Samenvatting - effectief lesgeven (2) PDF

Summary

This document provides a summary of effective teaching methods and strategies. It covers different teaching approaches, such as instructions, group discussions, and collaborative learning. The document also discusses the role of memory and brain principles in learning processes, covering topics like short-term and long-term memory.

Full Transcript

Samenvatting: Effectief lesgeven Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [Beschrijf 8 didactische werkvormen 1](#beschrijf-8-didactische-werkvormen) [Beschrijf 3 didactische werkvormen met digitale middelen 2](#beschrijf-3-didactische-werkvormen-met-digitale-middelen) [Hoe Werkt het Korte Te...

Samenvatting: Effectief lesgeven Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [Beschrijf 8 didactische werkvormen 1](#beschrijf-8-didactische-werkvormen) [Beschrijf 3 didactische werkvormen met digitale middelen 2](#beschrijf-3-didactische-werkvormen-met-digitale-middelen) [Hoe Werkt het Korte Termijn Geheugen? 2](#hoe-werkt-het-werkgeheugenkorte-termijn-geheugen) [Hoe Werkt het Lange Termijn Geheugen? 2](#hoe-werkt-het-langetermijngeheugen) [Beschrijf presentatie technieken die een krachtige manier van presenteren en communiceren ondersteunen tijdens onderwijsactiviteiten. 3](#beschrijf-instructievaardigheden-die-een-krachtige-manier-van-presenteren-en-communiceren-ondersteunen-tijdens-onderwijsactiviteiten.) [Beschrijf instructievaardigheden die een krachtige manier van presenteren en communiceren ondersteunen tijdens onderwijsactiviteiten 3](#_Toc180142328) [Feedback formuleren middels een ik-boodschap met aandacht voor gedrag en gevolg. 3](#feedback-formuleren-middels-een-ik-boodschap-met-aandacht-voor-gedrag-en-gevolg.) [Hoe formuleer ik een SMART-leerdoel 3](#hoe-formuleer-ik-een-smart-leerdoel) [Wat is het verschil tussen een product- en een procesgericht leerdoel? 4](#wat-is-het-verschil-tussen-een-product--en-een-procesgericht-leerdoel) [Kop-romp-staart 4](#section-9) Als je hierop goed antwoord kunt geven ben je goed voorbereid voor het tentamen.\ Geel gedrukt zijn vragen die in de toet matrijs staan (studiewijzer) Beschrijf 8 didactische werkvormen ---------------------------------- Didactische werkvormen zijn manieren waarop je iets leert of iets uitgelegd krijgt. **Instructie**: De docent legt wat uit, geeft hier voorbeelden aan zodat de leerlingen het goed begrijpen **Groepsdiscussie**: Hierbij praten de leerlingen over een onderwerp, hoe je er over denkt. De docent stelt vragen en de leerlingen zeggen wat ze denken. Dit stimuleert kritisch denken **Samenwerkend leren** (coöperatief leren): Samenwerken met een ander. Van elkaar leren terwijl de leerlingen samenwerken. **Probleemgestuurd leren** (PGL): De leerlingen horen een probleem aan. Ze moeten zelf gaan onderzoeken hoe dit probleem te gaan oplossen. **Rollenspel:** Leerlingen krijgen een rol, en spelen deze rol. Het helpt je om te leren hoe je met andere mensen moet praten en handelen in verschillende situaties. **Praktijkopdrachten**: Zoals je in de keuken iets kookt of een experiment doet in de wetenschaples. Je leert door dingen zelf te doen. **Zelfstudie**: Dit is wanneer je zelf aan een opdracht werkt, zoals het maken van huiswerk. Je leert om zelf dingen uit te zoeken zonder dat de docent helpt. **Simulaties**: Dit is alsof je in een spel zit dat echte situaties nabootst, zoals een dokter die in een ziekenhuis werkt. Je leert specifieke vaardigheden door het echt te ervaren, ook al is het maar een spel. Beschrijf 3 didactische werkvormen met digitale middelen -------------------------------------------------------- **Quizvorm via het digibord**: Zoals Kahoot, vragen beantwoorden wat je geleerd hebt. **Online samenwerkingsopdrachten**: Dit is als leerlingen samenwerken aan een project, maar dan via de computer **Video uitleg**: Door een video te laten zien op het digibord. Het geheugen ------------ Sensorisch geheugen ------------------- Het sensorisch geheugen is als een kort geheugen voor alles wat je met je **zintuigen** **waarneemt**. Het houdt dingen maar even vast, zodat je ze kunt begrijpen voordat je verder gaat met wat je aan het doen bent. Als je aandacht besteedt aan wat je waarneemt gaat het veder naar het werkgeheugen (kort) Hoe Werkt het werkgeheugen/korte Termijn Geheugen? -------------------------------------------------- Je kunt dingen in je kortetermijngeheugen maar een korte tijd onthouden, meestal van enkele seconden tot een paar minuten. De hoeveelheid is ook beperkt. Door het **herhalen** onthoud je de informatie. Hoe Werkt het Langetermijngeheugen? ----------------------------------- Dit kan je zien als een grote kast waar je belangrijke herinneringen en feiten kunt bewaren. Het helpt je om dingen te onthouden die belangrijk zijn voor een langere tijd. Het lange termijn geheugen bevat meer informatie dan het kortetermijngeheugen. Herhaling helpt om dingen in het langetermijngeheugen te krijgen. Brein principes --------------- **Emotie**: Wanneer informatie wordt gekoppeld aan een emotionele ervaring, onthouden we die informatie beter. Bijvoorbeeld, als je iets leert dat je blij of enthousiast maakt, blijft die kennis langer in je geheugen hangen. **Creatie**: Je leert het beste als je iets maakt. Leren door te doen. **Herhaal**: Herhalen van informatie versterkt de herinnering. **Zintuigelijk** **ervaring**: Zien, horen en voelen; helpt om informatie beter te verwerken en te onthouden. Actieve deelname en ervaringen maken leren vaak effectiever. **Focus**: Leg de focus op wat geleerd moet worden. **Voortbouwen**: De nieuwe kennis wordt verbonden met de kennis die je al hebt. Beschrijf instructievaardigheden die een krachtige manier van presenteren en communiceren ondersteunen tijdens onderwijsactiviteiten. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- []{#_Toc180142328.anchor}Het begint met je **lichaamstaal**, **duidelijk spreken** en een **duidelijke structuur** aanbrengen waarbij je de lesinhoud en leerdoel van de les **bespreekt**. Om de betrokkenheid bij de leerlingen te stimuleren maak ik interactie door te **bevragen**. Het gebruiken van **visuals** door plaatjes en/of video's zal je ook de betrokkenheid vergroten. Beschrijf presentatievaardigheden die een krachtige manier van presenteren en communiceren ondersteunen tijdens onderwijsactiviteiten ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Deze vaardigheden lijken op elkaar, toch verschilt het doel ervan. Het belangrijkste doel van **instructievaardigheden** is om studenten **nieuwe informatie** of vaardigheden **aan te leren**. Het belangrijkste doel van **presentatievaardigheden** is om informatie **effectief** over te brengen aan een publiek.\ Net als bij instructievaardigheden is je lichaamstaal belangrijk. **Spreek** duidelijk, maak **oogcontact** met de leerlingen. Bij presentatievaardigheden gaat het erom dat je de boodschap duidelijk overbrengt, hierbij kan beeldmateriaal bij helpen. Feedback formuleren middels een ik-boodschap met aandacht voor gedrag en gevolg. -------------------------------------------------------------------------------- Een ik-boodschap richt zich op het gedrag van de ander, de impact op jou, en sluit vaak af met een **gewenste verandering:\ Voorbeeld:** Ik merk dat wanneer je vaak tijdens de les aan het praten bent (gedrag), ik me moeilijk kan concentreren op het uitleggen van de stof (gevolg). Ik zou het fijn vinden als je hier rekening mee houdt en alleen praat wanneer het echt nodig is.\" Hoe formuleer ik een SMART-leerdoel ----------------------------------- Door je doel op deze manier te formuleren, weet je precies wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat doen. Het maakt het makkelijker om je doel te volgen. **Specifiek**: Ik wil elke week een boek lezen.\ **Meetbaar**: Ik wil één boek per week lezen.\ **Actiegericht**: Ik ga elke maandagavond lezen.\ **Realistisch**: Ik leesboeken op mijn niveau.\ **Tijdgebonden**: Dit ga ik de komende 3 maanden doen. Wat is het verschil tussen een product- en een procesgericht leerdoel? ---------------------------------------------------------------------- **Proces**: Dat je je richt op de stappen of het proces dat je volgt om iets te leren of te maken. Het gaat om hoe je daar komt, niet alleen om het eindresultaat **Product**: Je richt je op wat je aan het einde hebt, zoals een verslag. Het gaat om het eindresultaat. Kop-romp-staart --------------- **Kop (introductie)**: Introduceren van een onderwerp. **Romp (kern)**: Hier komen de details aan bod. De kern van het verhaal. Het grootste deel. **Afsluiting (evaluatie/samenvatten)**: Samenvatten van de les en peilen of de leerlingen het begrepen hebben. **Informatie uit de PowerPoint** ================================ Wat is het didactisch analyse model (van gelder 1971) ----------------------------------------------------- Het **Didactisch Analyse Model** helpt leerkrachten om hun lessen goed te plannen. Het zorgt ervoor dat ze weten **wat** ze willen leren, **wat** ze gaan doen, **waar** ze dat doen, **hoe** ze dat doen en **hoe** ze kunnen controleren of iedereen het heeft begrepen. ![](media/image2.png) Wat is leren ------------ Het **oefenen** van nieuwe vaardigheden en het **onthouden** van wat je hebt geleerd. Leren doe je ook in het dagelijks leven van vrienden, familie en zelfs van fouten. Het helpt ons om te groeien, ons aan te passen aan nieuwe situaties en om ons beter voor te bereiden op de toekomst. VUT Model --------- Het VUT-model helpt leerkrachten om hun lessen goed te plannen, uit te voeren en te evalueren. **Voorbereiden**: Voordat je lesgeeft is een voorbereiding van belang.\ **Uitvoeren**: De les wordt gegeven. Je volgt een plan wat je hebt gemaakt.\ **Terugkijken**: Na de les kijken wat je verteld hebt en toetsen of de leerlingen het begrijpen. Interne factoren van het kind ----------------------------- Voorkennis, taalvaardigheid, begaafdheid van het kind en belangstelling. Externe factoren van het kind ----------------------------- De school, de klas, samenstelling en grootte. De leerkracht en zijn didactische en relationele bekwaamheden en beschikbare hulpmiddelen Wat is elaboreren in de klas? ----------------------------- Uitwerken van de stof. Dieper in gaan op de stof zodat je er meer te weten over komt.\ Voorbeelden: Vragen te stellen, project maken, een boek over het onderwerp lezen. Soorten instructie(s) die op veelal op het MBO worden gebruikt (onthouden) -------------------------------------------------------------------------- **Dwingende (directe) instructie: Wanneer de leraar je precies vertelt wat je moet doen en hoe je het moet doen.** **Afroepbare instructie: Wanneer de leraar je iets vertelt en je later kunt terugkomen om het nog een keer te horen of te vragen. Het is alsof je naar een opname kunt luisteren wanneer je wilt.** **Toegewezen instructie: Wanneer de leraar je een opdracht geeft en je zelf aan de slag gaat. De leraar laat je weten wat je moet leren, maar je kunt zelf kiezen hoe je dat doet.** Leer-strategieën ---------------- Betekenis **cognitief**: Waarin je instaat bent om kennis en informatie op te nemen en te verwerken. **Metacognitieve kennis: betreft de kennis om het eigen denken, handelen en leren te organiseren, te sturen en te controleren.** **Metacognitieve vaardigheden: Nadenken over je leerproces en het verbeteren.** **Cognitieve vaardigheden: Denken, begrijpen en toepassen van informatie.** **Organisatievaardigheden: Dingen goed plannen en ordenen.** **Motivatie: De zin en energie om te leren en door te gaan.** Product evaluatie ----------------- **Productevaluatie** is als je kijkt naar het resultaat van iets dat je hebt gemaakt of gedaan. Het gaat erom te zien of het eindproduct goed is en of het aan de verwachtingen voldoet; is het goed? Wat kan beter? Procesevaluatie --------------- **Procesevaluatie** is wanneer je kijkt naar hoe je iets hebt gedaan, niet alleen naar het eindresultaat. Het gaat erom te begrijpen welke stappen je hebt genomen en hoe je dat hebt gedaan. **Wat heb je geleerd?** Wat betekent formatief en summatief ----------------------------------- **Formatief**: Je iets leert en je feedback krijgt terwijl je **aan het leren bent**. Het is als een soort training of oefening, waarbij je kunt zien wat je goed doet en wat je nog beter kunt maken. Het helpt je om te groeien en beter te worden in wat je leert. **Summatief**: dat je iets leert en het resultaat op het **einde bekijkt**. Het is als het maken van een toets of het inleveren van een project. Je kijkt naar wat je hebt bereikt en of je alles goed hebt gedaan. Het UI-model ------------ Het **UI-model** benadrukt het belang van duidelijke leerdoelen. Voorafgaand aan de instructie moeten docenten bepalen wat studenten moeten leren en welke vaardigheden ze moeten ontwikkelen. Om verdieping in betekenisgerichte reflectie te bevorderen, is het ui-model ontwikkeld.\ Als al deze niveaus met elkaar sporen, is er sprake van effectief functioneren 1\. Omgeving: Wat kom je tegen 2\. Gedrag: Wat doe je? 3\. Vaardigheden: Wat kun je? 4\. Overtuigingen: Waar geloof je in? 5\. Identiteit: Hoe zie je jezelf? 6\. Betrokkenheid: Waar doe je het allemaal voor? 7\. De kern, met kernkwaliteiten Reflectiemodel Korthagen ------------------------ Het reflectiemodel van Korthagen helpt je om na te denken over wat je hebt meegemaakt, hoe je je voelde, wat goed ging, wat beter kan, en wat je de volgende keer gaat doen **Ervaring**: Nadenken over iets wat je hebt meegemaakt. Zoals een toets die je gemaakt hebt en denkt na over hoe die ging **Gevoel**: Wat je voelde tijdens een ervaring. **Evaluatie**: Kijken wat er goed en minder goed ging. **Conclusie**: Een conclusie trekken uit een les die je geleerd hebt. Zoals; Je leert dat je de volgende keer meer moet oefenen voor de moeilijkste vragen. **Actie**: Een plan maken voor de volgende keer, zodat je de volgende keer wel goed voorbereid bent op een toets. Je hebt Feed-up, feedback en feedfoward. Wat betekenen ze? ---------------------------------------------------------- Tijdens de **feed-up** fase denkt de leerling na over wat hij gaat doen en maakt hij een plan voor zichzelf. In de **feedback** fase kijkt de leerling terug op hoe het tot nu toe gaat: volgt hij zijn plan en maakt hij vooruitgang? Bij **feedforward** krijgt de leerling advies over de volgende stappen die hij kan zetten. Deze informatie helpt hem om verder te gaan, en wordt vaak gegeven tijdens het feedbackmoment Wat zou het doel zijn van reflecteren? -------------------------------------- Dus reflecteren is als een pauze nemen om te zien hoe je het doet en om beter te worden. **Leren van wat je hebt gedaan**\ Reflecteren betekent dat je nadenkt over iets wat je hebt gedaan. Het helpt je te ontdekken wat goed ging en wat je de volgende keer beter kunt doen. Zo leer je steeds meer! **Beter worden in wat je doet**\ Als je terugkijkt op je werk, kun je zien waar je nog beter in kunt worden. Bijvoorbeeld, als je een moeilijke som maakt en het niet goed ging, kun je nadenken waarom dat zo was en het de volgende keer beter doen. **Trots zijn op wat je hebt bereikt**\ Reflecteren helpt je ook om te zien wat je al goed kunt en waar je trots op mag zijn. Misschien heb je iets gedaan waar je eerst bang voor was, en door na te denken zie je hoe goed je het eigenlijk hebt gedaan. Dat maakt je blij en geeft je vertrouwen voor de volgende keer! Waarom is het van belang om leerdoelen op te stellen? ----------------------------------------------------- Doordat je een leerdoel opstelt krijg je overzicht in wat je zal moeten kunnen na verloop van tijd. 1. Bij een leerdoel vraag je jezelf af om een opbrengt/uitkomst. 2. Uit een leerdoel komt een toetsvraag/opdracht om jezelf te testen. Zo kan je zien of je het onder de knie hebt. 3. Je ontwikkelt jezelf. Leerdoelen helpen je om stap voor stap beter te worden. De drie lesonderdelen van een leraar/instructeur ------------------------------------------------ 1. **Instructie** introduceren van het onderwerp 2. **Kern**/**begeleiden** het onderwerp behandelen en begeleiden 3. **Aflsluiting** Afronden van de les. Kijken of de leerlingen het goed begrijpen Sturingsmethodes ---------------- - **Docent sturing**: De leraar bepaalt alles - **Voorbeeld**: De leraar legt een nieuwe lesstof uit en geeft opdrachten. De leerlingen luisteren en werken volgens de aanwijzingen van de leraar. - **Gedeelde** **sturing**: leraar en leerlingen werken samen - **Voorbeeld**: De leraar vraagt de leerlingen om hun ideeën te delen over een onderwerp, en samen besluiten ze wat ze als volgende willen leren of hoe ze een project gaan aanpakken. - **Leerlingsturing**: De leerlingen bepalen zelf wat ze willen leren en hoe ze dat gaan doen - **Voorbeeld**: Een leerling kiest zelf een onderwerp voor een project en bepaalt zelf hoe hij of zij het gaat uitvoeren, terwijl de leraar beschikbaar is om hulp te geven als dat nodig is.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser