Historische methode: Verhalen en structuren (College 3.3)

Summary

Dit college behandelt de historische methode, de ontwikkeling van verschillende historische scholen en de invloed van interdisciplinaire perspectieven op de historische analyse. Er wordt dieper ingegaan op de theorieën van belangrijke historici, zoals Max Weber en de Annales-school, en de relevantie voor de moderne historische studie.

Full Transcript

Historische methode Verhalen en structuren 3.3 Interdisciplinariteit en historische scholen  De eeuwige problemen van historische interpretatie  Eenmalig  Recurrent  Lineair  cyclisch  Contingent  Wetmatigheden  Agency  Structuur  Causaliteit  Correlati...

Historische methode Verhalen en structuren 3.3 Interdisciplinariteit en historische scholen  De eeuwige problemen van historische interpretatie  Eenmalig  Recurrent  Lineair  cyclisch  Contingent  Wetmatigheden  Agency  Structuur  Causaliteit  Correlatie  Latent en onbewust  bewust beleefde realiteit   historisch feit is onderdeel van een proces (de wat-vragen zijn altijd ingebed in hoe- en waarom-vragen)   Steeds nieuwe manieren om met die vragen om te gaan Van verhaal naar structuur  19de-eeuws positivisme  Rankeaans positivisme  romantische emotie Histoire-bataille en de opkomst van de natiestaat  Interbellum: existentiële crisis  Geschiedenis niet in staat WO I te voorspellen  zelfbevraging  “Nouvelle Histoire” (Annales, etc.) niet langer objectivisme of naïeve wetmatigheden problematiserend (vraagstelling!) inzichten in structuren (pol., soc., econ. en cult.) diepere oorzaken  andere sociale wetenschappen Van structuur naar verhaal  Crisis na derde generatie Annales  zoektocht naar nieuwe paradigma ’s  Linguistic turn / cultural turn studie van taal en tekens representatie (Derrida  taligheid representatie)  relativisme doelstellingen en relevantie  Zoektocht naar nieuwe paradigma’s in elke subsector van het historisch spectrum (global history, gender en queer history, material turn, neo-intitutionalisme, ecologische geschiedenis) Interdisciplinariteit - sociale wetenschappen, later taalwetenschappen  Geschiedenis voortdurend beïnvloed en bevrucht door maatschappelijke veranderingen en door nieuwe vragen in andere wetenschappen  Naast traditionele wetenschappen als politicologie en economie  sociologie: handelingen van mensen in collectief verband  collectief bewustzijn, niet herleidbaar tot individu, sociale ongelijkheid  psychologie  beweegredenen voor het individuele handelen  antropologie  aandacht voor mentaliteiten en zichtbare en (on)zichtbare conventies in samenlevingen  postkolonialisme  aandacht voor inherente machtsevenwichten in samenleving, aandacht voor culturele machtsongelijkheden (Said, zie verder)  linguïstiek  van betekenisverschuivingen tot ruis van media Belang interdisciplinariteit   methodologische vernieuwing   paradigmatische vernieuwing  maar ook … risico’s  anachronisme elke tijd stelt nieuwe vragen  overconceptualiseren veralgemening vooroordelen en fouten verwaarlozing uniciteit gebeurtenis Paradigmatische vernieuwing Max Weber 1864-1920  Methodenstreit: wetmatigheden: moeilijik om aan te tonen  descriptie: vrijblijvend, uniciteit  Tussenpositie  ideaaltype  abstrahering na observatie  concepten  typologieën  causale adequaatheid  waarschijnlijkheid bepaalt uitspraken  gevaar  veralgemening gelijkschakeling historische termen (“burger”)   Linguistic turn Weberiaanse Ideaaltypes  Maatschappijtypologieën laten grotere abstrahering en grotere relevantie toe  Faciliteert vergelijking  comparatieve geschiedenis charismatische theocratie (macht vorst, bovennatuurlijke) patriarchale maatschappij feodale samenleving polis / stadstaat kapitalistisch systeem democratisch – liberale staat (vrije concurrentie) fascistische staat collectivistische en centralistische staatsmacht …  Gevaren voor essentialisering  Weber, The city : chaotische en corrupte stad in Islam vs. efficiënte stad in het “Westen” Max Weber  Wirtschaft und Gesellschaft (1922):  sociale actoren bepaald door cultuur van hun sociale organisatie  kapitalistisch systeem 16de eeuw  calvinistische ethos  debat kapitalisme even sterk in katholieke landen (Richard Tawney, Religion and the Rise of Capitalism: ) behoefte aan “achievement” (Everett Hagen, On the Theory of Social Change) grenssituatie = inspanningen om marginale situatie te remediëren (Anthony Hepburn, Minorities in History) Historische scholen: Annales  reactie tegen historisch positivisme na WO I  opeenvolgende generaties met eigen accenten  1ste generatie: Marc Bloch en Lucien Febvre: Annales d’histoire économique et sociale (vanaf 1929)  tegen evenementiële en voor interdisciplinaire samenwerking  longue durée  economische activiteit, sociale organisatie (Durkheim: le fait social) en collectieve psychologie  Febvre: mentaliteitsgeschiedenis  Bloch: La Société féodale Les rois thaumaturges Marc Bloch “ce qui créa la foi au miracle, ce fut l’idée qu’il devait y avoir un miracle” La société féodale, 1939  introductie van de “twee feodale periodes”  « Née dans une société d’un tissu très lâche, où les échanges étaient peu de chose et l’argent rare, la féodalité européenne s’altéra profondément aussitôt que les mailles du réseau humain se furent resserrées, que la circulation des biens et du numéraire se fut faite plus intense »  schaduw van socioloog Emile Durkheim: “la féodalité comme type social” Annales  Tweede generatie: Annales. Economies, sociétés, civilisations (na WO II): vooral vroegmodernisten  Fernand Braudel  La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II  Civilisation matérielle, économie et capitalism du XVe au XVIIe siècle  kwantitatieve benadering en geografische samenhang  drie niveaus: structuren, conjuncturen, evenementen  grote synthese (totale geschiedenis)  belang van grootschalige regiostudies  waarom volgt West-Europa andere weg? Fernand Braudel (1902-1985) https://www.youtube.com/watch?v= EHPUYxcE6Bk Annales  Derde generatie “Annales. Histoire, sciences sociales” (vanaf 1989) structuralisme: waarneembare feiten  niet-observeerbare samenhangen (Claude Lévi-Strauss) etnologie en antropologie  mentaliteiten en socio-culturele dimensies: kind (Ariès), dood (Vovelle), seksualiteit en waanzin (Foucault) Vooral mediëvisten: grote themata (vrouwengeschiedenishet kind, seksualiteit en demografie, maatschappelijke angst, ideeën over hiernamaals) Georges Duby, Le chevalier, la femme et le prêtre. Le mariage dans la France médievale, 1981 Jean Delumeau, La peur en Occident, 1978: vanaf 1350 kunstthema (dodendans enz.)  collectieve factor: pest (spiegel collectief gedrag) Jacques Chiffoleau, La compabilité de l’au delà, 1980: testamenten in Avignon na 1300  nieuwe gedragspatronen (kerngezin)  veiligheid na de dood  optelreligie Georges Duby 1919-1996 / Jacques Le Goff 1924-2020 Historische antropologie  Sociaal-culturele systemen (mythen, rituelen, lichamelijkheid, gebaren)  voor bronnenarme periodes (mediëvistiek)  Jacques Le Goff (3de generatie Annales): opkomst van het “vagevuur” als katalysator van burgerlijke samenleving; de eeuwige redding wordt materie van onderhandeling  Clifford Geertz: zingeving van collectieve gemoedsgesteltenissen  Negara. The theatre state in 19th century Bali, 1980: politieke dramaturgie bepaalt machtsrelatie vorst en onderdanen  thick description  Bourgondische theaterstaat (Peter Arnade) Narratief en analyse komen idealiter samen Thick Description: analytische manier van beschrijven Clifford Geertz (antropoloog): ‘codes’ van een cultuur ontcijferen door actoren, voorwerpen, discours, praktijken en processen ‘dicht’ te beschrijven empathische methode, beschrijving vanuit actoren (zie Tosh, 222-223) Onmiddellijk grote invloed op historisch onderzoek (theaterstaat, sociale en culturele codes die samenleving vorm geven, conventies) Annales  Enorme invloed  Histoire-question  inpasbaar in nieuwe trends en modes  Micro-storia studie van microschaal  uitspraken over macroschaal Robert Darnton, The great cat massacre (zie dinsdagcolleges) Emmanuel Le Roy Ladurie, Montaillou. Village occitan Carlo Ginzburg, De kaas en de wormen (1976)  volks- en elitecultuur Natalie Zemon Davis, The return of Martin Guerre, 1983 Recent Geert Mak, In Europa. Reizen door de twintigste eeuw (TV-reeks) Komen ook samen Micro-storia Kleinschalig, menselijk verhaal dat grote processen tastbaar maakt. Vb. Nathalie Zemon Davis, The Return of Martin Guerre (1983) (Tosh 132). Naast de Annales: History from Below in UK  Experimenten met marxistische theorie   gewone man  Group for the History of Population (Cambridge)  demografisch onderzoek  back projection (Schofield/Wrigley)  Past & Present (1952) : New Left & New History  ‘transitiedebat’ = overgang feodale kapitalistische samenleving R. Brenner, Agrarian class structure and economic development: History from Below: marxistische geschiedschrijving en haar gevecht met de culturele bovenbouw  E.P. Thompson: The Making of the English Working Class, 1963  klasse is niet alleen materieel construct (een factor van de productieverhoudingen) , maar is ook cultureel construct  aandacht voor gedrag, ideeën, etc. https://www.youtube.co m/watch?v=i3Rk-h9Ugd 4 Nieuwe onderzoekstradities  Neoconservative history (Francis Fukuyama, The end of history, 1992: neo-conservatives  markteconomie overheerst, geen geschiedenis meer)  Geschiedenis van minderheden  Postkoloniale geschiedenis en subalterne groepen  Wereldgeschiedenis  Ecologische geschiedenis  climate change  vulnerability en resilience  veranderde ideeën duurzaamheid  Gender studies (genderidentiteit)  uit feminisme: man-vrouwbeeld als sociale constructie  Activistische “Queer History” De verzelfstandiging van de cultuurgeschiedenis  Huizinga als voorloper  Vb. Beschaafde omgangsvormen  Norbert Elias, Über den Prozess der Zivilisation, 1939  omgangsvormen ME  Renaissance  eetgewoonten  dagelijkse lichamelijke verrichtingen (slapen, wassen, neus snuiten…)   DISCOURS 25 Norbert Elias, omgangsvormen en het hof  neerdalend cultuurgedrag  “Courtoisie or urbanity”  Ook burgerij als drijvende kracht  Antwerpen 16de-18de eeuw (Bruno Blondé) De cultural turn  verzelfstandiging van de cultuurgeschiedenis  “Cultural Turn”: nieuwe cultuurgeschiedenis: aanvankelijk sterke banden met historische antropologie  Norbert Elias (civilisatieproces)  Herman Pleij, De sneeuwpoppen van 1511 en Land van Cockaigne  beschavingsoffensief burgerij  Simon Schama, The embarrasment of riches. An interpretation of Dutch culture in the Golden Age, 1987 (schaamte van elite over nieuwe rijkdom)  Robert Muchembled, L’invention de l’homme moderne / Peter Het probleem “Taal” Verwijzen bronnen überhaupt naar een historische werkelijkheid? Of enkel naar andere teksten? Of krijgen ze maar betekenis in de ogen van de historicus? Het probleem “Taal”  Elke lezer of toehoorder leest en begrijpt teksten op eigen wijze  Ferdinand de Saussure, Cours de linguistique générale, 1916  Relatie Signifiant (vorm)- signifié (betekenis) is instabiel willekeurig (“non-referential”) Het probleem “Taal”  Historische semantiek: wisselende inhoudelijke betekenis van woorden  “grève”: aanlegplaats  plaats waar arbeiders zich voor werk aanboden  staking  letterlijke vs. dubbele betekenis decodering taal is tijds- en cultuurgebonden Het probleem “taal”  Jacques Derrida, Marges de la philosophie, 1972  Roland Barthes, La mort de l’auteur, 1968  Relatie ‘signifiant’ /‘signifié’ onzeker en wisselend  betekenis van tekens verandert met context, auteur, lezer (zelfde beeld kan in diverse media andere zaken betekenen)  betekenissystemen zijn fluïde  Barthes: Mort de l’Auteur: auteur kan zijn betekenis niet opleggen aan de lezer: Taal: eigen logica (vb. binaire Westerse talen: man/vrouw | ratio/gevoel | publiek/privé)  intertekstualiteit: teksten verwijzen alleen naar andere teksten (Derrida: il n’y a pas de hors texte) Enkel onderzoeken hoe teksten verwijzen naar andere teksten Nelson Goodman, The language of Art  lezen op verschillende niveaus en werkelijkheidsgehalte : Holbeins portret van Erasmus heeft dubbele waarheid (Erasmus en Holbein) Het probleem “Taal”  Taal is ook macht  Taal kneedt zelf de werkelijkheid Vb. impact van politieke slogans (“goed bestuur”), CVP- en PS- Staat; “changement” (Macron 2016); Make America Great Again (Trump 2016) “Build Back Better” (Biden/Harris 2020).  Teksten maken deel uit van een “discours”: geheel van talige praktijken  Michel Foucault, Les mots et choses: une archéologie des sciences humaines, 1966 en Archéologie du savoir, 1969  Discours: talig complex dat legitimeert en macht bestendigt.  Studie van de waanzin, seksualiteit, misdaad…: hoe gaat samenleving via instellingen om met specifieke groepen en individuen  legitimerend en dwingend discours  Moderniteit: universum dat controle over individu vergroot  https://www.youtube.com/watch? v=6NAhuhOa2fs Het probleem “Taal”  Hayden White: historisch verhaal is ook verhaal en daarom onderhevig aan plotvereisten  schatplichtig aan literaire conventies  Tropen en discursieve stijlen met veelal impliciete betekenissen  “esthetica” van de geschiedschrijving  John Tosh: “when it comes to the historical record, there are no grounds to be found in the record itself for preferring one way of construing its meaning rather than another”. Het probleem “Taal”  Postmoderne/Poststructuralistische geschiedschrijving: elk discours is valabel  geschiedenis is constructie van historicus: iedere historicus bouwt eigen verhaal en geschiedenis is enkel een persoonlijke reconstructie van het onkenbare verleden  Context? Jean-François Lyotard, La condition postmoderne. Rapport sur le savoir, 1979 Tegen grote verhalen  één interpretatiekader leidt tot vervormingen Voordelen van het postmodernisme? Neutraliteit van taal weg: taal is een bepalend, soms zelfs hegemonisch gegeven “discursieve constructies” De natie / de arbeider / de buurt / de vrouw / Tosh : “it is now rare for scholarly writers to structure a book around “the nation”, or “the working class” without carefully analysing the changing and contested significance of these labels” Teksten hebben vaak meer dan één betekenislaag Literaire stijl en ideologische achtergrond historicus doen ertoe. Problemen van het ‘postmodernisme’? Géén wetenschap? Vrijblijvende “spielerei”? Historische Context? Tekst krijgt betekenis vanuit sociale context? Aantal interpretaties is niet eindeloos? Historisch narratief noodzakelijk > identiteit Verdediging tegen het ‘postmodernisme’? Zelfbewustzijn auteur: Interne keuken blootleggen Géén wetten, maar te toetsen hypotheses Kritische afweging bewijsmateriaal Voortdurend in vraag stellen kennis Nieuwe wegen: narrativisme  Historiografie als creatieve daad is essentieel onderdeel historisch verhaal  Late impact van Huizinga: “historische sensatie”  Frank Ankersmit: goed historicus is goed stilist  Feit en fictie. Tijdschrift voor de geschiedenis van de representatie  Aandacht voor discours Cfr. Thompson, English Working Class,  accent van structuur naar cultuur want klasse is cultureel product Postkoloniale geschiedenis  Edward Said: De gevaren van het Oriëntalisme  ongelijke machtsverhoudingen leidt tot cultureel cliché en essentialisme  Kenneth Pomeranz: een nieuwe blik op globale geschiedenis  the great divergence  Wereldsysteemanalyse (Wallerstein): centrum en periferie  Janet Abu Lughod: Before Western Hegemony Van Wereldsysteemanalyse naar Global History  Immanuel Wallerstein  internationale arbeidsverdeling motor van maatschappelijke evolutie  relatie kern, periferie en semi-periferie (militaire en economische dominantie)  taakverdeling kern/semi-periferie  periferie blijft onderontwikkeld The Great Divergence en Westers suprematiedenken Nieuwe « draaien » in het recente onderzoek  « spatial turn »  herontdekking Henri Lefebvre: de ruimtelijkheid is zowel resultaat van sociale verhoudingen als producent van sociale verhoudingen (la production de l’espace) Gender History  Van Vrouwengeschiedenis tot Queer History: geschiedenis als activisme  « material turn »  mens wordt ook door de materialiteit van zijn omgeving bepaald  « performative turn »  performance zelf geeft als ritueel betekenis en bepaalt mee het handelen  Enz….. Uitdagingen voor de toekomst  Ware methodologische en technische vernieuwing:  Bron en analysetechnisch (verwerking van BIG DATA  History as a « Time Machine »)  technieken van schriftherkenning (Transkribus) in combinate met productie van krachtige corpora met meta-data  Close vs. distant reading  Artificial Intelligence  wordt academische geschiedenis in de toekomst een gesofisticeerde ChatGPT? Casussen:  1° Bespreek deze paradox. Geschiedenis en Zijn beide benaderingen Erfgoed volgens jou verzoenbaar?  2° In college werd het  Historische empathie voorbeeld van de heksenwaan betekent dat men respect gegeven. Betekent historische opbrengt voor verschillen empathie in dit geval dat men tussen het heden en het dan maar de wreedheid van verleden. Dat het verleden de procedures en de zijn eigen merites heeft en bestraffing in de dat me om anachronismen heksenprocessen moet te vermijden het verleden vergoelijken? Geef op zijn eigen waarde moet voorbeelden wanneer je je beoordelen. Toch werd in argumentatie opbouwt. college en in de  3° Mag en kan geschiedenis handboeken herhaaldelijk ook veroordelen? gesteld dat er geen verleden kan bestaan zonder het heden.  1° Waarom is oorlogspropaganda zo moeilijk Casussen: Bronkritiek als bronmateriaal en wat is er dan wel de waarde van. Hoe kan en moet een historicus kritisch dan omgaan met dergelijk bronnenmateriaal (geef twee voorbeelden  VRT journalist Rudi van interne bronkritiek en toon aan wat die Vranckx stelde enkele  met het materiaal doen) 2° In college hebben we de waarde van de weken geleden dat de persconferenties van het IDF bediscussieerd. Daaruit bleek de quasi- waarheid over Gaza onmogelijkheid om met deze bron de waarheid achter de mist naar boven te gekneld zit tussen de halen. Toch kan men op basis van twee oorlogspropaganda van casussen (een inslag op de parking van een ziekenhuis waar IDF heel breedvoerig over Israël en die van Hamas, communiceerde en een aanval op een stoet ambulances langs een kustweg, die en dat het nagenoeg nauwelijks werd vermeld) wel iets zeggen over de betekenis van die gebeurtenissen en onmogelijk is om over het hoe en waarom van de communicatiestrategie. Bespreek deze uitspraken te doen over gedachte. wat er gebeurt (enkel  3° Hamas maakt ook gebruik van oorlogspropaganda. Die is echter veel social media en moeilijker te lezen. Waarom is dat zo en op welke manier kan ook die worden statements van derden, bestudeerd? Casussen:  1° wat is het belang van narratief structuur en agency in de historische analyse  Structuur/agency  2° Welke effecten hebben ze op debatten behoren tot het de temporaliteiten die men hart van de historische gebruikt om historische interpretatie. De waarde gebeurtenissen te duiden, of die men aan deze bepalen de temporaliteiten zelf het belang dat men aan factoren geeft, bepaalt in structuur en agency geeft grote mate de  3° In Romaanse landen worden causaliteiten die men geschiedenis en aardrijkskunde naar boven haalt om vaak met elkaar verbonden in historische studieprogramma’s. Kan je ook gebeurtenissen te aan ruimte een gelijke waarde verklaren toedichten?

Use Quizgecko on...
Browser
Browser