College HC5 Filosofie Voor Pedagogen PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

ComelyRubellite3815

Uploaded by ComelyRubellite3815

Vrije Universiteit Amsterdam

2024

Edwin Koster

Tags

philosophy pedagogy education history of ideas

Summary

This is a lecture on philosophy for educators. It covers topics such as the Renaissance, rationalism, empiricism, and different philosophies of education. The lecture notes discuss various viewpoints on the human condition and the role of educators.

Full Transcript

Filosofie voor Pedagogen FGB, Vrije Universiteit Vijfde College (HC5), 17 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud: 1. Van Oudheid naar Moderne Tijd 2. De Moderne Tijd: tijdvakken 3. De Renaissance 4. De Nieuwe Tijd: rationalisme en empirisme 5. Argumentatie II...

Filosofie voor Pedagogen FGB, Vrije Universiteit Vijfde College (HC5), 17 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud: 1. Van Oudheid naar Moderne Tijd 2. De Moderne Tijd: tijdvakken 3. De Renaissance 4. De Nieuwe Tijd: rationalisme en empirisme 5. Argumentatie II 6. De presentatieopdracht 7. Praktische zaken 2 Renaissance Actuele kwesties in de pedagogiek en Nieuwe Tijd ❑ Verschuiving van (onderliggend) mensbeeld. Van onderwerping (…) aan autoriteit (Kerk) naar focus op zelfstandigheid en autonomie. ❑ Verschillende normatieve mensbeelden → opvoeding: Optimistisch mensbeeld: Petrarca, Pico, Erasmus,… Pessimistisch mensbeeld: Machiavelli. ❑ Grondslag van Pedagogische Wetenschappen: Rationalisme? 3 Empirisme? Westerse Filosofie … blik verruimen! ‘Gouden Jaren’ van de Arabische wereld / Islam: 800 -1200: bloei van cartografie, rekenkunde, geneeskunde, mystiek en filosofie. Hoogtepunt in de tijd van Averroes (1126- 1198): poging om Aristoteles in overeenstemming met de islam te brengen. ❑ De wereld en de Koran moeten met behulp van de rede worden bestudeerd. ❑ ‘Logica en empirie stemmen altijd met de Koran overeen’. 4 “Renaissance begon in Bagdad!” 1. Van Oudheid naar Moderne Tijd Oudheid en Middeleeuwen: ❑ De ware werkelijkheid ligt buiten onszelf. Of: ❑ ‘Fundament en oorsprong van het denken ligt buiten de mens.’ Moderne Tijd: ❑ De basis van alle kennis ligt in het subject. Of: ❑ ‘Het subject als fundament en oorsprong van de werkelijkheid.’ Het centraal stellen van de mens ‘begint’ in de (Italiaanse) Renaissance. 5 2. De Moderne Tijd: tijdvakken Vier perioden Renaissance ❑ Tijdvak (ongeveer): 1350-1550 ❑ De ontdekking van de mens. De Nieuwe Tijd ❑ Tijdvak (ongeveer): 1543-1700 ❑ Zoektocht naar zekere kennis. De Verlichting ❑ Tijdvak (ongeveer): 1688-1789 ❑ Verstand en rede centraal. De Romantiek ❑ Tijdvak (ongeveer): 1780-1880 6 ❑ Gevoel en authenticiteit centraal. 3. De Renaissance Algemene kenmerken: ❑ Tijdvak: 1350 – 1550. ❑ Groei stedelijke bevolking, boekdrukkunst, ontdekkingsreizen, uitbarsting artistieke creativiteit… ❑ Herleving van de klassieke cultuur en pedagogische inslag. ❑ Verzet tegen scholastische denkwijze en de bemiddelende rol van de Kerk. ❑ Niet tegen het christelijk geloof zelf. ❑ Italië: Florence, Rome, … ❑ Radicaal nieuw accent en andere 7 toon: ‘ontdekking’ van individuele mens. Betekenis term ‘Renaissance’: ‘wedergeboorte van de Griekse en Romeinse cultuur’ (na de ‘duistere Middeleeuwen’ - zegt Petrarca) Nuancering: continuïteit...: ❑ Geen ‘duistere Middeleeuwen’. ❑ Universiteiten en aristotelische benadering.... en verschil: Aristoteles met nieuwe ogen gelezen. Voorbeeld: De Anima (Over de ziel). ❑ Middeleeuwen: ter ondersteuning van geloofsleer. ❑ Renaissance: als zelfstandige (inspiratie)bron. 8 3.1 Renaissancekunst: de (her)ontdekking van innerlijkheid Weergave van innerlijke belevingswereld: ‘Binnen in de mens kan een hele wereld liggen.’ ‘Het vangen van het moment van bewustwording.’ ❑ Verhoogde nieuwsgierigheid naar wat een mens beweegt. 9 ❑ ‘Oneindig veel rijker besef van ons mens-zijn.’ 3.2 De ‘Renaissance-mens’: een voorbeeld Francesco Petrarca (1304-1374) ❑ ‘De eerste moderne mens’. ❑ Verzamelen van handschriften uit de Oudheid. ❑ Augustinus als speciale gids. Beklimming van de Mont Ventoux. Via Augustinus: aandacht voor het innerlijk. Ontdekking van de mens (in plaats van God). Geen atheïsme, maar geloof in God benaderd vanuit de ontdekking van het ‘ik’. 10 Intermezzo 11 3.3 Pico: de menselijke waardigheid (optimistisch mensbeeld) Pico della Mirandola over de waardigheid van de mens: ❑ ‘God heeft ons de vrijheid gegeven zelf te bepalen welke vorm en waarde onze levens moeten krijgen.’ ❑ De waardigheid van de mens is een mogelijkheid die door de mens zelf gerealiseerd dient te worden. (1463-1494) Humanistisch vertrouwen als contrast bij middeleeuwen: ▪ de mens wendt het vermogen aan om zelf na te denken en zelfstandig te oordelen … ▪ … in plaats van zich over te geven aan dogmatisme 12 en autoriteit. 3.4 Machiavelli: politiek en macht (pessimistisch mensbeeld) Leeft in het machtige en onrustige Florence van De Medici. Is daar - wanneer de Medici verdreven zijn - enige tijd actief in de politiek (1498-1512): vice-kanselier en diplomatiek secretaris van Florence. 1512: Terugkeer van de Medici; Machiavelli trekt zich terug en concentreert zich op literaire en politieke studies. 1513: II Principe (De heerser). Hoopt met dit boek (over de vernieuwing van de structuur van de Italiaanse stadstaten) in de 13 gunst te komen bij de Medici… mislukt. ‘Rechtvaardigheid’ niet het belangrijkste doel van het staatsbestel. Vanwege het staatsbelang: ❑ moet de heerser (soms) afzien van rechtvaardigheid. ❑ moeten desnoods alle ethische voorschriften wijken. ❑ mogen burgers met alle middelen worden overgehaald. Drie kenmerken van Machiavelli’s politieke denken: ❑ Politieke, ‘amorele’, visie (geen ethische positie). ❑ Pessimistische visie op de mens (zonder het geloof in de mogelijkheden van de mens te verliezen). ❑ Realisme (tegenover een ‘gefingeerde voorstelling’). Identiteit en imago… 14 Machiavelli: de heerser moet in staat zijn om het lot in eigen handen te nemen, hij moet over ‘virtù’ (deugd) beschikken: “Iets dat iemand de mogelijkheden verschaft een gegeven situatie onmiddellijk in al haar facetten trefzeker te doorzien en te beoordelen, om dan vervolgens met snelle besluitvaardigheid en ijzeren wilskracht handelend op te treden ten voordele van zichzelf of van de staat.” Hoe verhoudt Machiavelli’s opvatting zich tot Aristoteles’ deugdethiek? 15 3.5 Erasmus Erasmus (1469-1536) en het humanisme. Filoloog en beïnvloeding van de publieke opinie. ❑ Geest van godsdienstige hervormingsgezindheid. ❑ Bespotting van de scholastiek. ❑ Vorstenspiegel: een pedagogisch en politiek pamflet. ❑ Eigen methode: debat, kritiek en open einde. Motto Etiquette (1529): “Fouten van de ander moet je altijd door de vingers zien, maar zelf mag je in niets tekort schieten.” 16 (1529) Etiquette Motto Etiquette: “Fouten van de ander moet je altijd door de vingers zien, maar zelf mag je in niets tekort schieten.” Hoe verhoudt dit motto zich tot de hedendaagse ‘mentaliteit van verontwaardiging?’ 17 4. De Nieuwe Tijd: rationalisme en empirisme Kennis in de Middeleeuwen: gekoppeld aan het gezag van de Kerk. Moderne natuurwetenschap staat ‘los van God’. Gevolg: verlies van het autoritaire zegel van de waarheid. Merkwaardig verband: Steeds meer empirische kennis van de werkelijkheid. … & steeds meer scepsis, twijfel. Want: wat is de status van de nieuwe kennis? Vandaar de zoektocht naar zekere kennis. 18 4.1 René Descartes (1596-1650): rationalisme Rationalisme van Descartes: ❑ Alle kennis begint bij ‘de rede’. ❑ Er zijn aangeboren ideeën zoals: God, ziel, substantie. ❑ Systeem van kennis wordt vanuit de bron (de rede) opgebouwd. ❑ Voorbeeld: wiskunde. Doel en methode van Descartes’ filosofie Doel: ‘meningen’ van de scholastiek vervangen door ware kennis. Methode: de ‘methodische’ of ‘hypothetische’ twijfel. 19 Wat zijn eigenlijk de redenen om aan alles te twijfelen? ❑ De ons overgeleverde kennis is wellicht nooit getoetst. ❑ De zintuiglijke waarneming kan bedrieglijk zijn. ❑ Alles wat we ons bewust zijn, kan in een droom gebeuren. ❑ Redeneringen kunnen berusten op een vergissing. Daarom: alleen dat waaraan niet getwijfeld kan worden, mag als waar worden aangenomen. Onbetwijfelbaar uitgangspunt: ‘het cogito’ – ik denk, dus ik ben (‘daar kun je niet omheen!’). 20 Resultaat: ❑ Zekere kennis over het bestaan van een denkend ik. ❑ Probleem: hoe verwerft dat denkende ik kennis van de wereld buiten ons? Descartes: ❑ Lichaam en geest zijn met elkaar verbonden (honger, dorst). ❑ Maar hun verband is ondoorgrondelijk voor het verstand. ‘Oplossing’ Descartes: in de pijnappelklier komen lichaam en geest bijeen…… werkt niet. 21 4.2 David Hume (1711-1776): empirisme Kerngedachte: de ervaring als enige bron van kennis. Opbouw van menselijke kennis: ❑ Elementaire waarnemingen (‘impressies’). ❑ Op deze waarnemingen gebaseerde kennis (‘ideeën’). Voorbeeld: ‘Deze zwaan is wit’ ‘Alle zwanen zijn wit’ idee Maar volgen dergelijke empirische regelmatigheden echt uit ervaringen? Met andere woorden: is kennis van oorzaak en gevolg (causaliteit) wel mogelijk? 22 Dus: de kerngedachte van het empirisme is dat de ervaring de enige bron van kennis is. In de wetenschap zoeken we naar wetmatigheden (‘empirische regelmatigheden’, ‘causale verbanden’, ‘kennis van oorzaak en gevolg’). Maar kun je wetmatigheden wel op ervaringen baseren? Hume over de vraag ‘hoe we aan onze kennis van oorzaak en gevolg komen (causaliteit)’: Probleem van causaliteit: twee botsende biljartballen. Wat nemen we waar? ‘Opeenvolging in de tijd’. Causaliteit is echter meer (kennis, voorspellingen). Probleem voor Resultaat: sceptische positie 23 (‘gewenning’, ‘associaties’). het empirisme! 5. Argumentatie II 5.1 Geldige redeneringen Veel voorkomende geldige redeneringen: ❑ Modus ponens Als P, dan Q. P. Dus Q. (P→Q, P. Dan ook Q) ❑ Modus tollens Als P, dan Q. Niet Q. Dus niet P. (P→Q, ¬Q. Dan ook ¬P) ❑ Disjunctief syllogisme A of B. Niet A. Dus B. (A˅B, ¬A. Dan B) ❑ Hypothetisch syllogisme Als P, dan Q. Als Q, dan R. Dus: als P, dan R. 24 (P→Q en Q→R. Dan ook: P→R) 5.2 Drogredeneringen ❑ Ex consequentia-redenering ❑ Argumentum ad hominem ❑ Argumentum ad baculum ❑ Argumentum ex silencio ❑ Argumentum ad misericordiam ❑ Argumentum ad ignorantiam ❑ Petitio principii ❑ Post hoc propter hoc ❑ Een vals dilemma 25 Opsomming verschillende drogredeneringen ❑ Ex consequentia-redenering (ongeoorloofde omkering). ❑ Argumentum ad hominem (op de vrouw / man spelen). ❑ Argumentum ad baculum (machtsmisbruik). ❑ Argumentum ex silentio (relevante feiten weglaten). ❑ Argumentum ad misericordiam (medelijden). 26 Welke (resterende) drogreden hoort bij welk voorbeeld? 1. Argumentum ad ignorantiam (onwetendheid). 2. Petitio principii (cirkelredenering). 3. Post hoc propter hoc (van correlatie naar oorzakelijk verband). 4. Een vals dilemma (de onterecht ‘uitgesloten derde’). 6. Presentatieopdracht Over een ‘debat’ binnen de Pedagogische Wetenschappen. Voorbeeld 1, over de rol van de onderwijzer: ❑ iemand die in de eerste plaats kennis overbrengt? ❑ iemand die leerlingen vormt? Voorbeeld 2, over het wel of niet toestaan van de zogenaamde ‘pedagogische tik’. Voorbeeld 3, over … 1. Inleiding: korte introductie thema, vraagstelling formuleren, hoofdlijn betoog kort samenvatten, en eigen standpunt benoemen. 2. Middenstuk: onderbouwing eigen standpunt door argumentatie. ❑ Door te verwijzen naar één of meerdere filosofische perspectieven, zoals: de verschillende ideeën over scholing en vorming bij Socrates (Plato) en de Sofisten. ❑ Door na te welke verborgen aannames een rol spelen in het gegeven debat, zoals: een stilzwijgende opvatting over het doel van de opvoeding. Uiteindelijk verdedig je jouw eigen standpunt. 3. Conclusie: vraagstelling presentatie expliciet beantwoorden. 29 4. Discussie: minstens drie stellingen. Presentatieopdracht Kenmerken ❑ Eigen evaluatie van een debat/ vraag/ probleem/ dilemma (*) in de Pedagogische Wetenschappen. ❑ Een eigen (drietal) standpunt innemen over een (*) thema. Doelstelling ❑ Laten zien dat je in staat bent om – m.b.v. relevante filosofische bronnen en een filosofische analyse – een debat uit de Pedagogische Wetenschappen ‘iets verder te brengen.’ Voorbereiding (onder meer) ❑ Opzet, uitwerking en argumentatie (werkcolleges). ❑ Vraagstellingen en perspectieven (hoorcolleges/ literatuur). Opmerking ❑ Opdracht (incl. rubric) en voorbeeld op Canvas. 30 7. Praktische mededelingen Ideale planning (zie Canvas!): Bestuderen: teksten uit reader behorend bij HC5 (zie ‘Digitale reader’). Maken: ZSO-3, opdracht 2. Donderdag (of vrijdag) derde werkcollege volgen. Bijlage: laatste sheet met belangrijke onderwerpen HC5. 31 Renaissance: ❑ (Her)ontdekking van innerlijkheid. ❑ Petrarca en Pico: optimistisch mensbeeld. ❑ Machiavelli: pessimistisch mensbeeld. ❑ Erasmus als humanistisch geleerde. Zoektocht naar zekere kennis ❑ Het rationalisme van Descartes (voldoet echter niet). ❑ Het empirisme van Hume (dat uitloopt in scepsis). Argumentatie: geldige redeneringen en drogredeneringen. 32 Presentatie: extra uitleg.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser