Sociale Beïnvloeding en Cognities PDF
Document Details
Uploaded by PersonalizedSpessartine
SiVi - Sint-Rembert
Tags
Related
- Begrippenlijst Ontwikkelingspsychologie PDF
- Sociale beïnvloeding en cognities - Psychologie Thema 1 Hoofdstuk 1 PDF
- Hoofdstuk 1: Sociale Beïnvloeding en Cognities PDF
- CM - L3 Psychologie Sociale Cognitive (Attraction) PDF
- CM Psychologie Sociale Cognitive (Attraction) - Licence 3 - PDF
- CM - L3 Psychologie Sociale Cognitive (Attraction) PDF
Summary
Dit document gaat over sociale invloeden en cognitie. Het beschrijft het grensgebied tussen psychologie en sociologie en behandelt concepten zoals sociale beïnvloeding, conformiteit en attitudes.
Full Transcript
**Hoofdstuk 1:Sociale Beïnvloeding en cognities** [1. Tussen psychologie en sociologie] *Sociale psychologie*: onderzoeksgebied psychologie/ onderzoeksobject: definitie Allport = Sociale psychologie is wetenschappelijke studie van manier waarop gedachten, gevoelens, handelingen van mensen beïnvlo...
**Hoofdstuk 1:Sociale Beïnvloeding en cognities** [1. Tussen psychologie en sociologie] *Sociale psychologie*: onderzoeksgebied psychologie/ onderzoeksobject: definitie Allport = Sociale psychologie is wetenschappelijke studie van manier waarop gedachten, gevoelens, handelingen van mensen beïnvloed worden door feitelijke, voorgestelde of impliciete aanwezigheid van andere mensen. \- Definitie Allport ontleed: Wetenschappelijke studie: objectiviteit + wetenschappelijke methodes om kennis te verzamelen geen meningen, intuïties,... (subjectiviteit) Beïnvloeding gedachten, gevoelens, gedrag Door aanwezigheid anderen: - Feitelijk: ze zijn erbij - Voorgesteld: handelen alsof anderen erbij zijn maar ze zijn er niet bij. (Bv je ruimt kamer op omdat als je aan mama denkt, dit van jou verwacht wordt ) - Impliciet: onbewuste invloed van anderen. Door opvoeding heb je orde geïnternaliseerd. Je denkt dus niet actief aan een persoon die er niet is. = Grensgebied psychologie - sociologie Samengevat: Psychologie Sociale psychologie sociologie --------------------------------- ----------------------------------- ----------------------------------- ---------------------------------------- studieobject Individueel gedrag groepsgedrag Fenomenen die in samenleving voortdoen Wat ligt aan basis van fenomeen Mentale processen van een persoon Sociale interacties tussen mensen Waarden en normen van maatschappij [2. Sociale Beïnvloeding ] Automatische beïnvloeding: snel, zonder bewuste aandacht, moeilijk te onderbreken = ook bij dieren, begint 72 uur na geboorte imiteert baby menselijke gebaren kameleoneffect: gedrag waarbij mensen imiteren zonder dat we ons daar bewust van zijn [2.1 bewuste sociale beïnvloeding: continuüm] Dagelijks: komen met anderen in contact, mate van beïnvloeding ons gedrag verschilt - Verschillende manieren om reageren op bewuste sociale beïnvloeding - Voorstelling reactievormen: continuüm naargelang de uitgeoefende druk [2.2 conformiteit:] vorm van toegeven waarbij je aan groepsnormen zal aanpassen, past gedrag, gedachten en gevoelens aan groepsnormen \- *experiment van Sherif*: autokinestisch effect is volstrekte duisternis heeft men geen referentiepunt. Hierdoor lijkt het dat een stilstaand lichtpuntje beweegt. ![](media/image2.png)*Voorbeeldoefening* - Controleconditie -- start van het experiment: Proefpersoon is alleen en beoordeelt de afstand, 30\*? Ontstaan van persoonlijke norm - Experimentele conditie 1 -- kort na controleconditie: Proefpersoon en twee andere proefpersonen Schatting maken, luidop. Persoonlijke normen wijken af. Ontstaan van een groepsnorm - Experimentele conditie 2 -- weken na experimentele conditie 1: Proefpersoon beoordeelt alleen Verkiest de groepsnorm = de proefpersoon verkiest om te conformeren ipv vast te houden aan het persoonlijk oordeel, zelfs weken nadien en als er geen personen bij zijn*[.]* Verklaringen: informationele beïnvloeding: beïnvloeding door gedrag van anderen omdat we het als goede bron van informatie zien om te beoordelen of onze persoonlijke norm correct is. \- Experiment van Asch ( vervolgexperiment op Sherif) Welk lijnstuk even groot als linkerlijnstuk? *Voorbeeldoefening* - Controlegroep: proefpersoon is alleen er worden nauwelijks fouten gemaakt - Experimentele conditie: Volgorde antwoorden: enkele acteurs -- proefpersoon -- 1 acteur Acteurs antwoorden tweemaal juist, daarna 12/16 beurten fout. Doen dit zelfverzekerd. Proefpersonen geven veel vaker het foute antwoord (75% vd proefpersonen conformeerden minstens 1 keer/Minder dan 25% gaf altijd het juiste antwoord) Verklaringen: - normatieve invloed: beinvloeding door gedrag van anderen omdat we niet willen afwijken van norm. \- publieke conformiteit: niet aanvaarden van het standpunt van de groep, toch oppervlakkige aanpassingen van je gedrag/ Publieke conformiteit: Oppervlakkige gedragsverandering veroorzaakt door reële of vermeende groepsdruk zonder dat er overeenkomstige meningsveranderingen optreedt - Experiment Ash vele malen gerepliceerd; recentere studies met andere opdrachten gelijkaardige resultaten, jongeren zijn minder conformistisch - Kritiek: onbeduinde taak onverschilligheid: spanning deelnemers - herhaling met taak die niet onbenullig is: basis schokexperimenten [2.3 Inwilliging :] instemmen met verzoeken (expliciete vragen) van anderen In meegaan verzoek inwilligen / niet in meegaan assertiviteit - Beïnvloedingstechnieken: vormen van manipulatie 1. Voet-tussen-de-deur-: klein verzoek gevolgd door eigenlijke vraag=(zelf) consistentie 2. Deur-in het --gezicht: groot verzoek gevolgd door eigenlijke vraag= wederkerigheid 3. Zodra-de-bal-aan-het-rollen-is: te lage inspanning gevolgd door eigenlijke prijs= (zelf) consistentie 4. Dat-is-nog-niet-alles-techniek: te hoge inspanning gevolgd door eigenlijke prijs = wederkerigheid [2.4 gehoorzaamheid] grootste vorm toegeven: gehoorzamen aan autoriteit \- grotere druk dan bij inwilligen/ verzoek is een bevel/ verwacht dat je loyaal bent aan opdrachtgever -Experiment van Milgram: schokexperiment ( experiment kunnen uitleggen) Blinde gehoorzaamheid: neiging om bevelen of instructies van autoriteit zonder na te denken op te volgen, ongeachte de gevolgen - Verklaarde dit door sociale omstandigheden - 1^ste^ mogelijkheid: Agentic shift: neiging om verantwoordelijkheid voor eigen acties af te schuiven waardoor we onszelf enkel als uitvoerder zien - Hier wordt de verantwoordelijkheid afgeschoven op de projectbegeleider - Proefpersonen voelen zich slecht maar zagen geen andere uitweg dan de autoriteit te volgen 2de mogelijkheid gehoorzalen: demand compliance: neiging van proefpersonen om te proberen te voldoen aan de verwachtingen van de onderzoekers *\*Kritiek Experimenten Milgram* - ethisch : proefpersonen worden voorgelogen/ emotioneel leed bij proefpersoon tijdens en nadien - wetenschappelijk: onnauwkeurigheid in verzamelen gegevens/ bewust info weglaten/ veralgemening van resultaten/ resultaten die passen bij confirmatiebias,.. [2.5 weerstand bieden aan beïnvloeding:] Weerbaar opstellen tegen ongewenste invloeden buitenaf, lukt door ervan bewust te zijn dat men jou wil beïnvloeden. - Manieren om weerstand te bieden: - bewust zijn dat heel snel aangeboden boodschappen ons ook beïnvloeden - attitudevaccinatie: Attitude is houding, denkbeeld, opvattingen die je hebt van bepaald onderwerp/ Info tegen onze attitudes ingaat Neiging om weerstand te bieden via strategieën: Argumenten die onze attitude ondersteunen, Bron in vraag stellen - psychologische reactantie: Informatie dat iemand onze attitudes wil veranderen werkt motiverend om je te verzetten tegen de beïnvloeding wekt onplezierige emotionele toestand op, hangt samen met beknotting ind vrijheid (vb verboden vruchten: wannneer kind iets niet mag heeft het meer interesse om wel te doen \- Bewust zijn van invloed heel snel aangeboden boodschappen: - doel van de beïnvloeders is dat je deze prikkels passief ondergaat - geeft na herhaalde keren een vertrouwd/positief gevoel= deze prikkels verkiezen - Effect kan verspreiden over anderen, gespreksonderwerp binnen een groep - Voorwaarde: attitude waarop behandeling gericht is, wordt als voldoende belangrijk ervaren. (bv Experiment van Compton en Pfau) [2.5.1 onafhankelijkheid:] manier van weerstand bieden aan groep waarbij individu los van de groepsnormen handelt zoas Darwin, Jeanne d'Arc,.. \- Onafhankelijke positie innemen \ conformeren Maar groepsdruk weerstaan niet gemakkelijk: Straf, Uitsluiting \- Manieren om invloed te hebben op meerderheidsgroep: Conversion theory, Eigenzinnigheidskrediet Conversion theory ( Moscovici) invloed minderheid op meerderhied - Stelt dat alle groepsleden invloed kunnen uit uitoefenen, beïnvloed kunnen worden 1. Consistente boodschap Boodschap blijft dezelfde, is samenhangend geheel (zonder contradicties) 2. Inzet Alles voor overhebben om standpunt verdedigen, Zelf geloven wat verkondigt: dus niet voor eigenbelang 3. Autonomie Persoonlijke mening, niet Invloed van anderen Eigenzinnigheidskrediet (Hollander) - Eerste groepsnormen volgen ( soort krediet opbouwen) - Later: machtspositie verwerven, normen overtreden, normen wijzigen - Vb. Elon Musk, muziekwereld bijvoorbeeld The Beatles Proces naar top: lange adem - Zo vaak conformeren groepsnorm dat er weinig overblijft van de persoonlijke norm Macht: verslavend: Oorspronkelijk een middel om veranderingen door te voeren word doel op zich (Want macht komt met prestige, geld,..., pers normen overboord) [2.5.2 Assertiviteit]: op verzoek van andere kunnen we assertief reageren = gedrag waarbij zelfverzekerd zijn in omgang met anderen, opkomen voor onszelf en ander met respect behandelen. 1. Assertief gedrag (enigste wenselijke reactie): maakt gebruik van ik-boodschap, formuleert behoeften 2. Subassertief gedrag: gedrag waarbij onszelf wegcijferen, belangen ander belangrijker dan eigen belangen- geen weerstand bieden 3. Aggresief gedrag: gedrag waarbij eigen belangen nastreven zonder rekening te houden met iemand anders gedrag- jij boodschap 4. ![](media/image4.png)Evasief gedrag: gedrag waarbij we uitvluchten zoeken om geen contact met andere te hoeven hebben -- evacueren [2.5.3 Trotseren:] sterke vorm van weerstand bieden = gedrag waarbij individu bewust, openlijk tegen sociale normen, verwachtingen of autoriteit ingaat Hollander: onderzoek trotseren proefpersonen experiment Milgram, Drie tactieken: 1. Proefpersoon praat tegen leerling 2. Proefpersoon spreekt proefleider aan op verantwoordelijkheid 3. Proefpersoon weigert om verder te gaan = Proefpersonen voelen empathie voor leerlingen en gaan daarom communiceren, confronteren en zich verzetten. = Alle proefpersonen gebruikten de tactieken. Proefpersonen die eerder stopten in het experiment, pasten de tactieken meer toe. **3. Sociale cognities** = studie van de mentale processen die sociaal gedrag bepalen - Vooral benaderd vanuit cognitieve psychologie: verklaring gedrag door mentale processen ook sociaal gedrag bestuderen \- cognitieve psychologie: wetenschappelijke studie van mentale functies Onderzoeksobject: menselijk denken (vb. aandacht, geheugen) **3.1 Covariatiemodel van attributies** Causale attributies: denkprocessen waarbij je op zoek gaat naar verklaringen voor geobserveerd gedrag snel oorzaken verklaring andermans gedrag \- Onderzoek van **Heider** maakt onderscheid tussen interne en externe attributies: vb. bravo duwt warre verklaring gedrag Warre Interne attributie: Warre is onhandig, pestkop Externe attributie: spelen tikkertje, reageert terug op Bravo - Fundamentele attributiefout: denkfout waarbij we succes te veel aan externe factoren hangen en mislukkelingen te veel aan interne factoren hangen \- ontwikkeld door **Kelley**: onderzoek hoe we tot interne of externe attributies komen covariatiemodel is gebaseerd op Covariatieprincipe Covariatieprincipe: gedrag verklaren door te kijken naar - Welke factor aanwezig is als gedrag zich voordoet - Welke factor afwezig als het gedrag afwezig is - Vb. als ouder in buurt thuis, gebruik hij beleefde taal en onder vrienden, straattaal impact ouders 3 afwegingen bij covariatiepincipe: - Kenmerkendheid : gedraagt persoon zich enkel zo in deze situatie of ook in andere? - Consistentie: gedraagt persoon zich enkel op dit moment zo of ook op andere tijdstippen? - Consensus: gedraagt alleen persoon zich zo of doen anderen het ook - Antwoord op deze vragen bepaalt welke attributie (intern/extern) we maken covariatiemodel +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | INTERN | EXTERN | EXTERN | +=======================+=======================+=======================+ | **Persoonsattributie* | **Stimulusattributie* | **Omstandigheidsattri | | *: | *: | butie**: | | oorzaak wordt in | oorzaak gezocht in | oorzaak gezocht in | | persoon die gedrag | stimulus tegenover | situatie, | | vertoont gezocht | wie gedrag vertoond | omstandigheden | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Consistentie is hoog | Consistentie, | Consistentie laag | | | consensus en | | | Kenmerkendheid + | Kenmerkendheid hoog | Andere twee maken | | consensus laag | | niet uit | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Vb. stiptheid als | Vb. camping Kitsch | Vb. oom is overleden | | persoonlijkheid trek | | | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ **3.2 ontstaan van attitudes** \- attitude: iemands algemene houding ten opzichte van bepaald object (persoon, voorwerp, idee) - Men gaat ervan uit dat attitude belangrijke rol speelt hoe we ons gedragen tegenover object - Extern gedrag: acties die je doet t.o.v. object - Intern gedrag: gedachten en gevoelens t.o.v. object Vb. : positieve attitude tegenover sport - Intern gedrag: gedachte: sport is gezond/ emotie: blijdschap, leuk - Extern gedrag: sporten een of meerdere keren per week - Heel veel onderzoek hiernaar (bv. Vooroordelen en discriminatie/ waarom aantrekking tegenover bepaalde mensen) - Bepaalde attitudes zijn aangeboren (bv. Attitude tot groep te willen horen) - Rol van persoonlijkheidstrekken - Meeste attitudes aangeleerd via ervaring (soms beredeneerde afwegingen/ meestal niet bewust) - Verschillende processen leiden tot vorming van attributies **3.2.1 conditionering** attitudes gevormd door leerprocedures zoals klassieke en operante conditionering 1. *Evaluatieve conditionering (vorm van klassieke conditionering)* +/- prikkel regelmatig aanbieden met andere prikkel - Overzetten + of -- attitude t.o.v. eerste prikkel op andere prikkel vaak gebruikt in reclame - algemene houding tegenover object wordt dezelfde als bij eerste prikkel 2. Operante conditionering Optreden van gedragsverandering doordat gedrag gevolgd wordt door positief of negatief gevolg (S-R-C- schema) - Vb. je gebruikt milieuvriendelijkere shampoobars en krijgt bewondering van vriendenkring **3.2.2 Sociaal leren** **Bandura**: sociale leertheorie we leren gedrag door modellen te observeren en te imiteren, ook attitudes kan je leren door observatie en imitatie \- Wat is invloed van massamedia op attitudes van kinderen: = veel onderzoek gebeurd: agressie, middelengebruik, genderstereotiep gedrag. Positief verband tussen aantal films waarin hoofdpersonage rookt en attitude/ rookgedrag van jongeren **3.2.3 Sociale vergelijking** \- **Festinger**: stelde sociale vergelijkingstheorie op: aftoetsen van ons gedrag en attitudes aan anderen doel: uitzoeken of we goed bezig zijn of niet \- mens neiging om zich met anderen te vergelijken - Kennis: kan objectief (vraag is juist of fout) - Vaardigheden: kan redelijk objectief ( aantal keer geknipt naast het lijntje) - Attitudes ( enkel de anderen over) Met wie vergelijken we ons? \- similariteitstendens volgens Festingener: vergelijking met mensen die op ons lijken en zo dicht bij ons staan, dit is zo voor vaardigheden en attitudes 2 similariteitstendenzen: opwaartse en neerwaartse vergelijkingstendens 1. Opwaartse vergelijkingstendens: Vergelijking met anderen die net iets beter zijn - Typisch in Westerse culturen waarin prestatiemotivatie een belangrijke waarde is - Voordelen: vergelijken met iemand die beter is, kan je motiveren om te oefenen - Nadelen: Negatieve invloed op ons zelfbeeld, ( meest bij vrouwen) 2. Neerwaartse vergelijkingstendens: vergelijking van jezelf met anderen die minder goed zijn dan jezelf - Voordelen: boost van zelfbeeld keuze: hangt af van doel (bewust of onbewust) - Meestal vergelijken met vergelijkbare mensen (leeftijd, type job, geslacht...) - Zelfbeeld opkrikken: keuze voor neerwaartse - Prestatie neerzetten/uitdaging aangaan: keuze voor opwaartse \- Uitzonderingen op keuze: sommige mensen kiezen bijna altijd voor opwaartse vergelijkingstendens Gevolgen: Negatief zelfbeeld, depressie, angstproblematieken,... **3.2.4 Mere exposure effect** **Zajonc**: herhaalde blootstelling stimulus leidt tot positievere attitude (bv. Begin van de mode versus midden van de mode) \- grenzen van mere exposure effect - Weinig of geen effect bij subliminale aanbieding - Plafondeffect: te vaak zien van een bepaalde prikkel, raken het beu, negatievere attitude ( bv. Populariteit schermgezichten/politici gemonitord) - Aard prikkel: indien prikkel bij eerste blootstelling een negatieve indruk maakt, zal dit door herhaalde blootstelling nog negatiever worden - Beste werking neutrale of licht positieve prikkels (bv. Gammaspot is overblijfsel van populair humorprogramma en had dus een positieve start) **3.3 Strategieën om attitudes te beïnvloeden** **Kahneman:** twee denksystemen: gebeurd ook in sociale situaties!! Vb. we ontmoeten iemand nieuw: meteen schiet systeem 1 in gang (vooroordelen), activeren systeem 2 moet bewust gebeuren +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Systeem 1-denken | Systeem 2-denken | | | | | - Snel situatie inschatten | - Trager | | | | | - Snel besluiten trekken | - Kost meer inspanning | | | | | - Handig gevaarlijke situaties | - Logische redeneringen | | | opbouwen | | - Grotere kans op fouten | | | | - \+ controle van eigen | | | gedachtegang | | | | | - Perifere route | - Grotere kans juiste | | | conclusies | | | | | | | | | | | | - Centrale route | +-----------------------------------+-----------------------------------+ \- Effecten van verbale boodschappen op attitudes +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Perifere overredingsroute | Centrale overredingsroute | | | | | - Snel + oppervlakkig info | - Actiever + bewuster info | | verwerken | verwerken | | | | | - Onvolledige concentratie | - Belang inhoud + kwaliteit | | | argumenten | | - Laten sneller leiden door | | | emoties | - vraagt veel inspanning + doen | | | enkel als onderwerp | | - Attitudes zijn minder | belangrijk vinden | | standvast | | | | Standvastigere attitudes | | Le Bon: boodschap voldoende | | | herhalen ,zonder bewijs en | Minder vatbaar nieuwe informatie | | aansporing om na te denken = | | | beste manier publiek te | | | overtuigen | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ *Het elaboration likelihood model* **Petty en Cacioppo:** Voorspelling gebruik centrale of perifere route - Likelihood: waarschijnlijkheid - Elaboration: dat persoon grondig zal nadenken Attitudeverandering hangt af van de combinatie (Zender, Boodschap en Ontvanger: betrokkenheid + motivatie) = Hoge motivatie: centrale route/ Lage motivatie: perifere route \- Kritiek theorie Kahneman + elaboration likelihood model: simplistische voorstelling menselijk denken vaak gebruikt want eenvoudig toe te passen \- Elaboration likelihood: invloed 3 factoren op attitudeverandering - Zender: wie probeert je te overtuigen? - Boodschap: waarvan probeert men je te overtuigen? - Ontvanger: wie is degene die men probeert te overtuigen? **3.3.2 Zender** Groot belang van twee kenmerken: 1. Geloofwaardigheid (Deskundigheid en Vertrouwen) 2. Aantrekkelijkheid( Fysieke aantrekkelijkheid, Gelijkheid zender -- ontvanger) **3.3.3 Boodschap** -inspelen negatieve emoties - (Niet te veel) angst aanjagen - Doelen doelgroep - Ook positieve informatie geven -- vermijden van gevoel van hulpeloosheid -Inzetten positieve emoties (Blijdschap, tevredenheid triggeren) - Goede stemming meer beïnvloedbaar om attitudes te veranderen - Good mood effect: Goed gevoel (Bv. toedienen aangename prikkels zoals gratis eten, humor, aangename muziek,...) **3.3.4 Ontvanger** \- kenmerken van ontvanger die invloed hebben op attitudeverandering is mate van betrokkenheid of motivatie (hoge betrokkenheid: centrale overredingsroute) - Voorafgaande attitude: Heeft de ontvanger al een attitude of niet? Geen mening: makkelijker te overtuigen Makkelijker te overtuigen indien lichte afwijking boodschap - Leeftijd: middenvolwassenen moeilijk - Zelfwaardering: Mensen gemiddeld: meest vatbaar voor beïnvloeding Lage zelfwaardering: vastklampen overtuigingen uit onzekerheid Hoge zelfwaardering: overtuigd van hun eigen gelijk - persoonlijkheid +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Behoefte aan afsluiting: mate | Behoefte aan cognitie: mate | | waarin iemand nood heeft aan | waarin iemand graag nadenkt over | | definitief antwoord bij | problemen, oplossingen bedenken | | onduidelijke en ambivalente | en moeilijke opdrachten verkiest | | informatie | boven gemakkelijke | | | | | Hoge need for closure: | Hoge need for cognition: | | | | | - Verlangen naar duidelijkheid | - Maakt makkelijker gebruik van | | | centrale overredingsroute | | - Wensen snel mening te vormen | | | (seizing) | | | | | | - Houden aan overtuiging vast | | | (freezing) | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **3.4 Theory of planned behavior** onderzoek verband attitude + gedrag: attitudes leiden niet rechtstreeks tot gedrag Vb. gezondheid belangrijk vinden (attitude) en iedere dag chips eten (gedrag) \- **Ajzen** en **Fishbein**: attitudes leiden niet rechtstreeks tot gedrag, soms wel tot intentie (= voornemen op bepaald gedrag te stellen) Vb. Gezondheid belangrijk vinden (attitude) en iedere dag chips eten (gedrag). Wel de intentie hebben om chipsconsumptie te verminderen. \- 3 factoren hebben invloed op intentie: 1. Attitudes: evaluatieve houding: hoe specifieker attitude, hoe meer invloed op gedrag vb. gezond leefmilieu algemene attitude/ dagdagelijkse uitstoot laag mogelijk houden is specifieker kans groter dat men actie onderneemt 2. Subjectieve normen: invloed sociale omgeving: hoe denkt mijn omgeving over het onderwerp 3. Waargenomen gedragscontrole: ben ik in staat om gewenst gedrag goed uit te voeren? Vb: ik werk op 1,5 km van huis tegenover ik werk 50 km van huis en dagdagelijkse uitstoot zo laag mogelijk houden. - ![](media/image6.png)Mogelijks rechtstreekse invloed gedrag (vb. je kan voornemen hebben om met bus naar werk te gaan maar als bussen niet rijden, lukt dit niet \- uitbreiding tot **reasoned action approach** (toevoegingen) 1. Achtergrondfactoren: kenmerken van persoon, pers ervaringen, sociaal milieu bepalen mee overtuiging van persoon 2. Extra aandacht voor overtuigingen: attitude, subjectieve normen, gedragscontrole beïnvloeden 3. Feedback vanuit gedrag naar overtuigingen: lukt het om een week meer de auto te laten staan, zal dit waargenomen gedragscontrole versterken - Theory of planned behavior vaak gebruikt in preventiecampagnes want informeren alleen leidt onvoldoende tot aanpassing gedrag **3.5 Cognitieve dissonantietheorie** \- Attitudes: beïnvloeden (onrechtstreeks) je gedrag EN door bepaald gedrag te stellen worden onze attitudes beïnvloedt \- **Festinger**: **cognitieve dissonantietheorie**: streven van nature naar evenwichtssituatie: overtuigingen stemmen overeen met ons gedrag ( Vb. vindt milieu belangrijk (overtuiging), je probeert zo weinig mogelijk plastic te verbruiken. Je koopt een shampoobar ipv plastieken fles shampoo.) \- Maar soms zijn we inconsistent: geen match tussen overtuiging en gedrag (vb. Je vindt conditionerbar niet goed. Je koopt conditioner in een plastieken fles, geeft onaangenaam gevoel. = c**ognitieve dissonantie**: de onaangename spanning die iemand ervaart bij het handelen dat in strijd is met de eigen overtuiging. \- Cognitieve dissonantie oplossen zodat er weer een evenwicht is: 1. Gedrag aanpassen (Vb. toch conditionerbar aankopen ook al vind je deze minder goed) 2. Attitude aanpassen (Milieu minder belangrijk vinden, comfort voorop plaatsen) 3. Bijkomende overtuigingen toevoegen aan attitude zodat deze beter overeenstemt met gedrag (Imperfectly perfect: af en toe zondigen mag) 2. **Omgaan met cognitieve dissonantie** Zoektocht naar cognitieve consonatie attitude aanpassen, bijkomende cognities, gedrag aanpassen) Maar: hardnekkige gewoontes aanpassen is niet eenvoudig - Bij cognitieve dissonantie en hardnekkige gewoontes, veranderen meestal onze attitudes of sturen we deze bij (Logische redenering is ondergeschikt aan behoefte om evenwicht te herstellen) \- strategieën om attitudes te veranderen of bij te sturen: 1. selectieve blootstelling: richten ons op die info die overeenstemt met onze overtuigingen en attitudes/ Info die tegenspreekt, vermijden we Vb. klimaatontkenners: vroeger waren er ook overstromingen en veel regenval, negeert even informatie dat gemiddelde dagtemperatuur deze zomer sneuveld =\> geen dissonantie ervaren 2. mentale herschikking: info interpreteren zodat ze in overeenstemming komt met onze attitudes, en belangen - *Tegenstrijdige informatie minimaliseren*: dierenleed en klimaatverandering miljarden mensen eten vlees, wat voor verschil zou het geven als ik stop - *Attitude bijsturen door toevoeging extra overtuigingen:* - *Perceptie eigen gedrag bijsturen:* - *Belang bepaalde overtuigingen herbekijken:* **3.5.3 Toepassingen** \- Onderzoek naar de rol van cognitieve dissonantie in dagelijks leven: Dissonantiereductie na het maken van een keuze/ na het instemmen met een verzoek/ na het leveren van inspanningen/ Reclamewereld *\*Dissonantiereductie na het maken van een keuze* Wat kies ik op restaurant, op reis naar daar of daar? keuzestress is vorm van cognitieve dissonantie: je kiest iets NIET dat je toch leuk vindt dissonantie opgelost: - neiging om gekozen optie meer te waarderen zodra keuze gemaakt is (voordelen belangrijker vinden, minmunten minimaliseren - Niet-gekozen optie waarderen we net minder (voordelen minimaliseren, minpunten maximaliseren) *\*dissonantiereductie na instemmen met een verzoek* (grote) druk uitoefenen op iemands attitude te veranderen werkt niet goed (vb. te snel rijden en partner die zeurt om snelheidslimieten op te volgen veranderen attitude niet Indien druk kleiner en minder opvallend is, is er meer kans op succes (vb. ploggen tijdens LO doet kans vergroten dat attitude verandert naar natuur proper houden) Belang vriendelijke aanpak \ bevelende toon gevoel gedrag uit eigen beweging doen, leidt tot dissonantie en tot aanpassen attitude/ gedrag in openbaar laten uitvoeren (zonder dwang) *\*dissonantiereductie na leveren van inspanningen* Hoe meer inspanning des te belangrijker het soms lijkt (Vb. Uitzicht op bergtop vind je mooier als je ernaar toe wandelde dan via kabelbaan) Maar soms lever je grote inspanning en volgt er matige waardering - Neiging aanpassing attitude in overeenstemming inspanning: gaan activiteit meer appreciëren *\*Toepassing in reclamewereld* Pepsi-Cola en Messi: Cognitieve dissonantie= frisdrank is ongezond -- sportman drinkt het =\> Pepsi kan niet zoveel kwaad als een van de beste voetballers het drinkt