu, de dieren (niet als bezit van de mens maar als dier op zich) Wat is strafrecht? = Geheel van rechtsregels die de strafbare gedragingen aangeven en de sancties bepalen, hetzij straffen, hetzij beveiligingsmaatregelen (bv internering) , die op de daders toepasselijk zijn die de algemene principes weergeven die op de bestraffing van toepassing zijn o bv recidive, verzachtende omstandigheden, deelneming met een onderscheid tussen positief strafrecht o is het fungerende geldende strafrecht, vastgelegd in verdragen, wetten, decreten, ordonnanties en reglementen wijsgering strafrecht o onderzoekt de rationale en morele funderingen m.b.t. recht v.d. maatschappij om te straffen, van de doelstellingen van de straffen en van de eigenschappen die straffen moeten bezitten om hun sociale functies te vervullen ▪ Absolute leer: er is iets misdaan, de straf moet volgen. Er is een schuld aan de gemeenschap die vereffend moet worden. De staat mag straffen louter omdat het misdrijf gepleegd is. = Vergeldende theorie “U wordt gestraft omdat u hebt gezondigd” = “Punitur quia peccatum est” ▪ Relatieve leer: de straf is een middel om misdrijven te voorkomen. Er wordt niet gestraft omdat de betrokkene het verdient maar omdat het maatschappelijk nuttig is. Er is een preventieve werking voor het plegen van het misdrijf of het voorkomen van recidive van dezelfde persoon. = Preventieve theorie “U wordt gestraft zodat er niet meer zou worden gezondigd”= “ Punitur ne peccetur” 1 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B = In de praktijk vinden we combinatie vn beide theorieën maar met nadruk op de relatieve leer. Men gaat dus kenmerken vinden van de absolute leer zowel van de relatieve leer. Dit is ook onderhevig aan de tendensen in de maatschappij Bv onlangs is er beslist dat er geen verjaring kan zijn voor het misdrijf van seksueel misbruik van een kind II. Kenmerken van het strafrecht Het strafrecht is publiek recht Het SR is onderdeel van het publiek recht. Dit betekent dat er bij het plegen van het misdrijf eerst een vooral een verticale publiekrechtelijke rechtsverhouding ontstaat tussen de dader van het misdrijf en de gemeenschap. Die gemeenschap draagt het recht tot straffen over aan de staat namelijk het OM Deze staat is geen noodzakelijk element van het SR maar enkel een tussenkomende macht o Deze functie wordt uitgeoefend door het OM die de gemeenschap vertegenwoordigd en niet de staat o De procureur des konings leidt het OM maar de naam is misleidend en hij vertegenwoordigt niet de UVM of de koning Het monopolie om te straffen hoort bij de staat te liggen, zij moet dit echter goed uitoefenen om eigenrichting van de burger tegen te gaan Daarnaast ontstaat er bij het plegen van een misdrijf ook een horizontale privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen de dader en het slachtoffer Deze verhouding maakt geen belangrijk of wezenlijk deel uit van het SR o Er zijn namelijk misdrijven zonder slachtoffer of waarbij het slachtoffer niet te identificeren is waarbij er helemaal geen horizontale rechtsverhouding komt vast te staan ▪ Bv: sneller als 120km/h rijden op de snelweg = er is geen slachtoffer ▪ Bv: milieu misdrijf is het slachtoffer vaak niet identificeerbaar o Er is geen initiatief vereist van een slachtoffer om de strafrechtprocedure op te starten, het OM doet dit op eigen initiatief namens de gemeenschap, dit kan zelfs tegen de wil van het slachtoffer in ▪ Uitzondering: klachtmisdrijven: dan kan het OM maar een strafvordering instellen nadat er een klacht is van het slachtoffer (bv: laster en eerroof) o Slachtoffer kan in sommige gevallen strafvordering wel opstarten (klacht met burgerlijke partijstelling voor onderzoeksrechter of rechtstreekse dagvaarding voor vonnisgerechten) ▪ De rol van het slachtoffer is dan uitgespeeld : hij kan de strafvordering op bovenstaande manieren wel instellen ▪ Maar enkel de staat kan de procedure verder zetten en de straf vorderen Het slachtoffer kan enkel nog schadevergoeding vordering De private verhouding tussen dader en slachtoffer gaat tegenwoordig het strafproces meer en meer beïnvloeden o Bv betrekken van het slachtoffer in de procedure van de voorwaardelijke invrijheidsstelling Het strafrecht is legaal recht Het SR steunt op het legaliteitsbeginsel. Legaliteit v.d. incriminatie = geen misdrijf zonder wet (nullem crimen sine lege). Art. 12 G.W. Legaliteit v.d. straf = geen straf zonder wet (nulla poena sine lege) Art. 14 G.W Deze twee grondbeginselen staan beschreven in de GW “de Belgen en hun grondrechten” omdat het een fundamentele waarborg is tegen willekeur van de OH Het strafrecht is sanctierecht Sancties in het privaat recht bestaan ook, maar hebben een andere functies dan strafrechtelijke sancties (=straffen) 2 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Privaat recht: voor het particulier belang primeert. Er wordt vooral gestreefd met de sanctie naar het herstel van de schade na die ontstond na de schending van de rechtsregel. Dit gebeurt via schadevergoeding Strafrecht: hier primeert het publiek belang. De straffen zijn gekenmerkt door leedtoevoeging die de dader raakt in zijn vrijheid, zijn vermogen of eer o Leedtoevoeging betekent dat de situatie van de dader voor het plegen van het misdrijf beter is dan de situatie na het ondergaan van de straf o Hieraan ontleent de straf haar repressieve en preventieve werking III. Kernbegrippen van het strafrecht Misdrijven = gedragingen waarop de wet een straf stelt. De overtreding van de strafwet maakt dus een misdrijf uit. Oorspronkelijk beperkt tot Boek II van het SWB. o De beschermde rechtswaarden blijken duidelijk uit de titels (openbare orde, personen, veiligheid van de staat,…) Tegenwoordig heeft de wetgever ook in afzonderlijke wetten strafrechtelijke bescherming georganiseerd van nieuwe rechtswaarden o Milieu, sociale zekerheid,… De techniek is ook gewijzigd: vroeger werden hoofzakelijk positieve daden (iets doen wat niet mag) die effectief schade veroorzaakten aan de gemeenschap strafbaar gesteld Tegenwoordig kunnen daarbij ook sommige onthoudingen (iets niet doen wat niet mag) en gevaar zettende gedragingen misdrijven zijn. Deze laatste zijn strafbaar ook al veroorzaken ze geen schade. Strafrechtelijke sancties = straffen = door de wet vastgestelde reacties op de schending v.d. strafrechtelijke normen. Klassieke opvatting: de sanctie is een straf = opleggen van leed aan dader (doodstraf, vrijheidsberoving, aantasting v.h. vermogen, ontzetting uit sommige rechten) Op het einde van de 19de eeuw was er een evolutie o Invoering van beveiligingsmaatregelen t.o.v. minderjarigen (maatregelen van bewaring, behoeding en opvoeding) en geesteszieken (internering) o Invoeren van meer en nieuwe straffen (werkstraf, straf onder elektronisch toezicht, autonome probatiestraf) en bestraffingsmodaliteiten (uitstel, opschorting, probatie) ▪ Deze zijn meer gericht op de resocialisering van de betrokkene De dader Steeds meer aandacht naar de dader dat ontstaat in de loop van de 19de eeuw individueel afstemmen van straffen op persoonlijkheid v.d. dader wat betreft oplegging v.d. straf (Bv. keuze tss gevangenisstraf of geldboete) maar ook uitvoering v.d. straf (Bv. probatie). Evolutie v.d. begrippen daderschap en schuld: o Door de wet van 4/5/99 is de invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van RP een feit. Zij kunnen dus vanaf dat moment vervolgt worden voor strafbare gedragingen o Dit vereist een nieuwe conceptualisering van de begrippen dader en schuld ▪ Wanneer is een strafbare gedraging door een RP gepleegd? Wat is het materiele en morele element bij een strafbare gedraging van een RP ▪ Uit wat kan men de schuldvorm (opzet/onachtzaamheid) afleiden voor een RP? IV Indeling van het strafrecht Indeling in twee takken: Formeel strafrecht = strafprocesrecht o = geheel van rechtsregels die beschrijven wie bevoegd is om te oordelen en volgens welke procedure dat moet gebeuren. 3 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o → Wetboek van Strafvordering (Sv). Materieel strafrecht o = geheel van rechtsregels die beschrijven welke gedragingen strafbaar zijn en welke sancties daarop van toepassing zijn o →bestaande uit het Strafwetboek (Sw.) en bijzondere strafwetten ▪ Algemeen strafrecht / strafrecht van gemeen recht (Artikelen 1-100 ter (boek I) Sw, Waarin de in principe op alle misdrijven toepasselijke regels voorkomen = indeling van de misdrijven, opgave van de straffen enz. ▪ Bijzonder strafrecht geeft de verschillende misdrijven, afzonderlijk beschouwd, weer met delictsomschrijving, toepasselijke straf etc. omvat 2 onderdelen o Artikelen 101-566 (boek II) Sw o Bijzondere wetten. ▪ Omvatten deelgebieden zoals fiscaal strafrecht, sociaal strafrecht ▪ Bevatten ook bepalingen van het algemeen deel van het strafrecht die dan afwijken van de gemeenrechtelijke bepalingen in Boek I ▪ Bevatten ook bepalingen van strafprocedurale aard die wederom afwijken van de gemeenrechtelijke bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering B. Inhoud van het strafrecht Het SR wordt ingedeeld in het SR van gemeen recht en de bijzondere strafwetten. SR van GR = strafwetboek met inbegrip van de wetten die het sindsdien hebben gewijzigd of aangevuld. Bijzondere strafwetten = definiëren en sanctioneren misdrijven die niet in het SR van GR zijn opgenomen. Het zijn afzonderlijke wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen of besluiten I. Strafrecht van gemeen recht Het Strafwetboek Eerst was Franse Code Pénal van toepassing in België (1810). Dan kwam het eerste Belgische Strafwetboek tot stand in het Frans (1867). o Hierin komt de klassieke leer namelijk dat de schuld wordt gezien in het licht van de wilsvrijheid sterk naar voor: de mens treft schuld omdat hij kan kiezen voor goed en kwaad en wanneer hij een misdrijf begaat hij voor het kwade koos. De rechtvaardiging van de straf ligt in de schuld. o Men hield dan ook geen rekening met geestesgestoorden of andere personen die niet beschikten over de wilsvrijheid zoals kinderen Pas veel later kwam er een officiële vertaling naar het Nederlands (1964). o Twistvragen gegrond op het verschil tss de NED en FR teksten worden beslist naar de wil van de wetgever die bepaald wordt volgens de gewone interpretatieregels zonder voorrang van de ene tekst op de andere Ten slotte bepaalt art. 6 Sw dat bijzondere strafwetten, in voege voor het in werking treden van het Strafwetboek, zullen blijven bestaan en toegepast wdn zolang het aangelegenheden betreft die bij het SWB niet geregeld worden Het SWB bestaat uit 2 boeken: BOEK I: ART.1-100 TER SW. = misdrijven en de bestraffing in het algemeen o Het bevat de algemene beginselen m.b.t. het strafbaar stellen de bestraffing die van toepassing zijn op alle misdrijven zowel deze als in boek II als in de bijzondere wetten behoudens toepassing van art 100 Sw. en afwijkende bepalingen 4 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o Bestaat uit 11 hoofdstukken + drie algemene bepalingen (art. 100, 100bis en 100ter ) BOEK II: ART. 101-566 SW = betreft de misdrijven en hun bestraffing in het bijzonder o Bestaat uit 14 titels De complementaire wetten = wetten uitgevaardigd om bepaalde standpunten van bepaalde denkrichtingen ingang te doen vinden in het positief SR die in strijd waren met de klassieke leer die overheerste in het SWB. Omdat deze wetten zaken regelen die in strijd gaat met het SWB heeft men deze erbuiten geplaatst. Deze beginselen hebben een algemeen karakter, zij maken dan ook deel uit van het SR van GR alhoewel zij niet in het SWB werden ingelast. Enkele historische voorbeelden: Bv: Wet van straffen voor geestesgestoorden die niet zijn opgenomen in het SWB. Zij worden niet gestraft maar geïnterneerd op basis van een wet 9/04/1930 opgevolgd door de wet van 05/05/2014 Bv: Wet van 15/05/1912 op de kinderbescherming en vervangen door de wet van 08/04/1965 en het Vlaams decreet van 15/02/2019 II. Bijzondere strafwetten = hebben betrekking op bijzondere materies of bepaalde categorieën van personen. Ze werden vaak opgesteld onder invloed van vereisten van economische, sociale of politieke aard o Zijn dan ook vaak uiteenlopend en onsamenhangend, kennen een zeer groot aantal Sommige bijzondere wetten vormen een afzonderlijk strafrechtelijk systeem en hebben een eigen codex o Bv: Militair Strafwetboek, Sociaal Strafwetboek 06/06/2010 Sommige bevatten grotendeels of uitsluitend SR o Bv: Wapenwet 08/06/2006, Drugswet 24/02/1921 Vaak gaat het evenwel om wetten uit andere rechtstakken die maar enkele strafbepalingen bevatten o Bv: milieurecht, economisch recht III. Toepasbaarheid van het strafrecht van gemeen recht op de bijzondere strafwetten Art.100 Sw = Scharnierartikel tussen gemeen strafrecht en bijzonder strafrecht zegt: Bij gebreke van andersluidende bepalingen in bijzondere wetten en verordeningen, worden de bepalingen van het eerste boek van dit wetboek toegepast op de misdrijven die bij die wetten en verordeningen strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85. → Het beginsel is dus de toepassing van de bepalingen van Boek I zowel op de misdrijven van Boek II als de misdrijven van de bijzondere strafwetten Hierop bestaan 3 uitzonderingen: 1. De bijzondere strafwet of verordening bevat afwijkende bepalingen a. Dan wordt de afwijkende bepaling toegepast en niet de bepaling van Boek I 2. De bepalingen van Hoofdstuk VII (art 66 – 69 SW) a. Indien verscheidene personen hebben deelgenomen aan een misdaad of wanbedrijf strafbaar gesteld bij een bijzondere wet of verordening, zullen zij niet strafbaar zijn wegens deelneming i. Tenzij de bijzondere wet of verordening die deelneming uitdrukkelijk strafbaar stelt wat ook in de meeste gevallen gebeurt 3. Artikel 85 Sw. a. In principe is er geen toepassing van verzachtende omstandigheden op correctionele straffen in bijzondere wetten i. Tenzij die bijzondere wetten uitdrukkelijk bepalen dat art 85 Sw mag worden toegepast, wat ook in de meeste gevallen gebeurt Art 100bis Sw regelt de verhouding tussen het Militair Strafwetboek en het SR van GR wat de deelneming van niet-militairen aan militaire misdrijven betreft 5 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Op deze personen zijn de bepalingen van Boek I SWB van toepassing II. Het positief strafrecht A. De strafwet I. Algemene beginselen a. Het legaliteitsbeginsel 1. Begrip Art. 15 BUPO, art. 7 EVRM, Art. 12 en 14 GW, art. 2 Sw. Deze artikelen bepalen allemaal dat niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen door de wet bepaald en dat geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet o Nullem crimen sine lege = geen misdrijf zonder wet. o Nulla poena sine lege = geen straf zonder wet. Het strafrecht is legaal recht: het strafbaar stellen van bepaalde gedragingen & het opleggen van straffen kan enkel krachtens de wet geschieden. Artikel 2 1ste lid Sw houdt een bevestiging van dit legaliteitsbeginsel in. Men kan enkel straffen als de gedraging op het ogenblik dat ze plaatsvond bestrafbaar was en enkel met de straf die toen was opgesteld. 2. Draagwijdte van het legaliteitsbeginsel Legaliteitsbeginsel vereist niet dat de bepalingen door de wetgevende macht worden uitgevaardigd, maar enkel krachtens een wet geschieden Naast wetten in de formele betekenis van het woord, kunnen misdrijven en straffen dus ook worden omschreven in tal van andere normatieve teksten door andere regelmakende organen. Zo kent het SR ondertussen verschillende bronnen: Decreten en ordonnanties Vooreerst moet er rekening gehouden worden met de decreten en ordonnanties Het materieel strafrecht was initieel door de grondwetgever voorbehouden voor de wetgever (art 12 2de lid en art 14 GW) Doch door de wet van 08/08/1980 BWHI mag op grond van artikel 11 de decreetgever zich ook op dit terrein begeven binnen zijn eigen materiele bvh o de niet-naleving van decreten kan strafbaar worden gesteld o de straffen wegens de niet-naleving kan de decreetgever zelf bepalen Hieruit volgt dat Boek I van het SWB van toepassing is op deze door de decreetgever strafbaar gestelde handelingen behoudens uitzonderingen die voor bijzondere inbreuken door een decreet kunnen worden gesteld. De decreetgever kan dus voor bijzondere inbreuken afwijken van de algemene principes van Boek I maar de regel is dat de Boek I van toepassing is. De vrees voor versnippering is dus reëel: de wetgever gaat daarom aan artikel 11 BWHI een 2de lid toevoegen (bijzonder wet 16/06/1993) = de decreetgever mag afwijken van de bepalingen van Boek I maar voor twee soorten afwijkingen dient eerst een bijzondere procedure gevolgd te worden namelijk een eensluidend advies (toestemming) van de Ministerraad voor elke beraadslaging in GM of GW-regering over een voorontwerp van decreet: 1. wanneer de decreetgever een straf wil invoeren die niet voorkomt in de lijst van de verschillende straffen die in Boek I zijn opgesomd o bv de doodstraf terug invoeren, die is niet meer voorzien in Boek I 2. wanneer de decreetgever een strafbaarstelling wil invoeren die niet is opgenomen in Boek I o strafbaarstelling = wilt hier niet zeggen incrimineren. De decreetgever mag zonder meer de niet-naleving van zijn decreet strafbaar stellen. ▪ Strafbaarstelling=de betekenis die hier wordt bedoeld: nieuwe gevallen van strafrechtelijke verantwoordelijkheid invoeren voor categorieën die dit voorheen niet waren ▪ Bv: verlagen van de strafrechtelijke meerderjarigheidsgrens om minderjarigen toch strafbaar te stellen 6 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Een dergelijke regeling gaat in tegen de federale logica maar werd toch ingevoerd om de vermijden dat het SR zou uiteenvallen in regionale deelsystemen naast het algemene federale systeem van Boek I Koninklijke besluiten en ministeriele besluiten De koning kan besluiten nemen op grond van art 105 GW (= de genummerde koninklijke besluiten) ter uitvoering van de aan hem toegekende bijzondere machten en op grond van art 108 GW (= de gewone koninklijke besluiten) ter uitvoering van gewone wetten. De ministers bezitten een verordende BVH en uiten deze in de MB’s. De niet-naleving van de bepalingen in deze MB’s / KB’s kan strafbaar gesteld worden door respectievelijk de ministers voor MB’s of de Koning voor KB’s. Provincieraad/gemeenteraad De PR kan provinciale reglementen van inwendig bestuur en provinciale politieverordeningen maken op basis van de Provinciewet 30/04/1836. Overtreding hiervan kan worden bestraft met hoogstens 8 dagen cel en 200 EUR boete De GR kan gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en gemeentelijke politieverordeningen maken op grond van de Nieuwe Gemeentewet 24/06/1988 Overtreding hiervan kan bestraft worden door straffen of administratieve sancties o Straf is ten hoogste 7 dagen cel en een boete van 25 EUR o De administratieve sanctie zijn vooral de administratieve boetes (GAS-boete) met een maximum van 175 EUR voor minderjarigen en 350 EUR voor meerderjarigen Supranationaal niveau SR is nog steeds een nationale bevoegdheid die tot op heden nog niet werd overgedragen aan de EU. Er is echter wel invloed van het Europees Unierecht op het SR Lidstaten kunnen verplicht worden om straffen te koppelen aan gedragingen omschreven in een in Europees verband tot stand gekomen regelgeving o = positieve doorwerking EU recht Zo kennen vele nieuwe strafbepalingen hun oorsprong in Europese regelgeving o Bv het misdrijf van witwassen of misdrijf van terrorisme Zo is Europees recht een onrechtstreekse bron van strafrecht 3. Controle van het legaliteitsbeginsel De controle op het respecteren van het legaliteitsbeginsel gebeurt door het HvC en het GWH. In sommige wetsbepalingen worden wel eens begrippen gebruikt die dermate vaag zijn dat de juiste draagwijdte niet kan worden bepaald Het GWH zegt: dit gaat in tegen het lex certa beginsel dat kan worden beschouwd als een deel of voortvloeiend uit het legaliteitsbeginsel = het HVC heeft bepaalt dat het lex certa beginsel vereist dat de strafbepaling o Voldoende toegankelijk is o Op voldoende precieze wijze de strafbare gedraging omschrijft zodat de draagwijdte ervan voorspelbaar is (HVC 16/01/18) Het GWH bepaalt dat De wetgever moet niet tot in detail elk aspect van de strafbaarstelling zelf regelen, de rechter heeft een zekere beoordelingsvrijheid MAAR: de bijzondere eisen van nauwkeurigheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid mogen niet door de wetgever in de strafwet worden miskend (GWH 24/09/2020) o Bv: De Drugswet van 2003 die de wet aanpaste van 1924. Hierin waren verschillende termen te vaag voor het GWH en dan ook in strijd met het legaliteitsbeginsel. De wet werd vernietigd en moest aangepast worden. 7 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B 4. Toetsing aan hogere normen De hoven en rechtbanken zijn bevoegd om na te gaan of een nationale norm in strijd is met een internationale norm met directe werking. In geval van conflict heeft moet de verdragsnorm voorrang krijgen. Hierbij moet vooral rekening gehouden worden met: Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van de Mens (EVRM); Internationaal Verdrag Inzake de Burgerrechten en Politieke rechten (BuPo); Europese wetgeving (verordeningen en richtlijnen) o = negatieve doorwerking : er kan geen strafrechtelijke veroordeling worden uitgesproken op grond van een met het EU-recht strijdig bevonden nationale wettelijke bepaling Let op: deze MR verdragen zijn belangrijk maar de staat mag hier wel een inbreuk opmaken maar dan zijn er 3 voorwaarden: Legaliteit: het moet via een wet zijn Legitimiteit: het moet een algemeen doel nastreven. Proportionaliteit: als u het doel kan bereiken zonder inbreuk op het MR dan moet u het op die andere manier doen De hoven en rechtbanken zijn ook bevoegd om na te gaan of een wettelijke bepaling niet in strijd is met de Grondwet. In geval van conflict of bij twijfel dient de strafrechter hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het GWH De hoven en rechtbanken zijn ten slotte ook bevoegd om de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten te toetsen aan de wet op bevoegdheid, de grond en vorm. In geval van conflict dient het besluit buiten beschouwing te worden gelaten b. Het karakter van de strafwet: de strafwet = van openbare orde Strafwetten zijn van openbare orde. Dit heeft tot gevolg dat Men kan niet van de strafwet afwijken in private overeenkomsten Niemand kan aan zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid ontsnappen op grond van een OVK Toestemming v.h. slachtoffer neemt strafbaarheid niet weg van een in de wet strafbaar gestelde gedraging In de regel is de vervolging onafhankelijk van de houding van de benadeelde o Uitzondering : klachtmisdrijven zoals eerroof en laster, hier kan de betrokkene beslissen of er vervolging is maar die vervolging gebeurt wel namens de gemeenschap c. De interpretatie van de strafwet: Bij twijfel omtrent de betekenis of de draagwijdte van de wet moet de strafrechter de werkelijke bedoeling v.d. wetgever nagaan. Hij mag en moet dan de strafwet interpreteren. Deze interpretatie moet zo zijn dat de wettekst zijn doel niet mist en dat ze geen uitwerking meer heeft Voorwerp en toepassingsgebied dienen afgeleid te worden uit: Contextuele interpretatie= de context o Bv de verbeurdverklaring van illegale vermogensvoordelen die voortvloeien uit een misdrijf. De vraag is : is dit een straf of een maatregel? In BE is dit een straf omdat het artikel in de rubriek “straffen” staat van het SWB. Dus door de context interpreteren we het als straf Taalkundige interpretatie= de bewoordingen o Bv het woord verlengen wordt geïnterpreteerd als je kan maar iets verlengen als het nog bestaat, dit zal zo geïnterpreteerd worden in de strafwet die deze term gebruikt Teleologische interpretatie= de omstandigheden die tot aannemen v.d. wet hebben geleid (voorbereidende stukken) o Moeten we toepassen wanneer de andere methodes geen soelaas brengen 8 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B 1. De interpretatiemiddelen Authentieke interpretatie= uitlegging door de wetgever zelf o hetzij door een begripsomschrijving die de wet zelf inhoudt en dan is dat onmiddellijk ▪ Bv: zo word het woord nacht in art 478 Sw gedefinieerd o een latere interpretatieve wet. Er wordt dan geacht dat de wet van in het begin deze interpretatie heeft gehad ▪ bv collaboratie: als BE wordt bezet door een vreemde mogendheid mag u hier niet mee meewerken. In de strafwet wordt het omschreven als “de wapens opnemen tegen BE”. Na WO II werden mensen veroordeelt die enkel diensten hadden overgenomen van de vijand en die waren in de war. Er kwam toen een interpretatieve wet die zei dat elke handeling van diensten, arbeid of vervoer die anders op de vijand had gerust wordt gezien als opnemen van de wapens tegen BE. Doctrinale interpretatie= uitlegging door de rechtsleer Jurisprudentiële interpretatie= wetsuitlegging gegeven in rechtspraak vn hoven en rechtbanken 2. Uitgestrektheid van de interpretatiemacht van de strafrechter De interpretatiemacht reikt verder dan een beperkende enge uitlegging van de tekst. Het SR is een levend recht. Er werd een private militie vrijgesproken omdat de interpretatie was dat zij moesten fungeren als een leger, zodus bevelen opvolgen en in rang marcheren, wat zij niet deden. Het HVC oordeelde op 09/11/1982 dat de term “private militie” niet eng mag worden geïnterpreteerd en dat deze groepering wel degelijk onder de term “private militie” viel en vervolgd moest worden. Het is de rechter echter niet toegestaan zich in de plaats van de wetgever te stellen. = een gedraging die niet strafbaar is gesteld in de strafwet wordt geacht geoorloofd te zijn. Ofwel: de analogische interpretatie van de strafwet is dus verboden!! Strafrechter mag geen nieuwe rechtsregels formuleren op basis v.d. gelijkenis tussen een strafbaar gestelde gedraging en een niet-omschreven geval o RL en RS aanvaardt wel dat er een analogische uitlegging mag zijn wanneer deze in het voordeel van de verdachte uitvalt (ad bonam partem) ▪ Bv noodtoestand en onoverkomelijke dwaling die niet in de wet zijn bepaalt Tss de beperkende en de analogische interpretatie is er wel voldoende ruimte voor een extensieve interpretatie wat wel mag: Deze moet gericht zijn op het achterhalen van de reële doelstelling van de wetgever en dus het artikel uitbreiden naar gevallen die binnen de wettelijke definitie passen o Bv verspreiden van vuur door mensenhanden maar wordt extensief geïnterpreteerd naar verspreiding van vuur met machines (519 Sw) Ook de evolutieve of progressieve interpretatie is geoorloofd aanpassen aan de veranderende ontwikkelingen die de wetgever niet had kunnen voorzien maar wel onder de wettelijke omschrijving kunnen worden gebracht o zo wordt “prenten die in strijd zijn met de goede zeden” geïnterpreteerd dat videocassettes met dezelfde inhoud ook vallen onder dit artikel (383 Sw) het EHRM neemt aan dat een rechterlijke evolutieve of progressieve interpretatie die uitmondt in een aanpassing aan de veranderende ontwikkelingen niet in strijd is met art 7 EVRM mits de uitleg aansluit bij de essentie van het delict en redelijk voorzienbaar was Het onderscheid tussen deze vormen van toegelaten interpretatie is soms subtiel. Vb. Kopiëren van computerprogramma’s viel eerst niet onder diefstal, want het is niet het wegnemen van iets. Het werd toch als diefstal vervolgd o.g.v. evolutieve interpretatie. De wetgever moet zich ook engageren de leemtes zelf op te vullen 9 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B II. De toepasselijkheid van de strafwet in de tijd a. De geldigheidsduur van de strafwet 1. De inwerkingtreding van de strafwetten Er is een vereiste van bekendmaking en het verlopen van een bepaalde tijdspanne sinds die bekendmaking. Dit verschilt naargelang de aard van de strafrechtelijke bepaling Wetten, KB’s en MB’s: 10 dagen na bekendmaking in Belgisch Staatsblad tenzij anders bepaalt Decreten: 10 dagen na bekendmaking in Belgisch Staatsblad tenzij het decreet een andere termijn bepaalt Provinciale reglementen en verordeningen: 8 dagen na opneming in het Bestuursmemorial tenzij het reglement of de verordening een kortere termijn bepaalt Gemeentelijke reglementen en verordeningen: 5 dagen na aanplakking in gemeente behalve wanneer zij het anders bepalen 2. De opheffing van strafwetten Strafwetten hebben bindende kracht zolang ze niet worden opgeheven. “De feiten omschreven bij een KB getroffen ter uitvoering van een wet die nadien opgeheven en vervangen wordt door een nieuwe wet, blijven strafbaar wanneer de nieuwe wet het door de opgeheven wet beoogde doel niet verzaakt, maar deze slechts wil verbeteren en haar toepassingsgebied verruimen “(HVC 20/09/1995) Dit is van groot belang voor de bijzondere strafwetten die veelvuldig worden gewijzigd Let op: als de strafwet in onbruik geraakt brengt dit niet haar opheffing mee! o Ze moet uitdrukkelijk of stilzwijgend & geheel of gedeeltelijk opgeheven worden. Nemo censetur ignorare legem blijft ook van toepassing op de strafwet nadat deze rechtmatig gepubliceerd is ook al is ze in onbruik geraakt Dit brengt een vermoeden iure et de iure met zich mee waar uitzonderlijk kan worden van afgeweken d.m.v. de onoverwinnelijke dwaling in rechte die de vrijspraak meebrengt. Dit wordt aanvaard in de RS. b. De werking van de strafwet in de tijd Door de aanpassingen van de strafwet of het strafbaar stellen van voorheen niet strafbare handelingen dringt de vraag op welke wet op een bepaald ogenblik moet toegepast worden. 1. artikel 2 SWB De principes staat in artikel 2 Sw: Algemeen beginsel 1ste lid= de niet retroactieve werking van de strafwet o Als je vandaag iets strafbaar stelt kan je dit niet toepassen op feiten van gisteren o De regel zegt dus het is de strafwet op ogenblik van de feiten die geldt Uitzondering hierop 2de lid= de retroactiviteit van de zachtere strafwet De bewoording van artikel 2 Sw hebben enkel betrekking op een verzwaring door de nieuwe wet van de straf die gesteld is op feiten die door de oude wet reeds als misdrijven werden gezien. Er wordt aangenomen dat de regel van art 2 Sw van toepassing is op de straf en de strafbaarstelling 2. De niet-terugwerkende kracht van de strafwet Dit principe is een toepassing van het legaliteitsbeginsel en dus ook van de rechtszekerheid. De rechtsonderhorige moet weten welke wet en de gevolgen op welk ogenblik geldt. Een strafwet kan niet terugwerken in de tijd. d.w.z. dat een strafwet waarbij gedraging wordt strafbaar gesteld die vroeger geen misdrijf was of waarbij de straf gesteld op een bestaand misdrijf wordt verzwaard, enkel kan worden toegepast op feiten gepleegd na de inwerkingtreding v.d. nieuwe wet. Om te kijken of een bepaalde handeling strafbaar is moet men zich dus plaatsen op het tijdstip dat de handeling werd gepleegd. De dan geldende straf is diegene die toepasselijk is op dat moment tenzij een nieuwe wet de straf heeft verzacht dan is de straf van de nieuwe wet geldig 10 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B De regel van de niet-terugwerkende kracht van de SW geldt ook voor de modaliteiten van de straf die immers integraal deel uitmaken van de straf. (bv de opschorting of het uitstel) Bv sinds de wet van 11/02/2014 is het uitstel uitgesloten voor de straf van de verbeurdverklaring. Deze kan dus niet worden toegepast op feiten bestraft met de verbeurdverklaring voor 18/04/2014 (inwerkingtreding wet) want de nieuwe wet is strenger en de straf zwaarder De OH kan niet afwijken van dit principe want dit is ook vastgelegd in art 15 BUPO en art 7 EVRM Zo wou de OH de verhoging van de opdeciemen laten toepassen op alle boetes na inwerkingtreding van de verhoging echter merkte de RvS op dat dit enkel kon op de boetes voor misdrijven na de inwerkingtreding van de nieuwe wet, dus zelfs niet enkel op de boetes die uitgesproken waren na de inwerkingtreding van de nieuwe wet maar het hele misdrijf moet erna vallen. Anders was dit in strijd met art 7 EVRM want dit zou een retroactieve toepassing zijn van een zwaardere straf. Zo ook bij de omrekening van BEF naar EUR van de boetes bij aansluiten van BE bij de EURO o De omrekening naar EUR was zwaarder dan het bedrag in BEF ▪ Bij de BEF was de opdeciemen 200 maal, met de EURO heeft de wetgever gezegd een euro = 40 bef dus 200/40=opdeciemen 5 ▪ Maar 100 BEF * 200 = 20.000 bef maar 100*5=500 EUR wat 20.169 BEF is dus een zwaardere straf o =De nieuwe boetes konden dus enkel worden toegepast op feiten gepleegd na de wet van 26/06/2000 tot invoering van de EURO Let op: o Wanneer de rechter zich vergist en de verkeerde opdeciemen toepast (dus de zwaardere) dan zal het HVC deze aanpassen en de zaak niet naar een nieuwe rechter verwijzen o Wanneer er feiten van 1 misdrijf voor en na de nieuwe wet bevinden wordt er maar 1 straf opgelegd dan mag de rechter de verhoogde opdeciemen toepassen op de volledige straf MAAR: Alleen van toepassing op straffen en niet op maatregelen of sancties die niet het karakter ve straf hebben o Bv. Beveiligingsmaatregelen (bv verbod op sturen) of tuchtmaatregelen. Deze kunnen dus wel retroactief worden toegepast o Maar: RS EHRM: wel van toepassing op alle sancties met punitief karakter ongeacht hun interne kwalificatie. De discussie of een maatregel dus een punitief karakter heeft, is van groot belang Dezelfde redenering geldt voor interpretatieve wetten o Deze blijven dus wel retroactief gelden ook al gaat het over een strafwet 3. Terugwerkende kracht van de mildere strafwet (uitzondering) (in metius) U begaat dus een strafbaar feit maar wanneer u voor de rechter komt is deze gedraging niet meer strafbaar, u kunt dus niet meer vervolgd worden. Rechtsregel Een mildere strafwet kan wel terugwerken in de tijd als een nieuwe strafwet de strafbaar gestelde feiten hun strafbaar karakter ontneemt of de gestelde straffen verzacht dan wordt de nieuwe strafwet toegepast, ook retroactief. Dit is dus een uitzondering op het principe van de niet-terugwerkende kracht van de strafwet Toepassing van de rechtsregel 11 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Er kunnen zich verschillende gevallen voordoen, naargelang het wetsconflict betrekking heeft op de toepasselijke straf, de strafbaarstelling of nog op andere strafrechtelijke regels Wetsconflicten m.b.t. de toepasselijke straf Luidens art 2 2de lid Sw moet de minst zware straf toegepast worden. De volgende regels bepalen wat de zwaarste straf is (ook belangrijk bij de samenloop van straffen): bij straffen van verschillende aard = van zwaar naar licht: o misdaden = criminele straffen > wanbedrijven=correctionele straffen > overtredingen = politiestraffen bij straffen van dezelfde aard: o criminele straffen: (opsluiting is de gemeenrechtelijke criminele straf, voor politieke misdrijven is dit de hechtenis)(deze termen betekenen het zelfde waar worden gebruikt afhankelijk van welk misdrijf) ▪ eerste regel: art 63 1ste zin Sw : wanneer de straffen van dezelfde aard zijn maar van ongelijke duur dan is de zwaarste straf die welk volgens de wet de langstdurende is zonder daarbij het minimum in aanmerking te moeten nemen ▪ tweede regel: art 63 2de zin Sw: indien de vrijheidsstraffen van gemeen recht en de politieke straffen van gelijke duur zijn dan worden de eerste beschouwd zwaarder te zijn (opsluiting is dus zwaarder dan een hechtenis bij straffen van gelijke duur) o correctionele en politiestraffen (1 voor 1 afgaan in deze volgorde) ▪ eerste regel : enkel de hoofdstraf moet in aanmerking genomen worden zonder rekening te houden met bijkomende straffen zoals geldboetes of verval van recht tot sturen bv HVC zei: een oude wet heeft een straf met een lager maximum met verval van sturen dan de nieuwe wet die niet voorziet in een verval van sturen, dan nog zal de oudere wet van toepassing zijn omdat we enkel moeten kijken naar de hoofdstraf en die is lichter Let op : een keer je weet welke straf toe te passen is dan moet men de totaliteit van deze straf toepassen, in bovenstaand voorbeeld dus ook de toepassing van het verval van sturen De wetgever kan dus door de bijkomende straffen te verzwaren maar de hoofdstraf te verlagen, deze strafwet meteen laten toepassen ook op feiten van voor het inwerkingtreden van deze wet omdat deze nieuwe wet op grond van regel 1 zachter zal zijn dan de oude wet ▪ tweede regel: bij verschillende hoofdstraffen is hoofdgevangenisstraf > elektronisch toezicht > werkstraf > autonome probatiestraf > geldboete (opgesomd in art 7 Sw) de werkstraf kan dus worden toegepast, als minder zware straf dan de gevangenisstraf op feiten die gepleegd zijn voor de inwerkingtreding van de wet die deze invoerde in 2002 ▪ Derde regel: van gelijksoortige hoofdstraffen is met een verschillende maximum is de straf met het hoogste maximum de zwaarste ▪ Vierde regel: met de bijkomende straffen wordt enkel rekening gehouden wanneer de hoofdstraffen gelijksoortig zijn en een gelijke maximumduur hebben De straf met de zwaarste bijkomende straf is dan in zijn geheel de zwaarste straf ongeacht of deze bijkomende straf facultatief is ▪ Vijfde regel: als ook de bijkomende straffen gelijk zijn dan kijken we naar de minimumduur van de hoofdstraf , de straf met de hoogste minimumduur is dan de zwaarste straf EXTRA: stel u voor je begaat een strafbaar feit waarop een straf staat (wet A) maar wanneer je voor de rechter komt is er een lichtere straf (wet B) bepaald voor dezelfde feiten. De lichtste straf wordt dus toegepast uit wet B 12 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Maar wat als er tussen deze 2 wetten nog een derde wet C viel die een nog lichtere straf had dan wet B, die dus vervangen werd door wet B? Dan zegt het HVC dan moet je wet C toepassen. Conflict HVC en GWH bij de toepassing van deze regel Er was een verkeerswet die een bepaalde gedraging strafbaar stelde met een gevangenisstraf. Er kwam een nieuwe wet die deze gedraging strafbaar stelde met een boete en een verval tot sturen HVC= simpel de nieuwe wet is retroactief toe te passen want de hoofdstraf is lichter in de nieuwe wet GWH= nee dat is niet correct want de wetgever ziet de straf in de nieuwe wet als zwaarder, het verval van sturen raakt de dader veel meer dan een voorwaardelijke gevangenisstraf die toch nooit wordt uitgevoerd dus zei het GWH die oude wet moet nog toegepast worden Het ging over een geval waar iemand niet verschijnt bij de eerste rechter wanneer deze is opgeroepen en hij wordt bij verstek veroordeelt tot een geldboete. De veroordeelde kan dit niet betalen en gaat in verzet en vraagt aan de rechter een werkstraf: HVC= aha dat gaat niet omdat bij het verzet kan de straf niet verzwaard worden en de werkstraf is zwaarder dan de geldboete. Dus de geldboete (lichtste straf) moet worden toegepast GWH= zei nee dat is wel mogelijk omdat de werkstraf voor de persoon zelf een mildere straf was en deze dus wel moest worden toegepast Wetsconflicten m.b.t. de strafbaarstelling (de omschrijving van het strafbaar gedrag) Wel retroactief: de nieuwe wet die een voorheen strafbaar gestelde gedraging haar strafrechtelijk karakter ontneemt of die haar bestanddelen zo wijzigt dat de strafbaarstelling wordt beperkt o Bv: de wetgever kan bijvoorbeeld van strafwet A met de noodzaak van 5 constitutionele elementen om te voldoen aan de strafbare gedraging gaan naar wet B die 6 constitutionele elementen vereist om te voldoen aan de strafbare gedraging. ▪ Wet B zal dus milder zijn en zal dus terugwerken ▪ Toevoegen constitutionele element= milder ▪ Wegnemen constitutionele element= zwaarder o Ook in het moreel bestanddeel en de verschillende gradaties van het opzet ▪ Wetens en willens is het algemeen opzet ▪ Voor het bijzonder opzet wordt er extra beweegreden verreist ▪ Wanneer het bijzondere opzet wordt in een nieuwe wet wordt vervangen door het algemeen opzet zal deze nieuwe wet dus zwaarder zijn want het algemeen opzet is makkelijk te bewijzen De nieuwe wet kan ook in 1 opzicht milder zijn en tegelijk in een ander opzicht strenger in de strafbaarstelling o Bv hij verlicht de delictsomschrijving door een constitutioneel bestanddeel toe te voegen maar hij verzwaart de sanctie o Men moet dan een distributieve toepassing maken van art 2 Sw ▪ de gunstige elementen uit beide stelsel moet men samenvoegen tot een hypothetisch derde stelsel ▪ dus volgens het voorbeeld: hij zal wat milder is in de auto wet behouden en wat milder is in de nieuwe wet toepassen dus de delictsomschrijving uit de nieuwe wet en de sanctie uit de oude wet Wetsconflicten m.b.t. andere strafrechtelijke regels Wel retroactief: wetten waarvan de toepassing een voor de verdachte gunstige uitwerking heeft 13 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o Vb. afschaffing vn strafverzwarende omstandigheid, invoering vn nieuwe verschoningsgrond, afschaffing v.d. strafbaarheid v.d. deelneming, verzachting van het bestraffingssysteem v.d. herhaling/recidive ▪ Herhaling is dus als iemand veroordeelt is maar opnieuw een misdrijf pleegt. In de meeste gevallen zet de wetgever daar een termijn op bv je bent in herhaling als je binnen de 5 jaar na u vorige veroordeling opnieuw een misdrijf pleegt. ▪ Als de wetgever dit nu verlengt naar 8 jaar dan is dit strenger ▪ Dus de oude regeling van 5 jaar zal dus nog van toepassing zijn en de nieuwe regeling is dus minder gunstig en werkt niet terug Uitzondering op de regel van terugwerking van de zachtere strafwet Deze regel wordt niet toegepast op gelegenheidswetten of periodieke reglementen Gelegenheidswetten o wetten die bepaalde verbodsbepaling invoeren die zijn uitgevaardigd ingevolge bijzondere omstandigheden of omstandigheden van voorbijgaande aard in het algemeen belang of ter handhaving v.d. openbare orde ▪ bv: verzekering van bevoorrading, economische redenen, schaarste = dan is het bv in een warme zomer verboden om de auto te wassen ▪ wanneer je deze feiten pleegt wanneer deze regel van kracht is maar wanneer je voor de rechter komt deze regel al niet meer van kracht is dan kan je u niet beroepen op de mildere straf (dus de opheffing van het verbod) om dan niet meer veroordeelt te kunnen worden o wanneer deze strafbepalingen worden ingetrokken geschiedt dit meestal door het vervallen van de bijzondere omstandigheden ▪ en niet omdat de wetgever vindt dat deze vroegere gedraging niet meer strafbaar moet gesteld zijn ▪ niet zoals bij overspel: daar vond de wetgever dit had eigenlijk nooit strafbaar moeten zijn Periodieke reglementen o wetten die de toepassing ve bestaande wet verder vastleggen o art 2 2de lid SW is niet van toepassing volgens de RL en RS wanneer het gaat om wijzingen die in de reglementen worden aangebracht uit kracht van een wet die onveranderd is gebleven. ▪ Het gaat hier over bv een KB dat een wet uitvoert, maar dit KB wordt aangepast (milder) maar die wet blijft onveranderd ▪ Feiten die op het ogenblik dat ze gepleegd werden strafbaar waren op grond van een uitvoeringsbesluit blijven strafbaar ook al zou de inbreuk op het ogenblik van de berechting volgens een later uitvoeringsbesluit niet meer strafbaar zijn ▪ Deze uitzondering wordt ook aangenomen in het geval van een wijziging van reglementering van een ongewijzigd gebleven blanco strafwet Zijn deze uitzonderingen verenigbaar met normen van IR? Deze komen op gespannen voet te staan met art. 15 BUPO o Want deze regel bevat ook de regel van de terugwerking van de mildere strafwet Ook voor art 7 EVRM is er een probleem o Het artikel zelf spreekt enkel over de niet-retroactiviteit van de strengere strafwet o Het EHRM heeft in een arrest van 17/09/2009 beslist dat deze bepaling impliciet ook het principe van de retroactiviteit van de mildere strafwet behelst Voor beide normen van IR lijkt de toepassing van de periodieke reglementen problematisch 4. De onmiddellijke toepassing van formele strafwetten Het wetboek van strafvordering bevat geen regeling met betrekking tot de werking in de tijd van de opeenvolgende procedurewetten. 14 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Sinds het principearrest van 07/05/1980 HVC is het duidelijk dat procedurewetten niet vallen onder art 2 Sw. o Ze zijn onderworpen aan art 2 en 3 Ger.W. dat procesrechtelijke bepalingen onmiddellijk moeten worden toegepast als ze zelf geen regeling bevatten Uitzondering: De RS besliste dat een wijzigende wettelijke bepaling inzake de bewijsvoering waardoor het recht van verdediging wordt aangetast, slecht toepasselijk is op de feiten die na de inwerkingtreding zijn gepleegd Ook al behoort dit tot het formele strafrecht (strafprocesrecht) Let op: de onmiddellijke toepassing is niet gelijk aan de terugwerkende kracht. Ze zijn wel toepasselijk op hangende geschillen Bv wanneer de verjaring reeds ingetreden was bij de inwerkingtreding van de nieuwe formele strafwet die een langere termijn bepaalt dan blijft die eerdere verjaring verworven o Wanneer de verjaring nog niet bereikt is en deze wordt verlengd dan zal de nieuwe termijn wel van toepassing zijn III. de toepasselijkheid van de strafwet naar de plaats Er wordt buiten het legaliteitsprincipe en het principe van niet-retroactiviteit ook vereist dat de wet bindende kracht heeft op de plaats waar het misdrijf werd gepleegd. a. Grondbeginselen Art. 3 Sw algemeen beginsel = principe van territorialiteit “Het misdrijf, op het grondgebied van het Rijk door Belgen of door vreemdelingen gepleegd, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de Belgische wetten.” De SW geldt altijd enkel op het nationaal grondgebied en op iedereen o alle natuurlijke personen en rechtspersonen, ook vreemdelingen Art. 4 Sw = uitzondering = principe van extraterritorialiteit: “Het misdrijf, buiten het grondgebied van het Rijk door Belgen of door vreemdelingen gepleegd, wordt in België enkel gestraft in de gevallen bij wet bepaald.” = het breidt de werkingssfeer van de Belgische strafwetten uit tot de misdrijven gepleegd in het buitenland Door Belgen of vreemdelingen gepleegd Maar enkel in de gevallen en voorwaarden die de wet bepaalt b. Situering van het misdrijf in tijd en ruimte Strafbare feiten kunnen zich op het grondgebied van twee of meer staten voordoen. We moeten dus de locus delicti (= plaats waar strafbaar feit is gepleegd) bepalen om te weten welk strafrecht van toepassing is. Dit wordt moeilijk wanneer de plaats van de materiele handeling een andere is dan waar de gevolgen plaatsvinden of meerder personen deelnamen o Bv. Bombrief verstuurd vanuit Londen, ontploft in Brussel. Het oplossen van het probleem werd overgelaten aan de RS daar de wet geen richtlijnen geeft. Er werden verschillende theorieën ontwikkeld. Handelingstheorie: misdrijf wordt gelokaliseerd op de plaats v.d. lichamelijke gedraging Resultaatstheorie: misdrijf wordt gelokaliseerd op plaats waar de door de strafwet beschermde belangen worden geschonden Ubiquiteitstheorie: misdrijf kan worden gelokaliseerd op elke plaats waar zich één van de constitutieve bestanddelen (= onderdelen v.d. strafbare gedraging die uiterlijk waarneembaar zijn) v.h. misdrijf werd gepleegd. o Deze theorie wordt door de BE RS aangenomen o Als hoofdfeit in België kan gelokaliseerd worden, dan worden deelnemingsdaden in het buitenland ook geacht in België te zijn gepleegd Wat zijn nu de constitutieve bestanddelen van een misdrijf? = onderdelen van de strafbare gedraging waardoor het misdrijf zich veruiterlijkt heeft 15 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o Bv : het mogelijk nadeel, als constitutief bestandsdeel van de misdrijven valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken, door zijn aard niet kan worden aangewend om het misdrijf te lokaliseren ook al is het een constitutief element (HVC) o Bij een onthoudingsmisdrijf wordt het misdrijf gelokaliseerd op de plaats waar de verplichting moest worden uitgevoerd (HVC) Voorbereidende handelingen voorafgaand aan het begin van de uitvoering van een misdrijf zijn in beginsel uitgesloten om de locus delicti te determineren daar zij geen constitutief bestanddeel van het misdrijf opleveren o Dit is belangrijk als men het heeft over de strafbare poging Er is een tendens in de RS om de Ubiquiteitstheorie breed op te vatten, hier is een reden voor: Als we het misdrijf niet in BE kunnen lokaliseren kunnen we niet vervolgen wat nefast kan zijn voor onze maatschappij als BE wel lijdt onder het misdrijf c. Het territorialiteitsbeginsel: toepassing van de strafwet op misdrijven binnen België gepleegd 1. Begrip De plaats van het strafbaar feit is bepalend voor de toepasselijke strafwet, het maakt dus niet uit of de dader of die plaats heeft vertoefd of werd aangetroffen. Wanneer het misdrijf op BE grondgebied werd gepleegd zijn de BE strafwetten van toepassing op iedereen, zelfs vreemdelingen. Zelfs als de vreemdeling in zijn land van herkomst niet kan gestraft worden wegens het in BE gepleegde misdrijf, kan hij hier veroordeelt worden o Art 13 1ste lid VTSv verhindert de vervolging in BE enkel voor een in het buitenland gepleegd misdrijf dat BE kon vervolgen maar waarvoor de vreemdeling al veroordeeld is in het buitenland (ook voor vrijspraak) o De straf moet zijn ondergaan of ten uitvoer gelegd, is dit niet zo dan kunnen we de persoon wel vervolgen in BE dan zullen we zijn straf die hij al had ondergaan aftrekken van de nieuwe straf Dubbele vervolging is wel denkbaar: o Bij de vervolging in het buitenland voor een op BE grondgebied gepleegd misdrijf kan deze persoon ook in BE nog is vervolgd worden (HVC) ▪ Maar niet binnen Schengenzone want hier is verdrag over ▪ Er wordt gesproken van een vonnis in dit verdrag maar het EHVJ heeft beslist dat ook buitengerechtelijke afhandelingswijzen hiervoor in aanmerking komen (bv een minnelijke schikking met het OM) 2. omschrijving van het grondgebied = de oppervlakte van de aardbol waarop hij zijn soevereiniteitsrechten op uitoefent. Zowel land, de ondergrond, het watergebied en luchtruim. Niet de ruimte. d. Extraterritorialiteitsbeginsel: toepassing v.d. Belgische strafwet op misdrijven buiten België gepleegd waarbij men in BE gaat vervolgen Toepassing van de Belgische SW is beperkt door art 4 Sw tot de gevallen in de wet bepaald in art. 6 – 14 V.T.Sv. Aan de basis hiervan liggen meerdere principes: Actief nationaliteits- of persoonlijkheidsbeginsel o Rust op de nationaliteit van de dader o De BE SW is van toepassing op Belgen of personen met hun hoofdverblijfplaats in BE die zich in het buitenland schuldig maken aan misdaden of wanbedrijven (art 7 VT Sv) Passief nationaliteits- of beschermingsbeginsel o Rust op de nationaliteit van het slachtoffer o De BE SW is van toepassing op vreemdelingen die in het buitenland misdaden hebben gepleegd tegen een BE onderdaan (art 10, 4°- 5° VTSv) Staatsbeschermingsbeginsel = 16 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o Steunt op de verstoring v.d. interne maatschappelijke orde waarbij Belgische staat rechtstreeks slachtoffer is v.d. gepleegde feiten. Bv muntondermijning of misdrijven tegen de veiligheid van de staat o De BE SW is van toepassing op misdrijven tegen de BE staat door wie ook gepleegd buiten ons grondgebied Universaliteitsbeginsel o Steunt op de aard v.h. misdrijf en belangen v.d. internationale gemeenschap, er is geen rechtstreekse band vereist = toepassing v.d. Belgische strafwet buiten de landsgrenzen ongeacht nationaliteit dader/slachtoffer o Deze persoon moet dan wel in BE zijn om hem te vervolgen, dit principe geeft geen rechtsmacht in het buitenland IV. de toepasselijkheid van de strafwet naar de personen a. Het gelijkheidsbeginsel Alle Belgen zijn gelijk voor de wet (art 10GW) De toepassing van het terr-beginsel (art 3 Sw) heeft tot gevolg dat de BE wetten ook op vreemdelingen die in BE misdrijven plegen van toepassing is Er zijn echter immuniteiten van toepassing op het strafrecht. b. Persoonlijke immuniteiten 1. Staatsrechtelijke uitzonderingen (uit de GW) De onschendbaarheid van de persoon van de Koning (88 GW) o Sluit alle strafvervolging uit zowel voor feiten binnen als buiten functie Parlementsleden (zowel fed als deelstatelijk) kunnen niet worden vervolgd voor een stem of mening in de uitoefening van hun functie o Buiten de functie wel (59 GW / 120 GW) ▪ Gedurende zittijd (parlementair jaar): Machtiging van de vergadering waarin het lid zetelt vereist voor verwijzing/dagvaarding/aanhouding, de parlementaire onschendbaarheid moet door deze vergadering worden opgeheven (bv federaal parlement) Zonder machtiging: verhoren en confrontaties, vorderen van een gerechtelijk onderzoek, ook bij op het heterdaad betrappen ▪ Buiten de zittijd Geen machtiging vereist Ook geen machtiging bij heterdaad betrapping Minister en staatssecretarissen (zowel fed als deelstatelijk) o Evenmin worden vervolg voor uiten mening of stem in de uitoefening van de functie (art. 101, 104, 124, en 126 GW) o Buiten de functie (art. 103-104 en art. 125-126 GW) ▪ Machtiging (“verlof”) vereist van het orgaan waaraan zij verantwoording moeten afleggen: voor aanhouding en rechtstreekse dagvaarding voor HvB HvB mag wel zonder machtiging bepaalde onderzoekshandelingen stellen (bv huiszoeking) ▪ Geen machtiging bij betrapping op heterdaad 2. Volkenrechtelijke uitzonderingen (uit verdragen) Buitenlandse staatshoofden zijn onschendbaar (art. 1bis §1 en 2 V.T.Sv.) tijdens de periode waarin zij hun functie uitoefenen. Ook diplomaten (Verdrag Van Wenen 1961) en consulaire ambtenaren (VVW 1963) Ook bepaalde voorrechten en immuniteiten voor ambtenaren en persoonsleden van de Europese Gemeenschappen (protocol bij de verdrag van de Europese gemeenschap van 1965) 17 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B B. Het misdrijf I.Algemene beginselen a. Begipsbepaling = een gedraging die de wet schendt en waarop een straf is bepaald 1. Schending van de wet (=legaliteitsbeginsel) De krenking of bedreiging van waarden of rechtsgoederen is pas een misdrijf nadat de wet dit zo stelt 2. Een gedraging Kan een positieve daad zijn die ingaat tegen een verbod en dus een actief handelen is of een negatieve gedraging in het niet handelen of verzuim (onthoudingsmisdrijven of omissiemisdrijven.) Voor natuurlijke personen maar ook rechtspersonen 3. Een straf = enkel een misdrijf als de wet op deze gedraging een straf stelt Opgesomd in art 7 Sw voor natuurlijke personen Opgesomd in art 7bis Sw rechtspersonen !!Sancties of maatregelen die niet als straf kunnen worden gekenmerkt, maken een wetsovertreding niet tot misdrijf (bv tuchtsanctie). De straf is nodig zodat een gedraging een misdrijf kan zijn. b. Legaliteit van de strafbaarstelling De wetgever moet de gedraging die hij strafbaar stelt nauwkeurig omschrijven (lex certa principe) doch is sommige gevallen is dit te summier en gebeurt dit niet. Blanco strafbepalingen of holle bepalingen: komt vaak voor in bijzondere wetten. Zij bevatten zelf geen strafbepaling maar stellen gewoon dat de straf volgt bij het overtreden van de bijzondere wet en haar uitvoeringsbesluiten. o De rechter moet dan de omschrijving van het misdrijf zoeken in de wet en haar uitvoeringsbesluiten, dit kunnen veel bepalingen zijn o Dit kan leiden tot een discussie voor de rechtbank wat net de draagwijdte is van de stafbepalingen In andere gevallen wordt de inhoud van de strafbaarstelling bepaald door een verwijzing naar EU-rechtelijke voorschriften, een CAO c. De autonomie van het SR Het SR is een sanctierecht in de zin dat het dienstig is voor het nakomen van verplichtingen in andere rechtsdiciplines. In deze zin is het een hulprecht. Het SR heeft echter ook een autonoom karakter Het heeft ook de bescherming van de maatschappij en het algemeen openbaar belang als functie en niet enkel het private belang Het sanctioneert ook waarden die niet worden beschermd door andere rechtstakken o Bv schuldig verzuim 422bis Sw Ook is de interpretatie van begrippen in het SR door de strafrechter anders dan in het BR De strafrechter interpreteert de begrippen van andere rechtstakken zoals in de gebruikelijke omgangstaal en dus autonoom o Zo geld de fictie m.b.t. het onderscheid tss roerende en onroerende goederen uit het BW niet in het SR. d. De bestanddelen van het misdrijf 2 bestanddelen: moreel en materieel element Behoren beide tot de structuur van het misdrijf en worden door de wet bepaald o Als 1 van de twee ontbreekt is er geen misdrijf en geen indicatie van straf Zo is het enkel het aanwezig zijn van de gedraging die aan de wettelijke delictsinhoud voldoet niet voldoende om de dader strafbaar te stellen. Ook al zijn beide elementen aanwezig toch kan er geen straf volgen. Dit wordt gedaan door de rechtvaardigingsgronden, schulduitsluiting of schuldontheffingsgronden, 18 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B toerekeningsvatbaarheid en de strafuitsluitende verschoningsgronden. Dit zijn tegenindicaties van straf. (zijn in een bepaalde volgorde te volgen zoals hieronder beschreven) en dan volgt er geen straf ook al was er toch een materieel en moreel bestanddeel. LET OP: men moet dus eerst wel een moreel en materieel bestanddeel hebben en zo dus de indicatie van straf en dan pas kunnen we spreken over het kijken naar de tegenindicaties van straf. Wederrechtelijkheid De strafbaarheid kan namelijk opgehoffen worden door rechtvaardigingsgronden die de wederrechtelijkheid weg, een misdrijf is pas strafbaar als het wederrechtelijk is. Als er geen wederrechtelijkheid is door een rechtvaardigingsgrond, dan neemt dit toch het karakter van het misdrijf weg. Het is er dan geen meer. ook al is de morele en materiele element aanwezig de dader zal niet strafbaar zijn De wederrechtelijkheid (of de andere tegenindicaties van straf) is geen bestanddeel van het misdrijf ook al ontneemt de afwezigheid van de wederrechtelijkheid het karakter van het misdrijf weg waardoor het niet bestaan heeft. o Dit is omdat processueel er een heel groot verschil is tussen de objectieve elementen van het misdrijf namelijk het mor en mat bestanddeel en de tegenindicaties van straf o Dat verschil zit erin dat enkel de objectieve elementen van het misdrijf door het OM moeten bewezen worden en dit altijd ▪ Het OM moet dus de wederrechtelijkheid niet bewijzen, het OM moet niet bewijzen dat er geen rechtvaardigingsgrond is. Ook breder het OM moet niet bewijzen dat de andere indicaties van straf niet van toepassing zijn ▪ De dader kan de tegenindicaties aanvoeren en dan pas is het aan het OM om het tegendeel te bewijzen Er zijn 3 rechtvaardigingsgronden Wettige verdediging: het materieel en moreel bestanddeel is aanwezig maar er is een rechtvaardiging namelijk uw eigen beschermen. En dit neemt het karakter van het misdrijf weg en werkt in rem = dus ook mededaders gaan vrijuit want er is geen misdrijf meer Zo ook met gebod van de wet of bevel van de OH (u moet het doen) Op basis van de RS is ook de noodtoestand toegevoegd !!Rechtvaardigingsgrond leidt tot vrijspraak Verwijtbaarheid Ook al heeft de verdacht de strafbare feiten gepleegd, er kunnen omstandigheden zijn waardoor de gedraging hem in concreto niet verweten kunnen worden. Er is dus wel een mat en mor bestanddeel, maar geen rechtvaardigingsgrond maar het misdrijf wordt u niet verweten. = gronden van schulduitsluiting of schuldontheffingsgronden o De dwang en uit de RS de onoverkomenlijke dwaling De verwijtbaarheid en het moreel bestanddeel staan los van elkaar. De dwang of de onoverkomenlijke dwaling nemen de opzet niet weg bij opzettelijke misdrijven maar ontnemen aan de handeling enkel het karakter van schuldige gedraging, de dader werd gedwongen wat hij deed o Ondanks zijn opzet treft de dader geen verwijt wanneer hij moreel gedwongen was o De dader doet iets en wilt het doen, maar de wil wordt ingegeven door een dwang. Het moreel bestanddeel blijft dus wel aanwezig. Deze gronden werken enkel in personam Enkel de persoon die de dwang/dwaling ervaarde kan zich hierop beroepen !!!!Het misdrijf blijft dus bestaan maar het wordt u niet verweten, mededaders kunnen dus veroordeeld worden o Bij de RVG wordt het bestaan van het misdrijf weggenomen !!Een schulduitsluitingsgrond leidt tot vrijspraak 19 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Toerekeningsvatbaarheid In twee gevallen is aan de vereiste van toerekeningsvatbaarheid niet voldaan: geestesgestoorden en minderjarigen. Dus er is een mor en mat bestanddeel, met geen RVG en ook geen schulduitsluiting, dan moeten we kijken naar de toerekeningsvatbaarheid. Let op: zij hebben wel degelijk het misdrijf gepleegd in al zijn bestanddelen o = de wet over de internering alsmede het decreet voor jeugddelinquenten spreken namelijk beide over een persoon die een misdrijf heeft gepleegd Geldt ook enkel in personam !! niet- toerekeningsvatbaarheid leidt niet tot een vrijspraak maar tot maatregelen Namelijk een curatief optreden tegen de geestesgestoorde Een educatief optreden tegen de minderjarige Strafwaardigheid De wetgever kan door strafuitsluitende verschoningsgronden de strafwaardigheid wegnemen en zo ontsnapt de dader aan vervolging ook al heeft hij het misdrijf gepleegd. Deze nemen de strafwaardigheid van het misdrijf weg. Art 462 Sw EXTRA= Er bestaat een fundamenteel verschil tussen (1) en (2): Processueel is dit relevant: het OM moet enkel het bestaan van (1) aanleveren (1) → indicatie van straf → bewezen tegenindicatie van straf (2) Wanneer we alles doorlopen hebben van bovenstaand schema en er dus (1) is en er geen toepassing is van (2) dan gaat de strafrechter over kunnen gaan tot straffen. Maar de straftoemeting wordt ook beïnvloed door een aantal regels die we de strafbeïnvloedenderegels noemen. Dit zijn er vier die in deze volgorde toe te passen zijn Strafbeïnvloedenderegels De strafverminderende verschoningsgronden o Leiden niet tot vrijspraak maar tot strafvermindering De verzachtende omstandigheden De herhaling Samenloop o Eendaadse samenloop o Meerdaadse samenloop !!!Boven dit alles staat nog 1 zaak= de exceptie van de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering 20 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B De strafvordering zal soms niet ontvankelijk zijn (dit wordt gezien in de cursus strafprocesrecht) Dan kom je zelfs niet toe aan de vraag of er wel een misdrijf is want de strafvordering is in zelfs niet ontvankelijk o De strafrechter zegt ik ontvang de strafvordering niet en dan stopt alles Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de bestanddelen van een misdrijf en de RV, de GVS, de GNTV en de SUVG. Procedureel is dit relevant namelijk omdat het OM moet het bestaan van de bestanddelen van het misdrijf leveren. Enkel wanneer de beklaagde bovenstaande gronden aanvoert dan moet het OM deze gaan weerleggen anders niet. Het bestaan van deze gronden wordt dus niet vermoed II. het materieel bestanddeel van het misdrijf a. Het vereiste van een uiterlijk waarneembare gedraging Een misdadige gedacht blijft buiten het strafrecht, elke misdrijf vereist een uiterlijk waarneembare gedraging die krenken of gevaarlijk wordt geacht voor de beschermde waarden of rechtsgoederen (HVC). Dit vereiste is een waarborg voor de objectiviteit van de strafrechtsbedeling. b. De omschrijving van het materieel element De strafwet omschrijft de constitutieve elementen van het misdrijf en voegt daaraan een juridische kwalificatie toe Soms wordt enkel de juridische naam vermeld als de elementen voldoende bekend worden geacht (art 372 Sw aanranding van de eerbaarheid) In andere gevallen is er enkel een opsomming van de elementen van het strafbaar feit zonder juridische benaming ( art 508bis afzetterij) c. De handelings en onthoudingsmisdrijven = commissie en omissiedelicten Commissiedelicten of handelingsmisdrijven o Nood aan positief optreden Omissie of onthoudingsdelicten o Bestaan in het niet in acht nemen van gebiedende wettelijke of reglementaire bepalingen o iets niet doen wat moet d. De handeling door onthouding Er bestaan ook commissiedelicten door omissie of oneigenlijke omissiedelicten zowel een actieve handelen als een passief nalaten; het vrijwillig nalaten voltrekt de verboden handeling. Bv de bedrieglijke organisatie van het onvermogen (490bis Sw) kan gepleegd worden door bedrieglijk zijn eigen onvermogen verwekken (actieve handeling) of door te weigeren inkomsten uit arbeid te ontvangen (passief nalaten). III. Het moreel bestanddeel v.h. misdrijf a. Algemene begrippen Het SWB bevat geen algemene beschrijving van het moreel bestanddeel noch is de RS van het HVC eenduidig. We moeten dus kijken naar de RL, er zijn wee opvattingen in de rechtsleer: de klassieke leer van HAUS en de theorie van LEGROS. Eerst dringen er zich 3 opmerkingen op Onderscheid tussen opzettelijk (=met het opzet te doen wat door de wet verboden wordt of niet te doen wat door de wet geboden wordt) en vrijwillig (zonder ertoe gedwongen te zijn): opzettelijke of onopzettelijke handeling is slechts strafbaar als ze vrijwillig gesteld wordt zonder dwang of noodzaak. De strafbaarheid van de dader vereist namelijk steeds vrije wil. Onderscheid tussen moreel bestanddeel v.h. misdrijf (= opzet of onachtzaamheid als constitutief bestanddeel v.h. misdrijf) en de drijfveren v.d. dader (= persoonlijke motieven 21 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B van de dader): drijfveer v.d. dader heeft geen invloed op het bestaan v.h. misdrijf, waarbij het moreel bestanddeel een wettelijk en constant element is dat vereist is voor elke inbreuk op de Sw. o Vb. of doodslag gedaan is uit haat of uit medelijden, maakt niet uit o De wet kan dit anders bepalen, dat de drijfveer wel invloed heeft op het bestaan van het misdrijf o De motieven kunnen wel invloed hebben op de straftoemeting Begrip “schuld” heeft meerdere betekenissen o In de enge betekenis: moreel element v.h. misdrijf (=gedraging gepleegd met opzet of onachtzaamheid). ▪ = men bedoelt dan de begrippen opzet en onachtzaamheid o ▪In de brede betekenis: verwijtbaarheid (=gedraging moet te verwijten zijn aan de dader om aanleiding te geven tot bestraffing b. De klassieke theorie Twee schuldvormen: opzet en onachtzaamheid Opzettelijk misdrijf hierin is het moreel bestanddeel dat de dader de doelgerichte wil had de strafbare gedraging te stellen die de wet verbied of gebiedt Bij een onachtzaamheid misdrijf heeft de dader de ook de daad of verzuim gewild maar niet de gevolgen o Ook al kon hij ze voorzien 1. Opzettelijke misdrijven Opzet = de wil om een gedraging (handeling of verzuim) te stellen die door de wet geboden of verboden wordt. Er zijn verschillende gradaties te herkennen: a. Algemeen opzet De wet vereist dat de dader heeft wetens en willens iets gedaan of nagelaten dat strafbaar is. De klassieke leer oordeelt dat het AO een bestanddeel is van alle misdaden en wanbedrijven ook al wordt die vereiste niet uitdrukkelijk vermeld o Geldt voor de misdrijven in boek II van het SWB ▪ Tenzij de wetgever het expliciet vermeldt volstaat voor deze misdrijven onachtzaamheid o De termen wetens of vrijwillig zijn synoniemen die de wetgever gebruikt o Voor misdrijven in de bijzondere wetten wordt aangenomen dat onachtzaamheid volstaat o tenzij het anders is gepreciseerd o tenzij er uit de omschrijving van het materieel bestanddeel blijkt dat opzet vereist is b. Bijzonder opzet De dader moet handelen met bijzondere beweegredenen die soms impliciet blijken uit de aard van het misdrijf of uitdrukkelijk worden weergegeven in de delictsomschrijving bv bedrieglijk, of met kwaad opzet, kwaadwillig c. Gans bijzonder opzet De dader moet een welbepaald doel hebben nagestreefd dat in de delictsomschrijving wordt vermeld 393 Sw doden met het oogmerk om te doden = doodslag d. Voorbedachte rade veronderstelt dat de dader zijn handeling heeft beraamd gedurende een zekere tijd die verlopen is tussen het ogenblik waarop bij hem het voornemen is ontstaan om het strafbaar feit uit te voeren en de uitvoering ervan Dit wordt voor sommige misdrijven als verzwarende omstandigheid gezien e. bepaald opzet Wanneer de dader zowel de handeling of het verzuim heeft gewild als de bepaalde gevolgen daarvan Het voornemen om een bepaald voorwerp te stelen of een bepaald persoon te slaan 22 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Let op voor de aberratio ictus of de misslag o A wilt B verwonden maar door aan zijn wil externe oorzaak verwondt hij C f. onbepaald opzet De dader wilt de daad en de gevolgen maar die zijn op dat ogenblik niet duidelijk afgelijnd Bv een springtuig tot ontploffing brengen in een menigte g. eventueel opzet De dader heeft de daad gewild en de gevolgen kunnen voorzien en deze er op de koop toe bijgenomen. Het vooruitzicht van de gevolgen laat hem niet afzien van de daad. 2. Onachtzaamheidsmisdrijven Dader heeft de verboden daad willen stellen of de geboden handeling willen verzuimen maar hij heeft de schadelijke gevolgen ervan niet gewild, ook al kon of moest hij ze voorzien. Worden ook de onopzettelijke misdrijven genoemd omdat de fout (culpa) die zij ten grondslag hebben de tegenstelling is van het opzet (dolus) van de opzettelijke delicten Geen wettelijke definitie maar zie art 418-420 Sw = het veroorzaken van een door de SW bepaald schadelijk gevolg door een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg o Gebrek aan voorzichtigheid ▪ de dader heeft zich de gevolgen van zijn handeling of onthouding niet voorgesteld hoewel hij dit had kunnen en moeten doen. ▪ Bv. Iemand hanteert een wapen waarvan hij meent dat het ongeladen is en vuurt een schot af waardoor iemand wordt gekwetst o Gebrek aan voorzorg ▪ de dader heeft wel aan de gevolgen van zijn handeling of onthouding gedacht maar heeft erop gerekend dat deze zich niet zouden voordoen hoewel hij beter kon en moest weten. ▪ Bv. Wandelaar kwetsen bij schietoefeningen in een tuin in de richting van de haag waarachter een wandelpad loopt. Onachtzaamheid kent allerlei vormen en oorzaken zoals kortstondige onoplettendheid, onbedachtzaamheid, lichtzinnigheid, overmoed, roekeloosheid. Het domein van deze misdrijven bepalen aan de ene kant het louter toeval (situaties waaraan geen strafrechtelijk schuldbegrip verbonden is) en aan de andere kant de misdrijven waarin eventueel opzet als moreel bestanddeel aanwezig is Het bestaan van de onachtzaamheid vergt wel een foutief handelen of een verzuim een voorzienbaar, vermijdbaar en strafbaar schadelijk gevolg een causaal verband tussen beide → De lichtste fout (‘culpa levissima’) volstaat opdat de betrokkene strafrechtelijk verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld voor haar gevolgen. Beoordelen van onachtzaamheid gebeurt via de zorgvuldigheidsnorm: kijk naar wat ‘goede huisvader’ (bonus pater familias) zou doen, d.i. de normale, voorzichtige en vooruitziende persoon geplaatst in dezelfde omstandigheden. 3. Materiele misdrijven Derde categorie waarvoor genoeg is dat het misdrijf materieel werd gepleegd zonder dat er voor de strafbaarheid opzet of onachtzaamheid nodig is. Vnl. overtredingen en contraventionele wanbedrijven uit bijzondere wetten (Bv. sociaal strafrecht, economisch strafrecht, milieustrafrecht). Kritiek door Cass.: Je hebt altijd een materieel en moreel element nodig om een handeling strafbaar te maken 23 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B o Wel duidelijk dat voor deze categorie de dader niet opzettelijk moet gehandeld hebben (Cass) Uit de RS: voor deze categorie is geen opzet vereist. Maar je zou kunnen zeggen dat het moreel bestanddeel kan worden afgeleid uit het louter materieel gepleegde feit. IV. De wettelijke indeling van de misdrijven a. Beginsel v.d. drieledige indeling Art. 1 Sw.: summa divisio wettelijke indeling in 3 misdrijven o dit is de grondslag voor het materieel strafrecht en het strafprocesrecht ▪ materieel SR: invloed op vlak van verzachtende omstandigheden, herhaling en de verjaring van de straf ▪ strafprocesrecht: grondslag bevoegdheidsverdeling, verjaring strafvordering op basis van de aard en hoogte van de toepasselijke straf; van zwaar naar licht De Potpourri II wet van 05/02/2016 behoudt deze wettelijke drieledige indeling. Er zijn echter ook enkele aanpassingen De mogelijkheid voor het OM en de onderzoeksgerechten om misdaden te correctionaliseren is veralgemeend o Voordien kon dit enkel voor misdaden strafbaar met max 20 jaar opsluiting en de misdaden opgesomd in art 2 3de lid van de wet op de verzachtende omstandigheden 4/10/1867 Door de mogelijkheid van correctionalisering ook voor de zwaarste misdaden zijn de correctionele straffen voor deze gecorrectionaliseerde misdaden opgetrokken o Misdaden strafbaar met opsluiting 20-30 jaar ▪ Na correctionalisatie = max 28 jaar i.p.v. voorheen 20 j o Misdaden strafbaar met opsluiting 30-40 jaar ▪ Na correctionalisatie = max 38 jaar Voorheen bestond geen maximum omdat de opsluiting van 30-40 j niet bestond o Misdaden strafbaar met levenslange opsluiting ▪ Na correctionalisatie = max 40 jaar i.p.v. voorheen 20 jaar Echter het GwH vernietigde art 121 (veralgemeende correctionalisering) en art 6 (gevangenisstraffen 28,38,40 jaar ) van deze wet op 21/12/2017. De algemene correctionaliseerbaarheid komt er op neer dat alle misdaden kunnen worden onttrokken aan de rechter aangewezen door de GW Door de verlenging van de maximale gevangenisstraffen wordt het begrip van de verzachtende omstandigheden gedenatureerd doordat het enkel nog gebruikt wordt voor 24 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B bevoegdheidsbepaling en bijna geen gevolgen meer heeft voor de duur van de vrijheidsberoving Echter is er nog steeds de mogelijkheid van de wetgever om misdrijven strafbaar te stellen met een tijdelijke criminele straf van 30-40 jaar. Er is wel geen bepaling die de werking van de verzachtende omstandigheden regelt voor de opsluiting en hechtenis van 30-40 jaar. Moest de wetgever een misdrijf stellen met deze straf dan zal hier geen verzachtende omstandigheden worden aangenomen b. Kritiek op de drieledige indeling De indeling wordt als niet wetenschappelijk ervaren en meer gebaseerd op een indeling op grond van technische betekenis In het voorontwerp van het nieuwe SWB wordt er overgegaan tot enkel een tweeledige indeling van de misdrijven namelijk misdaden en wanbedrijven c. Draagwijdte art 1 Sw. Het onderscheid dat wordt gemaakt op grond van de op het misdrijf gestelde straf geldt zowel voor de misdrijven uit Boek II SWB als de bijzondere wetten. 1. De wettelijke bepaling van de aard van het misdrijf Men moet kijken naar de straf die de wettekst op het strafbaar feit stelt. Bepalend is: Aard van de straf o bv. valsheid in geschrifte (art. 196 Sw.: opsluiting van 5 tot 10 jaar dus is een misdaad)). Maximum van de hoofdstraf o bv. gehele of gedeeltelijke vernieling of ongebruikmaking vn wagens (art. 521 Sw.): 15 dagen tot 3 jaar en 50-500 euro dus is een wanbedrijf) Als het wettelijk strafminimum een politiestraf is en het wettelijk strafmaximum van correctionele aard is dan heeft het misdrijf het wettelijk karakter van een wanbedrijf. Bijkomend is de RB waarvoor men terecht staat niet beslissing voor de bepaling van de aard van het misdrijf. Deze rangschikking op grond van de wettelijke drieledige indeling slechts een voorlopig karakter omdat de aard nog kan veranderen (denatureren of ontaarden) zowel in de loop v.d. procedure als door de definitieve beslissing v.h. vonnisgerecht. De aard van het misdrijf wordt pas definitief bepaald door het in kracht van gewijsde treden van het arrest of vonnis in de zaak. 2. Wijziging v.d. aard v.h. misdrijf door wettelijke omstandigheden Door wettelijke strafverzwarende omstandigheden: Op de uitvoeringswijze v.h. misdrijf (bv. basismisdrijf diefstal (wanbedrijf) / diefstal met geweld of bedreiging (misdaad)) Op de gevolgen v.h. misdrijf (bv. basismisdrijf slagen en verwondingen (wanbedrijf) / slagen en verwondingen zonder oogmerk om te doden met maar met dood tot gevolg (misdaad)). Op de persoon v.d. dader: (bv. basismisdrijf diefstal (wanbedrijf) / diefstal door een ambtenaar via ambtsbediening (misdaad)). Op de drijfveren v.d. dader: (bv. opzettelijke slagen en verwondingen die een blijvende ongeschiktheid tot gevolg hebben (wanbedrijf) / Wanneer dader gehandeld heeft uit haat tegen ras, huiskleur, … (misdaad)) Op de persoon v.h. slachtoffer: (bv. opzettelijke slagen en verwondingen die een blijvende ongeschiktheid tot gevolg hebben (wanbedrijf) / wanneer slachtoffer buschauffeur van de lijn is (misdaad)). Strafverzwaring door wettelijke herhaling de dader kan dan zwaarder gestraft worden voor het nieuwe feit. Dit heeft geen invloed op de wettelijke indeling vn misdrijven maar zorgt ervoor dat de grenzen v.d. straffen kunnen overschreden worden Door wettelijke strafverminderende omstandigheden: 25 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Poging o Of betrekking op het verloop van het strafbaar feit: voltrokken diefstal met braak is een misdaad ▪ Maar blijft het misdrijf onvoltooid dan strafbaar met correctionele straffen en wordt het een wanbedrijf Medeplichtigheid o Weerslag op het persoonlijk aandeel van de dader in de uitvoering van het misdrijf ▪ De medeplichtige aan een diefstal met braak (misdaad) kan slechts tot correctionele straffen worden veroordeelt Door wettelijke strafverminderende verschoningsgronden Uitlokking o Doodslag is een misdaad die wanneer uitgelokt wordt herleid tot een wanbedrijf 3. Wijziging v.d. aard v.h. misdrijf gedurende de procedure De aard v.h. misdrijf kan in de loop v.d. procedure denatureren, meestal door het aannemen van verzachtende omstandigheden of een strafverminderende verschoningsgrond. Voor de onderzoeksgerechten en het OM is het een juridisch technisch middel om misdaden de correctionaliseren en wanbedrijf te contraventionaliseren Correctionalisering = van misdaad naar wanbedrijf. Contraventionalisering = van wanbedrijf naar overtreding. Dit kan slechts 1 x worden toegepast Voor de vonnisgerechten is het een middel om de straf te individualiseren a) Wijziging door de onderzoeksgerechten De wettelijke aard van het misdrijf wordt gewijzigd door het aannemen van verzachtende omstandigheden waardoor een misdaad gecorrectionaliseerd of een wanbedrijf gecontraventionaliseerd wordt door de KI de onderzoeksgerechten een strafverminderende verschoningsgrond vaststellen waardoor een wettelijke gekwalificeerde misdaad geherkwalificeerd wordt van een misdaad naar wanbedrijf De wijziging van de aard heeft als gevolg een andere straftoemeting en voor de verjaring van de strafvordering en deze dringen zich dus op aan de vonnisgerechten die hiermee rekening moeten houden. b) Wijziging door openbaar ministerie om processuele redenen: kan, indien geen gerechtelijke onderzoek is gevorderd, bij einde v.h. opsporingsonderzoek de beklaagde rechtstreeks dagvaarden voor de corr rb door het aannemen van verzachtende omstandigheden of een strafverminderende verschoningsgrond en correctionele straf te vorderen o OM meent geen reden te zien een hogere straf dan een correctionele te moeten vorderen of de beklaagde rechtstreeks dagvaarden voor de pol rb door het aannemen van verzachtende omstandigheden en politiestraf vorderen o OM meent geen reden te zien een hogere straf dan een politiestraf te moeten vorderen Deze verandering dringt zich niet op aan de vonnisgerechten rechtbank kan zich evenwel onbevoegd verklaren indien zij van mening is dat er geen reden is voor de denaturatie, dus dat de verzachtende omstandigheden of de grond van verschoning opgeworpen door het OM niet aanwezig zijn politierechtbank kan dit niet (PP II). c) Wijziging door vonnisgerechten Wanneer het Hof van assisen wegens een door de wet als misdaad gekwalificeerd feit slechts een correctionele gevangenisstraf uitspreekt door verzachtende omstandigheden of een strafverminderende verschoningsgrond wordt die misdaad een wanbedrijf. 26 Segers Maarten Bachelor in de Rechten V.U.B Zo ook Corr rb kan een politiestraf uitspreken waardoor wanbedrijf wordt geherkwalificeerd als overtreding, door het aannemen van verzachtende omstandigheden De aard v.h. misdrijf wordt pas definitief bepaald door de straf die wordt gegeven bij een in kracht van gewijsde getreden uitspraak door de rechter. Misdrijf wordt geacht altijd die aard te hebben gehad. V. Andere classificaties van de misdrijven a. Classificatie volgens de intrinsieke aard v.h. misdrijf 1. Politieke misdrijven a) Begrip Geen begripsomschrijving in de wet, zowel GW, SW als bijzondere wetten. Er zijn wel onrechtstreekse aanwijzingen door de wetgever Uit de aard van de straf o Hechtenis wordt enkel opgelegd voor politieke misdrijven (art 10 en 1 SW) Uit de bevoegdheid van het hof van assisen voor bepaalde wanbedrijven o Dit zijn dan politieke misdrijven Het begrip wordt Hoofdzakelijk omschreven door (Cass.) rechtspraak en rechtsleer Leidraad is dat het exclusieve karakter bestaat in het rechtstreeks afbreuk doen aan de politieke orde van een bepaald land o Echter niet wanneer deze schade onrechtstreeks wordt gerealiseerd door willekeurige mensenlevens of economische belangen in gevaar te brengen ( Cass) b) Soorten politieke misdrijven We maken een onderscheid op basis van wat er als beslissend wordt geacht : het aard van het misdrijf of de drijfveren van de dader Aard v.h. misdrijf (objectieve theorie): objectieve politieke misdrijven o =misdrijven die duidelijk uitsluitend rechtstreeks gericht zijn tegen de inwendige of uitwendige politieke orde o Bv. misdrijven tgn veiligheid v.d. staat (art. 104, 113-116, 118bis, 124 Sw.) en inbreuken op Kieswetboek (art. 181 Sw.). o LET OP: heeft de dader uit winstbejag gehandeld dan wordt het misdrijf geacht gemeen recht te zijn Drijfveer v.d. dader (subjectieve theorie): gemengde politieke misdrijven o = misdrijven van gemeen recht die politiek karakter verwerven doordat de dader de bijzondere bedoeling rechtstreeks aanslag te plegen op de politieke orde ▪ Valsheid in openbare of private geschriften (art 196 Sw) teneinde valselijk het kiesrecht van een persoon te doen erkennen (Cass) o Twee voorwaarden (cumulatief) ▪ Bijzondere bedoeling van de dader om een aanslag te plegen op de politieke orde ▪ deze gedraging rechtstreeks een politiek nadeel had of kon hebben. o = zeer restrictief toegepast. Zo werden volgende misdrijven niet aanvaard als gemengde politieke misdrijven ▪ Weigering onderwerping volkstelling (Cass) ▪ Bepaald

Use Quizgecko on...
Browser
Browser