Artikelen POLCOM + 3 voorbereidende vragen PDF
Document Details
Uploaded by FinerPinkTourmaline7587
null
Tags
Summary
This document appears to be a collection of academic articles in political communication, covering topics that include media systems in the digital age, the shifting South African media diversity debate, the concept of propaganda in news media, and more. It also includes preparation questions for a political communication course.
Full Transcript
Artikel week 1 – Humprecht: Media Systems in the Digital Age: An Empirical Comparison of 30 Countries In dit artikel onderzoeken Humprecht et al. (2022) hoe mediasystemen in 30 landen zijn veranderd door digitalisering. Ze bouwen voort op de typologieën van Hallin en Mancini (2004), die drie modell...
Artikel week 1 – Humprecht: Media Systems in the Digital Age: An Empirical Comparison of 30 Countries In dit artikel onderzoeken Humprecht et al. (2022) hoe mediasystemen in 30 landen zijn veranderd door digitalisering. Ze bouwen voort op de typologieën van Hallin en Mancini (2004), die drie modellen beschreven: democratisch-corporatistisch, gepolariseerd-pluralistisch en liberaal. Het onderzoek introduceert een nieuw "hybride" model, dat de plaats inneemt van het klassieke liberale model. ! Belangrijke bevindingen en middelen: Inclusiviteit van de mediamarkt: Digitale media hebben de nieuwsconsumptie versnipperd, wat leidt tot ongelijkheid in toegang en bereik onder verschillende groepen. Journalistieke professionaliteit: Ondanks digitalisering blijven professionele normen en media-ethiek essentieel, hoewel aandacht voor "clickbait" en publieksparticipatie groeit. Politieke parallellisme: Dit blijft aanwezig, hoewel digitalisering niet altijd leidt tot neutraliteit in verslaggeving. Rol van de staat: Meer staten bieden subsidies aan nieuwsmedia, inclusief digitale startups, om media- en persvrijheid te beschermen. De onderzoekers hebben indicatoren zoals online nieuwsbereik en responsiviteit van journalisten toegevoegd en de landen verdeeld in drie clusters: 1. Democratisch-corporatistisch (bijv. Noord-Europa en Duitsland): Sterke staatsrol, hoge professionaliteit. 2. Gepolariseerd-pluralistisch (bijv. Zuid- en Oost-Europa): Lage professionaliteit, hoog politieke parallellisme. 3. Hybride (bijv. VS, Frankrijk): Gemiddelde niveaus van alle dimensies. Conclusie: Digitalisering heeft geleid tot herstructurering van mediasystemen. Substantiële staatsondersteuning zonder censuur kan helpen om diversiteit en onafhankelijkheid te behouden in de nieuwe mediaomgeving. Artikel week 1 – Plessing: Shifting the South African media diversity debate from the stick to the carrot Zuid-Afrika kampt met een gebrek aan diversiteit en pluralisme in de media. De vier grote mediaconcerns lossen dit probleem niet op, en interventie vanuit de overheid is nodig om vooruitgang te boeken. ! Middelen om tot een meer pluralistisch mediasysteem te komen zijn: Belastingvoordelen voor kleine mediabedrijven. Ondersteuning van samenwerkingen tussen mediabedrijven. Regionale reclamebureaus versterken om lokale media toegang te geven tot overheids- en bedrijfsreclame. Versterking van redactionele inhoud door diversiteit onder journalisten te bevorderen. Hoewel Zuid-Afrika meer dan 20 jaar een democratie is, weerspiegelt het medialandschap niet de diversiteit aan standpunten in het land. Ondanks de constitutionele waarborging van mediavrijheid is er een grote ongelijkheid, met een focus op de dominante blanke stemmen en beperkte toegang voor arme bevolkingsgroepen. Veel burgers kunnen door armoede en analfabetisme niet deelnemen aan het publieke debat. Voorbeelden van staatssteun Subsidies en belastingvoordelen voor kranten. Overheidsreclame gericht op lokale mediakanalen. Innovatiesteun om digitale media te ontwikkelen. Conclusie: Substantiële en langdurige staatsinterventie is noodzakelijk om mediadiversiteit in Zuid-Afrika te verbeteren, zonder dat dit leidt tot staatscontrole of censuur. Mediadiversiteit moet niet alleen het medialandschap verbeteren, maar ook inspelen op de behoeften van de samenleving, vooral in een land met grote ongelijkheid. Artikel week 1 – Zollmann: Bringing Propaganda Back into News Media Studies Florian Zollmann herintroduceert het begrip propaganda in mediastudies en bekritiseert hoe nieuwsmedia vaak fungeren als kanalen voor propaganda, met name in liberale democratieën. Hij benadrukt dat propaganda zelden wordt besproken in academische analyses over nieuwsmedia, ondanks het belang ervan voor publieke opinievorming. ! Belangrijke punten: Propaganda als controlemechanisme: Propaganda beschermt staats- en bedrijfsbelangen door publieke perceptie te manipuleren en kritische participatie te onderdrukken. Integratie van propaganda in nieuwsmedia: Journalisten verspreiden vaak onbedoeld propaganda, beïnvloed door institutionele druk en sociale normen. Gebruik van feiten in propaganda: Propaganda is effectiever als het gebaseerd is op feiten, maar deze feiten worden selectief gepresenteerd of verdraaid. Conceptuele kern Zollmann maakt gebruik van het Propaganda Model van Herman en Chomsky, dat vijf filters beschrijft die nieuwsselectie beïnvloeden en leiden tot inhoud die overeenkomt met belangen van elites. Hij introduceert drie dimensies van mediapropaganda: 1. Ideologische integratie: Overrepresentatie van bepaalde perspectieven, met uitsluiting van alternatieven. 2. Technologische propaganda: Selectieve framing en feitelijke, maar misleidende verslaggeving. 3. Demonisering: Negatieve framing van vijanden om publieke steun voor beleid te genereren. Conclusie Zollmann pleit voor een hernieuwde focus op propaganda in mediastudies. Hij benadrukt dat structurele krachten in de nieuwsmedia bijdragen aan het versterken van staats- en bedrijfsbelangen, vaak zonder dat journalisten zich daarvan bewust zijn. Verdere studies zijn nodig om mechanismen en effecten van propaganda beter te begrijpen. Antwoorden op de vragen: 1. Drie types van mediasystemen in de typologie van Humprecht et al. (2022): Humprecht et al. onderscheiden drie typen mediasystemen gebaseerd op vier dimensies: Democratisch-corporatistische systemen: Voornamelijk in Noord- en Centraal-Europa. Deze systemen hebben een sterke publieke omroep, hoge journalistieke professionaliteit, lage afhankelijkheid van commerciële druk, en relatief brede toegang tot hoogwaardige politieke informatie. Gepolariseerd-pluralistische systemen: Gevonden in Zuid- en Oost-Europa. Ze kenmerken zich door een sterke politieke parallellisme (nauwe banden tussen media en politieke partijen), lage journalistieke autonomie, en een grotere mate van commercialisering. Hybride systemen: Een nieuw voorgesteld type in de typologie, zoals de VS en sommige West-Europese landen. Deze systemen vertonen elementen van zowel democratisch-corporatistische als gepolariseerd-pluralistische kenmerken, zoals een hoge journalistieke autonomie maar een sterke afhankelijkheid van commerciële druk. De vier dimensies die de systemen onderscheiden: 1. Inclusiviteit van de mediamarkt: Democratisch-corporatistische systemen zijn meer inclusief met brede toegang tot politieke informatie. Hybride systemen hebben hogere ongelijkheid in toegang tot nieuws. 2. Journalistieke professionaliteit: Hoge professionaliteit in democratisch-corporatistische systemen, terwijl gepolariseerd-pluralistische systemen vaak lage professionaliteit hebben. 3. Politiek parallellisme: Sterker aanwezig in gepolariseerd-pluralistische systemen. Democratisch-corporatistische systemen hebben een relatief neutrale verslaggeving. 4. Rol van de staat: In democratisch-corporatistische systemen speelt de staat een grote rol in het reguleren en ondersteunen van media. In gepolariseerd-pluralistische en hybride systemen is de rol van de staat beperkter of meer ideologisch gedreven. Link tussen mediasystemen en politieke systemen: Democratisch-corporatistische systemen corresponderen met consensuspolitiek en coalitieregeringen, terwijl gepolariseerd-pluralistische systemen meer voorkomen in landen met een majoritair of cliëntelistisch politiek systeem. 