Sociale Psychologie en Beïnvloeding
42 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende gedragingen is het beste voorbeeld van assertief gedrag?

  • Jou mening opleggen aan anderen
  • Heldere communicatie van je eigen behoeften met respect (correct)
  • Iemand negeren in een groep
  • Een verzoek zonder uitleg afwijzen

Aggressief gedrag houdt rekening met de belangen van anderen.

False (B)

Wat is de kern van het covariatiemodel van attributies?

Het zoeken naar verklaringen voor geobserveerd gedrag door middel van interne en externe attributies.

Het _______________ principe beschrijft hoe mensen de oorzaken van andermans gedrag interpreteren.

<p>attributie</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende gedragingen aan hun beschrijving:

<p>Subassertief gedrag = Je eigen belangen op de achtergrond stellen Evasief gedrag = Uitvluchten zoeken om contact te vermijden Trotseren = Weerstand bieden tegen sociale normen Aggressief gedrag = Eigen belangen nastreven zonder rekening te houden met anderen</p> Signup and view all the answers

Wat is een attitude?

<p>Iemand zijn algemene houding ten opzichte van een bepaald object (C)</p> Signup and view all the answers

Attitudes worden alleen aangeleerd en zijn nooit aangeboren.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Geef een voorbeeld van intern gedrag dat voortkomt uit een positieve attitude.

<p>Voelen van blijdschap of het idee dat sport gezond is.</p> Signup and view all the answers

In de sociaal leertheorie van Bandura leren we gedrag door ________ en ________.

<p>observeren, imiteren</p> Signup and view all the answers

Wat is evaluatieve conditionering?

<p>De regelmatige aanbieding van een prikkel samen met een andere prikkel (A)</p> Signup and view all the answers

Match de volgende termen met hun betekenis:

<p>Attitude = Algemene houding ten opzichte van een object Klassieke conditionering = Associëren van een neutrale prikkel met een onvoorwaardelijke prikkel Operante conditionering = Gedrag gevolgd door een gevolg Sociaal leren = Leren door observatie en imitatie</p> Signup and view all the answers

Operante conditionering kan leiden tot gedragsverandering op basis van positieve of negatieve gevolgen.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Wat beïnvloedt de intentie om bepaald gedrag te vertonen volgens Ajzen en Fishbein?

<p>Attitudes, subjectieve normen en waargenomen gedragscontrole (B)</p> Signup and view all the answers

Als iemand vindt dat gezondheid belangrijk is, heeft die persoon altijd de intentie om gezonder te leven.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Noem de drie factoren die invloed hebben op de intentie volgens de Theory of Planned Behavior.

<p>Attitudes, subjectieve normen en waargenomen gedragscontrole.</p> Signup and view all the answers

Cognitieve dissonantie verwijst naar de onaangename spanning die iemand ervaart bij het handelen dat in strijd is met zijn of haar __________.

<p>overtuiging</p> Signup and view all the answers

Wat is de kern van de cognitieve dissonantietheorie van Festinger?

<p>De strijd tussen overtuiging en gedrag (B)</p> Signup and view all the answers

Koppel de term aan de juiste beschrijving:

<p>Attitudes = Evaluatieve houding ten opzichte van gedrag Subjectieve normen = Invloed van de sociale omgeving Waargenomen gedragscontrole = Perceptie van eigen mogelijkheden Cognitieve dissonantie = Spanning tussen overtuiging en gedrag</p> Signup and view all the answers

Een persoon met een positieve attitude ten opzichte van gezonde voeding zal altijd gezond eten.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Als je vindt dat de affiche over milieuvriendelijk gedrag je overtuigingen versterkt, dan beïnvloedt het je __________.

<p>waargenomen gedragscontrole</p> Signup and view all the answers

Wat heeft een rechtstreekse invloed op gedrag volgens het voorbeeld van busgebruik?

<p>De beschikbaarheid van het openbaar vervoer.</p> Signup and view all the answers

Welke factor speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van attitudes?

<p>Persoonlijke ervaringen (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen systeem 1- en systeem 2-denken?

<p>Systeem 1 is sneller, systeem 2 is logischer. (C)</p> Signup and view all the answers

De perifere route vereist een hogere betrokkenheid van de ontvanger dan de centrale route.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Noem een voordeel van het systeem 1-denken.

<p>Snelheid in besluitvorming.</p> Signup and view all the answers

De __________ overredingsroute vraagt veel inspanning en leidt tot standvastigere attitudes.

<p>centrale</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende termen aan hun juiste beschrijving:

<p>Systeem 1 = Snel en vaak onbewust denken Systeem 2 = Langzaam en bewust nadenken Perifere route = Oppervlakkige verwerking van informatie Centrale route = Grondige verwerking van argumenten</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van de centrale overredingsroute?

<p>Meer standvastige attitudes. (C)</p> Signup and view all the answers

Kahneman stelt dat systeem 1 vaker fouten maakt dan systeem 2.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Welke drie factoren beïnvloeden de attitudeverandering volgens het elaboration likelihood model?

<p>Zender, boodschap en ontvanger.</p> Signup and view all the answers

Hoge motivatie leidt tot de __________ route, terwijl lage motivatie leidt tot de perifere route.

<p>centrale</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende beïnvloeders van attitudeverandering aan hun beschrijvingen:

<p>Zender = Degene die de boodschap overbrengt Boodschap = De inhoud die overgebracht wordt Ontvanger = Degene die de boodschap ontvangt en verwerkt Motivatie = De bereidheid om na te denken over de boodschap</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende kenmerken van de zender is het belangrijkst voor overtuiging?

<p>Gelijkheid tussen zender en ontvanger (B), Deskundigheid (C)</p> Signup and view all the answers

Een hoge zelfwaardering maakt mensen minder vatbaar voor beïnvloeding.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van een goede stemming op de beïnvloedbaarheid van een ontvanger?

<p>Een goede stemming maakt de ontvanger meer beïnvloedbaar.</p> Signup and view all the answers

De mate waarin iemand een definitief antwoord nodig heeft bij onduidelijke informatie heet __________.

<p>behoefte aan afsluiting</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende kenmerken van de ontvanger aan hun invloed op attitudeverandering:

<p>Hoge betrokkenheid = Centrale overredingsroute Laag zelfwaardering = Vastklampen overtuigingen Behoefte aan samenhang = Moeite met onduidelijkheid Hoge behoefte aan cognitie = Diep nadenken over issues</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van het gebruik van negatieve emoties in een boodschap?

<p>Het kan zorgen voor een gevoel van hulpeloosheid. (A), Het kan angst aanjagen, wat leidt tot minder receptiviteit. (D)</p> Signup and view all the answers

De theory of planned behavior stelt dat attitudes altijd leiden tot gedrag.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een veelvoorkomende misvatting over causale attributies?

<p>Mensen denken vaak dat attributies objectief zijn, terwijl ze subjectief kunnen zijn.</p> Signup and view all the answers

Mensen met een __________ zijn vaak moeilijk te overtuigen vanwege hun zekerheid in hun overtuigingen.

<p>hoge zelfwaardering</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende invloeden op gedrag aan hun beschrijvingen:

<p>Invloed van persoonlijkheid = Het hangt af van de zelfwaardering en motivatie van de ontvanger. Covariatieprincipe = Hoe verschillende factoren samenhangen in gedrag. Fundamentele attributiefout = De tendens om andermans gedrag te verklaren door persoonlijke factoren. Ontstaan van attituden = Het proces waardoor mensen overtuigingen ontwikkelen over een onderwerp.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Attitude

Iemands algemene houding ten opzichte van een persoon, voorwerp of idee.

Evaluatieve conditionering

Een vorm van klassieke conditionering waarbij een positieve of negatieve attitude over iets aan een ander object gekoppeld wordt.

Operante conditionering

Een leerproces waarbij gedrag verandert door positieve of negatieve gevolgen.

Sociaal leren

Leren door modellen te observeren en te imiteren, inclusief attitudes.

Signup and view all the flashcards

Persoonlijkheidstrekken

Eigenschappen die iemands gedrag en manier van denken beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Attitude vorming

De manier waarop attitudes ontstaan, vaak via ervaringen.

Signup and view all the flashcards

Extern gedrag

Acties die je uitvoert betreffende een object.

Signup and view all the flashcards

Intern gedrag

Gedachten en gevoelens met betrekking tot een object.

Signup and view all the flashcards

Geloofwaardigheid van zender

De mate waarin de ontvanger de zender beschouwt als deskundig en betrouwbaar.

Signup and view all the flashcards

Aantrekkelijkheid van zender

De mate waarin de ontvanger de zender aantrekkelijk vindt, gebaseerd op fysieke aantrekkelijkheid of gelijkenis met de ontvanger.

Signup and view all the flashcards

Negatieve emoties bij overreding

Het gebruik van angst of andere negatieve gevoelens om de attitude van de ontvanger te veranderen, maar niet te veel.

Signup and view all the flashcards

Doelen van doelgroep

Het begrijpen van de behoeften en doelen van de ontvanger om effectief te kunnen overtuigen.

Signup and view all the flashcards

Positieve emoties bij overreding

Het gebruik van positieve emoties zoals blijdschap en tevredenheid om de attitude van een ontvanger te veranderen.

Signup and view all the flashcards

Good mood effect

Het effect waarbij een goede stemming de vatbaarheid voor attitudeverandering vergroot.

Signup and view all the flashcards

Betrokkenheid van ontvanger

De motivatie van de ontvanger om na te denken over de boodschap. Hoge betrokkenheid leidt tot centrale overredingsroute.

Signup and view all the flashcards

Voorafgaande attitude

De reeds bestaande houding of mening van de ontvanger ten opzichte van een onderwerp.

Signup and view all the flashcards

Need for closure

De behoefte van iemand aan duidelijke antwoorden en afsluitingen.

Signup and view all the flashcards

Need for cognition

De mate waarin iemand graag nadenkt over problemen en oplossingen.

Signup and view all the flashcards

Machtsverslaving

Het oorspronkelijke doel van macht, verandering teweegbrengen, wordt overschaduwd door de lust naar macht zelf. Macht wordt dan een doel op zich vanwege het prestige, geld en de mogelijkheid om sociale normen te negeren.

Signup and view all the flashcards

Assertief gedrag

Gedrag waarbij je zelfverzekerd bent in contact met anderen, opkomt voor jezelf en de ander met respect behandelt. Het maakt gebruik van ik-boodschappen en formuleert behoeften.

Signup and view all the flashcards

Subassertief gedrag

Gedrag waarbij je jezelf wegcijfert en de belangen van anderen belangrijker vindt dan je eigen belangen. Je biedt geen weerstand.

Signup and view all the flashcards

Aggressief gedrag

Gedrag waarbij je eigen belangen nastreeft zonder rekening te houden met de ander. Je gebruikt 'jij'-boodschappen.

Signup and view all the flashcards

Evasief gedrag

Gedrag waarbij je uitvluchten zoekt om geen contact te hoeven hebben met anderen. Je probeert te ontsnappen aan de situatie.

Signup and view all the flashcards

Intentie

Het voornemen om een bepaald gedrag te stellen, bijvoorbeeld om chipsconsumptie te verminderen.

Signup and view all the flashcards

Subjectieve normen

Invloed van je sociale omgeving op je gedrag, wat denken anderen?

Signup and view all the flashcards

Waargenomen gedragscontrole

Het gevoel in staat te zijn om gewenst gedrag uit te voeren, voorbeeld: te ver weg werken = beperkte gedragscontrole.

Signup and view all the flashcards

Reasoned action approach

Uitbreiding van het model van Ajzen en Fishbein, met extra aandacht voor achtergronden, overtuigingen en feedback.

Signup and view all the flashcards

Cognitieve dissonantie

Onaangename spanning door inconsistentie tussen overtuigingen en gedrag.

Signup and view all the flashcards

Overtuigingen

Wat je gelooft of denkt over iets.

Signup and view all the flashcards

Feedback

Informatie over de resultaten van je gedrag, bijvoorbeeld lukt het om meer met de fiets te gaan?

Signup and view all the flashcards

Gedrag

Wat je daadwerkelijk doet.

Signup and view all the flashcards

Preventiecampagnes

Campagnes die mensen willen stimuleren om gezond gedrag te stellen.

Signup and view all the flashcards

Systeem 1 denken

Snel, intuïtief denken dat automatisch in werking treedt. Vormt eerste indrukken en beslissingen.

Signup and view all the flashcards

Systeem 2 denken

Trager, deliberatief denken dat bewuste inspanning vereist. Analyseren, logisch redeneren en controleert gedachten.

Signup and view all the flashcards

Perifere overredingsroute

Overtuiging gebaseerd op oppervlakkig verwerken, snelle reacties en emoties. Minder standvastige attitudes.

Signup and view all the flashcards

Centrale overredingsroute

Overtuiging via grondig nadenken over de boodschap. Vereist motivatie en inspanning. Standvastigere attitudes.

Signup and view all the flashcards

Elaboration Likelihood Model

Model dat voorspelt wanneer iemand de centrale of perifere route zal gebruiken bij attitudeverandering.

Signup and view all the flashcards

Invloed op attitudeverandering

De manier waarop zender, boodschap en ontvanger de kans op attitudeverandering beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Hoge motivatie

Leidt tot centrale route: grondige verwerking van informatie vanwege belangstelling en betrokkenheid.

Signup and view all the flashcards

Lage motivatie

Leidt tot perifere route: snelle en oppervlakkig verwerking van de informatie.

Signup and view all the flashcards

Kritiek op Kahneman en het Elaboration Likelihood Model

Beide modellen worden bekritiseerd vanwege de vereenvoudigde voorstelling van het menselijk denken. Toch populair vanwege de gebruiksvriendelijkheid.

Signup and view all the flashcards

Factoren die attitudeverandering beïnvloeden

De zender (wie overtuigt), de boodschap (wat gezegd wordt) en de ontvanger (wie luistert) zijn belangrijke factoren.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Sociale Beïnvloeding en Cognities

  • Sociale psychologie bestudeert hoe gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de werkelijke, voorgestelde of impliciete aanwezigheid van anderen.

Definitie van Sociale Psychologie

  • De definitie van Allport beschrijft sociale psychologie als de wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of impliciete aanwezigheid van andere mensen.

Grensgebied Psychologie - Sociologie

  • Sociale psychologie ligt op het grensgebied tussen psychologie en sociologie.
  • Psychologie richt zich op individueel gedrag, terwijl sociologie zich richt op sociale fenomenen.
  • Sociale psychologie bestudeert zowel individuele processen als sociale interacties tussen mensen.

Automatische Beïnvloeding

  • Automatische beïnvloeding gebeurt snel en zonder bewuste aandacht.
  • Dit is moeilijk te onderbreken en komt zelfs bij dieren voor.
  • Baby's imiteren bijvoorbeeld menselijke gebaren na 72 uur na de geboorte.

Bewuste Sociale Beïnvloeding

  • Bewuste sociale beïnvloeding varieert van conformiteit tot ongehoorzaamheid.
  • De mate van beïnvloeding hangt af van de mate van interactie.

Conformiteit

  • Conformiteit is een vorm van toegeven waarbij gedrag, gedachten en gevoelens worden aangepast aan de groepsnormen.
  • Er zijn verschillende oorzaken, waaronder informatieve en normatieve invloed.
  • Experiment van Sherif: proefpersonen schatten de bewegingen van een lichtpunt in een donkere ruimte, en hun schattingen convergeren naar een groepsnorm na interactie.
  • Experiment van Asch: proefpersonen gaven bewust onjuiste antwoorden om aan de groepsnorm te voldoen.

Inwilliging

  • Inwilliging is het instemmen met een verzoek van een ander.
  • Verschillende technieken worden gebruikt om inwilliging te verkrijgen, zoals de voet-tussen-de-deur-techniek en de deur-in-het-gezicht-techniek.

Gehoorzaamheid

  • Gehoorzaamheid is het gehoorzamen aan een bevel van een autoriteit.
  • Experiment van Milgram: proefpersonen schokten andere personen harder dan ze vooraf hadden bedacht gezien de instructies van een autoriteit. Dit toont de macht van autoriteit voor gehoorzaamheid.

Sociale Cognities

  • Sociale cognities bestuderen de mentale processen die sociaal gedrag bepalen.
  • Dit omvat onderwerpen zoals attributies, attitudes en sociale cognitieve schema's.

Covariatiemodel van Attributies

  • Het covariatiemodel helpt de oorzaak van gedrag te bepalen/te attribueren.
  • Het model kijkt naar de consistentie, distinctiviteit en consensus van gedrag in verschillende situaties.

Attittudes

  • Attitudes zijn algemene houdingen ten opzichte van objecten, personen of ideeën.
  • Attitudes worden gevormd door leerprocessen, sociale vergelijking en ervaringen.

Sociale Vergelijking

  • Mensen vergelijken zichzelf met anderen om hun eigen attitudes en gedrag te evalueren en aan te passen.
  • Opwaartse vergelijking kan motivatie stimuleren. Neerwaartse vergelijking kan het zelfbeeld versterken.

Mere Exposure Effect

  • Het meer-expositie-effect is het idee dat herhaalde blootstelling aan een stimulus een positievere houding tegenover die stimulus kan creëren.

Strategieën voor Attitude-verandering

  • Centrale route: gericht op inhoud van de boodschap en logica.
  • Perifere route: gericht op perifere cues zoals aantrekkelijkheid van de zender en de emoties die de boodschap oproept.

Zender

  • Zenders van boodschappen met hoge geloofwaardigheid en aantrekkelijkheid hebben meer kans om attitudes van ontvangers te veranderen.

Ontvanger

  • Kenmerken van de ontvanger, zoals leeftijd, motivatie en zelfwaardering, beïnvloeden hoe goed de ontvanger voor de attitude veranderingen vatbaar is.

Cognitieve Dissonantietheorie

  • Mensen voelen dissonantie (een ongemakkelijk gevoel) als er een inconsistentie is tussen hun overtuigingen en hun gedrag.
  • Om dissonantie te verminderen, passen mensen hun overtuigingen of gedrag aan.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Deze quiz onderzoekt de principes van sociale psychologie, waaronder de invloed van anderen op gedachten en gedrag. We verkennen de grenzen tussen psychologie en sociologie, en hoe automatische beïnvloeding plaatsvindt zonder bewuste aandacht. Test je kennis over deze belangrijke onderwerpen binnen de sociale psychologie.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser