Samenvatting Sportpsychologie PDF

Document Details

SafeSousaphone

Uploaded by SafeSousaphone

Vrije Universiteit Amsterdam

Paulien Fawzi

Tags

sport psychology motivation in sports sport commitment psychology

Summary

This document is a summary of sport psychology. It covers topics such as motivation, sport commitment, benefits of practicing sports on an individual, and why individuals may be inclined to participate in sports and physical activities. The summary explores different models and theories related to motivation and commitment in sports, such as those by Murray and Wann.

Full Transcript

lOMoARcPSD|20071460 Samenvatting - Sportpsychologie Sportpsychologie (Vrije Universiteit Amsterdam) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Paulien Fawzi (paulienfa...

lOMoARcPSD|20071460 Samenvatting - Sportpsychologie Sportpsychologie (Vrije Universiteit Amsterdam) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Hoofdstuk 1: inleiding en vooruitblik Sportpsychologie: het deelgebied van de psychologie waarin gedrag in sportsitua琀椀es wordt bestudeerd. Sport hee昀琀 veel speci昀椀eke kenmerken, dat het zonder meer toepassen van kennis en theorieën van de psychologie tekortschiet. Daarom is de sportpsychologie een ander gebied. Speci昀椀eke sportkenmerken: - Leveren van lichamelijke inspanning. - Vrijwillig opwerpen van hindernissen en obstakels die het las琀椀ger maken om doelen te bereiken. - Vrijwillig afzien, pijn lijden en risico’s nemen. - Veel inspanning leveren tegen weinig of geen materiële beloning. - Optreden voor het oog van veel toeschouwers. - Situa琀椀es opzoeken die makkelijk tot nega琀椀eve emo琀椀es leiden. - Sterke wedijver (rivaliteit/compe琀椀琀椀e). Exercise psychology: soort vertaling= inspanningspsychologie. Hoofdstuk 2: mo琀椀va琀椀e en sport 2.1: basisbegrippen; mo琀椀ef, mo琀椀va琀椀e, behoe昀琀e en drijfveer Mo琀椀ef Mo琀椀even/ beweegreden: betrekkelijk stabiele eigenschappen van mensen die hen aanze琀琀en tot bepaalde gedragingen of ac琀椀viteiten. Mo琀椀even hebben te maken met wat mensen willen en wat zij waardevol achten. - Presta琀椀emo琀椀ef: zet aan tot het leveren van goede presta琀椀es, goed in de ogen van jezelf en van anderen. - Machtsmo琀椀ef: zet aan tot het (willen) uitoefenen van macht over anderen. - Gezondheidsmo琀椀ef: beweegt mensen ertoe zich zo dat hun gezondheid gehandhaafd blijf of verbetert. Mo琀椀va琀椀e Mo琀椀va琀椀e hee昀琀 betrekking op de toestand waarin iemand op een bepaald moment verkeert, een toestand die aanzet tot bepaald gedrag op een bepaald moment. Mo琀椀va琀椀e is een gevolg van een combina琀椀e van interne en externe factoren. In het 昀椀guur in het boek ziet dat er zo uit: Interne factoren: - Gedachten - Herinneringen - Vermoeidheid - Bloedsuikerspiegel - Alcoholpromillage - Mo琀椀even Externe factoren: - ‘sfeertje’ - Weer Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Posi琀椀eve of nega琀椀eve opmerkingen - Parcours - Afwisseling - Beloning Deze factoren leiden tot mo琀椀va琀椀e, wat weer leidt tot het kiezen van een doel en dat zorgt voor doelgericht gedrag. Dus: interne en externe factoren -> mo琀椀va琀椀e -> keuze van doel -> doelgericht gedrag. Een ander schema van factoren die invloed hebben op iemands mo琀椀va琀椀e, is het schema van McClelland (1987): Prikkel/mo琀椀ef -> cogni琀椀es -> vaardigheden -> moeilijkheden -> gewoonten => gedrag => neiging tot handelen. Ontwikkeling van mo琀椀even Mo琀椀even zijn nauw verbonden met de doelen die iemand nastree昀琀 en met de verwach琀椀ngen die de persoon hee昀琀 over het kunnen bereiken van die doelen. De rol die verwach琀椀ngen spelen, kan goed geïllustreerd worden aan mo琀椀even die gericht zijn op het vermijden van bepaalde ac琀椀viteiten (avoidance-mo琀椀even) en mo琀椀even om ergens op af te gaan (approach-mo琀椀even). Avoidance-mo琀椀ef: hierbij is de verwach琀椀ng van iemand nega琀椀ef. Een ac琀椀viteit levert eerder een mislukking op dan succes en kan dus beter vermeden worden. Approach-mo琀椀ef: er is een posi琀椀eve verwach琀椀ng over de ac琀椀viteit: als deze wordt ondernomen, dan is succes waarschijnlijk. Leerprocessen spelen een belangrijke rol bij de vorming van mo琀椀even. Doelen die als belangrijk worden ervaren en waarbij posi琀椀eve uitkomsten worden verwacht, zullen aanze琀琀en tot ac琀椀viteiten op dat gebied. Hiermee vormen ze de kiem van een mo琀椀ef. Behoe昀琀e en drijfveer Het begrip behoe昀琀e is van oorsprong gekoppeld aan biologische theorieën over gemo琀椀veerd gedrag. Een behoe昀琀e aan iets, zorgt voor een drijfveer voor de persoon tot gedrag dat gericht is op het ophe昀昀en van het tekort of om de behoe昀琀e te bevredigen. Veel van het gemo琀椀veerde gedrag van mensen is niet terug te voeren op het bevredigen van biologische behoe昀琀en. Daarom worden mo琀椀even als verklarend principe gebruikt. Er is een belangrijk verschil tussen biologische en psychologische behoe昀琀en: bij een biologische behoe昀琀e kan er sprake zijn van verzadiging en bij psychologische behoe昀琀en is dat niet of in veel mindere mate het geval. Wanneer er of psychologische behoe昀琀en wordt gesproken en over mo琀椀even die zich daaruit kunnen ontwikkelen, kan dat tot een determinis琀椀sche of mechanis琀椀sche opva琀 ng over menselijke mo琀椀even leiden: mensen worden gezien als passief en gedreven door hun psychologische behoe昀琀en en drijfveren. Veel hedendaagse mo琀椀va琀椀etheorieën zijn cogni琀椀eve theorieën: zij leggen nadruk op kennisstructuren die bij mensen zijn ontwikkeld en waarin impliciet en expliciet informa琀椀e wordt opgenomen en verwerkt op een manier die past bij die persoon. Daarin speelt vanzelfsprekend ook de omgeving een rol. Drijfveer: een behoe昀琀e zet aan tot gedrag dat is gericht op de bevrediging van de behoe昀琀en en ophe昀昀en van het tekort en vormt zo de drijfveer voor gedrag. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 2.2: waarom mensen sporten Mo琀椀even om te sporten In de psychologie zijn er diverse classi昀椀ca琀椀esystemen ontwikkeld voor het ordenen van mo琀椀even. De indeling van Murray (1939) is een klassieke indeling. Hij stelde een lijst op met twaalf mo琀椀even die hun oorsprong hadden in biologische behoe昀琀en en 28 voortkomend uit psychologische behoe昀琀en. Een van de meest recente indelingen is die van Reiss en Havercamp (2005). Zij iden琀椀昀椀ceerden zes琀椀en fundamentele menselijke mo琀椀even die universeel worden geacht. De uiteenlopende mo琀椀even om te sporten die uit verschillende studies naar voren waren gekomen, worden in vier categorieën ingedeeld (door Bakker en Whi琀椀ng voorgesteld): 1. De ac琀椀viteiten hebben voor de personen intrinsieke waarde en worden daarom nagestreefd. 2. De ac琀椀viteiten worden gedaan, omdat het goed is voor de gezondheid. 3. De ac琀椀viteiten bieden de mogelijkheid zichzelf competent te voelen. 4. De ac琀椀viteiten bieden de mogelijkheid sociale contacten te onderhouden. Er zijn een hoop verschillen tussen mensen en waarom ze aan sport doen. voor de ene persoon hee昀琀 sport en fysieke ac琀椀viteit veel meer betekenis dan voor de ander. Wel of niet sporten? Wann (1997) hee昀琀 een model opgesteld om duidelijk te maken welke factoren een rol spelen bij het besluit om wel of niet te sporten. Gene琀椀sche opmaak van een kind: de basis hiervoor ligt in de gene琀椀sche kenmerken van de ouders. Erfelijke eigenschappen van het kind zullen bepalen welke sporten het kind meer aanleg voor hee昀琀 en voor welke minder. Net zoals voor de aanleg voor het leren van bepaalde motorische vaardigheden. Socialisa琀椀e: hieronder wordt het proces verstaan waarmee iemand zich de waarden, opva琀 ngen, a琀 tudes en gedragsregels van zijn cultuur eigen maakt. Kinderen die opgroeien bij ouders die zelf ac琀椀ef zijn en hun kinderen aanmoedigen om te sporten, sporten meer en zijn fysiek ac琀椀ever dan kinderen die groot worden in een gezin waarin weinig gesport wordt door de ouders en waarin de ouderlijke ondersteuning in de rich琀椀ng van sportbeoefening door het kind veel minder is. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Mo琀椀even (mo琀椀va琀椀e voor sport): het intrinsieke plezier, je fysiek 昀椀t voelen, de sociale aspecten, het gevoel van competen琀椀e en eigenwaarde en de aangename opwinding die met sporten verbonden is. Wann wijst er verder op dat de invloed van bovengenoemde mo琀椀even mogelijk wordt ondergraven door factoren die een nega琀椀ef e昀昀ect hebben op sportbeoefening. Dus, of kinderen gaan sporten of niet wordt bepaald door de drie factoren: 1. Erfelijke eigenschappen. 2. Subcultuur waarin zij opgroeien en de daarbij horende socialisa琀椀eprocessen. 3. Mo琀椀even om te sporten. Geboortemaande昀昀ect Het geboortemaande昀昀ect is een andere illustra琀椀e van e昀昀ecten van regelgeving op sportsocialisa琀椀eprocessen. Met dit e昀昀ect wordt gedoeld op het verschijnsel dat in een jaargroep de rela琀椀ef oudere sporters het beter doen. Het e昀昀ect speelt vooral een rol bij sporten waar kinderen al op jonge lee昀琀ijd worden geselecteerd. Als verklaring voor het geboortemaande昀昀ect wordt dikwijls aangevoerd dat de rela琀椀ef oudere spelers fysiek sterker zijn, daardoor beter spelen en meer opvallen en daardoor weer eerder geselecteerd worden. Dit creëert een soort self-ful昀椀lling prophecy. 2.3: sportcommitment Sportcommitmentmodel van Scanlan 6 determinanten van sportcommitment: 1. Plezier: hoe meer plezier iemand ervaart, hoe groter de commitment. 2. Andere prioriteiten: als een groot gedeelte van de 琀椀jd opgaat aan sport, zal er weinig 琀椀jd overblijven voor deelname aan andere ac琀椀viteiten. Als de aantrekkelijkheid van die andere ac琀椀viteiten toeneemt, zal het commitment aan de huidige sportac琀椀viteit verminderen. 3. Opbrengsten: waardevolle ervaringen en posi琀椀eve opbrengsten die er alleen zijn bij con琀椀nuering van deelname. 4. Investeringen: middelen die een persoon in een ac琀椀viteit stopt en die niet kunnen worden teruggekregen bij beëindiging van deelname aan die ac琀椀viteit. 5. Sociale druk: sociale verwach琀椀ngen of normen die plichtgevoelens oproepen om te blijven deelnemen. 6. Sociale steun: ouders, coach of teamgenoten kunnen het sportcommitment van iemand vergroten door hem te steunen en aan te moedigen door te gaan. Verschillende studies hebben deze determinanten getoetst. Bij sociale druk is de rela琀椀e met sportcommitment minder duidelijk aanwezig. Deze lijkt uitsluitend een rol te spelen onder speci昀椀eke omstandigheden. plezier komt vrijwel al琀椀jd als belangrijkste determinant naar voren. Sportcommitment en topsporters In een aantal opzichten lijkt topsport op werk. Het driecomponentenmodel van Meyer en Allen (1991) gee昀琀 een interessante aanvulling als het over topsporters en hun commitment gaat. het model werd ontwikkeld voor de beschrijving van organisa琀椀ecommitment en voorspelt dat de mo琀椀va琀椀e van personen om voor een bepaalde organisa琀椀e te blijven werken drie componenten kent: Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 1. A昀昀ec琀椀ef commitment: een a昀昀ec琀椀ef betrokken persoon iden琀椀昀椀ceert zich met de organisa琀椀e en is emo琀椀oneel betrokken bij die organisa琀椀e. Het zal een posi琀椀eve invloed uitoefenen op de iden琀椀昀椀ca琀椀e van werknemers met een emo琀椀onele hech琀椀ng aan het bedrijf en daarmee het organisa琀椀ecommitment van die werknemers verhogen. 2. Con琀椀nueringscommitment: wordt gekenmerkt door het afwegen van kosten en baten van het betrokken zijn bij een organisa琀椀e. 3. Norma琀椀ef commitment: het gevolg van plichtgevoelens tegenover anderen om bij de organisa琀椀e te blijven. Sportcommitment- besluit Plezier is een hele belangrijke determinant voor sport. Uit het onderzoek naar werkcommitment komt naar voren dat deze posi琀椀eve determinant ook bij de verbondenheid met een bepaalde baan of met een beroep belangrijk is. Verschillende vormen van commitment kunnen elkaar compenseren. Bij topsporters lijken naast a昀昀ec琀椀ef commitment de andere twee vormen van commitment een rol te kunnen spelen. Topsporters weten welke factoren guns琀椀g zijn voor hun presta琀椀es en welke onguns琀椀g n vaak zullen hun keuzes weldoordacht zijn. Deze beroepsma琀椀gheid van een topsporters maakt het aannemelijk dat het sportcommitment van de topsporter niet alleen gebaseerd zal zijn op willen of plichtsgevoel, maar ook een berekende component kan beva琀琀en; con琀椀nueringscommitment. 2.4: intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e en de self-determina琀椀on theory. Self-determina琀椀on theory In deze theorie van Deci en Ryan zijn intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e sleutelbegrippen. In de SDT wordt uitgegaan van drie fundamentele psychologische behoe昀琀en: 1. Behoe昀琀e aan gevoelens voor competen琀椀e (competence): eigen gedrag als e昀昀ec琀椀ef en geslaagd willen zien en gevoel van bekwaamheid willen ervaren. 2. Behoe昀琀e bij anderen te horen (relatedness): veilig gevoel willen hebben van het bij anderen horen en veilige rela琀椀es met anderen willen hebben. 3. Behoe昀琀e zelf ini琀椀a琀椀even te nemen (autonomy): jezelf zien als degene die je gedrag stuurt en willen ervaren dat je zelf de ini琀椀a琀椀even neemt. SDT-con琀椀nuüm: Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Vormen van extrinsieke mo琀椀va琀椀e in het SDT con琀椀nuüm: Als gedrag weinig of niet zelfgestuurd is, ligt de controle dus ook buiten de persoon zelf. Dit wordt external regula琀椀on genoemd. Bij introjected regula琀椀on wordt een ac琀椀viteit ondernomen, omdat iemand dan tevreden kan zijn over zichzelf of wil voorkomen dat hij zich schuldig voelt als iets niet wordt gedaan. De redenen zijn hier dus wel intern, maar het gedrag wordt sterk gestuurd door redenen die weinig tot niets met het gedrag zelf te maken hebben. Bij iden琀椀昀椀ed regula琀椀on is er wel sprake van gedrag uit vrije wil. Bij integrated regula琀椀on wordt er gedrag gekozen dat past bij de waarden en behoe昀琀en van de sporter. -> het onderscheid tussen intrinsieke mo琀椀va琀椀e en integrated regula琀椀on is klein. De zelfsturing neemt bij de vier vormen van extrinsieke mo琀椀va琀椀e steeds meer toe. Bij intrinsieke mo琀椀va琀椀e is dat uit zichzelf ondernemen maximaal en daar is zelfsturing dus ook het grootst. A-mo琀椀va琀椀e is geen beweegreden voor gedrag. Hierbij is er een gebrek aan mo琀椀va琀椀e. SDT en de invloed van beloning op intrinsieke mo琀椀va琀椀e De invloed van extrinsieke beloning op de intrinsieke mo琀椀va琀椀e hee昀琀 veel te maken met of de controle bij de persoon zelf ligt of dat die controle van buitenaf komt. Als er twee mogelijke oorzaken zijn voor gedrag, die elk op zichzelf al voldoende zijn om het gedrag te laten plaatsvinden, wordt een van de twee overbodig. Dit is het zogenaamde discoun琀椀ng principle. De externe reden is vaak beter zichtbaar dan de interne. Wanneer er dus zowel een interne als externe reden is voor het gedrag, wordt het gedrag veel makkelijker toegeschreven aan die externe reden dan aan de interne. Het gevolg is dat op het moment dat de externe reden wegvalt en geen reden meer over is. Aan beloningen zi琀琀en twee kanten (dit werkte Deci uit in de Cogni琀椀ve Evalua琀椀on Theory, CET). De beloning kan controle uitoefenen over het gedrag, maar een beloning kan ook informa琀椀eve waarde hebben. Zolang de informa琀椀eve func琀椀e van de beloning duidelijk aanwezig is, is er geen reden om de nega琀椀eve invloed ervan op intrinsieke mo琀椀va琀椀e te verwachten. Invloed van intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e op gedrag en gevoelens De fundamentele behoe昀琀e autonomie hangt nauw samen met de ontwikkeling van intrinsieke mo琀椀va琀椀e. Als sporters trainen in een omgeving waarin zij ervaren zelf invloed te hebben op de invulling van de training, dan hee昀琀 dit posi琀椀eve gevolgen voor hun presta琀椀es. De meeste onderzoeken naar de e昀昀ecten van autonomie op de presta琀椀es zijn gedaan bij beginners, maar ook bij sporters op hoog niveau tekent zich de guns琀椀ge invloed af van de mogelijkheid zelf keuzes te maken en te bepalen wat er wordt gedaan. Een van de voorspellingen van de SDT is dat als personen uit zichzelf gemo琀椀veerd zijn voor een ac琀椀viteit (dit is bij intrinsieke mo琀椀va琀椀e en iden琀椀昀椀ed and integrated regula琀椀on) zij meer belangstelling voor die ac琀椀viteit ontwikkelen en meer plezier en vertrouwen ervaren dan als de mo琀椀va琀椀e meer extern is (bij external en introjected regula琀椀on). Belangstelling, plezier en vertrouwen zullen tot ui琀椀ng komen in betere presta琀椀es en in een grotere gedrevenheid bij de uitvoering van de ac琀椀viteit. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat wanneer er sprake is van autonome regula琀椀on en intrinsieke mo琀椀va琀椀e, dat samengaat met meer spontane fysieke ac琀椀viteit. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Bij andere gedragingen komt ook naar voren dat intrinsieke mo琀椀va琀椀e een posi琀椀eve vorm van mo琀椀va琀椀e is. Bij vormen van regula琀椀e die meer aan de kant van intrinsieke mo琀椀va琀椀e zi琀琀en, neemt de kans op drop-out bijvoorbeeld af. Plezier Plezier blijkt een belangrijke reden om aan sport te doen, hangt samen met intrinsieke mo琀椀va琀椀e en lijkt door intrinsieke mo琀椀va琀椀e te worden bevorderd. Uit onderzoek zijn 4 overkoepelende thema’s naar voren gekomen qua bronnen van plezier in sport: 1. Sociale aspecten en speciale ervaringen opdoen. 2. Ervaren van eigen kunnen. 3. Erkenning van competen琀椀e door anderen. 4. Het schaatsen zelf. Hiërarchisch model van intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e Vallerand et al. hebben de SDT verder uitgewerkt en er een hiërarchisch model van gemaakt. Dit model maakt onderscheid tussen 3 niveaus van algemeenheid waarop intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e kunnen worden geanalyseerd. 1. Globaal niveau: hier hee昀琀 mo琀椀va琀椀e betrekking op een algemene oriënta琀椀e van iemand om meer of minder intrinsiek dan wel extrinsiek gemo琀椀veerd te zijn. mo琀椀va琀椀e wordt hier gebruikt in de zin van een persoonlijkheidskenmerk. 2. Contextueel niveau: hier gaat het om de mo琀椀va琀椀e zoals die meestal is binnen een speci昀椀eke context, het is dus contextspeci昀椀eke oriënta琀椀e. Je kunt intrinsiek of extrinsiek gemo琀椀veerd zijn voor een bepaalde ac琀椀viteit. 3. Situa琀椀oneel niveau: hier manifesteren intrinsieke en extrinsieke mo琀椀va琀椀e zich als toestand. Een speci昀椀eke ac琀椀viteit kan worden uitgevoerd, omdat deze van zichzelf zo leuk en aantrekkelijk is, maar ook omdat de trainer dat wil of omdat er en geldelijke beloning in het vooruitzicht is gesteld. Op situa琀椀oneel niveau is duidelijk dat sociale factoren een grote invloed kunnen hebben op de mo琀椀va琀椀e die iemand hee昀琀. Anderen kunnen gemakkelijk sturen in de rich琀椀ng van extrinsiek gemo琀椀veerd gedrag of juist meer intrinsieke mo琀椀va琀椀e een kans geven. De verschillende niveaus beïnvloeden elkaar. Iemand die op globaal niveau wordt gekenmerkt door intrinsieke mo琀椀va琀椀e, zal op contextueel niveau ook eerder gedreven worden door intrinsieke mo琀椀va琀椀e. 2.5: achievement goal theory (AGT). Uitgangspunt van de achievement goal theory Er zijn twee inalshoeken als het gaat om het leveren van sportpresta琀椀es: 1. Self-referenced criteria: een presta琀椀e kan worden afgemeten aan eerdere presta琀椀es van de sporter zelf en op basis van die vergelijking kan over een betere of mindere presta琀椀e worden gesproken. 2. Other-referenced criteria: een presta琀椀e kan worden afgemeten aan vergelijking van de eigen presta琀椀e met die van anderen. Een betere presta琀椀e is in dit geval beter zijn dan de ander. Uitgangspunt van de AGT is dat de doelen die iemand formuleert voor situa琀椀es waarin moet worden gepresteerd: - Rich琀椀ng geven aan de opva琀 ngen over wat presteren betekent in die situa琀椀e. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Zijn gedrag sturen. - Zijn keuzes bepalen. Twee opva琀 ngen over bekwaamheid Een van de fundamentele aannames van de AGT is dat iedereen in situa琀椀es waarin presta琀椀es geleverd moeten worden als doelen hee昀琀 om te laten zien wat hij kwam en om te voorkomen dat zichtbaar wordt wat hij niet goed kan. Begrippen die bij deze aanname centraal staan zijn, bekwaamheid en competen琀椀e. Termen en begrippen bij de AGT: Algemene termen en begrippen: - Goals -> doelen - Goal involvement -> doelinstelling - Goal oriënta琀椀on -> doelinstelling - Mo琀椀va琀椀onal climate -> mo琀椀va琀椀eklimaat Vergelijking met eigen presta琀椀es staat centraal: - Task goals -> taakdoelen - Mastery goals -> taakdoelen - Learning goals -> taakdoelen - Task involvement, mastery involvement -> taakinstelling - Task orienta琀椀on -> taakoriënta琀椀e - Mastery climate, task involving climate -> leerklimaat Vergelijking met presta琀椀es van anderen staat centraal: - Ego-involved goals, performance goals, ability goals -> resultaat doelen - Ego- involvement, performance involvement -> wedijverinstelling - Ego orienta琀椀on -> wedijver-of winstoriënta琀椀e - Performance climate, ego involving climate -> resultaatklimaat Personen hebben bepaalde opva琀 ngen over wat bekwaamheid inhoudt en wat in een bepaalde situa琀椀e een goede presta琀椀e is. Die opva琀 ngen bepalen hoe zij een situa琀椀e waarin moet worden gepresteerd ingaan en welke doelen zij in die situa琀椀e hebben. Op hun beurt bepalen die doelen weer bij welke uitkomst iemand zichzelf als succesvol ervaart en zichzelf bekwaam vindt. Doelinstelling Iemand gaat met een bepaalde doelinstelling een situa琀椀e in waarin presta琀椀es worden geleverd. Bij doelinstelling wordt er onderscheid gemaakt tussen een taakinstelling (taks involvement) en wedijverinstelling (ego involvement). Een taakinstelling leidt tot gedrag dat onder vrijwel alle omstandigheden func琀椀oneel is. Het doel is namelijk om een vaardigheid te leren of zichzelf te verbeteren en dit kan alleen worden bereikt als iemand zich maximaal inzet, ook blij昀琀 volhouden als het tegenzit en taken kiest met een juist niveau van uitdaging. Bij een wedijverinstelling is de mate waarin het gedrag func琀椀oneel is a昀栀ankelijk van hoe iemand de eigen bekwaamheid inschat. Taak- en wedijverinstellingen kunnen verschillen van moment tot moment en van situa琀椀e tot situa琀椀e. Ze worden aangegeven als een toestand (state). A昀栀ankelijk van allerlei factoren zal een verschillende instelling zich manifesteren. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Doeloriënta琀椀e Doeloriënta琀椀e is een van de belangrijke factoren die invloed hebben op welke instelling iemand aanneemt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen taakoriënta琀椀e en wedijveroriënta琀椀e. Bij doeloriënta琀椀es gaat het om betrekkelijk stabiele voorkeuren van iemand voor een bepaald type doelen. Volgens de meeste onderzoekers zijn doeloriënta琀椀es orthogonaal: als iemand zowel hoog op de ene oriënta琀椀e kan scoren als de andere, laag op beide of hoog op de ene en laag op de andere. Er worden verschillende mee琀椀nstrumenten gebruikt om taak-en wedijveroriënta琀椀e te meten. Bijvoorbeeld: de Task and Ego Orienta琀椀on in Sport Ques琀椀onnaire. Het meten van een doelstelling is veel moeilijker dan het meten van doeloriënta琀椀e, omdat het toestandskarakter van een doelinstelling impliceert dat de instelling per situa琀椀e en moment kan veranderen. Me琀椀ngen moeten dus idealiter 琀椀jdens de wedstrijd/training plaatsvinden, maar dit is eigenlijk onmogelijk. E昀昀ecten van taak-en wedijveroriënta琀椀e op gevoelens, gedachten en gedragingen Er is onderzoek gedaan naar de e昀昀ecten van doeloriënta琀椀es op intrinsieke mo琀椀va琀椀e, gevoelens en emo琀椀onele reac琀椀es, opva琀 ngen over factoren die bepalend zijn voor succes, opva琀 ngen over waarom het belangrijk is aan sport te doen en welke doelen er met sportbeoefening kunnen worden bereikt, opva琀 ngen over spor琀椀viteit en spor琀椀ef gedrag, burn-out en verstoord eetgedrag. Het onderzoek werd geleid door de hypothese dat taakoriënta琀椀e een eigenschap is die posi琀椀eve e昀昀ecten hee昀琀 op iemands gevoelens, gedachten en gedragingen en dat een wedijveroriënta琀椀e een onguns琀椀ge uitwerking hee昀琀. Bij taakoriënta琀椀e gaat het namelijk om persoonlijke verbetering en presta琀椀es die worden vergeleken met eigen, eerdere presta琀椀es. Dit gaat samen met intrinsieke mo琀椀va琀椀e. Bij een wedijveroriënta琀椀e gaat het om het beter zijn dan anderen. Dit gaat samen met extrinsieke mo琀椀va琀椀e. Doeloriënta琀椀e: gevoelens en gedachten. Uit onderzoek komt naar voren dat taakoriënta琀椀e sterk samenhangt met posi琀椀eve gevoelens. Dit onderzoek laat ook zien dat wedijveroriënta琀椀e over het geheel genomen noch met posi琀椀eve noch met nega琀椀eve gevoelens veel samenhang vertoont. Doeloriënta琀椀es zijn nauw verbonden met cogni琀椀eve schema’s: representa琀椀es van wat betekenisvol en belangrijk is. Taakoriënta琀椀e bleek samen te hangen met de overtuiging dat sport ertoe moet leiden dat mensen leren samenwerken, respect hebben voor zichzelf en anderen, hulpvaardig zijn en een fysiek ac琀椀eve levenss琀椀jl ontwikkelen. Wedijveroriënta琀椀e hing samen met de opva琀 ng dat sport iemands zelfrespect moet vergroten. Daarnaast gaat het er ook om dat sport ertoe moet bijdragen dat iemands sociale aanzien s琀椀jgt en dat mensen erdoor leren asser琀椀ef te zijn en voor zichzelf op te komen. Doeloriënta琀椀es zijn diepgeworteld in een geheel van opva琀 ngen en ideeën over wat belangrijk is in de sport en wat ermee kan worden bereikt. Die oriënta琀椀es zijn dus ook niet heel makkelijke te veranderen of aan te passen. Doeloriënta琀椀e: gedrag. In het gedrag van mensen komen ook hun doeloriënta琀椀es tot uitdrukking. De hypothesen over rela琀椀es tussen doeloriënta琀椀es enerzijds en gedachten, gevoelens en gedragingen anderzijds, lijken aan te geven dat taakoriënta琀椀e een posi琀椀eve eigenschap is, terwijl wedijveroriënta琀椀e nega琀椀ef zou moeten worden gewaardeerd. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Mo琀椀va琀椀eklimaat Persoonlijke opva琀 ngen en omgeving bepalen samen iemands doelinstelling op een bepaald moment. Ook bij mo琀椀va琀椀eklimaat komt het onderscheid tussen presta琀椀es die primair aan iemands eigen presteren worden gerelateerd en presta琀椀es die worden afgezet tegen die van anderen. Mastery of learning climate: leerklimaat. Hierbij benadrukken trainers, coaches en leerkrachten dat het om persoonlijke vooruitgang gaat, om leren. Performance climate of ego-involving climate: resultaatklimaat. Hierbij wordt het beter zijn dan de ander juist benadrukt en ligt het accent op het maken van zo min mogelijk fouten. Het samengaan van een leerklimaat met tal van posi琀椀eve reac琀椀es (waargenomen bekwaamheid, vormen van intrinsieke mo琀椀va琀椀e, posi琀椀ef zel昀戀eeld enz.) is reden om te pleiten de omgeving waarin wordt gesport zo in te richten dat het een leerklimaat wordt. Er zijn zes elementen om dat te bewerkstelligen: 1. Het soort taken dat wordt opgedragen (taks): een verscheidenheid aan taken waarbij iedereen zich uitgedaagd kan voelen. 2. Besluitvorming (authority): sporters of leerlingen worden betrokken bij keuzes die worden gemaakt. 3. Erkenning (recogni琀椀on): presta琀椀es worden gewaardeerd als er sprake is van persoonlijke vooruitgang. 4. Vorming van groepen (grouping): heterogeen qua vaardigheidsniveau. 5. Evalua琀椀e (evalua琀椀on): gebaseerd op het onder de knie krijgen van vaardigheden en individuele progressie. 6. Manier waarop met 琀椀jd wordt omgegaan (琀椀me): 琀椀jd die beschikbaar wordt gesteld is a昀栀ankelijk van iemands kunnen.  TARGET Approach of avoidance Een van de fundamentele aannames in de ACT is dat mensen ernaar streven te laten zien wat zij kunnen en niet willen dat zichtbaar wordt wat zij niet kunnen. In de theorie over presta琀椀emo琀椀va琀椀e (ontwikkeld door Atkinson en McClelland) spelen twee mo琀椀even een belangrijke rol: 1. Presta琀椀emo琀椀ef: zet iemand ertoe aan om te laten zien wat hij kan. 2. Faalangst: zet iemand aan tot gedrag dat de kans op falen verkleint. Bij deze mo琀椀even horen doelen die gericht zijn op het bereiken van succes (approach- doelen) of het vermijden van mislukking (avoidance-doelen). Daarnaast is er de dimensie hoe bekwaamheid gede昀椀nieerd wordt: op basis van een vergelijking van de persoon met zichzelf of op basis van een vergelijking met anderen. Mastery approach: doelen waarbij iemand de eigen presta琀椀es wil verbeteren of iets nieuws wil leren. Performance approach: doelen waarbij iemand, iemand anders wil verslaan.  Deze beide doelen leiden tot guns琀椀ge reac琀椀es en gedrag (als Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 er sprake is van een posi琀椀ef oordeel over de eigen bekwaamheid bij de performance approach). Mastery avoidance: het doel is dat het niet slechter gaat dan de vorige keer of om geen fouten te maken. Performance avoidance: doelen als niet willen verliezen. Of niet slechter willen zijn dan iemand anders. 3 x 2 achievement goal-model: Hierbij wordt er nog een dimensie toegevoegd. De vergelijking met de ander. ACT-besluit Kern van de ACT is dat mensen situa琀椀es waarin gepresteerd moet worden op verschillende manieren tegemoet kunnen treden. Die situa琀椀es geven de mogelijkheid te laten zien hoe goed je bent. Met de benadering van Elliot (de 2x2 en 3 x2 modellen) zijn de verschillende doelen die kunnen worden onderscheiden, uitgebreid. De doelen: naast de dimensie die te maken hee昀琀 met hoe bekwaamheid wordt gede昀椀nieerd is er ook een dimensie die betrekking hee昀琀 op het verkrijgen van succes en plezierige ervaringen of het vermijden van mislukking en onplezierige ervaringen. Verder kunnen taakdoelen nog verdeeld worden in doelen die gericht zijn op het volledig beheersen van de taak en doelen gericht op het volledig beheersen van de taak en doelen die gericht zijn op een betere beheersing van de taak dan het niveau da de persoon tot dan toe had. Cultuur hee昀琀 ook invloed: - In collec琀椀vis琀椀sche culturen staan de groep en groepsnormen centraal. - In individualis琀椀sche culturen staat het individu centraal en wordt succes gezien als het resultaat van individuele inspanning en presta琀椀e. De score op de wedijveroriënta琀椀e is in de regel hoger bij oosterse sporters, terwijl westerse sporters vaker hoger scoren op taakoriënta琀椀e. Extra uitbreidingen van het model: Harwood et al. (2008): taakdoelen die betrekking hebben op het proces van taakuitvoering en taakdoelen die gericht zijn op het product. Onderscheid tussen self-directed en social approval, zowel bij taak-als bij resultaatdoelen. Self-directed-doelen: de mo琀椀va琀椀e komt volledig uit de persoon zelf: beter willen zijn dan vorige keer of je tegenstander verslaan, omdat je dat voor jezelf wilt. Social-approval-doelen: hierbij kunnen dezelfde doelen worden nagestreefd, maar dan om aan voor jou belangrijke personen te laten zien wat je kunt. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 2.6: mo琀椀va琀椀e voor risicosporten Er zijn de laatste twin琀椀g jaar een hoop sporten bij gekomen waarvoor de kans op erns琀椀ge blessures aanzienlijk is. De term ‘risicosporters’ is geen homogene groep. De verschillen tussen risicosporters zijn aanzienlijk als het gaat om a琀 tude tegenover risico’s en het nemen van voorzorgsmaatregelen om de kans op ongelukken te minimaliseren. Vroeger werden stoornissen of pathologieën als verklaring genoemd waarom mensen deelnemen aan risiciosporten. Zo beschreven onderzoekers dat risicosporters kenmerken bezi琀琀en die passen bij iden琀椀teitsproblema琀椀ek zoals die voorkomt bij adolescenten. Recentere studies kiezen emo琀椀onele regulering als theore琀椀sch kader voor de verklaring van het gedrag van risicosporters. Volgens hen kiezen mensen voor risicosport op basis van de combina琀椀e van 2 redenen: 1. Afstand nemen van interne, nega琀椀eve gevoelens. 2. Emo琀椀es ervaren waarvan de bron extern is en waarover controle uitgeoefend kan worden, die controle gee昀琀 een goed gevoel. Persoonlijkheid: spanningsbehoe昀琀e Sensa琀椀on seeking: spanningsbehoe昀琀e. Sommige mensen hebben meer behoe昀琀e aan nieuwe en spannende ervaringen. Opponent-process theory of acquired mo琀椀va琀椀on Theorie van Solomon (1980). In de theorie staat a昀昀ec琀椀ef contrast centraal. A昀昀ec琀椀ef contrast: als een prikkel of een situa琀椀e een posi琀椀ef gevoel oproept, slaat dit gevoel om in een nega琀椀ef gevoel vanaf het moment dat de prikkel niet langer aanwezig is en vice versa. Wanneer prikkels herhaald worden aangeboden, neemt de primaire reac琀椀e af in intensiteit (gewenning). De secundaire reac琀椀e neemt bij herhaalde blootstelling toe en houdt langer aan. Deze reac琀椀e werkt na gewenning als drijfveer. Grenzen verleggen Belangrijke thema’s waarom mensen aan risicosporten doen zijn: uitdaging, grenzen verleggen, een situa琀椀e beheersen en de voldoening als iets lukt. Bij risicosporten is er een speciale vorm van beheersing, namelijk de beheersing van gevoelens van spanning en angst. Omgevingsfactoren spelen een belangrijke rol bij het verleggen van grenzen. Ouders en coaches zijn van essen琀椀eel belang. Hoofdstuk 3: a琀琀ribu琀椀es 3.1: principes en uitgangspunten van a琀琀ribu琀椀etheorieën Er zijn verschillende theorieën ontwikkeld over het a琀琀ribu琀椀eproces. Een gemeenschappelijk kenmerk daarin is de cogni琀椀eve benadering van het toeschrijven van oorzaken aan gebeurtenissen. In a琀琀ribu琀椀etheorieën wordt uitgegaan van enkele veronderstellingen die op zichzelf moeilijk in hun volle omvang zijn te onderbouwen, maar die wel aannemelijk zijn gemaakt. In onderzoek naar en de theorievorming over a琀琀ribu琀椀es is er een tweedeling aan te brengen: 1. Onderzoek dat betrekking hee昀琀 op het geven van verklaringen voor het eigen gedrag en dat van anderen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 2. Onderzoek dat zich richt op de verklaringen die mensen geven voor de uitkomsten van gedrag in situa琀椀es waarin presta琀椀es worden geleverd. Tijdens het toeschrijven van oorzaken aan gebeurtenissen doen zich systema琀椀sche fouten voor: 1. Fundamentele a琀琀ribu琀椀efout. 2. Self-con昀椀rming prophecy. 3. Self-serving bias. Fundamentele a琀琀ribu琀椀efout: mensen zijn geneigd het gedrag van anderen vooral toe te schrijven aan eigenschappen van de personen en weinig oog te hebben voor invloeden vanuit de situa琀椀e. Bij zichzelf is de persoon veel minder geneigd de invloed van de situa琀椀es te onderscha琀琀en, deze hebben dus veel meer invloed bij zichzelf dan bij de anderen. Waarom gedrag van anderen vooral aan persoonsfactoren wordt toegeschreven, is tweeledig. Ten eerste wordt als we iemand anders observeren de aandacht vrijwel volledig gericht op de handelende persoon en nauwelijks op de situa琀椀e waarin hij handelt. Situa琀椀efactoren worden dus over het hoofd gezien. Ten tweede verondersteld dat het toeschrijven van oorzaken in 2 fasen verloopt: 1e fase: persoonlijke factoren dienen zich min of meer automa琀椀sch aan als oorzaak van het gedrag. 2e fase: hierbij wordt er gecorrigeerd voor mogelijke invloeden van de situa琀椀es. Dit is nauwelijks geautoma琀椀seerd en kost meer (cogni琀椀eve) inspanning. Self-con昀椀rming prophecy: verklaringen die iemand gee昀琀 voor gedrag en voor uitkomsten van dat gedrag worden sterk bepaald door opva琀 ngen over de werkelijkheid en over de samenhang tussen gebeurtenissen (cogni琀椀eve schema’s). Die schema’s bepalen wat als oorzaak en wat als gevolg wordt gezien. Cogni琀椀eve schema’s bepalen ook welke informa琀椀e aandacht krijgt. Iemand is namelijk op zoek naar informa琀椀e die zijn opva琀 ngen en overtuigingen beves琀椀gt. Self-serving bias: de neiging om eigen successen vooral aan persoonlijke factoren toe te schrijven en eigen falen aan factoren die met de situa琀椀e te maken hebben. Het is een fout die guns琀椀g voor het zel昀戀eeld is en eerder posi琀椀ef dan nega琀椀ef uitwerkt. Jezelf verantwoordelijk houden voor succes = ego-enhancing. Falen buiten jezelf leggen= ego- protec琀椀ng. De bias speelt een kleinere rol in oosterse culturen en speelt minder bij volwassen dan bij kinderen met minder bij personen met depressieve klachten en angststoornissen dan bij psychisch gezonde mensen. De oorsprong van de a琀琀ribu琀椀etheorieën ligt bij Heider. Hij maakte onderscheid tussen externe en interne factoren als verklaring voor het resultaat van een handeling. Weiners a琀琀ribu琀椀etheorie In de theorie zijn er twee verklaringen voor het resultaat van een handeling ondergebracht in twee dimensies: 1. Intern-extern dimensie (plaats van de oorzaak): dit hee昀琀 betrekking op waar de verantwoordelijkheid wordt gelegd voor het succes of de mislukking en komt overeen Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 met de tweedeling in interne en externe factoren. Vb intern: inzet en bekwaamheid, extern: taakmoeilijkheid en geluk. 2. Stabiliteitsdimensie: hee昀琀 te maken met de stabiliteit van de veroorzakende factoren. Bekwaamheid en moeilijkheidsgraad van de taak veranderen niet gemakkelijk en zijn stabiele factoren, inspanning en geluk kunnen wisselend zijn en worden als meer variabele oorzaken beschouwd. Er is later nog een derde dimensie toegevoegd: controleerbaarheid. Dit hee昀琀 betrekking op de mate waarin de persoon controle hee昀琀 over een oorzakelijke factor. In de theorie hangen a琀琀ribu琀椀es nauw samen met verwach琀椀ngen over successen of mislukkingen en met emo琀椀es en gevoelens. Deze consequen琀椀es beïnvloeden ook weer de mo琀椀va琀椀e en het gedrag van de persoon. Volgens Weiner is de stabiliteitsdimensie vooral verbonden aan iemands verwach琀椀ngen over het resultaat van zijn handelingen in de toekomst. Gevoelens en emo琀椀es zijn gekoppeld aan de intern/extern-dimensie en aan de mate waarin de persoon controle hee昀琀 over de oorzaak. Als de oorzaak voor succes bij de persoon zelf wordt gelegd, zijn er gevoelens van trots en vice versa met gevoelens van schaamte. A琀琀ribu琀椀es kunnen ook tot gevoelens ten opzichte van anderen leiden. Emo琀椀es zijn niet al琀椀jd gekoppeld aan a琀琀ribu琀椀es, maar in eerste instan琀椀e aan het resultaat van een ac琀椀e. 3.2: Onderzoek naar a琀琀ribu琀椀es in de sport geïnspireerd door Weiners theorie De volgende getallen illustreren de afgenomen belangstelling voor het sporta琀琀ribu琀椀eonderzoek: - Periode 1981-1990: werden in het Journal of Sport & Exercise Psychology op een totaal van circa 275 ar琀椀kelen gepubliceerd die betrekking hadden op a琀琀ribu琀椀e. - Periode 2005-2010: in deze periode werd in hetzelfde 琀椀jdschri昀琀 nog slechts één ar琀椀kel over a琀琀ribu琀椀es gepubliceerd. Oorzaken waaraan sportpresta琀椀es worden toegeschreven De vier klassieke oorzaken waaraan presta琀椀es worden toegeschreven: bekwaamheid, inspanning, taakmoeilijkheid en geluk, spelen ook een rol bij het geven van verklaringen voor sportpresta琀椀es, maar sporters voeren ook andere verklaringen aan. Factoren waaraan winst en verlies van sportwedstrijden worden toegeschreven (uit onderzoek van Roberts & Pascuzzi, 1979): Klassieke factoren: - Bekwaamheid - Inspanning - Taakmoeilijkheid Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Geluk Sportspeci昀椀eke factoren: - Samenwerking in het team - Psychologische factoren - Training - Niet-stabiele bekwaamheid - Coachin - O昀케cials Deze oorzaken passen over het geheel genomen goed bij de drie door Weiner onderscheiden dimensies: intern/extern, stabiliteit en controleerbaarheid. Een uitzondering vormt taakmoeilijkheid. Deze wordt in de regel als extern, stabiel en niet-controleerbaar beschouwd, maar die indeling levert in de sport problemen op. Per sport is dat verschillend. Gesloten vaardigheden zijn vaardigheden die gebruikt worden bij een voorspelbare omgeving. Open vaardigheden zijn vaardigheden die gebruikt worden bij een onvoorspelbare omgeving. Sportpresta琀椀es worden vaak beschreven in termen van het eindresultaat van de wedstrijd. Presta琀椀e kan echter ook betrekking hebben op de wijze waarop is gespeeld en hoe昀琀 dan niet samen te vallen met het eindresultaat. Self-serving bias, ook in de sport In de sport is er ook sprake van de self-serving bias: succes wordt toegeschreven aan interne oorzaken. Er is minder steun voor de veronderstelling dat falen vooral wordt toegeschreven aan externe oorzaken. De self-serving bias in de sport treedt duidelijker naar voren in de zin van ego-enhancing-strategieën dan in de zin van ego-protec琀椀ng-strategieën. Een van de aandachtspunten bij a琀琀ribu琀椀eonderzoek is het verschil in a琀琀ribu琀椀e tussen mannen en vrouwen. Uit verschillend onderzoek bleek dat de verklaringen die vrouwen gaven voor succes en falen minder posi琀椀ef voor henzelf te zijn dan die van mannen. dus, vrouwen gebruikten minder ego-enhancing- en ego-protec琀椀ng strategieën dan mannen en hebben een minder guns琀椀g a琀琀ribu琀椀epatroon. Een meta-analyse van Mezulis et al. (2004) toonde aan dat over het geheel genomen de self- serving bias bij mannen niet signi昀椀cant sterker was dan bij vrouwen. Bij het splitsen naar lee昀琀ijd werd er wel een signi昀椀cant verschil gevonden. Volwassenen (25-55 jaar): mannen hadden een voor het zel昀戀eeld guns琀椀ger a琀琀ribu琀椀epatroon dan vrouwen. Bij kinderen tot jongvolwassenen (8-24 jaar) bleken de verschillen tussen mannen en vrouwen niet signi昀椀cant. A琀琀ribu琀椀es en verwach琀椀ngen In Weiners theorie is de stabiliteitsdimensie van belang voor de verwach琀椀ngen die iemand hee昀琀 over het resultaat van toekoms琀椀ge ac琀椀es. Als succes aan stabiele factoren wordt toegeschreven, wordt bij vergelijkbare ac琀椀es opnieuw succes verwacht. Dit terwijl het toeschrijven van falen aan stabiele factoren ook leidt tot de verwach琀椀ng opnieuw te zullen falen. In verschillende studies bleek dat de controleerbaarheidsdimensie ook belangrijk was voor de verwach琀椀ngen die de sporters hadden over het resultaat. A琀琀ribu琀椀es en emo琀椀es Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Over het algemeen lijkt het resultaat van een sport sterk bepalend te zijn voor de primaire emo琀椀onele reac琀椀e en voegt de aan a琀琀ribu琀椀e gekoppelde emo琀椀onele reac琀椀e hier weinig aan toe. Rela琀椀e succes-a琀琀ribu琀椀es-presta琀椀e Over het geheel genomen hee昀琀 succes invloed op de a琀琀ribu琀椀es die worden gegeven. Succesvolle sporters zijn geneigd hun presta琀椀es aan stabiele en controleerbare factoren toe te schrijven, zoals bekwaamheid en inspanning. 3.3: Sporta琀琀ribu琀椀eonderzoek: recente thema’s Aanvullingen op de theorie van Weiner door Rees en collega’s: Rees en collega’s hebben gewezen op de beperkingen van de theorie van Weiner. Ze hebben gepleit voor een aanpak waarin theorie, onderzoek en toepassing in de sportprak琀椀jk beter bij elkaar aansluiten. Ze wijzen op diverse tekortkomingen beperkingen. Een van de kri琀椀ekpunten is dat in de benaderingen in de sportpsychologie geheel voorbijgegaan wordt aan de theore琀椀sche invalshoek van Kelley (1967). Volgens Kelley gebruikt iemand drie soorten informa琀椀e bij het maken van a琀琀ribu琀椀es: 1. Consisten琀椀e: de frequen琀椀e waarme gedrag voorkomt. 2. Onderscheidenheid: de verscheidenheid aan situa琀椀es waarin het gedrag zich voordoet. 3. Overeenkoms琀椀gheid: dit gaat over het aantal anderen dat hetzelfde gedrag vertoont. Rees et al. (2005) wijzen erop dat deze drie informa琀椀ebronnen door sportpsychologen in de prak琀椀jk benut kunnen worden om onguns琀椀ge a琀琀ribu琀椀epatronen te beïnvloeden. A琀琀ribu琀椀etrainingen A琀琀ribu琀椀etrainingen beogen sporters te trainen in het geven van verklaringen voor succes en falen die posi琀椀ef zijn voor hun gevoelens, verwach琀椀ngen, zelfvertrouwen, mo琀椀va琀椀e en presta琀椀es. Verschillende studies hebben aangetoond dat a琀琀ribu琀椀etraining guns琀椀ge e昀昀ecten hee昀琀. Wanneer a琀琀ribu琀椀etrainingen worden gegeven, is het de zaak te weken welke dimensies in het a琀琀ribu琀椀eproces van belang zijn en tot welke gevolgen zij leiden. In de eerste instan琀椀e werd aangenomen dat het guns琀椀g is succes toe te schrijven aan stabiele en interne factoren en mislukking aan externe en niet-stabiele factoren. Later werd de controleerbaarheidsdimensie als minstens zo belangrijk beschouwd; falen kan beter worden toegeschreven aan factoren waarover de sporter controle hee昀琀 dan aan niet-controleerbare factoren. A琀琀ribu琀椀es琀椀jlen A琀琀ribu琀椀es琀椀jl: een vaste manier van a琀琀ribueren in uiteenlopende situa琀椀es en op verschillende momenten. A琀琀ribu琀椀es琀椀jlen en momentane a琀琀ribu琀椀es hebben niet al琀椀jd dezelfde e昀昀ecten. Le Foll et al. (2006) vonden dat het doorze琀 ngsvermogen van sporters, na nega琀椀eve feedback over hun taakuitvoering, wel samenhing met hun a琀琀ribu琀椀es琀椀jl, maar niet met de concrete a琀琀ribu琀椀es die ze in de situa琀椀e maakten. Sporters met veel persoonlijke controle als a琀琀ribu琀椀es琀椀jl toonden meer doorze琀 ngsvermogen dan sporters die die s琀椀jl in mindere mate hadden. De op琀椀mis琀椀sche/pessimis琀椀sche a琀琀ribu琀椀es琀椀jl is afgeleid van de theorie van aangeleerde hulpeloosheid. Op琀椀mis琀椀sche a琀琀ribu琀椀es琀椀jl: als iemand geneigd is posi琀椀eve gebeurtenissen toe te schrijven aan interne, stabiele en globale factoren. Pessimis琀椀sche a琀琀ribu琀椀es琀椀jl: hierbij worden deze factoren juist gebruikt om nega琀椀eve gebeurtenissen van een verklaring te Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 voorzien. Studies hebben aangetoond dat sporters met een op琀椀mis琀椀sche a琀琀ribu琀椀es琀椀jl na een mislukking bij een volgende keer dat zij een vergelijkbare taak moeten doen, beter presteren dan sporters met een pessimis琀椀sche a琀琀ribu琀椀es琀椀jl. Teama琀琀ribu琀椀es Er is weinig onderzoek gedaan naar a琀琀ribu琀椀es bij teampresta琀椀es. Studie van Mar琀椀n en Carron (2012) verklaarde dat de self-serving bias ook aanwezig is als spelers verklaringen aandragen voor het resultaat van hun team. Ze geven het team credits voor het succes en de verantwoordelijkheid voor nega琀椀eve uitkomsten worden gebagatelliseerd. Teama琀琀ribu琀椀es zijn door de spelers gedeelde overtuigingen over de oorzaak van het resultaat van het team. Iets vergelijkbaars geldt voor teamemo琀椀es en teamzelfvertrouwen. Hoofdstuk 6: persoonlijkheid en sport Bij het onderwerp persoonlijkheid en sport staan twee vragen centraal: 1. Bestaat er een persoonlijkheidspro昀椀el dat kenmerkend is voor sporters of topsporters? 2. Beïnvloedt sportbeoefening iemands persoonlijkheid? 6.1: Persoonlijkheid en persoonlijkheidstrekken. Persoonlijkheid hee昀琀 betrekking op het unieke of eigen van een persoon. Mensen verschillen in een heleboel opzichten van elkaar. Iemand wordt gekenmerkt door zijn persoonlijkheid en in de gedragingen moet dus iets herkenbaars zi琀琀en, iets wat bij deze persoon hoort en wat met zekere regelmaat terugkeert. De昀椀ni琀椀e van Guilford (1959) van persoonlijkheid (oud, maar nog steeds bruikbaar): iemands persoonlijkheid is zijn unieke patroon van persoonlijkheidseigenschappen. Omschrijving persoonlijkheidseigenschap (Guilford, 1959): iedere te onderscheiden betrekkelijk stabiele wijze waarop iemand zich van anderen onderscheidt. Persoonlijkheidsmodel van Guilford (1959) bestaat uit: - A琀 tudes: zijn eigenschappen die verband houden met mo琀椀va琀椀e. - Persoonlijkheidstrekken: gedragsdisposi琀椀es. - Ap琀椀tudes: verwijzen naar aangeboren of aangeleerde vermogens om bepaalde taken uit te voeren. - Morfologische eigenschappen: hebben betrekking op de aspecten van de bouw van het menselijk lichaam. - Fysiologische eigenschappen: hebben betrekking op lichamelijke func琀椀es. - Behoe昀琀en: zijn eigenschappen die verband houden met mo琀椀va琀椀e. - Interesses: zijn eigenschappen die verband houden met mo琀椀va琀椀e. Een persoonlijkheidstrek is een betrekkelijk stabiele disposi琀椀e tot bepaald gedrag of bepaalde gedragspatronen. Persoonlijkheidstrekken zijn niet observeerbaar, maar worden afgeleid uit gedrag dat mensen vertonen. Van een aantal persoonlijkheidstrekken wordt aangenomen dat zij een sterke biologische basis hebben. Voorbeelden: temperamentstrekken zoals spanningsbehoe昀琀e, extraversie en emo琀椀onele stabiliteit. Bij andere trekken is het aannemelijk dat leerprocessen een belangrijke rol spelen. Trait indicators: bepaalde gedragingen die leiden tot de veronderstelling dat er sprake is van een persoonlijkheidstrek. Een trek kan algemeen of speci昀椀ek zijn. Algemeen: in veel Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 gedragingen komt deze trek bij iemand tot ui琀椀ng. Speci昀椀ek: de trek hee昀琀 betrekking op slechts een beperkt aantal gedragingen en/of manifesteren zich slechts in bepaalde situa琀椀es of omstandigheden. Naarmate een persoonlijkheidstrek speci昀椀eker wordt, zal de voorspelling van het gedrag op basis van die trek nauwkeuriger worden. In de sportpsychologie zijn op een aantal terreinen persoonlijkheidstrekken voorgesteld die speci昀椀ek zijn voor de sport. Voor die trekken zijn ook aparte mee琀椀nstrumenten ontwikkeld, meestal zel昀戀eoordelingsvragenlijsten. Big Five Personality Factor-model: 1. Neuro琀椀cisme vs emo琀椀onele stabiliteit 2. Extraversie vs introversie 3. Openstaan voor nieuwe ervaringen vs conven琀椀oneel/behoudend 4. Inschikkelijk/meegaand vs wantrouwend/achterdoch琀椀g 5. Consciën琀椀eus/zorgvuldig vs slordig/laks Een persoonlijkheidstrek is niet een uniform begrip met één betekenis, maar bij het begrip zijn meerdere onderscheidingen te maken. Drie onderscheidingen: Aspecten waarop persoonlijkheidstrekken Onderscheidingen die bij elk aspect worden van elkaar kunnen verschillen: gemaakt: Verklaringen voor het gedrag dat met de Biologische processen. trek wordt beschreven. Leerprocessen. Informa琀椀everwerkingsprocessen. Aantal situa琀椀es waarin de trek tot ui琀椀ng Veel situa琀椀es -> algemeen. komt in het gedrag. Weinig situa琀椀es -> speci昀椀ek. Aantal gedragingen afgedekt door de trek. Brede, overkoepelende trekken. Trekken die naar (meer) speci昀椀eke gedragingen verwijzen. De benadering van persoonlijkheid als een verzameling persoonlijkheidstrekken hee昀琀 het onderzoek naar persoonlijkheid gedomineerd, zowel binnen als buiten de sportcontext. 6.2: Verschil in persoonlijkheid tussen sporters en niet-sporters Vragen of persoonlijkheid verschilt tussen topsporters en sporters op lager niveau: - Zijn voor het beoefenen van sport (op een bepaald niveau) bepaalde persoonlijkheidseigenschappen noodzakelijk of gewenst? - Bieden bepaalde persoonlijkheidseigenschappen voordelen bij het beoefenen van bepaalde takken van sport? Er zijn twee standpunten die over dit soort vragen gaan: scep琀椀sche en goedgelovige standpunt. Scep琀椀sche standpunt: volgens dit standpunt voorspellen persoonlijkheidstrekken nauwelijks het sportgedrag en bieden ze geen verklaring voor verschillende takken van sport. Goedgelovige standpunt: aanhangers hiervan erkennen dat de samenhangen tussen persoonlijkheid en sport dikwijls zwak zijn, maar dat daarvoor vaak methodologische verklaringen zijn aan te voeren. Zoals gebrekkige mee琀椀nstrumenten en te heterogene groepen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 In de meeste van de studies komt exraversie naar voren als de persoonlijkheidsdimensie waarin topsporters zich onderscheiden van sporters op lager niveau en niet-sporters. Extraversie hee昀琀 een sterke erfelijke component en vindt zijn oorsprong in biologische verschillen in het centrale zenuwstelsel. De cor琀椀cale arousal is laag bij extraverten en hoog bij introverten. De lage arousal hee昀琀 tot gevolg dat extraverten meer behoe昀琀e hebben aan s琀椀mulering, geneigd zijn opwindende situa琀椀es te zoeken, slecht tegen verveling kunnen, goed in staat zijn pijn te verdragen, rela琀椀ef snel agressief te reageren etc. een extravert hee昀琀 een sterke spanningsbehoe昀琀e. Bedenkingen dat sporters extraverter zijn dan niet-sporters: kenmerken van extraversie ze琀琀en ook aan tot gedragingen die niet goed bij sportbeoefening passen. Daarnaast vraagt sport ook om gedrag dat niet goed bij extraversie lijkt te passen. Met de POMS (pro昀椀le of mood states) wordt iemand stemming over een bepaalde periode gemeten. Het meet 6 stemmingen, 5 met een nega琀椀eve lading en 1 met een posi琀椀eve (gespannen, gedeprimeerd, kwaad, krach琀椀g, vermoeid, verward). Al de scores in een 昀椀guur worden gezet in de volgorde van bovengenoemde stemmingen, ontstaat het beeld van een ijsberg. Daarom wordt dit ook wel het ijsbergpro昀椀el genoemd. Uit een onderzoek blijkt dat topsporters duidelijk het ijsbergpro昀椀el laten zien. Op de stemming krach琀椀g scoren zij boven het popula琀椀egemiddelde en op de vijf nega琀椀eve eronder. Ook inschikkelijkheid en consciën琀椀eusheid hebben een rela琀椀e met sportbehoefening en type sport. Zo werden bij een hoger niveau van sportbeoefening hogere scores voor deze twee persoonlijkheidsdimensies gevonden vergeleken met sporters die op een lager niveau speelden. Teamsporters hebben hogere scores op extraversie en consciën琀椀eusheid dan individuele sporters. Persoonlijkheid en risicosporten Een van de meest consistente bevindingen uit onderzoek naar persoonlijkheid bij risicosporten is dat risicosporters hoger scoren op spanningsbehoe昀琀e. spanningsbehoe昀琀e (sensa琀椀on seeking): het op zoek zijn naar gevarieerde, nieuwe complexe en intense gevoelens en ervaringen en de bereidheid fysieke, sociale en 昀椀nanciële risico’s te nemen, louter om het kunnen ervaren van die risico’s. iemand hee昀琀 dus behoe昀琀e aan nieuwe en spannende ervaringen. De eigenschap hee昀琀 een biologische basis en hangt samen met de aanwezigheid van MAO (MonoAmineOxidase). Dit is een enzym dat in de hersenen verantwoordelijk is voor het beperken van de monoaminetransmi琀琀ers. Deze transmi琀琀ers spelen een rol bij extravert gedrag. Spanningszoekers hebben weinig MAO en dus veel monaminetransmi琀琀ers, wat extravert gedrag tot gevolg hee昀琀. Dus: weinig MAO -> veel monoaminetransmi琀琀ers -> veel extravert gedrag -> veel spanningsbehoe昀琀e veel MAO -> weinig monoaminetransmi琀琀ers -> weinig extravert gedrag -> weinig spanningsbeho昀琀e 6.3: Persoonlijkheid en de bestudering van gedrag in de sportcontext Van een aantal persoonlijkheidstrekken staat vast dat zij samenhangen met aan sport gerelateerd gedrag. Verschillen tussen toppers en minder succesvolle sporters Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 In diverse studies is naar voren gekomen dat succesvolle topsporters over sport speci昀椀eke eigenschappen beschikken die minder succesvolle sporters niet of in mindere mate hebben. Wat oudere studies lieten zien dat de beste topsporters worden gekenmerkt door meer zelfvertrouwen en minder aandacht voor nega琀椀eve gedachten voor de wedstrijd, ook doen zij meer aan self-talk. Tabel met eigenschappen van topsporters ter onderscheiding van hen en minder succesvolle sporters: Verschillen tussen toppers en minder goede sporters hebben betrekking op eigenschappen die nauw verbonden zijn met de sport en de wedstrijd. Dan gaat het bijvoorbeeld om controle over gedachten voor een wedstrijd, gebruik van mentale voorstellingen, de aandacht volledig richten op de taken en het kunnen omgaan met wedstrijdspanning etc. De sportspeci昀椀eke eigenschappen komen naar voren als verschil. Onderzoek van Vanden Auwelee et al. (1993) concluderen dat van de psychologische variabelen vooral de sportspeci昀椀eke kenmerken verschillen tussen sporters die tot de top behoren en zij die op een minder hoog niveau presteren. Het gaat om: 1. Groter zelfvertrouwen. 2. Minder angst. 3. Betere manieren om met angst om te gaan. 4. Sterkere concentra琀椀e op taakspeci昀椀eke doelen en bewegingen. 5. Andere manieren van omgaan met slechte presta琀椀es en fouten. 6. Meer posi琀椀eve gedachten. Succesvolle sporters maken meer gebruik van performance-approach doelen, hebben hogere scores voor cogni琀椀eve en soma琀椀sche angst, gebruiken meer ontspanningsstrategieën, scoren hoger op aandachtscontrole en emo琀椀econtrole en hebben lagere scores voor performance- avoidance-doelen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Er is wel enige discrepan琀椀e tussen enerzijds de intuï琀椀eve opva琀 ngen over verschillen in persoonlijkheid tussen sporters van uiteenlopend niveau en anderzijds de resultaten van het onderzoek naar die verschillen. Er zijn wel verschillen, maar alleen bij eigenschappen die met de sportbeoefening te maken hebben. Persoonlijkheid en sportgedrag: Big Five Onderzoek van Rhodes en Smith (2006): concluderen dat extraversie en consciën琀椀eusheid samengaan met een grotere fysieke ac琀椀viteit. Mensen met een hogere score voor neuro琀椀cisme zijn juist minder ac琀椀ef. De samenhangen tussen de persoonlijkheidstrekken van de Big Five en de mate van fysieke ac琀椀viteit zijn niet zo heel sterk. Er zijn drie studies besproken in het boek waardoor geconcludeerd kan worden dan er een consistent beeld is dat extraversie en consciën琀椀eusheid predisponeren tot een grotere fysieke ac琀椀viteit en neuro琀椀cisme tot mindere fysieke ac琀椀viteit. De dimensies van de Big Five hangen ook samen met bijvoorbeeld sportverslaving. Extraversie, neuro琀椀cisme en inschikkelijkheid blijkt samen te hangen met gevoeligheid voor sportverslaving. Diverse voorbeelden van rela琀椀es tussen Big Five-trekken en sportgerelateerd gedrag (Allen et al. (2013)): - Hoge scoren op consciën琀椀eusheid, dan bereiden sporters zich beter voor op een wedstrijd. - Coping-gedrag van sporters die emo琀椀oneel stabiel zijn, is e昀케ciënter dan dat van sporters die hoog scoren op neuro琀椀cisme. - Sporters die laag scoren op de dimensie voor openstaan voor nieuwe ervaringen en op emo琀椀onele stabiliteit, zijn geneigd voor avoidance coping te kiezen. - Sporters die laag scoren op inschikkelijkheid, emo琀椀onele stabiliteit en extraversie zijn meer geneigd tot agressief gedrag dan sporters die hier hoog op scoren. Voorbeelden van de schakel tussen bepaalde variabelen en gedrag van sporters: - Als er publiek is, scoren extraverten beter dan introverten. Dit valt weg als er geen publiek is. - Boosheid hee昀琀 een posi琀椀ef e昀昀ect op presta琀椀e, maar alleen bij hoge scores voor extraversie. - Bij tegenvallende resultaten reageren sporters met hoge scores op extraversie en lage voor neuro琀椀cisme posi琀椀ever. Perfec琀椀onisme Het leveren van toppresta琀椀es en het streven naar perfec琀椀e zijn nauw met elkaar verbonden. Perfec琀椀onisme: streven naar perfec琀椀e en het stellen van extreem hoge eisen. Burns (1980) beschreef perfec琀椀onisme als het volgende: ‘een netwerk van cogni琀椀es, inclusief verwach琀椀ngen en interpreta琀椀es van gebeurtenissen en evalua琀椀es van zichzelf en anderen, dat gekarakteriseerd wordt door het stellen van onrealis琀椀sche eisen, het rigide en ongenuanceerd vasthouden hieraan en het gelijkstellen van eigenwaarde aan presta琀椀es’ -> redelijk nega琀椀eve lading hee昀琀 dit. Dimensies van perfec琀椀onsime (Frost et al. (1990)): Dimensie Kenmerk Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Persoonlijke standaards Stellen van extreem hoge eisen en daaraan willen voldoen Zich zorgen maken over fouten Bezorgdheid over mogelijke foutem, nega琀椀ef reageren hierop Verwach琀椀ngen van ouders Gevoelig voor de eisen van anderen, met name van ouders Kri琀椀ek van de ouders Gevoelig voor oordelen van anderen Twijfel over eigen ac琀椀es Twijfelen over de kwaliteit van de eigen presta琀椀es in combina琀椀e met het onbestemde gevoel dat de presta琀椀e nooit af is Andere onderzoekers hebben perfec琀椀onisten opgedeeld door ze te onderscheiden in verschillende dimensies: - Perfec琀椀e eisen van zichzelf. - Perfec琀椀e eisen van anderen. - Gevoel hebben dat anderen perfec琀椀e van hen verwachten. Verschillende studies hebben aangetoond dat de uiteenlopende dimensies van perfec琀椀onisme kunnen worden opgedeeld in twee hoofdcategorieën: 1. Normaal of aangepast perfec琀椀onisme. 2. Neuro琀椀sch of onaangepast perfec琀椀onisme. Normaal perfec琀椀onisme: hierbij hee昀琀 iemand hoge, maar realis琀椀sche verwach琀椀ngen van zichzelf en stree昀琀 hij of zij naar uitmuntende presta琀椀es (striving voor perfec琀椀on). Neuro琀椀sch perfec琀椀onisme: wordt gekenmerkt door een uitermate kri琀椀sche beoordeling van de eigen presta琀椀e, stellen van onhaalbare doelen en gedrevenheid die voortkomt uit faalangst en de wens om fouten te vermijden (perfec琀椀onis琀椀c concerns). Het onderscheid tussen normaal en neuro琀椀sch perfec琀椀onisme is van belang voor de rela琀椀e tussen perfec琀椀onisme enerzijds en sportpresta琀椀es en factoren die van invloed zijn op die presta琀椀es anderzijds. Een studie toonde aan dat sporters met een hogere score voor onaangepast perfec琀椀onisme meer angst ervaarden 琀椀jdens wedstrijden. Aangepast perfec琀椀onisme gaat samen met meer zelfvertrouwen. Aangepast perfec琀椀onisme gaat samen met het formuleren van meer approach-dolen en neuro琀椀sch perfec琀椀onisme met meer vermijdingsdoelen. Rela琀椀es tussen normaal en neuro琀椀sch perfec琀椀onisme en voor de sport en sportpresta琀椀e belangrijke variabelen: Hoge scores op neuro琀椀sch perfec琀椀onisme: - Meer kans op burn-out. - Meer cogni琀椀eve en soma琀椀sche angst 琀椀jdens sportwedstrijden. - Nega琀椀eve reac琀椀es op fouten. - Nega琀椀eve gevoelsreac琀椀es. - Kwaadheid als er fouten worden gemaakt op belangrijke momenten 琀椀jdens de wedstrijd. - Slechte presta琀椀es. Hoge scores op normaal perfec琀椀onisme: - Meer zelfvertrouwen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Kleinere kans op burn-out. - Betere leerpresta琀椀es. Theorie van Ac琀椀on Type De theorie van Ac琀椀on Type is een typologie. Typologie = hierin worden mensen ingedeeld in categorieën op basis van hun temperament. Ze vormen een benadering van persoonlijkheid met een lange tradi琀椀e. Typologie van Galenus (gebasserd op Hippocratus, 450 B.C.): 1. Cholerische type 2. Melancholische type 3. Sanguinische type 4. Flegma琀椀sche type Is gebaseerd op lichaamsvochten. Typologische van Jung: 1. Extraversie/ introversie 2. Denken/ voelen 3. Waarnemen/ intuï琀椀e Kenmerken van de vier temperamentstypen van Ac琀椀on Type en bijbehorende coachadviezen (Huijbers en Murphy, 2006)): Temperament & kenmerken: Valkuil: - Spontaan - Impulsief - Op hier en nu gericht - Risico nemen - Improviseren Wachters: - Gestructureerd - Betrouwbaar - Precies - Verantwoordelijk - Voorzich琀椀g Ra琀椀onalisten: - Theore琀椀sch - Kri琀椀sch - Perfec琀椀onis琀椀sch - Analy琀椀sch - Scep琀椀sch Idealisten: - Betrokken - Harmonie zoekend - Waarderend - Inspirerend - Invoelend - Lichtgelovig Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Coachadviezen: Valkuil: - Accepteer de impulsiviteit van de sporter, geef vrijheid. - Werk met kortetermijndoelen. - Leg niet te veel uit. - Zorg voor afwisseling in de trainingen. Wachters: - Gee昀琀 de sporter het gevoel lid te zijn van een team. - Werk veel met doelen op middellange termijn en formuleer deze nauwkeurig. - Geef speci昀椀eke feedback over concrete resultaten. - Presenteer concrete en gedetailleerde informa琀椀e. Ra琀椀onalisten: - Betrek de sporter bij het analyseren van de wedstrijden. - Leg uit waarom er voor een bepaalde aanpak wordt gekozen. - Merk met langetermijndoelen. - Geef feedback over feiten en data. - Presenteer overzichten. Idealisten: - Wees oprecht. - Werk met directe wedstrijddoelen. - Vraag de sporter om advies en betrek hem bij teambesprekingen. - Presenteer overzichten. 6.4: Invloed van sport op persoonlijkheid. De populaire opva琀 ng over de invloed van sport op de persoonlijkheid in brede zin is dat er wel een invloed is. Om de invloed van sport op persoonlijkheid vast te stellen, is longitudinaal onderzoek noodzakelijk en dit is nauwelijks uitgevoerd. Oudere studie van Gabler (1976) hee昀琀 wel een onderzoek hiernaar gedaan. Hij onderzocht topzwemmers die na 5 jaar opnieuw werden onderzocht. Ze vulden de 16 Personality Factor- vragenlijst in. Er werden scores verkregen over emo琀椀onele stabiliteit, dominan琀椀e, onbezorgdheid, ondernemingslust, zelfverzekerdheid en gespannenheid. Hiernaast werden er scores berekend op neuro琀椀cisme en extraversie/introversie. Samenva琀 ng van de resultaten: ‘de eisen die de training stelt om op topsportniveau te kunnen zwemmen, leiden klaarblijkelijk niet tot ingrijpende veranderingen in algemene persoonlijkheidseigenschappen’. Conclusie: sportbeoefening hee昀琀 weinig tot geen invloed op de persoonlijkheid. Deelname aan sport is niet karaktervormend in de zin van het ontwikkelen of versterken van sociaal gewaardeerde persoonlijkheidstrekken. Sport en fysieke ac琀椀viteit hebben over het algemeen een posi琀椀eve invloed op iemand zel昀戀eeld. Voor de guns琀椀ge e昀昀ecten van sportbeoefening en fysieke ac琀椀viteit op waarnemingen en beoordelingen van iemands zelf zijn diverse verklaringen geopperd: - Landers en Arent (2007): deelname aan sport en programma’s waarin men fysiek ac琀椀ef is, roepen gevoelens van autonomie en persoonlijke controle op. En het gevoel Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 van verbondenheid met anderen die met hetzelfde bezig zijn, versterkt het gevoel van eigenwaarde en waardering voor de eigen fysieke kwaliteiten. - Fox en Wilson (2008): skill-enhancement hypothesis: verbetering van zel昀戀eeld en zelfwaardering hangen samen met de ontwikkeling van fysieke kwaliteiten, toename van 昀椀theid, er beter uitzien en toegenomen gevoelens over gezondheid. Daarnaast: ‘regelma琀椀ge fysieke inspanning gaat samen met minder symptomen van angst en depressie, maar die samenhang wordt niet veroorzaakt door fysieke inspanning’. Running-therapie blijkt een e昀昀ec琀椀ef middel te zijn in de behandeling van bepaalde groepen depressieve pa琀椀ënten. Een van de e昀昀ecten die ook vaak wordt toegeschreven aan fysieke ac琀椀viteit en sportbeoefening is het beter om kunnen gaan met stress. Veel studies laten een duidelijke samenhang hiertussen zien. Ac琀椀eve mensen ervaren minder stress als zij worden blootgesteld aan psychosociale stressoren. De fysiologische reac琀椀es zijn ook minder. Dus, getrainde mensen hebben mildere stressreac琀椀es. Vaak zijn er wel meer factoren aanwezig: energieke mensen zullen makkelijker gaan sporten en ook beter met stress kunnen omgaan. Hierbij is de sportbeoefening niet de directe oorzaak van stressbestendigheid. Regelma琀椀ge fysieke ac琀椀viteit hee昀琀 dus wel posi琀椀eve gevolgen, maar deze hangen wel samen met meerdere factoren. Hoofdstuk 9: mentale vaardigheden en mentale training 9.1: mentale training De昀椀ni琀椀e Mentale training: systema琀椀sch leren en trainen van mentale vaardigheden met als doel sportpresta琀椀es verbeteren en het plezier in sportbeoefening te behouden. Verschillende technieken/methoden: - Goal se琀 ng - Gebruik van self-talk - Ontspanning - Imagery Mentale vaardigheden: aandacht focussen, sturen en controleren van emo琀椀es, omgaan met stress en func琀椀oneren in teams. Mentale kwaliteiten die resultaat zijn van het aanleren van mentale vaardigheden: zelfvertrouwen, stressbestendigheid, incasseringsvermogen, doorze琀 ngsvermogen, veerkracht. Mentale vaardigheden die bij mentale training worden geleerd en geoefend, zijn primair gericht op het handelen in sportsitua琀椀es. Dit geldt niet alleen voor mentale training, maar bij bijvoorbeeld krach琀琀raining wordt er getraind op de kracht die nodig is bij de speci昀椀eke sport die de sport beoefent. Vanuit de ecologische psychologie is er veel bewijs voor het bestaan van directe koppelingen tussen waarnemen en bewegen. Als er een directe koppeling is tussen waarnemen en bewegen, kan daaruit worden afgeleid dat de training van coördina琀椀e zo veel mogelijk moet plaatsvinden in de omgeving waarin de taak moet worden uitgevoerd. Voor mentale training geldt dat deze afgestemd moet zijn op de speci昀椀eke situa琀椀es waarin een beroep wordt gedaan op de mentale vaardigheden die de sporter leert in de training. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Wie gee昀琀 mentale training? Drie modellen die elk aangeven op welke manier sporters mentale vaardigheden leren: 1. Zel昀栀ulpmodel: De rol van de sportpsycholoog is beperkt tot het aanbieden van informa琀椀e door middel van boeken, ar琀椀kelen, lezingen en dergelijke. De informa琀椀e wordt gepresenteerd in eenvoudige en goed te begrijpen taal. De sporter maakt zich de vaardigheden zelf eigen. De sporter is zelf ac琀椀ef betrokken bij het aanleren en trainen van mentale vaardigheden (intrinsieke mo琀椀va琀椀e). Enkele beperkingen zijn ook dat de sporter geheel op zichzelf is aangewezen en geen advies krijgt. 2. Coachmodel: de coach wordt zodanig opgeleid, dat hij de sporters mentale vaardigheden kan aanleren en laten oefenen. De sportpsychologische kennis komt hiermee in de prak琀椀jk. De scholing van de coach op het gebied van sportpsychologie draagt bij dat eventueel wantrouwen wordt weggenomen. Belangrijk nadeel is dat de scholing veel 琀椀jd kost. 3. Consulta琀椀emodel: er is in dit model direct contact tussen de sporter en de sportpsycholoog. De sportpsycholoog neemt sinds heden een meer structurele plaats in met als taak om mentale vaardigheden aan te leren en te oefenen. 9.2: de indeling van mentale vaardigheden Mentale vaardigheden die van belang zijn voor sporters: - Aandacht focussen - A昀氀eiding door gedachten weerstaan - A昀氀eiding door externe gebeurtenissen weerstaan - Nadenken en analyseren op de juiste momenten - Emo琀椀es sturen/controleren - Zichzelf hernemen/kunnen onthechten - Doelgericht werken - Vertrouwen in zichzelf opbouwen - O昀昀ers brengen - Gedrevenheid/vastberadenheid tonen - Zich afsluiten - Met stress omgaan Vealey’s (2008) ordening van mentale vaardigheden Vealey stelt een ordening voor waarin groepen mentale vaardigeden worden onderscheiden: 1. Founda琀椀on skills: vaardigheden die de basis vormen voor het leveren van sportpresta琀椀es. - Gedrevenheid presta琀椀es leveren - Zel昀戀ewustzijn - Produc琀椀ef denken - Zelfvertrouwen 2. Performance skills: vaardigheden die worden gebruikt 琀椀jdens het sporten. - Perceptueel-cogni琀椀eve vaardigheden - Aandachtsvaardigheden - Sturen van gevoelens en emo琀椀es/energiemanagement 3. Persoonlijke-ontwikkelingsvaardigheden: hebben betrekking op een volwassen manier van denken en handelen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Ontwikkelen van een eigen iden琀椀teit - Kunnen omgaan met anderen 4. Teamvaardigheden: bijdragen aan het vertrouwen van het team in zichzelf en cohesie. - Samen in het team versterken - Zelfvertrouwen van het team versterken - Leidinggevende vaardigheden - Communica琀椀eve vaardigheden Hardy et al. (1996): basisvaardigheden en complexe vaardigheden Hardy en collega’s hebben mentale vaardigheden ingedeeld in vier basisvaardigheden en vijf complexe vaardigheden. Basisvaardigheden: - Stellen van doelen - Self-talk - Ontspanning - Gebruik van mentale voorstellingen Complexe vaardigheden: - Ontwikkelen/versterken van zelfvertrouwen - Mo琀椀va琀椀e in stand houden/ gedrevenheid tonen - Arousal beïnvloeden - Angst/stress beïnvloeden/hanteren - Aandachts- en concentra琀椀estrategieën toepassen 9.3: basisvaardigheden Goal se琀 ng De昀椀ni琀椀e doel: een doel is een standaard die iemand wil bereiken bij uitvoering van een taak, in de regel binnen een bepaalde 琀椀jdsperiode. Aan het bereiken van een doel meet iemand af hoe succesvol hij was. Bij doelen kunnen verschillende onderscheidingen worden gemaakt. Bijvoorbeeld naar het gebied waarop zij betrekking hebben. Doelen kunnen op lange- of kortetermijn worden gesteld en betrekking hebben op wedstrijden of de training. Binnen de sport is het onderscheid tussen presta琀椀edoelen, resultaatdoelen en procesdoelen belangrijk: - Presta琀椀edoelen: doelen in termen van het verbeteren van persoonlijke standaarden. - Resultaatdoelen: doelen gesteld in termen van de uitkomst van een wedstrijd. - Procesdoelen: doelen gericht op de manier waarop presta琀椀es worden geleverd. Goalse琀 ng hee昀琀 in de context van sport en fysieke ac琀椀viteit posi琀椀eve e昀昀ecten op de presta琀椀es. 4 principes waar doelen aan moeten voldoen: 1. Uitdaging: doelen moeten moeilijk zijn. Dan zullen ze de sporter inspireren en aanze琀琀en om ervoor te gaan. Het moet wel realis琀椀sch zijn. 2. Haalbaarheid: de doelen moeten haalbaar zijn, maar er bestaan ook droomdoelen. Deze hoeven niet haalbaar te zijn, deze liggen namelijk in de toekomst. 3. Veri昀椀eerbaarheid: het is ondubbelzinnig vast te stellen of een doel is behaald of niet. Doelen die niet speci昀椀ek zijn geformuleerd, voldoen niet aan deze eis. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 4. Controleerbaarheid: de mate waarin het bereiken van het doel a昀栀ankelijk is van de sporter zelf. Controle over het al dan niet bereiken van een doel ligt nooit voor 100% in de handen van de sporter. Hoe meer controle de sporter hee昀琀 over zijn doelen, hoe beter. SMART doelen: Speci昀椀ek Meetbaar A琀琀ainable (haalbaar) Realis琀椀sch Tijdsgebonden Monitoren van doelen is ook belangrijk. Monitoren is het regelma琀椀g s琀椀lstaan bij de ac琀椀es die de sporter onderneemt om zijn doel te bereiken en nagaan wat het resultaat is van die ac琀椀es. Monitoren van de voortgang hee昀琀 een guns琀椀g e昀昀ect op het uiteindelijk bereiken van de gestelde doelen. Verklaringen voor de posi琀椀eve e昀昀ecten van goal se琀 ng: - Doelen bevorderen dat de aandacht op de taak is gericht, zorgen voor energie, helpen de taak vol te houden en maken het makkelijker een strategie te ontwikkelen. - Doelen kunnen iemand het gevoel geven controle over zichzelf uit te oefenen. Burton legt verbanden tussen enerzijds goal se琀 ng en anderzijds angstniveau, mo琀椀va琀椀e en zelfvertrouwen. Als sporters voornamelijk resultaatdoelen stellen, kunnen zij hun presta琀椀es moeilijk volledig aan competen琀椀e toeschrijven. Burton stelt dat het e昀昀ect van goal se琀 ng a昀栀ankelijk is van de doeloriënta琀椀e van de sporter: - Bij taakoriënta琀椀e leidt goal se琀 ng tot een sterke toename van de presta琀椀e. - Bij wedijveroriënta琀椀e en een posi琀椀ef beeld van de eigen bekwaamheid hee昀琀 het een posi琀椀eve invloed, maar minder dan bij een taakoriënta琀椀e. - Bij een wedijveroriënta琀椀e en een nega琀椀ef beeld van de eigen bekwaamheid leidt het tot een achteruitgang van de presta琀椀e. Self-talk Self-talk wordt omschreven als een intern gesprek. Kan zowel hardop als binnensmonds worden uitgevoerd. 4 onderscheidingen van self-talk: 1. Posi琀椀ef vs nega琀椀ef: nega琀椀eve self-talk gaat vaak samen met slechtere presta琀椀es. Het lijkt erop dat self-talk (mede) oorzaak kan zijn van veranderingen in de presta琀椀e, het is wel onduidelijk wat de rela琀椀eve bijdrage is van self-talk en mentale voorstelling. 2. Praten tegen jezelf in de eerste of derde persoon: De Bruin hee昀琀 hierover iets gepubliceerd en zij verwijst naar een studie van Kross et al. (2014). In deze studie wordt het aannemelijk gemaakt dat zinnen in de ik-vorm veel minder func琀椀oneel zijn dan zinnen in de 2e of 3e persoonsvorm. Mogelijke verklaring: in de 2e of 3e vorm wordt er een zekere afstand gecreëerd ten opzichte van jezelf. Hierdoor kunnen onzekerheden en twijfels makkelijker op afstand worden gehouden. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 3. Self-talk als primaire of secundaire reac琀椀e: primaire/ vaak emo琀椀onele reac琀椀e: self- talk reac琀椀es waarmee direct gereageerd wordt op een bepaalde situa琀椀e. Vergt mentale inspanning en ac琀椀eve informa琀椀everwerking: self-talk die weloverwogen en planma琀椀g is. 4. Jezelf instruc琀椀es geven of mo琀椀veren: onderscheid tussen jezelf instruc琀椀es geven en jezelf mo琀椀veren. Eerst zijn zel昀椀nstruc琀椀es precies, maar later worden ze globaler. Dit is omdat gaandeweg het leerproces meer geautoma琀椀seerd wordt en de precieze verbale aansturing daarmee interfereert een het dus in de weg kan gaan zi琀琀en. Posi琀椀eve self-talk kan de sporter meer zelfvertrouwen geven en spanning helpen te hanteren en met angst leren omgaan. Posi琀椀eve opmerkingen zijn belonend en kunnen gedrag versterken. E昀昀ecten van self-talk hebben te maken met aandachtsfocus en toename van concentra琀椀e. Technieken die kunnen worden gebruikt om self-talk te sturen: - A昀戀reken van gedachten (thought stopping): hierbij gaat het erom dat iemand een onwelkome gedachte a昀戀reekt. - Nega琀椀eve gedachten omze琀琀en in posi琀椀eve: de afgebroken gedachte vervangen door een posi琀椀eve. - Weerleggen van de nega琀椀eve gedachten: hoe overtuigender de sporter aantoont dat het eigenlijk onzin is wat hij zichzelf met zijn nega琀椀eve opmerkingen aanpraat, des te makkelijker is het die opmerkingen te vervangen door posi琀椀eve. - Anders tegen de wereld aankijken: er is ruimte om anders tegen de werkelijkheid aan te kijken die je zelf ziet als werkelijkheid. Hiermee creëer je een andere werkelijkheid. - Verander van niet-reële ideeën: veel nega琀椀eve self-talk vindt zijn oorsprong in niet- reële opva琀 ngen en ideeën van iemand over zichzelf. Voor het veranderen van de self-talk is het noodzakelijk die opva琀 ngen en ideeën te veranderen. Ontspanning Ontspanning wordt veel gebruikt bij het leren en uitvoeren van mentale vaardigheden. Sporters passen deze technieken ook toe om invloed uit te oefenen op hun energieniveau. Ontspanning hee昀琀 zowel een lichamelijk als geestelijk component. Zowel je lichaam kan ontspannen, ontspannen spieren, rus琀椀ge ademhaling etc. als de geestelijke component. Er wordt onderscheid gemaakt tussen muscle-to-mind en mind-to-muscle technieken. Muscle-to-mind: het vertrekpunt is de lichamelijke component van spanning en ontspanning. Door het verlagen van de spanning in de spieren en rus琀椀ger ademhalen, wordt een toestand van lichamelijke ontspanning bereikt en die leidt tot geestelijke ontspanning. Mind-to-muscle: de gevoelens en gedachten is hierbij het uitgangspunt. Door het oproepen van gevoelens van rust en kalmte, ontstaat er geestelijke ontspanning. Progressieve relaxa琀椀e: muscle-to-mind techniek= een techhniek van ontspannen waarbij er spieren in een bepaalde volgorde worden aangespannen en weer ontspannen. Hierbij moet de persoon zich focussen op het verschil in gevoel tussen het aanspannen en ontspannen. Ademhalingstechnieken: hierbij gaat het vooral om gebruik te leren maken van de buikademhaling. Bij de buikademhaling wordt het diafragma naar beneden geduwd, waardoor er ruimte komt om de longen volledig met lucht te vullen. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Medita琀椀e en Schultz’ autogene training zijn voorbeelden van mind-to-muscle technieken. Ze zijn erop gericht om de geest tot rust te brengen. Autogene training: hierbij wordt met (zelf)sugges琀椀es gewerkt (vb: ‘mijn armen en benen voelen zwaar en warm’). Zulke zelfsugges琀椀es zorgen voor een toestand van ontspanning. Beide technieken leiden tot de relaxa琀椀on response. Matching hypothesis: het idee is dat bij soma琀椀sche angst muscle-to-mind technieken het meest e昀昀ec琀椀ef zijn en bij cogni琀椀eve angst mind-to-muscle technieken beter zijn. 9.4: complexe mentale vaardigheden: zelfvertrouwen ontwikkelen en versterken Zelfvertrouwen speelt volgens veel sporters en coaches een sleutelrol bij succes. Kern van zelfvertrouwen: de overtuiging over de capaciteiten te beschikken die nodig zijn voor succes. Self-e昀케cacy Self-e昀케cacy: iemands overtuiging een speci昀椀eke taak met succes te kunnen uitvoeren. Eigenlijk is het situa琀椀especi昀椀ek zelfvertrouwen. Model van Bandura: Self-e昀케cacy wordt beïnvloed door 4 factoren: 1. Eerdere ervaringen van de te uitvoeren taak: belangrijkste bron van self-e昀케cacy. Als een taak in het verleden succesvol is uitgevoerd, dan gee昀琀 dit zelfvertrouwen dat het bij een volgende poging ook lukt. 2. Indirecte ervaringen: hierbij gaat het om het zien uitvoeren van de taak door een ander. Dit kan ook door de taak in verbeelding uit te voeren en hierdoor het zelfvertrouwen van die taak te vergroten. 3. Verbale overtuiging: hee昀琀 betrekking op aanmoediging en feedback, door de sporter zelf of iemand die belangrijk voor hem is. 4. Emo琀椀onele arousal: hee昀琀 betrekking op de emo琀椀onele toestand waarin iemand verkeert en hoe hij de daarbij horende arousal ervaart. Self-e昀케cacy beïnvloedt de presta琀椀e op verschillende manieren, via: 1. Keuze van gedragignen 2. Energie waarme de ac琀椀e wordt uitgevoerd 3. Vasthoudenheid bij tegenslag (doorze琀 ngsvermogen) Self-e昀케cacy hangt ook samen met cogni琀椀eve variabelen, zoals de doelen die iemand stelt en de verklaringen voor succes en mislukking. Coaching e昀케cacy: de mate waarin de coach zich in staat acht de leerprocessen en presta琀椀es van zijn sporters te beïnvloeden. Er zijn vier dimensies van coaching e昀케cacy: 1. Wedstrijdstrategie 2. Mo琀椀va琀椀e 3. Techniek 4. Invloed op de persoonlijkheid van de sporter Drie vormen van e昀케cacy-overtuigingen Lent en Lopez (2002) maken onderscheid tussen 3 vormen van e昀케cacy: 1. Self-e昀케cacy: opva琀 ngen over het eigen vermogen bepaalde ac琀椀es succesvol te kunnen uitvoeren. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 2. Other-e昀케cacy: opva琀 ngen over hoe goed iemand anders een bepaalde ac琀椀e kan uitvoeren. 3. Rela琀椀on-interferred self-e昀케cacy (RISE): idee da teen person (A) hee昀琀 over hoe person (B) zijn (A’s) capaciteiten beoordeeld. Wat mensen van elkaars kwaliteiten vinden, kan invloed hebben op de tevredenheid met elkaar, op de wens om bij elkaar te blijven en op het zelfvertrouwen, variabelen die ook weer invloed zullen hebben op de sportpresta琀椀es. Sportzelfvertrouwen Model van Vealy (1986): Het model maakt onderscheid tussen sportzelfvertrouwen als eigenschap (SC-trait) en sportzelfvertrouwen als momentane toestand (SC-state). SC-trait: de overtuiging van een sporter dat hij over het geheel genomen beschikt over de kwaliteiten die nodig zijn om in zijn sport succesvol te zijn. SC-state: de overtuiging of zekerheid op een bepaald moment. Sportzelfvertrouwen als toestand (SC-state) wordt bepaald door: - Sportzelfvertrouwen als eigenschap (SC-trait) - Objec琀椀eve situa琀椀e - Compe琀椀琀椀ve orienta琀椀on Herziene model van Vealy (2008): In dit model worden 3 vormen van sportzelfvertrouwen onderscheiden: 1. Vertrouwen in de fysieke vaardigheden 2. Vertrouwen in de cogni琀椀eve vaardigheden: bv. focussen en het nemen van beslissingen 3. Vertrouwen in veerkracht: bv. tegenslagen opvangen Factoren die invloed hebben op sportzelfvertrouwen: 1. Beheersing 2. Demonstreren van kunnen 3. Fysieke en mentale voorbereiding 4. Fysieke presenta琀椀e van jezelf 5. Sociale steun 6. Indirecte ervaringen 7. Leiderschap coach 8. Omgeving 9. Situa琀椀e is in je voordeel Sportzelfvertrouwen werkt via gevoelens, cogni琀椀es en gedrag en hee昀琀 daardoor invloed op de sportpresta琀椀e. Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 Collec琀椀ve e昀케cacy Collec琀椀ve e昀케cacy: de door groepsleden gedeelde overtuiging dat de groep over de kwaliteiten beschikt om gestelde doelen te bereiken. Naast collec琀椀eve e昀케cacy wordt er een tweede vorm van teamzelfvertrouwen onderscheiden: het vertrouwen in de resultaten van het team. De twee vormen van teamzelfvertrouwen hangen beide samen met de resultaten van het team: hoe sterker het teamzelfvertrouwen, hoe beter de presta琀椀e. Factoren die invloed hebben op collec琀椀ve e昀케cacy: 1. Eerdere ervaringen met het uitvoeren van de taak. 2. Indirecte ervaringen. 3. Verbale overtuiging. (Alle drie komen ook vorm bij de self-e昀케cacy factoren)  Deze drie factoren kunnen worden aangevuld met: 4. Groepsgroo琀琀e 5. Groepscohesie 6. Wijze waarop leiding wordt gegeven aan het team Beïnvloeden van zelfvertrouwen Uit de modellen van Bandura en Vealey zijn eenvoudige methoden af te leiden waarmee het zelfvertrouwen van sporters kan worden versterkt. Wat werkt om het zelfvetrouwen te beïnvloeden: - Opdoen van posi琀椀eve ervaringen met de taak. - Naar anderen kijken die de taak goed uitvoeren. - Aanmoedigen en posi琀椀eve opmerkingen van personen uit de omgeving van de sporter. - Het gebruik van mentale voorstellingen. - Het leren om spanning te benoemen als een reac琀椀e die nodig is om goed te presteren. Coach speelt een belangrijke rol om zelfvertrouwen te laten toenemen door een leerklimaat te creëren en posi琀椀eve feedback te geven. 9.5: complexe mentale vaardigheden: beïnvloeden van mo琀椀va琀椀e, arousal, stress en angst en aandacht en concentra琀椀e Mo琀椀va琀椀e in stand houden: een vaardigheid die te maken hee昀琀 met het juist kunnen toepassen van principes van goal se琀 ng, vermogen om intrinsieke mo琀椀va琀椀e niet te laten verdringen door extrinsieke beloningen en het kunnen toeschrijven van succes aan factoren die de mo琀椀va琀椀e niet aantasten. Beginnersgeest: de gedrevenheid, enthousiasme, overvloed aan energie en het ongeduld die kenmerkend zijn voor iemand die iets is gaan doen wat hem hee昀琀 gegrepen. Arousal beïnvloeden: verlagen van arousal gebeurt door ontspanningstechnieken, verhogen van arousal gebeurt met andere technieken (psych-up-technieken): - Ademhaling - Energiegevende mentale voorstellingen Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 - Formuleren van woorden die energie geven - Overdracht van energeie - Gebruikmaken van de omgeving - Naar muziek luisteren - Gebruikmaken van a昀氀eiding Angst en stress beïnvloeden: omgaan met angst en stress is (vermoedelijk) een van de belangrijkste mentale vaardigheden waarover sporters moeten beschikken. Angst en stress beïnvloeden de presta琀椀e en zi琀琀en plezier in de weg. Concentra琀椀e-en aandachtssturing: methoden waarop concentra琀椀e-en aandachtssturing kan worden bevorderd: - Aandachtsplan: nauwkeurige beschrijving van wat een sporter op bepaalde momenten zal doen. Orlick (1986) laat ook onverwachte of ongewenste gebeurtenissen opnemen in het aandachtsplan van een sporter. Zo kan de sporter ook bedenken hoe hij met deze gebeurtenissen zou omgaan. - Pre-performance en performance-rou琀椀nes. Pre-performancerou琀椀ne: een van tevoren geplande systema琀椀sche opeenvolging van gedachten gedragingen. Rou琀椀nes lijken een guns琀椀g e昀昀ect te hebben op presta琀椀e. - Overlearning: een vaardigheid wordt zo vaak herhaald, dat deze op de automa琀椀sche piloot kan worden uitgevoerd, dit zorgt voor veel vertrouwen. Complexe mentale vaardigheden: mental toughness en resilience Mental toughness: overkoepelend begrip voor de mentale kwaliteiten en vaardigheden die eerder zijn genoemd. De昀椀ni琀椀e van Jones en collega’s (2002): mental toughness is de van nature aanwezige of ontwikkelde psychologische kwaliteit die sporters in staat stelt beter dan hun tegenstanders om te gaan met het grote aantal eisen dat sport aan de sporter stelt. Het gaat vooral om de vastberadenheid, het gefocust zijn, vertrouwen hebben en kunnen omgaan met druk; daarin zijn zij consistenter en beter dan hun tegenstanders. Mental toughness is trainbaar. Kenmerken van mental toughness: Op琀椀misme, veerkracht, concentra琀椀e, zelfvertrouwen, emo琀椀esturing, kunnen omgaan met druk, vastberadenheid, intrinsieke mo琀椀va琀椀e om te slagen, focus op performance, geloof in zichzelf, gebruik van mentale vaardigheden. Resilience: veerkracht, de reac琀椀e op tegenslag. Een kenmerk van mental toughness. Kenmerken van veerkracht: Posi琀椀eve reac琀椀e op tegenslag, doorbijten, concentra琀椀e, vertrouwen, commitment, kunnen omgaan met stressoren, vastberadenheid, sociale steun, focus vasthouden. 9.6: e昀昀ecten van mentaletrainingsprogramma’s Algemene conclusie: het leren van mentale vaardigheden hee昀琀 posi琀椀eve e昀昀ecten. Er zijn wel twee kan琀琀ekeniningen: 1. Interven琀椀es zullen niet al琀椀jd en niet bij iedere sporter succesvol zijn. Dit komt doordat interven琀椀es op琀椀maal afgestemd dienen te worden op de individuele sporters, maar dit is bij onderzoek bijna niet te realiseren. 2. de tradi琀椀onele benadering van mentale training stelt dat reac琀椀es, cogni琀椀es en emo琀椀es geanalyseerd en in een bepaalde rich琀椀ng gestuurd moeten worden. Het Gedownload door Paulien Fawzi ([email protected]) lOMoARcPSD|20071460 alterna琀椀ef hiervoor is dat je bepaalde situa琀椀es mag accepteren en dat sommige reac琀椀es soms normaal zijn. 9.7: mindfulness en daarop gebaseerde trainingen Benaderingen gebaseerd op mindfulness zijn er niet op gericht de interne ervaringen te veranderen, maar er op een andere rela琀椀e mee aan te gaan en ze te accepteren als belangrijk onderdeel van de werkelijkheid. Je leert te func琀椀oneren en te presteren ondanks en met deze interne toestanden. Trainingen op basis van mindfulness waarbij medita琀椀e en medita琀椀eoefeningen een belangrijke rol spelen, blijken te leiden tot verbeterd bewustzijn en accepta琀椀e. Maar niet door het aanpassen, veranderen of controleren van gedachten, emo琀椀es en lichamelijke gewaarwordingen. De zelfregula琀椀e van aandachtsprocessen wordt verbeterd door het leren de aandacht te richten op op琀椀male taakrelevante informa琀椀e, zonder a昀氀eidende gedachten, emo琀椀es en lichamelijke gewaarwordingen te controleren, vermijden of verminderen. Mindfulness De昀椀ni琀椀e: bewust aanwezig zijn in het hier en nu zonder te oordelen. Als dit lukt, verminder je de aandacht op jezelf en je interne processen. Hiermee verminder je cogni琀椀eve ac琀椀viteit gerelateerd aan het verleden of de toekomst. Acceptance Hierbij gaat het erom dat je interne toestanden niet probeert te controleren, maar ze accepteert als natuurlijk voorkomende gebeurtenissen die komen en gaan en die nu eenmaal horen bij het menselijk bestaan. Commitment Wat relevante taken zijn, wordt bepaald door wat belangrijk voor je is en wat je wilt. E昀昀ec琀椀viteit Over het geheel genomen kan worden geconcludeerd dat de empirische ondersteuning voor de e昀昀ec琀椀viteit van interven琀椀es gebaseerd op mindfulness, acceptance en commitment aanzienlijk en nog steeds groeiende is. 9.8: welke vaardigheden moet de sporter leren? Sterke-zwakteanalyse: performance pro昀椀ling Bij performance pro昀椀ling begint de sporter met het benoemen van kwaliteiten en kenmerken van een topsporter in zijn eigen tak van sport. De kenmerken kunnen worden opgedeeld in categorieën. Bij elk kenmerk beoordeelt de sporter vervolgens in welke mate hij die kwali

Use Quizgecko on...
Browser
Browser