2. De vijf functies die nieuwsmedia vervullen in een democratie: 1. Informatiefunctie: Het publiek informeren over politieke, economische en sociale kwesties. ○ Status vandaag: Onder druk door commercialisering en de opkomst van misinformatie. Vooral kwaliteitsinformatie lijdt hieronder. 2. Agendafunctie: Het vaststellen van publieke prioriteiten door het signaleren van belangrijke kwesties. ○ Status vandaag: Nog steeds relevant, maar sociale media en populistische framing verstoren de consistentie en betrouwbaarheid. 3. Controlefunctie (waakhondfunctie): Het controleren van machthebbers en onthullen van corruptie of misbruik. ○ Status vandaag: Staat onder druk in autoritaire regimes en door economische beperkingen, zoals minder onderzoeksjournalistiek. 4. Platformfunctie (dialoog): Het bieden van een platform voor debat en dialoog. ○ Status vandaag: Sociale media versterken deze functie, maar leiden ook tot polarisatie en echo chambers. 5. Sociale cohesie: Het versterken van een gedeeld begrip en identiteit. ○ Status vandaag: Staat sterk onder druk door fragmentatie van media en algoritmen die polarisatie versterken. 3. Vijf manieren waarop een overheid journalistiek kan steunen om pluralisme te verhogen: 1. Belastingvoordelen voor kleine en onafhankelijke mediabedrijven. 2. Subsidies voor onderzoeksjournalistiek en public interest journalism. 3. Financiering van publieke omroepen met een mandaat voor diversiteit en kwaliteit. 4. Stimuleringsprogramma’s voor samenwerking tussen mediakanalen, bijvoorbeeld in gedeelde infrastructuur. 5. Directe steun aan nichemedia gericht op minderheden of specifieke groepen. Effectieve aanpak: Het combineren van subsidies en belastingvoordelen voor onafhankelijke journalistiek werkt het beste. Dit verhoogt pluralisme zonder de autonomie van journalisten te ondermijnen, zoals blijkt uit Scandinavische modellen. Deze systemen tonen aan dat directe en indirecte steun samen kunnen zorgen voor diversiteit en een sterke publieke informatievoorziening. Artikel week 2 – Azrout et al. (2023): Field of Greens: Issue Competition Between Niche Parties and Mainstream Parties in the News Azrout et al. onderzoeken hoe mainstream partijen de media-aandacht voor nichepartijen, met name groene partijen, beïnvloeden. De studie combineert theorieën over nieuwswaarden en partijcompetitie om te begrijpen hoe nichepartijen media-aandacht krijgen. ! Belangrijke bevindingen: Rol van mainstream partijen: Mainstream partijen kunnen nichepartijen versterken door conflict of aandacht voor nichekwesties, maar ze kunnen deze ook overschaduwen door hun standpunten over te nemen. Effect van mediaconflict: Media geven meer aandacht aan nichepartijen bij conflicten, omdat dit nieuwswaardiger is. Beïnvloeding door nieuwswaarden: Mainstream partijen profiteren meer van mediablootstelling vanwege hun gevestigde status en toegang tot journalisten. De onderzoekers analyseerden meer dan 1,1 miljoen artikelen uit 11 landen tussen 1992 en 2021. Ze ontdekten dat de zichtbaarheid van groene partijen stijgt wanneer mainstream partijen hun kernkwesties prominent maken, maar afneemt wanneer mainstream partijen deze issues accommoderen. Conclusie: Mainstream partijen hebben een grote invloed op hoe nichepartijen in de media worden weergegeven, wat implicaties heeft voor de politieke diversiteit en het democratische debat. Verdere studies zijn nodig om de interactie tussen media en politieke strategieën beter te begrijpen. Artikel week 2 – Valli & Nai: Attack Politics from Albania to Zimbabwe: A Large-Scale Comparative Study on the Drivers of Negative Campaigning In dit artikel onderzoeken Valli en Nai de drijfveren achter negatieve campagnevoering in meer dan 80 nationale verkiezingen in 71 landen. Het onderzoek richt zich op individuele en contextuele factoren die bepalen waarom kandidaten ervoor kiezen om negatieve retoriek te gebruiken tijdens verkiezingscampagnes. ! Belangrijke bevindingen: Individuele factoren: ○ Uitdagers: Uitdagers zijn vaker negatief dan zittende kandidaten, omdat zij meer aandacht nodig hebben en minder risico lopen op electorale verliezen. ○ Ideologische extremen: Kandidaten met extreme politieke standpunten gebruiken vaker negatieve retoriek. ○ Rechtse kandidaten: Rechtse kandidaten hebben een hogere neiging tot negativiteit dan linkse kandidaten. ○ Geslacht: Vrouwelijke kandidaten tonen geen significante verschillen in negativiteit vergeleken met mannen, hoewel ze in majoritaire systemen meer negatieve retoriek gebruiken. Contextuele factoren: ○ Proportionele vertegenwoordiging (PR): Kandidaten in PR-systemen zijn minder geneigd negatief te zijn door de noodzaak van coalitievorming en samenwerking. ○ Vrouwelijke representatie: Hoe meer vrouwen in het parlement, hoe minder negativiteit er is in campagnes. Conclusie Negatieve campagnevoering wordt beïnvloed door zowel individuele kenmerken van kandidaten als door de bredere electorale context. Uitdagers en extreme kandidaten tonen vaker negatieve retoriek, terwijl contextuele factoren zoals PR-systemen en genderrepresentatie de toon van campagnes modereren. Deze bevindingen hebben implicaties voor hoe negatieve retoriek het politieke debat en de democratie beïnvloedt. Artikel week 2 – Van Aelst & Vliegenthart: Studying the Tango: An Analysis of Parliamentary Questions and Press Coverage in the Netherlands Van Aelst en Vliegenthart onderzoeken de wederzijdse invloed tussen parlementaire vragen en persverslaggeving in Nederland over de periode 1995-2010. Ze beschrijven de relatie tussen media en politiek als een "tango," waarin beide partners elkaar beïnvloeden. ! Belangrijke bevindingen: Wederzijdse invloed: Media inspireren parlementaire vragen, terwijl deze vragen vervolgens ook media-aandacht genereren. Toch is de invloed van media op politiek sterker dan omgekeerd. Bronnengebruik: Ongeveer 30-40% van de parlementaire vragen verwijst expliciet naar nieuwsmedia. Impliciet spelen media echter een nog grotere rol: 80% van de mondelinge vragen wordt voorafgegaan door gerelateerde nieuwsverslaggeving. Symbolische waarde: Parlementaire vragen dienen vooral symbolische doelen, zoals agendering en publieke aandacht, eerder dan directe beleidsverandering. Conclusie De studie toont aan dat media vaak de leidende rol spelen in de interactie met politiek, vooral in symbolische agenda's zoals parlementaire vragen. Journalisten fungeren meer als poortwachters dan als onafhankelijke agenderende actoren. Deze dynamiek benadrukt de afhankelijkheid van politici van media om publieke aandacht te krijgen voor hun initiatieven. Verdere studies zijn nodig om de impact op substantiëlere beleidsprocessen beter te begrijpen. Antwoorden op de vragen: 1. De tango tussen parlementsleden en journalisten volgens Van Aelst en Vliegenthart (2014) Van Aelst en Vliegenthart beschrijven de relatie tussen journalisten en parlementsleden als een “tango” waarin beide partijen elkaar wederzijds beïnvloeden: Media-invloed op kamervragen: ○ Een aanzienlijk deel van de parlementaire vragen wordt geïnspireerd door nieuwsberichten. Media fungeren hiermee als agenda-setters en bieden politici de mogelijkheid om zich met actuele kwesties te profileren. ○ Zo’n 30-40% van de kamervragen verwijst expliciet naar nieuwsartikelen. Impliciet beïnvloeden media nog meer vragen, doordat parlementariërs nieuws gebruiken om urgente onderwerpen te agenderen. Politieke invloed op media-agenda: ○ Kamervragen genereren media-aandacht door controverses of nieuwe invalshoeken te creëren. Dit versterkt de zichtbaarheid van politici en de kwestie zelf in het publieke debat. Dynamiek van de tango: ○ Hoewel beide partijen elkaar beïnvloeden, is de rol van journalisten sterker als gatekeepers van informatie. Zij bepalen welke onderwerpen worden opgepikt en hoe deze worden geframed. Politici zijn in zekere mate afhankelijk van deze dynamiek om hun boodschap over te brengen. Deze wederzijdse relatie benadrukt dat de interactie tussen politiek en media niet unilateraal is, maar eerder een dans waarin beide partners strategisch handelen. 2. Wat is negative campaigning en waarom komt het steeds vaker voor? Negative campaigning verwijst naar het bekritiseren of aanvallen van tegenstanders in plaats van het promoten van eigen beleidsideeën of kwaliteiten. Dit kan direct gericht zijn op een tegenstander (bijvoorbeeld persoonlijke aanvallen) of indirect via framing van beleid of ideeën als schadelijk. Drie traditionele redenen voor de toename van negative campaigning: 1. Competitieve politieke context: ○ In toenemende mate competitieve verkiezingen maken dat kandidaten negatieve strategieën gebruiken om tegenstanders te ondermijnen. Dit is vooral effectief in systemen met een winner-takes-all dynamiek. 2. Medialogica: ○ Negatieve berichten genereren meer aandacht in de media. Journalisten zijn geneigd om conflict en sensatie te benadrukken, wat negative campaigning aantrekkelijker maakt voor kandidaten die mediablootstelling willen maximaliseren. 3. Strategische calculus: ○ Negative campaigning is vaak een rationele strategie, omdat het minder risicovol is om een tegenstander te bekritiseren dan nieuwe ideeën te introduceren. Het verlaagt de aantrekkingskracht van de tegenstander en consolideert de eigen achterban. 3. Dark personalities, negative campaigning en schadelijke systemische effecten Voorbeelden van schadelijke effecten: 1. Maatschappelijke effecten: ○ Polarisatie: Negative campaigning versterkt sociale verdeeldheid door groepen tegen elkaar op te zetten en vijandigheid tussen kiezers te vergroten. ○ Afname van vertrouwen: Aanhoudende negativiteit in campagnes draagt bij aan een daling van vertrouwen in politieke leiders, instellingen en zelfs in democratische processen. 2. Politieke systeem: ○ Democratische disfunctie: Wanneer campagnes vooral op tegenstanders gericht zijn, blijft inhoudelijke discussie over beleidsopties achter. Dit belemmert goed geïnformeerde keuzes door kiezers. ○ Normalisering van extremisme: Dark personalities, zoals narcisme en psychopathie bij kandidaten, kunnen extreme en schadelijke retoriek normaliseren. Dit ondermijnt democratische normen en tolerantie. 3. Individuele effecten: ○ Afnemende participatie: Kiezers worden cynisch of ontmoedigd door negatieve campagnes en dark personality-leiders, wat kan leiden tot lagere opkomst en minder betrokkenheid bij het politieke proces. De bevindingen van Valli en Nai laten zien dat negatieve campagnes wereldwijd vaker voorkomen, deels aangewakkerd door kandidaten met dark personalities, wat grote gevolgen heeft voor politieke cultuur en sociale cohesie. Artikel week 3 – Harlow et al.: Is the Whole World Watching? Building a Typology of Protest Coverage on Social Media From Around the World Harlow et al. onderzoeken hoe protesten wereldwijd worden weergegeven op sociale media door een inhoudsanalyse van 1.438 nieuwsartikelen over protesten in zowel Engels- als Spaanstalige media. Het onderzoek richt zich op de toepassing van het "protestparadigma" en identificeert verschillen in framing, bronnengebruik en marginalisatietechnieken afhankelijk van mediatype, regio en sociale mediaplatform. ! Belangrijke bevindingen: Protestparadigma: Mainstream media houden vaak vast aan negatieve framing zoals het benadrukken van geweld en confrontatie, wat protesten en hun doelen kan delegitimeren. Framingtypen: ○ Riot frame: Legt de nadruk op geweld en rellen. ○ Confrontation frame: Benadrukt conflicten tussen demonstranten en autoriteiten. ○ Spectacle frame: Focus op het spectaculaire en ongewone aspecten van protesten. ○ Debate frame: Legitimerende framing die aandacht besteedt aan de doelen en context van protesten. Media en regio’s: Alternatieve en digitale media zijn meer geneigd om het debatframe te gebruiken en minder geneigd tot negatieve framing. Engels- en Spaanstalige media tonen regionale verschillen in framing, waarbij niet-Westerse regio’s vaker exotiserend worden geframed. Sociale media: Artikelen die legitimiteit bieden via het debatframe hebben meer interacties op Twitter, terwijl framing gericht op spektakel vaker gedeeld wordt in andere regio’s. Conclusie Het protestparadigma blijft relevant in de sociale media-context, maar er zijn nuances afhankelijk van mediatype, locatie en framing. Alternatieve media en het gebruik van sociale media kunnen de traditionele marges van dit paradigma uitdagen. Verdere studies zijn nodig om de effecten van framing op publiek begrip en sociale bewegingen beter te begrijpen. Artikel week 3 – Ruess et al.: Online Political Participation: The Evolution of a Concept Ruess et al. onderzoeken de conceptualisering en operationalisering van online politieke participatie (OPP) in empirische studies over de afgelopen twintig jaar. Ze analyseren 289 studies om verschillen tussen definities en meetmethoden te identificeren. ! Belangrijke bevindingen: Definities vs. metingen: ○ Slechts 32% van de studies definieert OPP exclusief binnen de online context, terwijl 90% van de metingen zich richt op online activiteiten. ○ Actieve participatie domineert de definities (75%), maar passieve activiteiten (zoals nieuwsconsumptie) worden in 40% van de metingen meegenomen. Platformspecifieke verschillen: ○ 79% van de metingen is platformspecifiek (bijvoorbeeld Facebook of Twitter), terwijl slechts 60% van de definities platforms benoemt. ○ Sociale media en hun functionaliteiten sturen de operationalisering van OPP. Focus op expressieve activiteiten: ○ Expressieve acties, zoals het delen van politieke opinies, krijgen veel aandacht in metingen, maar zijn onderbelicht in definities. Conclusie De studie benadrukt discrepanties tussen hoe OPP wordt gedefinieerd en hoe het empirisch wordt gemeten. Dit weerspiegelt de dynamiek van het onderzoeksveld, waarin nieuwe technologieën en platformfunctionaliteiten de metingen beïnvloeden. De auteurs pleiten voor een explicietere en consistentere conceptualisering van OPP, die rekening houdt met de specifieke kenmerken van online participatie. Toekomstig onderzoek zou verder moeten kijken naar de impact van expressieve en passieve deelname op democratische processen en participatiepatronen. Artikel week 3 – Wouters: From the Street to the Screen: Characteristics of Protest Events as Determinants of Television News Coverage Ruud Wouters onderzoekt welke kenmerken van protesten bepalen of deze door televisiejournaals worden opgepikt, op basis van politiearchieven en mediadata in Brussel tussen 2003 en 2010. De focus ligt op hoe protesten de "media gates" kunnen passeren en op de verschillen in selectie tussen publieke en commerciële omroepen. ! Belangrijke bevindingen: Protestkenmerken en nieuwswaarde: ○ Grootte: Massale demonstraties hebben een grotere kans om mediacoverage te krijgen, wat wijst op een sterke afhankelijkheid van het "logic of numbers". ○ Disruptie: Protesten met arrestaties, verkeersopstoppingen of geweld trekken vaker aandacht door hun spectaculaire beelden en conflictwaarde. ○ Symboliek: Symbolische acties, zoals visueel aantrekkelijke en geënsceneerde gebeurtenissen, vergroten de kans op media-aandacht, vooral voor kleinere groepen of nieuwe sociale bewegingen. Rol van media-eigendom: ○ De publieke omroep (VRT) toont een voorkeur voor hard nieuws en behandelt meer protesten. ○ De commerciële omroep (VTM) selecteert sensatiegerichtere protesten en besteedt meer aandacht aan disruptieve en dramatische acties. Verpakking van nieuwsitems: ○ Grotere en disruptieve protesten hebben meer kans om de hoofdpunten te halen en langere zendtijd te krijgen. ○ Symbolische acties krijgen zelden prominente of uitgebreide dekking, ondanks hun hogere kans om geselecteerd te worden. Conclusie Het onderzoek toont aan dat demonstratiegrootte, disruptie en symboliek sleutelfactoren zijn voor televisieaandacht. Publieke en commerciële omroepen hanteren verschillende selectiecriteria, wat invloed heeft op hoe protesten worden gerepresenteerd. De studie benadrukt het belang van mediatoegang voor sociale bewegingen en de uitdagingen om in de media-arena door te dringen. Artikel week 4 – Boukes: Agenda-Setting With Satire: How Political Satire Increased TTIP’s Saliency on the Public, Media, and Political Agenda Mark Boukes onderzoekt in dit artikel hoe politieke satire de agendavorming beïnvloedt. Hij richt zich op twee afleveringen van Zondag met Lubach (ZML) over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) en hun invloed op de publieke, media- en politieke agenda. ! Belangrijke bevindingen: Publieke agenda: Satire verhoogde de publieke bewustwording en discussie over TTIP, wat bleek uit verhoogde zoekopdrachten op Google en surveydata. Media-agenda: Ondanks de impact op het publiek, was er geen significant direct effect op de traditionele media-agenda. Politieke agenda: De afleveringen leidden tot meer parlementaire vragen en discussies over TTIP, wat een blijvend effect had op de politieke agenda. Methodologie Het onderzoek bestond uit drie studies: 1. Panel survey: Aantonen dat ZML-consumptie leidde tot betere kennis over TTIP. 2. Experiment: Satire verhoogde het gevoel van geïnformeerd zijn en het belang van TTIP op de publieke agenda. 3. Longitudinale analyses: Satire had een kortetermijneffect op de publieke agenda en een blijvend effect op de politieke agenda. Conclusie Politieke satire kan effectief de publieke en politieke agenda beïnvloeden, zelfs meer dan traditionele nieuwsmedia. De cognitieve leerprocessen en het humoristische narratief maken satire een krachtig instrument voor agendavorming. Deze bevindingen versterken het belang van satire in het huidige medialandschap. Artikel week 4 – Metz et al.: Personalization of Politics on Facebook: Examining the Content and Effects of Professional, Emotional, and Private Self-Personalization Metz, Kruikemeier en Lecheler onderzoeken hoe zelf-personalisatie wordt gebruikt door politici op Facebook en wat de effecten hiervan zijn op publiek engagement. Ze onderscheiden drie typen zelf-personalisatie: professioneel, emotioneel en privé. Het onderzoek analyseert 435 Facebookposts van Duitse politici. ! Belangrijke bevindingen: Typen zelf-personalisatie: ○ Professionele zelf-personalisatie (33%): Gericht op professionele activiteiten en kwaliteiten. ○ Emotionele zelf-personalisatie (33%): Focus op emoties en persoonlijke gevoelens. ○ Privé zelf-personalisatie (16%): Intieme informatie over het privéleven van politici. Effecten op publiek engagement: ○ Emotionele en privé zelf-personalisatie verhogen het aantal likes, reacties en shares significant. ○ Professionele zelf-personalisatie heeft geen invloed op engagement. Visuele elementen: Posts met visuals bevatten vaker zelf-personalisatie en scoren hoger op publiek engagement, vooral bij emotionele en privé-inhoud. Conclusie Zelf-personalisatie is een effectieve strategie om publiek engagement op sociale media te verhogen, vooral door emotionele en privé-inhoud. Dit benadrukt de rol van authenticiteit en intimiteit in hedendaagse politieke communicatie. De studie roept op tot verder onderzoek naar culturele verschillen en de impact van zelf-personalisatie buiten verkiezingsperiodes. Artikel week 4 – Van Aelst et al.: The Personalization of Mediated Political Communication: A Review of Concepts, Operationalizations, and Key Findings Van Aelst, Sheafer en Stanyer analyseren hoe mediagepersonaliseerde politieke communicatie zich over de jaren heeft ontwikkeld. Ze richten zich op het begrip personalisering, waarbij de focus in politieke verslaggeving verschuift van partijen naar individuele politici, en onderscheiden twee hoofddimensies: individualisering en privatisering. ! Belangrijke bevindingen: Individualisering: ○ Verhoogde zichtbaarheid van individuele politici, vaak ten koste van politieke partijen. ○ Speciale aandacht voor politieke leiders in media-aandacht, een fenomeen bekend als "presidentialisering." ○ Dit type personalisering betekent niet noodzakelijk een afname van inhoudelijke politieke verslaggeving. Privatisering: ○ Politici worden meer afgebeeld als privépersonen, met aandacht voor hun persoonlijke leven en eigenschappen. ○ Een groeiende nadruk op menselijke en niet-politieke kenmerken van politici, zoals charisma, empathie en morele waarden. ○ Deze trend kan bijdragen aan een verlies van focus op beleidskwesties in politieke verslaggeving. Methodologie en operationalisering De auteurs presenteren een model om personalisering te analyseren, inclusief subdimensies: 1. General visibility: Algemene zichtbaarheid van politici versus partijen. 2. Concentrated visibility: Focus op politieke leiders binnen de algemene zichtbaarheid. 3. Personal characteristics: Nadruk op persoonlijke eigenschappen versus politieke kwaliteiten. 4. Private life: Belangstelling voor het privéleven van politici. Conclusie Het onderzoek benadrukt dat personalisering een complex en multidimensionaal proces is. Individualisering en privatisering zijn aparte dimensies die elk unieke trends laten zien. De auteurs pleiten voor gestandaardiseerde definities en meetmethoden om personalisering over landen en tijd te kunnen vergelijken. Hoewel mediapersoonlijkheden aantrekkelijk kunnen zijn voor publiek engagement, roept dit vragen op over de gevolgen voor de kwaliteit van politieke communicatie en democratisch debat. Antwoorden op de vragen: 1. Exemplificatietheorie en vertrouwen in de politiek in entertainmentshows De exemplificatietheorie suggereert dat specifieke voorbeelden of cases (exemplars) die in de media worden gepresenteerd, een disproportionele invloed hebben op hoe mensen een breed onderwerp waarnemen. Volgens deze theorie onthouden mensen concrete, emotioneel geladen verhalen beter dan abstracte statistieken of argumenten. Toename in vertrouwen door entertainmentshows: ○ Politici die verschijnen in entertainmentshows worden vaak afgebeeld in een informele, menselijke context. Dit soort mediapresentaties werkt als een positief exemplaar en laat zien dat politici benaderbaar en authentiek zijn, wat het vertrouwen in de politiek kan verhogen. ○ Door emotioneel relevante interacties of humor voelen kijkers zich meer verbonden met de politicus, wat een positief halo-effect kan creëren op hun perceptie van het politieke systeem als geheel. 2. Politieke relevantie van satire en agenda-setting door ZML Waarom vinden politici satire belangrijk? ○ Politieke satire bereikt vaak een jonger, politiek minder betrokken publiek dat traditionele nieuwsmedia mijdt. Dit maakt satire een krachtig instrument om maatschappelijke kwesties onder de aandacht te brengen. ○ Satirische programma’s bieden een unieke mix van humor en informatie, wat leidt tot meer cognitieve verwerking van de inhoud en vergroot de kans dat deze kwesties publiek debat en politieke aandacht krijgen. Waarom lukte het specifiek bij ZML over TTIP? ○ Timing: De uitzending kwam op een moment dat TTIP weinig bekendheid had, maar politiek relevant was. Het programma vulde hiermee een informatievacuüm. ○ Humor en framing: ZML gebruikte humor om de complexe materie van TTIP toegankelijk te maken. Door duidelijke voorbeelden en krachtige visuals werd het onderwerp begrijpelijk en emotioneel relevant. ○ Publieke en politieke respons: De uitzending veroorzaakte een significante stijging in Google-zoekopdrachten en publieke discussies over TTIP. Dit creëerde druk op politici om het onderwerp serieus te nemen en te agenderen. 3. Drie types van zelfpersonalisering volgens Metz et al. (2020) Metz et al. identificeren drie vormen van zelfpersonalisering door politici op sociale media: 1. Professionele zelfpersonalisering: ○ Beschrijving: Politici benadrukken hun professionele kwaliteiten, prestaties, en werkzaamheden. ○ Voorbeeld: Een politicus plaatst een foto van zichzelf tijdens een parlementair debat met een onderschrift over het verdedigen van een wetsvoorstel. 2. Emotionele zelfpersonalisering: ○ Beschrijving: Politici tonen hun emoties en persoonlijke gevoelens, zoals verontwaardiging over een beleidskwestie of vreugde over een behaalde overwinning. ○ Voorbeeld: Een politicus deelt een video waarin hij/zij een gepassioneerde toespraak houdt over klimaatrechtvaardigheid, met de nadruk op de urgentie van het probleem. 3. Privé zelfpersonalisering: ○ Beschrijving: Politici delen details over hun privéleven, zoals familie, hobby’s of dagelijkse routines. ○ Voorbeeld: Een politicus post een foto van zichzelf met hun gezin tijdens een vakantie of een video waarin ze hun huisdier introduceren. Deze vormen van zelfpersonalisering worden gebruikt om menselijke verbindingen met het publiek te versterken en publiek engagement te vergroten. Elk type past bij een specifieke strategie om vertrouwen en sympathie op te bouwen. Artikel week 5 – Bos: Creating Order in the Chaos: The Allure of Populist Rhetoric Linda Bos analyseert populistische retoriek als een krachtig communicatie-instrument dat de politieke realiteit versimpelt door een dichotomie te creëren tussen "de pure mensen" en "de corrupte elite." Dit artikel biedt een overzicht van de kenmerken, effecten en uitdagingen van populistische retoriek, met een focus op hoe deze boodschap kiezers aantrekt en mobiliseert. ! Belangrijke bevindingen: Kenmerken van populistische retoriek: ○ Pro-mensen en anti-elite: Positieve framing van het volk en negatieve framing van de elite staan centraal. ○ Eenvoud en emotionaliteit: Populistische boodschappen gebruiken simpele taal en emotioneel beladen frames. ○ Blame framing: Problemen worden toegeschreven aan de elite, wat leidt tot duidelijke schuldtoewijzing. ○ Sociale identiteit: Populisme versterkt groepsidentiteit door "de mensen" als slachtoffers van een corrupte elite te positioneren. Invloed op kiezers: ○ Populistische boodschappen wekken emoties op zoals boosheid en hoop, wat kiezers ontvankelijker maakt voor het populistische wereldbeeld. ○ Het benadrukken van een antagonistische relatie tussen elite en volk verhoogt de steun voor populistische partijen en hun beleidsvoorstellen. Gebruik tijdens crises (bijv. COVID-19): ○ Populisten benutten crises om de elite verantwoordelijk te stellen en zichzelf als verdedigers van het volk te positioneren. ○ Verschillende populisten gebruikten de pandemie om complottheorieën te verspreiden, maatregelen tegen te werken of eigen leiderschap te promoten. Conclusie Populistische retoriek biedt kiezers een gevoel van herkenning en representatie, maar dit gebeurt ten koste van sociale cohesie en democratische normen. Het artikel benadrukt de noodzaak van verder onderzoek naar manieren om populistische aanhangers te betrekken zonder polarisatie te vergroten, en de rol van sociale media in het versterken van populistische boodschappen. Artikel week 5 – Hameleers: Augmenting Polarization via Social Media? A Comparative Analysis of Trump’s and Wilders’ Online Populist Communication and the Electorate’s Interpretations Surrounding the Elections Hameleers onderzoekt hoe populistische retoriek van Donald Trump en Geert Wilders via sociale media bijdraagt aan polarisatie en hoe dit resoneert met de percepties van hun electoraat. Het onderzoek combineert kwalitatieve inhoudsanalyses van Twitter-berichten van beide politici met Facebook-discussies van hun aanhangers tijdens de verkiezingscampagnes van 2016 (VS) en 2017 (Nederland). ! Belangrijke bevindingen: Populistische strategieën van Trump en Wilders: ○ In-groep constructie: Beide politici benadrukken "de gewone mensen" als een homogene, superieure groep die centraal moet staan in politieke besluitvorming. ○ Blame framing: De elite wordt consistent verantwoordelijk gehouden voor maatschappelijke problemen. Trump richt zijn kritiek op Democraten en de media, terwijl Wilders schuld toewijst aan de EU, nationale regeringen en islamitische gemeenschappen. ○ Anti-media retoriek: Beide politici positioneren de traditionele media als onbetrouwbaar en partijdig, en gebruiken sociale media om directe communicatie met het volk te benadrukken. ○ Urgentie en dreiging: Politieke en culturele crises worden gecreëerd om de noodzaak van directe actie te legitimeren. Electoraal discours op Facebook: ○ Distrust en alternatieve feiten: Aanhangers uiten wantrouwen in gevestigde instellingen en media, en promoten alternatieve narratieven. ○ Hostiliteit naar elites en anderen: Zowel in de VS als in Nederland beschuldigt het electoraat de elite en maatschappelijke out-groups van nationale problemen. ○ Collectieve en individuele actie: In Nederland ligt de nadruk op collectieve actie en protest, terwijl Amerikaanse aanhangers vaker vertrouwen op individuele verdediging en bewapening. Conclusie Sociale media versterken polarisatie door populistische discoursen te faciliteren die resoneren met de opvattingen van het electoraat. Trump en Wilders benutten technologie om directe, onbemiddelde communicatie te voeren en traditionele elites en media te omzeilen. Het onderzoek benadrukt dat verschillen in electorale systemen (meerderheidsstelsel vs. meerpartijenstelsel) leiden tot nuances in populistische strategieën en electoraal gedrag. Verdere studies worden aanbevolen om de langetermijneffecten van online populisme te onderzoeken. Artikel week 5 – Van Erkel & Turkenburg: Delving Into the Divide: How Ideological Differences Fuel Out-Party Hostility in a Multi-Party Context Van Erkel en Turkenburg onderzoeken affectieve polarisatie in een multi-partijensysteem, met specifieke aandacht voor de rol van ideologische verschillen in vijandigheid jegens aanhangers van andere partijen. De studie maakt gebruik van data uit het Belgische politieke landschap en analyseert hoe ideologische afstand en groepsidentificatie bijdragen aan negatieve gevoelens richting politieke tegenstanders. ! Belangrijke bevindingen: Ideologische basis van affectieve polarisatie: ○ Burgers hebben meer negatieve gevoelens richting partijaanhangers naarmate de ideologische afstand groter is, zowel objectief (werkelijke afstand) als subjectief (waargenomen afstand). ○ Dit effect is sterker voor burgers met extreme ideologische standpunten en een hoge politieke interesse. Rol van groepsidentificatie: ○ Partij-identificatie speelt een aanvullende rol, waarbij sterkere identificatie met de eigen partij samenhangt met meer vijandigheid jegens andere partijen. ○ Ideologische afstand blijft echter een significante factor, zelfs bij zwakke partij-identificatie. Asymmetrische patronen: ○ Linkse kiezers hebben sterkere negatieve gevoelens tegenover uiterst rechtse partijen dan andersom, wat mogelijk wordt verklaard door percepties van ideologische extremiteit. Conclusie De studie concludeert dat affectieve polarisatie in een multi-partijensysteem grotendeels voortkomt uit ideologische verschillen, wat duidt op een rationele basis voor vijandigheid jegens politieke tegenstanders. Dit maakt het verminderen van polarisatie complex, omdat het niet enkel om groepsloyaliteit gaat. Toekomstig onderzoek moet de rol van multidimensionale ideologie en andere sociale identiteiten verder onderzoeken om de dynamiek van polarisatie beter te begrijpen. Antwoorden op de vragen: 1. "Technical affordances" van sociale media en populistische uitingen (Hameleers, 2020) Hameleers stelt dat de technische kenmerken van sociale media populistische communicatie versterken en een geschikte context creëren voor deze uitingen: Directe communicatie: ○ Sociale media stellen populisten in staat om direct met hun publiek te communiceren zonder tussenkomst van traditionele media, wat helpt om het narratief van een corrupte elite te omzeilen. ○ Platforms zoals Twitter en Facebook bieden korte formats die geschikt zijn voor eenvoudige, krachtige slogans en emotionele boodschappen. Virale verspreiding: ○ Het algoritmische karakter van sociale media bevoordeelt inhoud met een hoge mate van emotie, conflict en polariserend potentieel. Populistische boodschappen, die vaak boosheid of angst oproepen, worden hierdoor sneller verspreid en bereikt een groter publiek. Gemeenschapsvorming: ○ Sociale media bieden mogelijkheden om een gevoel van verbondenheid te creëren tussen de populist en "de gewone mensen". Likes, shares en reacties versterken een gevoel van gemeenschap en legitimeren de boodschap. Echokamers: ○ Populistische uitingen worden versterkt door de neiging van sociale media-algoritmen om gebruikers in filterbubbels te plaatsen, waar gelijkgestemde meningen de boventoon voeren en oppositie minder zichtbaar is. 2. Drie mechanismen van populistische communicatie en hun effecten op kiezers (Bos, 2023) Bos identificeert drie mechanismen waardoor populistische communicatie een impact heeft op kiezers: 1. Simplificatie: ○ Populistische retoriek reduceert complexe politieke kwesties tot eenvoudige, begrijpelijke frames (bijvoorbeeld "het volk versus de elite"). ○ Effect: Kiezers vinden deze frames aantrekkelijk omdat ze duidelijkheid bieden en onzekerheid verminderen, vooral in tijden van crisis. 2. Emotionalisering: ○ Populisten gebruiken emotioneel beladen retoriek, zoals boosheid of angst, om een gevoel van urgentie en betrokkenheid te creëren. ○ Effect: Deze emoties versterken de motivatie van kiezers om actie te ondernemen, zoals stemmen op de populistische leider of partij. 3. Identiteitsvorming: ○ Populistische communicatie versterkt groepsidentiteit door "het volk" te positioneren tegenover een vijandige elite of een andere out-group. ○ Effect: Dit versterkt loyaliteit aan de populistische beweging en kan vijandigheid tegenover andere groepen aanwakkeren. 3. Relatie tussen ideologische en affectieve polarisering (Van Erkel & Turkenburg, 2022) Van Erkel en Turkenburg leggen uit dat ideologische en affectieve polarisering nauw met elkaar verbonden zijn, maar verschillende concepten vertegenwoordigen: Ideologische polarisering: ○ Verwijst naar de objectieve afstand tussen politieke partijen of individuen op inhoudelijke, beleidsmatige dimensies (bijvoorbeeld economisch links versus rechts). Affectieve polarisering: ○ Verwijst naar de emotionele vijandigheid die mensen voelen tegenover aanhangers van andere partijen, ongeacht de ideologische inhoud. Relatie tussen de twee: Hoe groter de ideologische afstand tussen partijen, hoe sterker de affectieve polarisatie. Mensen voelen meer vijandigheid tegenover partijen en aanhangers die verder van hun eigen ideologische positie staan. Subjectieve perceptie speelt ook een rol: als mensen de ideologische afstand als groter ervaren dan deze feitelijk is, neemt affectieve polarisatie verder toe. Affectieve polarisatie kan op haar beurt ideologische polarisatie versterken door het bevorderen van een "wij versus zij"-mentaliteit, wat constructieve dialoog tussen partijen bemoeilijkt. Deze dynamiek benadrukt hoe ideologische verschillen en emotionele vijandigheid elkaar versterken, vooral in multi-partijensystemen. Artikel week 6 – Galtung: Peace Journalism Johan Galtung introduceert het concept van peace journalism als een alternatief voor traditionele oorlogsjournalistiek, die vaak gericht is op conflict als een strijd tussen twee partijen met een zero-sum uitkomst. Hij pleit voor journalistiek die conflicten transformeert door nadruk te leggen op vrede, wederzijds begrip en creatieve oplossingen. ! Belangrijke verschillen tussen peace en war journalism: Conflictbenadering: ○ Peace journalism: Richten op diepere oorzaken van conflicten, menselijke impact en creatieve oplossingen. ○ War journalism: Focus op geweld, partijen als vijanden en een win-verlies-narratief. Rol van de journalist: ○ Peace journalism: Faciliteren van dialoog, belichten van vredesinitiatieven en menselijke dimensies van conflicten. ○ War journalism: Rapporteren van zichtbare schade, overwinningen en verliezen. Vier dimensies van peace journalism 1. Conflictgericht: Begrijpen van diepere oorzaken en empathie tonen voor alle betrokken partijen. 2. Waarheidsgericht: Onthullen van onwaarheden en cover-ups aan alle kanten. 3. Mensgericht: De menselijke impact van conflicten benadrukken, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen. 4. Oplossingsgericht: Vredesinitiatieven en mogelijke uitkomsten belichten, inclusief preventieve maatregelen. Kritiek op traditionele journalistiek Galtung vergelijkt traditionele oorlogsjournalistiek met een verslag van ziektes zonder aandacht voor genezing of preventie. Hij stelt dat deze aanpak conflicten polariseert en geweld bevordert in plaats van oplossingen. Conclusie Peace journalism biedt een kader voor journalistiek dat vrede en conflicttransformatie centraal stelt. Het vraagt om een heroriëntatie van journalistieke praktijken, waarbij verslaggevers niet alleen verslag doen van geweld, maar ook actief zoeken naar oplossingen en menselijke verhalen belichten. Dit draagt bij aan het verminderen van polarisatie en bevordert dialoog en begrip. Artikel week 6 – Mitchelstein & Boczkowski: What a Special Issue on Latin America Teaches Us About Some Key Limitations in the Field of Digital Journalism Mitchelstein en Boczkowski reflecteren op de structurele beperkingen in het onderzoeksveld van digitale journalistiek, gebaseerd op een speciale uitgave over Latijns-Amerika. Ze belichten hoe de dominante focus op de Global North leidt tot een gebrek aan representativiteit, reflexiviteit, decentralisatie en kosmopolitisme in de academische productie van kennis over digitale journalistiek. ! Belangrijke bevindingen: 1. Gebrek aan representativiteit: ○ De meeste studies over digitale journalistiek zijn gericht op de Global North, terwijl slechts 14% van de wereldbevolking in deze regio woont. Dit creëert een scheve verdeling in kennisproductie en marginaliseert onderzoek naar andere regio's. 2. Gebrek aan reflexiviteit: ○Onderzoek naar digitale journalistiek is vaak etnocentrisch en negeert de historische context van informatieverstoring en desinformatie, met name in de relatie tussen de Global North en South. 3. Gebrek aan decentralisatie: ○ De Global North wordt behandeld als normatief centrum, terwijl andere regio's als exotisch of afwijkend worden gezien. Dit voorkomt vergelijkend onderzoek en begrip van verschillen tussen regio’s. 4. Gebrek aan kosmopolitisme: ○ Bevindingen uit de Global South worden vaak als specifiek en lokaal gezien, terwijl bevindingen uit de Global North universeel worden beschouwd. Aanbevelingen De auteurs pleiten voor vier stappen om het veld inclusiever en representatiever te maken: 1. Benoemen van wetenschappers uit de Global South als redacteuren. 2. Auteurs verplichten om bevindingen te contextualiseren in bredere regionale of mondiale kaders. 3. Stimuleren van vergelijkend onderzoek tussen de Global North en South. 4. Ontwikkelen van meertalige en diverse publicatiemodellen, om verschillende kennisstructuren te ondersteunen. Conclusie Het artikel benadrukt dat de dominantie van de Global North niet alleen leidt tot epistemische ongelijkheden, maar ook de kwaliteit van kennisproductie over digitale journalistiek wereldwijd schaadt. Latijns-Amerikaans onderzoek biedt waardevolle inzichten die de kloof tussen de Global North en South kunnen verkleinen, mits het veld meer aandacht geeft aan inclusie en vergelijkend onderzoek. Artikel week 6 – Wright et al.: Soft Power, Hard News: How Journalists at State-Funded Transnational Media Legitimize Their Work Wright, Scott en Bunce onderzoeken hoe journalisten van door de staat gefinancierde internationale nieuwsorganisaties (zoals Al Jazeera, BBC World Service, Voice of America, en China Global Television Network) hun professionele autonomie legitimeren te midden van spanningen met hun financierende regeringen. Het onderzoek baseert zich op 52 semigestructureerde interviews met journalisten die verslag doen van humanitaire kwesties. ! Belangrijke bevindingen: 1. Legitimatienarratieven: ○ Exclusionary narrative: Journalisten onderscheiden hun werk van "propaganda" door de nadruk te leggen op waarheidsgetrouwe verslaggeving. Dit wordt vaak gedaan door het positioneren van hun werk tegenover het Russische RT, dat zij beschouwen als onbetrouwbare propaganda. ○ Fuzzifying narrative: De term "soft power" wordt strategisch gebruikt om conflicten tussen journalistieke normen en diplomatieke belangen te verzachten, met name door senior medewerkers. ○ Inversion narrative: Paradoxaal genoeg zien journalisten hun afhankelijkheid van staatsfinanciering als een bron van operationele autonomie, wat hen in staat stelt tijdrovende en kostbare verhalen na te streven. 2. Beperkingen van autonomie: ○ Journalisten ervaren censuur en druk, variërend van subtiele beïnvloeding tot expliciete richtlijnen over framing en inhoud. ○ Lokale journalisten, vooral in regio's zoals Afrika, worden geconfronteerd met oneerlijke arbeidsvoorwaarden en beperkte carrièremogelijkheden, wat bijdraagt aan ontevredenheid en beperkte collectieve weerstand. 3. Weerstand en compromis: ○ Journalisten bieden zelden directe weerstand tegen de diplomatieke strategieën van hun financierende regeringen. Waar dit gebeurt, is het vaak gericht op het behoud van geloofwaardigheid binnen de journalistieke gemeenschap. Conclusie Het onderzoek laat zien hoe journalisten binnen staatsgefinancierde transnationale media verschillende strategieën gebruiken om spanningen tussen journalistieke normen en staatsbelangen te navigeren. Terwijl deze narratieven autonomie benadrukken, blijft er weinig ruimte voor daadwerkelijke oppositie tegen staatsinvloeden, vooral in autoritaire contexten. De studie roept op tot verder onderzoek naar de complexiteit van journalistieke autonomie binnen een door staten gedomineerde mediasfeer. Antwoorden op de vragen: 1. Is domesticatie van buitenlands nieuws altijd 'natuurlijk'? Domesticatie van buitenlands nieuws, waarbij internationale gebeurtenissen worden gefilterd en aangepast aan de lokale context, is niet altijd een "natuurlijk" proces. Wright, Scott en Bunce (2020) tonen aan dat domesticatie vaak wordt gestuurd door politieke belangen en journalistieke routines: Waarom niet altijd natuurlijk? ○ Domesticatie wordt beïnvloed door mediabedrijven die de focus leggen op aspecten van een verhaal die resoneren met het nationale publiek, terwijl andere belangrijke elementen worden genegeerd. ○ Politieke en economische belangen bepalen vaak welke aspecten van buitenlands nieuws worden benadrukt, vooral bij staatsgefinancierde media die soft power-strategieën hanteren. Recente voorbeelden: ○ Oekraïne-oorlog (2022): In westerse media wordt de nadruk gelegd op de strijd voor democratie en mensenrechten, terwijl niet-westerse media (bijvoorbeeld China) het conflict framen als een geopolitieke strijd tegen NAVO-expansie. ○ COP28 Klimaattop (2023): Voor landen in het mondiale zuiden wordt het verhaal gedomesticeerd naar een focus op klimaatrechtvaardigheid en compensaties, terwijl in westerse media nadruk wordt gelegd op technologische innovaties en emissiereducties. 2. Wat bedoelt Galtung met “empathy is not sympathy”? Uitleg van de uitspraak: ○ Galtung stelt dat empathie inhoudt dat journalisten zich inleven in de perspectieven van alle partijen in een conflict, zonder partij te kiezen of emotioneel betrokken te raken (sympathie). ○ Dit betekent het begrijpen van de motivaties, zorgen en contexten van alle betrokkenen, inclusief degenen die als vijanden worden gezien. Verwachtingen van de journalistiek: ○ Journalisten moeten zich richten op diepere oorzaken van conflicten en mogelijke oplossingen. Ze moeten vermijden alleen geweld en dramatische gebeurtenissen te rapporteren en ook aandacht besteden aan initiatieven voor vrede en dialoog. Doet het huidige internationale nieuws het goed? ○ Volgens Galtung niet. Het huidige nieuws benadrukt vaak sensatie, conflict en zero-sum-narratieven. Dit versterkt polarisatie en geweld in plaats van het bevorderen van begrip en vrede. Recente voorbeelden: ○ Israël-Palestina-conflict (2023): Veel media richten zich uitsluitend op geweld en militaire acties, met weinig aandacht voor de historische context en vreedzame initiatieven. Journalisten die beide kanten belichten worden vaak beschuldigd van partijdigheid. 3. Vier problemen in de dynamiek tussen inclusie en exclusie in academisch onderzoek (Mitchelstein & Boczkowski, 2021) Mitchelstein en Boczkowski benoemen vier problemen die de ongelijkheid in academisch onderzoek naar digitale journalistiek blootleggen: 1. Gebrek aan representativiteit: ○ De meeste studies richten zich op de Global North (bijv. VS, Europa), terwijl het Global South onderbelicht blijft. Hierdoor ontstaat een scheef beeld van mondiale journalistieke praktijken. ○Voorbeeld: Digitale innovaties in Latijns-Amerika, zoals WhatsApp-journalistiek in Brazilië, krijgen minder aandacht in internationale tijdschriften. 2. Gebrek aan reflexiviteit: ○ Onderzoekers uit de Global North erkennen vaak niet hun eigen vooroordelen of de invloed van hun culturele en economische context op de onderzoeksvragen. ○ Voorbeeld: Het idee dat betaalmuren de standaardoplossing zijn voor nieuwsfinanciering negeert de realiteit van lage inkomens en beperkte toegang tot internet in ontwikkelingslanden. 3. Gebrek aan decentralisatie: ○ Het onderzoek wordt gedomineerd door instellingen en uitgeverijen in de Global North. Lokale kennis en methodologieën uit het Global South worden vaak genegeerd of gemarginaliseerd. ○ Voorbeeld: Internationale conferenties besteden zelden aandacht aan niet-westerse taalgebieden of media-ecosystemen. 4. Gebrek aan kosmopolitisme: ○ Onderzoek naar journalistiek in de Global North wordt universeel relevant geacht, terwijl onderzoek uit de Global South wordt gezien als regionaal specifiek. ○ Voorbeeld: Studies over desinformatie in de VS worden als universeel behandeld, terwijl analyses van politieke trolling in India vaak worden gepositioneerd als "lokale casestudies." Deze problemen benadrukken de noodzaak van meer inclusieve en evenwichtige benaderingen in academisch onderzoek, zodat kennisproductie representatiever wordt voor de wereldwijde journalistiek. Artikel week 7 – Lewis: Lack of Trust in the News Media, Institutional Weakness, and Relational Journalism as a Potential Way Forward Seth C. Lewis onderzoekt de langdurige vertrouwenscrisis in de nieuwsmedia en pleit voor een fundamentele verschuiving naar relational journalism als een oplossing. Hij beschrijft hoe institutionele zwakheden en zelfgerichtheid van de media hebben bijgedragen aan deze crisis, vooral in de context van digitale transformatie en toenemende autoritaire tendensen wereldwijd. ! Belangrijke bevindingen: Historische context van wantrouwen: ○ Het wantrouwen in de nieuwsmedia is niet nieuw en heeft diepe historische wortels. Politieke leiders hebben vaak geprobeerd het vertrouwen in de pers te ondermijnen. ○ In de mid-20e eeuw was het vertrouwen hoog door minder politieke polarisatie en beperkte economische concurrentie, wat professionalisering en objectiviteit bevorderde. ○ Het huidige wantrouwen wordt versterkt door technologische veranderingen, de opkomst van sociale media, en economische instabiliteit in de nieuwsindustrie. Zelfgerichtheid van de media: ○ Mediaorganisaties hebben hun monopoliepositie in de vorige eeuw verkeerd geïnterpreteerd als een teken van publieke waardering, wat leidde tot een cultuur van arrogantie en disconnectie met het publiek. ○ De nadruk op massacommunicatie in plaats van service-georiënteerde interactie heeft de relatie met het publiek verzwakt. Relational journalism als oplossing: ○ Relational journalism focust op het opbouwen en onderhouden van relaties met het publiek door te luisteren, te reageren op zorgen, en wederzijds begrip te bevorderen. ○ Platforms zoals Hearken demonstreren hoe publiek-gestuurde journalistiek kan bijdragen aan het herstellen van vertrouwen. Dit model geeft het publiek een actieve rol in het proces van nieuwsproductie. Conclusie Lewis stelt dat traditionele journalistieke modellen onvoldoende zijn om het vertrouwen te herstellen en roept op tot een radicaal andere benadering. Relational journalism kan helpen bij het herstellen van vertrouwen door sociale verbondenheid en responsiviteit centraal te stellen. Dit model vraagt echter om een fundamentele heroverweging van journalistieke routines en structuren. Artikel week 7 – Luo et al.: Credibility Perceptions and Detection Accuracy of Fake News Headlines on Social Media: Effects of Truth-Bias and Endorsement Cues Luo et al. onderzoeken hoe mensen de geloofwaardigheid van nieuwsberichten inschatten en of ze in staat zijn om fake news te onderscheiden van echt nieuws, met een focus op de rol van sociale mediacues zoals likes en endorsements. Het onderzoek combineert theorieën over waarheid-default bias (truth-bias) en online sociale invloed om de dynamiek van misinformatie op sociale media te analyseren. ! Belangrijke bevindingen: 1. Deceptie-bias: ○ Mensen zijn geneigd nieuwsberichten als onwaar te beschouwen, een "deceptie-bias," wat in contrast staat met de "truth-bias" die vaak in interpersoonlijke communicatie wordt waargenomen. ○ Deze bias leidt tot betere herkenning van fake news, maar verminderde accuraatheid voor echt nieuws. 2. Effect van endorsements: ○ Headlines met veel likes worden als geloofwaardiger beoordeeld, wat helpt bij het identificeren van echt nieuws, maar het herkennen van fake news bemoeilijkt. ○ Likes van vrienden hebben geen significant sterker effect op geloofwaardigheid dan likes van onbekende gebruikers. 3. Detectie-accuraatheid: ○ Over het algemeen hebben deelnemers een nauwkeurigheid van ongeveer 51% in het onderscheiden van echt en fake nieuws. ○ Politiek nieuws wordt accurater herkend dan nieuws over gezondheid of wetenschap. Conclusie Sociale mediacues beïnvloeden hoe nieuwsberichten worden beoordeeld en kunnen de verspreiding van misinformatie versterken door fake news geloofwaardiger te maken. Dit onderzoek benadrukt de noodzaak van bewustwording en educatie over het gebruik van heuristieken bij nieuwsconsumptie, en roept sociale mediaplatforms op om transparantie en moderatie te verbeteren. Artikel week 7 – Van Aelst et al.: Political Communication in a High-Choice Media Environment: A Challenge for Democracy? Van Aelst et al. onderzoeken hoe veranderingen in de mediamarkt en politieke communicatie de democratie beïnvloeden. Ze richten zich op de overgang naar een high-choice media-omgeving, waarin burgers meer opties hebben om media-inhoud te consumeren, maar ook meer geneigd zijn om politieke informatie te vermijden. ! Belangrijke bevindingen: 1. Zes fundamentele zorgen in high-choice media-omgevingen: ○ Afname van politieke informatie: Hoewel de totale hoeveelheid politieke nieuwsbronnen is toegenomen, vormt politieke informatie een kleiner deel van het totale media-aanbod, waardoor het makkelijker is om deze te vermijden. ○ Afnemende nieuwskwaliteit: Commerciële druk heeft geleid tot meer focus op entertainment en minder diepgaande verslaggeving. ○ Mediaconcentratie en diversiteit: Mediafusies beperken de diversiteit van standpunten, terwijl online platforms vaak eenheidsinhoud bieden. ○ Fragmentatie en polarisatie: Mensen zoeken steeds vaker inhoud die hun overtuigingen bevestigt, wat leidt tot filterbubbels en polarisatie. ○ Relativisme: Feiten worden steeds vaker gezien als meningen, wat misinformatie en complottheorieën bevordert. ○ Toenemende ongelijkheden: Groepen met minder interesse of toegang tot politieke informatie raken verder achterop in hun politieke kennis. 2. Democratische implicaties: ○ Toenemende fragmentatie kan de sociale cohesie ondermijnen en de effectiviteit van democratische besluitvorming verminderen. ○ De afname van kwalitatief hoogstaand politiek nieuws maakt het moeilijker voor burgers om goed geïnformeerde beslissingen te nemen. Conclusie De verschuiving naar een high-choice media-omgeving biedt kansen voor betrokkenheid, maar brengt ook risico's met zich mee, zoals polarisatie en verminderde toegang tot betrouwbare politieke informatie. Om de democratische waarde van media te behouden, benadrukken de auteurs het belang van publieke omroepen en initiatieven om burgers toegang te geven tot hoogwaardige informatie. Verdere studies moeten zich richten op hoe deze trends kunnen worden beheerst om democratische participatie te waarborgen. Antwoorden op de vragen: 1. Zorg om toenemende ongelijkheid (Van Aelst et al., 2017) Van Aelst et al. bespreken de zorg dat veranderingen in de politieke informatieruimte leiden tot toenemende ongelijkheidin toegang tot en gebruik van politieke informatie: Betekenis: ○ Door de diversiteit aan mediaopties in een high-choice omgeving consumeren mensen met een hoge interesse in politiek meer en betere informatie, terwijl mensen met weinig interesse geneigd zijn politieke informatie te vermijden. ○ Dit vergroot de kloof tussen goed geïnformeerde en slecht geïnformeerde burgers, wat negatieve gevolgen heeft voor democratische participatie en gelijkheid. Voorbeeld: ○ Sociale media-algoritmen bevoordelen gebruikers die al politieke informatie zoeken. Een burger met weinig politieke interesse krijgt daardoor vaker entertainment in plaats van politiek nieuws voorgeschoteld, wat leidt tot een informatiekloof tussen groepen. 2. Truth-Default Theory (TDT) Uitleg TDT: 1. Truth-Default Theory (TDT) stelt dat mensen een natuurlijke neiging hebben om communicatie als waar te accepteren, tenzij er duidelijke signalen zijn die op leugens wijzen. Dit maakt het gemakkelijker om geloofwaardige informatie te verwerken, maar verhoogt de kwetsbaarheid voor misinformatie. Effect op het identificeren van desinformatie: 1. Door deze waarheidsbias hebben gebruikers de neiging om online nieuws als waar aan te nemen, vooral wanneer er geen duidelijke signalen zijn die het tegendeel bewijzen. Endorsement cues, zoals likes en shares, versterken de waargenomen geloofwaardigheid van fake news. Strategieën om de waarheidsbias tegen te gaan: 1. Educatie in mediageletterdheid: Training in kritisch denken en het herkennen van misinformatie helpt gebruikers om sceptischer te zijn bij het beoordelen van online nieuws. 2. Transparantie van platforms: Sociale mediaplatforms kunnen duidelijk aangeven wanneer informatie fact-checked is en wanneer bronnen onbetrouwbaar zijn. 3. Technologische oplossingen: Algoritmen die misinformatie detecteren en gebruikers waarschuwen, kunnen bijdragen aan het verminderen van de impact van de waarheidsbias. 4. Verantwoorde journalistiek: Het versterken van geloofwaardige journalistieke normen helpt om betrouwbare informatie toegankelijker te maken. 3. Relational journalism (Lewis, 2020) Betekenis relational journalism: ○ Relational journalism benadrukt de relatie tussen journalisten en het publiek, waarbij het publiek als actieve deelnemers wordt gezien in plaats van passieve ontvangers van informatie. ○ Het gaat om luisteren, reageren en het opbouwen van vertrouwen door betekenisvolle interacties met het publiek. Opgelost probleem: ○ Relational journalism wordt gezien als een oplossing voor de vertrouwenscrisis in nieuwsmedia. Traditionele journalistieke modellen, die vaak hiërarchisch en afstandelijk zijn, hebben het publiek vervreemd. Door een meer interactieve en responsieve aanpak kunnen journalisten vertrouwen herstellen en betrokkenheid vergroten. Voorbeeld van toepassing: ○ Platforms zoals Hearken, waar nieuwsorganisaties het publiek uitnodigen om vragen en onderwerpen in te dienen, laten zien hoe relational journalism kan bijdragen aan meer betrokkenheid en vertrouwen. Het publiek voelt zich gehoord en vertegenwoordigd in het nieuwsproces.