Hoorcolleges ADL P1

Summary

This document provides an overview of Activities of Daily Living (ADL) and their implications in patient care, including aspects of body care, hygiene, and oral health. It covers various situations and considerations in caring for patients.

Full Transcript

Hoorcolleges ADL Inleiding: Katz-schaal: eten, incontinentie, toiletbezoek, verplaatsingen, zich kleden en zich wassen BelRAI= versie van internationaal en wetenschappelijk onderbouwd meet instrumenten om zorgbehoeften -en capac...

Hoorcolleges ADL Inleiding: Katz-schaal: eten, incontinentie, toiletbezoek, verplaatsingen, zich kleden en zich wassen BelRAI= versie van internationaal en wetenschappelijk onderbouwd meet instrumenten om zorgbehoeften -en capaciteiten in kaart te brengen, is verplicht vanaf juni 2023 bij alle chronische zorgvragers Doel 1. Patiëntgericht: verbeteren van kwaliteit, multidisciplinair overleg verbeteren, nodeloze handelingen vermijden, optimale zorgplanning opstellen en verborgen zorgbehoeften ontdekken 2. Organisatiegericht: zorgzwaarte in kaart brengen om financiering te berekenen, zorginstellingen kijken via BelRAI naar AD-functies om bestaffing te bepalen en voldoende infrastructuur voor desbetreffende patiënten Lichaamsverzorging Huidverzorging: bed, lavabo, bad of douche – rekening houden met beperkingen Bedbad met water en zeep Verzorgend wassen of wassen zonder water: water en zeep kunnen de huid uitdrogen en tot beschadiging leiden, de lotion heeft een neutrale zuurtegraad, biedt meer comfort, is fysiek minder belastend en even hygiënisch als met water en zeep Gedeeltelijke hulp, zelfzorg of volledige hulp Beperkingen qua lichaamszorg: 1. Geen of weinig beperkingen zelfzorg behouden of stimuleren, respecteren van de gewoontes van de patiënt, houding van VPK en voorzieningen – belangrijk voor hoe en in welke mate een patiënt zal instaan voor lichaamsverzorging 2. Psychische beperkingen: depressieve patiënten stimuleren en informeren of dementie 3. Fysieke beperkingen: informeren van inspraak patiënt, mogelijkheden van hulpmiddelen zoals o.a. instap bad, douchestoelen, badlift,… Aandachtspunten van de huid: kleur, turgor en de algemene conditie opsporen van niet wegdrukbare roodheid, intertrigo, psoriasis,… Mondhygiëne Tandplaque en zijn gevolgen: 1. Zuurproductie – demineralisatie – caries 2. Toxines – gingivitis, mucositis, paradontitis 3. Basenproductie – mineralisatie – tandsteen Enkele mondproblemen (naast bovenstaande): aften, stomatitis, halitose, landkaart tong, schimmelinfecties, traumatische ulceraties (-drukulcus t.g.v. slechtpassende prothese) Basisadviezen: 1. Goede mondhygiëne: reinig gebit of prothese minstens 2x/dag, BASS methode, borstel naspoelen en goed bewaren, schraap tong, minstens 1x reinigen tussen de tanden(interdentaal borstel, tandenstoker, soft dentaal pick of flos draadje) , gebruik goede borstel (kleine kop en fijne haren), tandpasta met fluoride behalve bij prothese 2. Minstens 1x/jaar onderzoek 3. Mondvriendelijke voeding: zuurtegraad zo min mogelijk verstoren Uitneembare gebitsprothese: 1. Mondaandoeningen gerelateerd: stomatitis (en eventueel besmetting met candida), scheurmond 2. Verzorgen van prothese: aandacht aan mondholte, eerst onderprothese verwijderen en vervolgens boven prothese, met handschoenen, handwarm water + niet geparfumeerde zeep + protheseborstel, spoel af, mond spoelen, controleer mond op irritaties of wondjes, eerst boven prothese plaatsen daarna onderprothese, eventueel lip korstjes verwijderen + reinigen met fysiologisch water + vaseline aanbrengen (! Niet bij zuurstoftherapie!) 3. Opmerkingen: niet ’s nachts, droog en rein bewaren, bij stomatitis ook extra reinigen met 0,2% chloorhexidine, nood aan kleefmiddel wijst op slecht passend prothese, bij goed dagelijks poetsen is er geen bijhorend chemische reiniging nodig Niet-uitneembare protheses: reiniging idem zoals gewone mondverzorging, structuren achteraan in de mond en extra aandacht voor de overgang naar tandvlees door snellere opstapeling van plaque Bijkomende mondzorg: bij zware zieken+ NPO – vliesvorming  Nodig bij drank- en eetverbond (NPO), hoge koorts, nasogastrische sondes, chemotherapie, na een grote operatie of bij endotracheale tubes  Aandachtspunten: voorkom verslikking, begin van voor naar achter, maak tandenrij + wangzakken + tong goed proper, indien mogelijk naspoelen, lippen verzorgen, vingers nooit in de mond van verwarde patiënt dus bij bewust – handschoen en kompressen en niet bewust – kocher + kompres of staafje + sponsje Haarverzorging Normale: wassen, kammen en controleren op ongedierte of irritatie haarwassing bij langdurige hospitalisatie, na koortsperiode of na EEG Voet – en nagelverzorging Veel voorkomende problemen aan de voet: ingegroeide nagel, likdoorn, kalknagel, wratten Oogverzorging Omvat: losweken van korstjes, uitwassen ogen, indruppelen of aanbrengen van zalf, hulpmiddelen verzorgen en inbrengen van kunstoog Oor verzorging Verwijderen van cerumen uit uitwendige gehoorgang en verzorging van hulpmiddelen bij verminderd gehoor Neusverzorging Wanneer: als patiënt zelf niet goed kan snuiten, aanwezigheid neussonde, eventueel vaseline, cave patiënt met zuurstoftherapie Baardverzorging Wanneer nodig als patiënt niet zelf kan doen, elektrisch scheermes of handmatig Kleding Invloed kleding op welbevinden Beperkingen 1. Geen: kleding en ziektegevoel 2. Psychisch: kleding in oriëntatie en tijd, weigeren aan – en uitkleden, decorumverlies, soms vernielingsgedrag 3. Fysieke beperkingen: aanpassen aan beperking, kleding van instelling en schoenen Hulpmiddelen: sliplift, aankleedstok, knopen sluiten en schoenen uittrekken Algemene principes aan -en uitkleden bv. beperkte bewegingsmogelijkheid de aangetaste arm laatst bij uitkleden en eerst bij aankleden Urineren en defeceren Beleving: taboesfeer, gevolg schaamtegevoel en houding VPK Hulpmiddelen: bedpan, urinaal, wc-stoel, wc-verhoger en bepaalde trucjes Problemen i.v.m uitscheiding: 1. Incontinentie: urine-incontinentie – kan voorkomen bij iedereen maar vooral vrouwen of stoelgang-incontinentie - vooral vrouwen na bevalling, verzwakking van sluitspier of trauma  kan ter gevolgen leiden tot incontinentieletsels of incontinentie geassocieerde dermatitis (IAS)  Aanhoudende roodheid zonder klinische tekenen van infectie (A1)  Aanhoudende roodheid met klinische tekenen van infectie (A2)  Ontvelling zonder klinisch teken van infectie (B1)  Ontvelling met klinisch teken van infectie (B2)  Behandel met zachtheid: dagelijkse huidcontrole, voorkom kracht – druk en frictie, stel de huid niet bloot aan verschillende temperaturen en minimaliseer de blootstelling van de huid met vocht zoals urine en zweet  Wasvoorschriften: regelmatig verschonen, dagelijks wassen + drogen, zacht schoonmaakmiddel, geen heet water, goed drogen al deppend en extra huidbescherming in vorm van crème/schuim/spray  Algemene aanpak: aandacht aan voedingstoestand, verbeter mobiliteit en leg alles vast – documenteer  Categorie B1 of B2: wondontsmetting met Isobetadine dermicum of zeep met Brauno – bij verslechtering toch overstappen naar verdere wondzorg  NIET!! Preventief gebruik van Daktarin tenzij bij vaststelling van schimmelinfectie en talk/poeder is ook niet aangewezen – bijeen klonteren, pakt geen vocht op en moeilijk te verwijderen 2. Constipatie:  Behandelingen zonder medicatie: vocht, voeding die vezelrijk is, lichamelijk activiteit bevorderen en kijken naar een regelmatig defecatiepatroon  Behandelingen met medicatie Incontinentiemateriaal keuze: geslacht + leeftijd, lichaamsgewicht, zelfredzaamheid, zelfstandigheid behouden, aangepaste aard of mate, gaaf houden van huid, betaalbaar, min mogelijk effect op sociaal contact en mobiliteit zo maximaal mogelijk maken  Absorberende verbanden: 1 of 2-delig systeem – slim incontinentie materiaal met verzadigdheid sensor Soorten incontinentiemateriaal: afvoerende systemen - condoomkatheter, eenmalig sondage of verblijfskatheters en suprapubische sonde Observaties: 1. Urine: organische stof geproduceerd door de nieren, gecollecteerd in blaas en uitscheiding via de urethra – met als samenstelling: H2O, ureum en urinezuur, creatine, zouten en galkleurstof + enkele epitheelcellen  kleur: geel (licht – donker wijst op hydratatie)  geur (flauw maar bij lang staan sterker)  helderheid: helder (lang staan of infectie = troebel door gisting)  hoeveelheid: 1.5 l/dag afhankelijk van vochtinname -en verlies (per lozing ong. 200ml) 2. Stoelgang: excretieproduct van het maag -en darmstelsel, tijdelijk gecollecteerd t.h.v. het rectum en uitscheiding via de anus – met als samenstelling: H20, darmslijmvlies, slijm, bacteriën, gal, maagsappen en voedselresten  kleur: donkerbruin glanzend (afhankelijk van voeding)  geur: afhankelijk van voeding en gezondheid  consistentie: zacht tot hard (kijk bristol stool chart)  hoeveelheid: stoelgangpatroon is sterk individueel bepaald en hangt af van de voeding en levenswijze van het individu (ong. 100 à 150 gr per dag) Voeding Doel: 1. basisbehoefte – voedingstoestand van patiënt optimaliseren 2. sociale functie: beleving verschilt van individu tot individu, beïnvloeding door culturele/religieuze factoren en relatie van voeding + levensstijl 3. zelfstandigheid van patiënt bevorderen malnutritie in ziekenhuis: verhoogde hospitalisatietijd, morbiditeit en mortaliteit (20-30% voor opname en 30-60% tijdens opname met malnutritie) toedieningswegen voor voeding 1. natuurlijke weg: oraal 2. kunstmatige weg: enteraal (maagsonde of stomie) of parentaal (via infuus) voeding en beperkingen: 1. geen beperking: patiënt informeren 2. fysische beperking: voorwaarden zelfzorg en plek om maaltijd te nuttigen handicap bv hemianopsie coördinatieproblemen pijnlijke mond vanwege aften en orale mucositis slikproblemen moeilijke kauwen vanwege gebit of afwezigheid ervan 3. psychische beperkingen: ptn met depressie stimuleren en informeren + dementie eten geven: 1. algemene voorwaarden: voorbereiden of zelf eten geven, aangepast materiaal, mantelzorg?, neem tijd, tandprothese, (zit)houding 2. mate van hulp: volledig, gedeeltelijk, ondersteunend of geen 3. vragen naar de manieren of de gewoonten van de zorgvrager slikproblemen oftewel dysfagie 1. gevolgen van slikproblemen: longontsteking of slikpneumonie, ondervoeding, verlengde hospitalisatieduur, sterfte of mindere kwaliteit van het leven 2. risicogroepen: mechanische of anatomische oorzaken, neurologische aandoeningen (acuut- degeneratieve aandoeningen- dementie), pneumologische aandoeningen, leeftijd 3. alarmsignalen: hoesten en proesten tijdens maaltijd, borrelend geluid stem, voedselresten in mond na maaltijd, blijkt kauwen en verslikt meermaals, hamsteren, moeite met medicatie, eet weinig of traag en vermagert, vloeistofverlies uit mond 4. onderzoek: door NKO-arts/radiologie of door logopediste (structuren, motoriek en sensorisch + a.d.h.v. water, yoghurt en vaste constanties) 5. wanneer geen voeding: niet alert, ligt slecht/plat, mond is vies, reutelende ademhaling 6. eten geven bij slikproblemen en aandachtpunten vooraf: goede mondhygiëne en gebitsprothese medicatie aanpassen aan de toegelaten consistentie geen rietjes of tuitbekers vermijd zuivelproducten eventueel indikkingsmiddel of gemalen voeding goede houding – voorover buigen patiënt niet afleiden of afjagen – last rustpauzes in geen te grote scheppen geven en let op slikproces voedsel langs de goede zijde in de mond (CVA) duidelijke instructies tijdens het eten multidisciplinaire aanpak Opnemen van parameters parameter: meetwaarde fysiologische processen, geeft info over conditie van patiënt soorten: fysische – lengte, gewicht, debieten van lichaamsvochten en vitale – lichaamstemperatuur, pols, ademhaling en bloeddruk 1. lengte indicaties: bij opname voor voedingstoestand met gewicht (BMI – kg/lengte²), bij geboorte voor groeicurve, opvolgen groei van het kind en vóór een operatie tijdstip: pasgeborene na geboorte, baby op geregelde tijdstippen (hoofd-lengte-gewicht) en in het ziekenhuis bij opname, voor operatie en wekelijks over- en ondervoeding werkwijze: zuigelingen, volwassenen en kinderen – gebruik van meetlat, zonder schoeisel en met gestrekte rug tegen meetlat 2. gewicht indicatie: bepalen lichamelijk conditie, voedingstoestand en gezondheidsrisico’s BMI evolutie, opvolging van behandeling – volgen van dieet, opvolgen van pathologie, bapel van dosis medicatie aandachtspunten: weegschaal ijken, materiaal afhankelijk mobiliteit, zelfde tijd + omstandigheden en frequentie afhankelijk van ziektebeeld materiaal: opstapweegschaal, plateauweegschaal en weegbed of weegstoel 3. temperatuur: normale temperatuurregeling: homeotherm – constante lichaamstemperatuur, schil vs kerntemperatuur en warmtedistributie (geleiding-isolatie) regeling lichaamstemperatuur: warmtereceptoren meten de warmte – signaal naar hersenen – doorgestuurde temperatuur vergelijken met setpoint – lichaam zorgt voor gepaste actie warmte aanvoer: chemische temperatuurregeling – rillen, klappertanden, contractie van spieren – bewegen - vasoconstrictie warmte afgifte: fysische temperatuurregulatie – straling/convectie, verdamping, geleiding - vasodilatatie schommeling in lichaamstemperatuur: normaal of fysiologisch – leeftijd, tijdstip van dag, hormonale invloeden en andere zoals spieractiviteit, omgeving en geslacht stoornissen in thermoregulatie: hyperpyrexie: zeer hoge koorts en ongewone verhoging < 41,1°C koorts: setpoint hoger ingesteld en lichaam wilt deze bereiken – gepaste reactie  Opwarm -en afkoelfase Rol verpleging: meten en opvolgen van parameters, rust, voeding, vochtopname, hygiëne, mondzorg – koortswerende middelen bij langdurige koorts subfebriele temperatuur hypothermie: ondertemperatuur door langdurige blootstelling aan koude, bepaalde ziektebeelden, vergiftiging met stoffen die thermoregulatiecentrum vertragen – symptomen: bleek en cyanotisch, langzame pols, trage oppervlakkige ademhaling en oedemen – behandeling afhankelijk van ernst en ingrijpende -of niet-ingrijpende handelingen temperatuurmeting:  instrumentarium- kwikthermometer, digitale thermometer, oor thermometer, infrarood thermometer, disposable sonde thermometer plaats: inwendig – rectaal, vaginaal, oraal, oor of uitwendig – inguinaal en axillair criteria plaatsbepaling: nabij grote arteriën, afwezigheid regionale ontsteking, tijd beschikbaar voor opname, leeftijd, algemene toestand, afspraken in gezondheidssetting en uitwendige factoren die meting beïnvloeden zoals eten aandacht: materiaal in orde – ingeschakeld, persoonlijke of ontsmet na gebruik, tijdstip van temperatuur opname, correcte meting, rapportage temperatuurregistratie 4. pols verschillende bloedvaten: haarvaten – capillairen, aders – venen, slagaders – arteries definitie pols: golvende beweging voelbaar t.h.v. elk oppervlakkig gelegen arterie belang: snel info i.v.m. algemene toestand – opname bij elke verandering toestand plaats van opname: meest frequent t.h.v. arteria radialis, bij elke plaats van pols of pulsatie en opgelet bij crisissituaties werkwijze: 2 of 3 vingers op verloop arterie (NIET met duim) – tel 15 sec X 4 = min observatiegegevens: - frequentie: 60-80slagen/minuut met fysiologische schommelingen – leeftijd, geslacht, fysieke inspanning en emotionele inspanning - regelmatig ritme ↔ aritmie - sterkte - gelijkmatigheid in golf terminologie: - tachycardie: versnelde polsslag – grens hoger dan 100/minuut - bradycardie: vertraagde polsslag - grens lager dan 60/minuut - aritmie: onregelmatige pols - polsdeficit: polsfrequentie verschilt van hartfrequentie, belang gelijktijdig apicaal en radiaal meten van frequentie 5. bloeddruk: soorten: capillaire, veneuze en arteriële normale waarden: - systolische bovendruk of maximale bloeddruk: 120-140mmHg - diastolische onderdruk of minimale bloeddruk: 70-90mmHg - polsdruk: 40mmHg definitie: druk in arteries tijdens verschillende fasen van hartwerking verschil - systolisch: ontstaat bij systole dus bij contractie van kamers of ventrikel en heerst in aorta tijdens polsgolf - diastolisch: druk ontstaat bij diastole dus tijdens vulling kamers en ventrikels en heerst in aorta tussen 2 golven factoren bepalen bloeddruk: - hartdebiet of cardiac ouput: hoeveelheid bloed per tijdseenheid door het hart afhankelijk van polsfrequentie, slagvolume, totale bloedvolume en ejectiesnelheid - perifere weerstand: weerstand die stroming ondervindt – elasticiteit, viscositeit en lokale weerstand - fysiologische schommelingen door leeftijd, geslacht, voeding, inspanning, psychologische toestand,… indicaties: routineonderzoek, verandering algemene toestand, hartaandoeningen, pre – en post operatief, na elk trauma, bij elk vermoeden van bloeding manieren van meten: - direct: druk door arterie zelf gemeten, sensor in arterie ingebracht en continu meting via monitor - indirect: buitenaf gemeten t.h.v. oppervlakkig gelegen arterie, palpatie – enkel systole of auscultatie – zoals systole als diastole meten: goed werkend materiaal, juiste manchetmaat, langs beide zijde voor de eerste keer – opsporing afwijkingen en lege manchet – ledig voor begin 2de controle soorten bloeddrukmeter: kwik/veer en automatische geen bloeddrukmeting: arm met infuus, zijde borstamputatie, verlamde zijde, waar dialyse gebeurt afwijkingen in bloeddruk - hypertensie: verhoogde met systolische hoger dan 140mmHg en diastolische 90mmHg, symptomen – constante hoofdpijn van mild tot erg, frequente neusbloeding en vaak geen symptomen - hypotensie: verlaagde met systolische lager dan 100mmHg, symptomen – duizeligheid, licht gevoel, zwakheid, bleke of cyantonische kleur en koud orthostatische: Bd-daling systolische van 20mmHg binnen de 3 minuten na opstaan of rechtop komen, preventie – informeer patiënt, rustig bewegen met benen voor rechtkomen, observeer patiënt, overleg met geneesheer en hulpmiddelen die steun geven werkwijze manuele auscultatietechniek: 1. voorbereiding: stethoscoop met oorbeugels naar voor gericht, goede houding patiënt en correct gebruik van materiaal – manchette aangepast aan armbreedte (1,5x armbreedte) 2. uitvoering: aanbrengen manchette t.h.v. a.brancialis, langzaam opblazen met controle van pols, blaas op tot de pols niet meer voelbaar is en dan nog 30mmHg opblazen DAN: manchet op juiste plaats, langzaam lossen tot horen van eerste hartslag = systolische druk en verder aflaten tot het verdwijnen van tonen = diastolische bloeddruk Ademhaling  Anatomie en fysiologie: normale ademhalingsritme: ongeveer 9-14 keer per minuut regeling: CO2-gehalte – samenstelling ingeademde en uitgeademde lucht verandering ademhalingsfrequentie: signaal slechter met patiënt DUS afwijkende waarden zijn belangrijk  Observeren aan de hand i.v.m ademhaling Fysiologisch Pathologisch Ademfrequentie 9 à 14 keer/minuut en is beïnvloedbaar, schommeling: 1. Polypnee of tachypnee (snelle ademhaling) leeftijd, mobiliteit, arbeid, stress Oligopnee of bradypnee (trage ademhaling) 2. 3. Apnee (tijdelijk stoppen ademhaling) Ademdiepte Oppervlakkig of diep, ritme in direct verband met diepte / Sputum of fluimen / Observatiegegevens: hoeveelheid, moment van ophoesten, frequentie, taaihuid, geur, kleur en samenstelling Ademtype Extreme costale of abdominale ademhaling wijst op 1. Middenrif of abdominale afwijkingen 2. Costale of borstademhaling = meestal Adembewegingen Normaal bijna onmerkbaar Moeilijkheden: neusvleugelademhaling, samentrekken keelspieren, sterke borstkas – of buikademhaling, blazen of fluiten en schouderbewegingen Dyspnee: meoilijke en versnelde ademhaling, subjectief Orthopnee: dyspnee waarbij ademen slechts mogelijk is bij zitten of staan; hulpademinghalingspieren Cyanose / / Ademritme Ademritme: inspiratie, expiratie en rustfase Afwijkingen erop Inspiratie= expiratie Ademgeluid Normaal onhoorbaar Moeilijkheden: hijgen, snurken, rochelen, piepen, fluiten, hoesten,.. stridor: piepen bij in- of uitademing Bijzondere ademhalingsvormen 1. Hyperventilatie 1. Hoge frequentie in -en uitademen met als gevolg lage pCO2 en hoge pO2, symptomen: versnelde ademhaling, duizeligheid, tintelingen, 2. Cheyne-stokes hoofdpijn, overmatig transpireer en beklemmend gevoel 2. Symptomen: periodes diepe langzame ademhaling wisselen elkaar af met periodes van snelle en oppervlakkige of zelfs apnee  Meten ademhalingsfrequentie: ongemerkt controleren, gedurende halve minuut bv. In combinatie met meten van pols , kijken naar ademhalingsbewegingen  Hulp ophoesten van fluimen: houding, materiaal, nazorg kunnen het ophoesten vergemakkelijken, losmaken: tappotage, vibratie en medicatie  Staal name van sputum: voorwaarden, materiaal, nazorg 1. Spoel de mond 2. Adem 3 keer in -en uit 3. Geef sputum staafje Saturatie:  Definitie: graadmeter voor hoeveelheid zuurstof die aan hemoglobine in rode bloedcellen in de slagander verbonden is  Normale waarden: 95-100%  Meten: met pulsoxymeter of saturatiemeter – koolstofmonoxide verbinding i.p.v. zuurstof kan zorgen voor een foute meting of koude vingers, gelnagels, eelt, nagellak, fel licht in de buurt en beweging van patiënt  Hypoxie: tekort aan zuurstof gekenmerkt aan cyanose Bewustzijn:  Definitie: vermogen om ons bewust te zijn van onszelf en de wereld rond ons heen, bewustzijn heeft te maken met het waarnemingsproces  Stoornissen: veroorzaakt door lichamelijk letsel of psychisch trauma Normaal bewustzijn Wakker, aanspreekbaar, logische antwoorden Verlaagd bewustzijn 1) Somnolentie: traag, suf en slaperig – neemt traag prikkels op en reageert traag 2) Stupor: beweegt weinig tot niet, reageert op prikkels van buitenaf zoals lawaai of pijn 3) Subcoma: reageert enkel op sterke prikkels zoals pijn 4) Coma: reageert niet meer op prikkels Veranderd bewustzijn Desoriëntatie in tijd/plaats/ruimte, delirium of acute verwardheid en hallucinaties  Observaties bewustzijn: 1. Aanspreekbaarheid: op welke prikkels reactie - reageren op vragen + begrijpen + logisch antwoord? 2. Intellectuele vermogens: concentratie en lang -of kortetermijngeheugen 3. Begripsvorming: begrijpen van betekenissen en verbanden + ziekte inzicht Glasgow Coma Schaal: E- ogen openen M- motorische reactie en V- verbale reactie voorzorgen bij verandering van bewustzijn: veiligheid, vermijden of geven van prikkels, voorzien in basisbehoeften en aangepast contact MEWS – score van alle observatiegegevens om nodige maatregelen te nemen Pre- en postoperatieve zorg:  Soorten ingrepen: 1. Diagnostische ingrepen: niet behandelen, enkel probleem vaststellen bv. Biopsie 2. Exploratieve ingrepen: diagnose stellen en onmiddellijke ingreep 3. Curatieve ingrepen: wegnemen van ziek weefsel of orgaan of het vervangen/herstellen van een defect lichaamsdeel om te genezen 4. Palliatieve ingrepen: klacht verminderen en symptomen behandelen maar niet genezen 5. Plastische ingrepen: - Reconstructieve: aangeboren defecten zoals hazenlip of septumdefect + trauma door ongeval of ziekte van oncologische oorsprong, brandwonden, littekencorrecties maar ook transgenderoperaties - Esthetische chirurgie: borstvergroting, facelift, liposuctie Terminologie Betekenis Voorbeelden Ectomie/resectie Wegnamen van (deel) orgaan Appendectomie Tomie Insneden in weefsel Laparotomie Stomie Abnormale monding Urostomie aangebracht t.h.v. huid Desis Fixeren van een verbinding Arthrodese Scopie Rechtstreeks bekijken inwendige organen Bronchoscopie Greffe Overplanting van weefsel Abdominoplastie Rhaphie Aanbrengen van hechting in weefsel of orgaan Huidgreffe Implantatie Aanbrengen of verplaatsen van weefsel of vreemd materiaal Colporraphie Transplantatie Overplanting orgaan van de ene naar de andere persoon Pacemaker of levertransplantatie Algemene zorg voor de operatie:  Doel: relevante gezondheidsinfo verzamelen met betrekking op ingreep en op punt stellen algemene toestand van patiënt Ook directe verpleegkundige voorbereiding hoort hierbij DUS: verdere diagnosestelling, algemene toestand patiënt optimaliseren door bv darmvoorbereiding Start vanaf moment van planning en eindigt bij overdracht in operatiekwartier  Voorbereiding: 1. preoperatief onderzoek door chirurg: klinische beoordeling door behandelde arts of anesthesist met beoordeling van thuissituatie voor verdere zorg thuis of revalidatie 2. medische beoordeling: gesprek anesthesist met patiënt om complicaties van narcose in te schatten maar onderscheid tussen acute opname en wachtlijst, invullen van vragenlijst over ziektegeschiedenis en lichamelijke conditie waarop ze eventueel verdere onderzoeken voorzetten 3. preoperatieve onderzoeken zoals - ECG: afspraken binnen een ziekenhuis zoals boven de 40 jaar, voorspellende waarden optreden van peri- of postoperatieve cardiale klachten - Thoraxfoto: niet vaak enkel bij noodzakelijk indicatie arts bij benauwde patiënt of roker - Bloedonderzoek: in functie voor bloedverlies – bloedgroep en resusfactor, hemoglobine en hematocriet, stollingstijd en eventueel voor bloedtransfusie + in functie van conditie – natrium, kalium, ureum en glycemie - anderen: longfunctieonderzoek, cardiologisch consult of bijmaken van radiologische beelden en zijn specifiek aangevraagd door arts deze kunnen opgevraagd worden op basis van de gezondheidstoestand, de complexiteit en de anamnese afgenomen door de arts onderzoeken beperken: economische besparingen, weinig relevante ontdekkingen, onjuiste resultaten of twijfelachtige meerwaarde patiënten zonder klachten  Directe voorbereiding: voordat patiënt naar operatiekamer gaat Exacte wetenschappen  Als VPK bestaande protocollen die per afdeling aanwezig zijn ASA-classificatie- american society of anesthiologist doel: patiënten indelen aan de hand van anesthesierisico en is een parameter om uit te maken welke preoperatieve onderzoeken verricht moeten worden Preoperatieve zorg a.d.h.v. gezondheidspatronen Gordon: Gezondheidsbeleving en instandhouding Voedings- en stofwisselingpatroon: goede voedingstoestand geeft sneller herstel en minder kans op decubitus, nuchter zijn voor operatie geeft negatief invloed op voedingstoestand maar ook minder neiging tot braken postoperatief + minder kans op aspiratiepneumonie  volgens ASA-richtlijnen nuchter zijn van zware maaltijd 8u, liche maaltijd 6u en helder drank 2u Uitscheidingspatroon Activiteitenpatroon Slaap -en rustpatroon Cognitie -en waarnemingspatroon Seksualiteit -en voortplantingspatroon Stressverwerkingspatroon Waarden -en levensovertuigingen  Voorbereidingen: identificatie van bed en patiënt, amnese + getekend informed consent, eventuele uitleg verschaffen, parameters nemen, coördinatie preoperatieve onderzoeken, operatiezone voorbereiden door scheren/ontsmettend bad/hygiëne/controle op letsels/markeren/lavement, AT-kousen, nuchterheid, toedienen preoperatieve medicatie premedicatie: voorgeschreven door anesthesist, vaak bedrust bij toedienen - Sedativum IM, SL of rectaal bv valium - Secretie remmend product bv atropine - Antihistaminicum bv largactil - Infuustherapie voor diabeten  Checklist: parameters, hygiëne patiënt en bed, identificatie, nuchter, makeup en juwelen, operatieshortje, urinesecretie en transportadministratie Algemene postoperatieve zorg:  Ontwaakkamer – verkoever – recovery: controle vitale functies, goede observatie op reactie patiënt en indien vitale functies oké, patiënt aanspreekbaar en acceptabele pijn patiënt opgehaald door afdelingsverpleegkundige  Overdracht: controle van infuus, drains, wondverband, urineproductie, aanspreekbaarheid, laatste controle vitale functies, pijnscore en duidelijkheid postoperatieve opdrachten  De zorg op afdeling: vitale parameters, pijncontrole en bestrijding, comfort, voeding en drank, plassen, drains en sondes opvolgen, wondlekkage, hulp uitscheiding, info verstrekken maar geen medische, medicatietoediening volgens voorschrift, veiligheid, rust geven en rapportage bij afwijkingen De laatste zorgen  Stervensbegeleiding: comfort en steun in afscheid voor patiënt en familie  Fasen: 1. de doodstrijd: bij signalen van stervende zijn - zintuigen: zicht en reflex minder bv slikken moeilijker maar gehoor blijft tot laatste goed - spierverslapping: incontinentie - verwijde pupillen - verminderde bloedcirculatie: koude extremiteiten, lijkvlekken, zwakke hartslag, daling bloeddruk - ademhaling: onregelmatig, cheyene stokes AH en uitdroging mondslijmvliezen - extra’s: moe, suf en verward – subcoma + terminale koorts -zelden, onwillekeurige stuiptrekkingen door opstapeling afvalstoffen zenuwstelsel  vgl. met shocktoestand 2. de dood zelf: wanneer ademhaling, hart en hersenactiviteiten stoppen  Acuut vs langdurig overlijden andere lichamelijke aspecten, soort relatie met patiënt en andere verpleegtechnische handelingen  Rouwverwerking: 1. Ontkenning en ongeloof, Opstandigheid en agressie, Machanderen, Depressie, Acceptatie zowel voor patiënt als familie  Stappen bij overlijden: instellingen hebben andere protocollen 1. Vaststellen overlijden: gebeurt door arts die bij ptn geroepen wordt, administratie en verwittigen familie noteer tijdstip, verwittig behandelende arts en familie administratie: medisch attest en overlijdensakte (strook C/A/B), identificatieklevers op alle documenten en inventaris van eigendommen, autopsie enkel bij toestemming van familie en orgaandonatie/wetenschap enkel wanneer overledene dit voordien heeft goedgekeurd 2. Zorg voor het lichaam of lijktooi: aandacht voor rituelen met religie patiënt - Ogen en mond sluiten, op rug leggen, verwijderen van katheters en sondes, wassen zonder zeep, rolletje onder kin of dichtnaaien mond, haren kamen en nagels knippen, evt. opstoppen, incontinentieverband aanleggen, lijkzak volledig onder lichaam, bril teruggeven, juwelen uitdoen voor inventaris, zorg aan omgeving en rustige omgeving, ondersteun familie 3. Zorg voor de familie : respectvolle houding en privacy, geen haast voor lijktooi, bevraag speciale wensen, als familie mee wilt helpen kan dit 4. Zorg voor de kamer: orde, geen verzorgende spullen, persoonlijke spullen in zicht, zelfoprichter verwijderen, steeklaken over hoofdkussen, bloemen, geloof rituelen, licht dimmen, raam op kier, deur gesloten, aromatherapie 5. Transport van het lichaam: volg protocollen van koelkamer of frigo, zo onopvallend mogelijk, liften klaarzetten en duidelijke identificatie EHBO:  Basisregels: praat met SO, luister naar SO, blijf bij SO, verplaats SO nooit, SO zo weinig mogelijk inspanningen, geen extra pijn bezorgen, beschermen tegen extreme temperaturen, noot eten of drinken geven, gepaste hulp afhankelijk van toestand  Reanimatie: kunstmatig overnemen van ademhaling en bloedsomloop bij stilstand van de circulatie  overlevingskans stijgt bij snelle reanimatie tot wel >60%, hoe langer zuurstoftekort hoe meer schade aan patiënt 1. Herkennen probleem: controle vitale functies  bewustzijn en ademhaling en hulpdiensten bellen 2. Snel starten met CPR 3. Vroege defibrilatie 4. Snel starten met ASL  Terminologie: - CPR: cardio pulmonaire resuscitatie - BLS: basis life support 1. Zorg voor veiligheid: eigen, slachtoffers en omstaanders 2. Controleer vitale functies: bewustzijn controleren – shout loudly and shake gently, luchtweg openen door kinlift en ademhaling controleren – kijken/luisteren/voelen 3. Verwittig 112: bij geen of abnormale ademhaling, vermeld naam SO/aard ongeval/plaats/(aantal)SO/risico’s 4. Start BSL: afwisseling van 30 borstcompressies en 2 mond – op – mondbeademingen tot professionele hulp komt of de SO terug ademt  bij 2 hulpverleners kan je afwisselen Hartmassage: 30x drukken met gestrekte armen, thorex 5 cm indrukken en 100-120/min – hiel van hand op middelste deel sternum, andere hand bovenop, vingers in elkaar haken en drukken zonder vingers Beademing: haal rustig zelf adem, plaats mond op die van SO, knijp neus dicht, adem uit in SO, laat thorax van SO zakken en adem opnieuw NIET bij braaksel  hulpmiddelen zoals reanimatie mondmasker of beademingsballon - ALS: advanced life support - AED: automatische externe defibrillator = computer die levensbedreigende stoornissen opspoort, analyseert en behandeld met elektroshocks – geen hartmassage  100% veilig, geeft aan wat je moet doen en aanzienlijke stijging overlevingskansen opletten: droge huid, metaal verwijderen of ernaast, niet op borstbeen, scheren indien nodig en mogelijk, SO niet aanraken tijdens shock instructies via adviesstem soorten: 1 zelf op knop duwen en andere doet dit vanzelf  Mayocanule: - Doel: verzekeren vrije ademen bij diep bewusteloze patiënt - Indicatie: alleen bij geen vertoningen van braakreflex - Contra-indicatie: losse tanden of licht bewusteloze patiënt met slik- en braakreflex  Stabiele zijligging: zijdelings liggende houding met hoofd lichtjes naar achter gebogen - Doel: ademhalingswegen vrij houden - Niet bij mogelijke wervelletsels of val  Verstikking: 1. Lichte: SO hoest nog of kan nog spreken  moedig aan van hoesten 2. Zware: SO kan niet spreken en abnormaal ademgeluid  manoeuvre van Heimlich van 5 rugstoten en 5 buikstoten - Aanpassingen: Kind/baby en zwangere vrouwen Zwachtels en verbandtechnieken:  Doel van zwachtels: beschermend, steun gevend, druk gevend, vocht absorberend, vochtigheidsgraad behouden en medicatie toedienen  Soorten: hydrofiele, crêpe, elastische gaasverbanden en flanellen  Aandachtspunten: juiste breedte en bloedcirculatie niet belemmeren – naar boven toe werken en insnoeren vermijden door gelijkmatig aan te brengen  Technieken: spiraal, korenaars/spica, scharnier, kruis, recurrent, elastisch, tubulair en draagdoek/driehoeksverband  bekijk video’s en oefen op aanleggen Gevolgen van mobiliteitsbeperkingen Begrippen: Activiteitenpatroon van Gordon: geheel van lichaamsbeweging, activiteiten, ontspanning recreatie en vrijetijdsbesteding dankzij motoriek kunnen we directe materiële omgeving beheersen dankzij activiteiten nemen we plek in de omgeving, gemeenschap en kringen Gunstige gevolgen goede mobiliteit: 1. Psychologisch alert reageren en goed voelen 2. Gunstige effect op vitale functies 3. Invloed op bewegingsstelsel, hart en bloedvaten, spijsvertering Veranderingen in mobiliteit: 1. Plots versus langzaam 2. Partieel versus totaal 3. Kortstondig versus blijvend van aard Mate van beperking en hoe heeft gevolg op beleving en vooruitzichten Verpleegkundige benadering: 1. Wat kan de persoon nog en wat zijn de competenties 2. Hoe spreek ik de patiënt aan en hoe bekrachtig ik deze -autonomie behouden en empowerment 3. Immobiliteit beperken i.f.v. de mogelijkheden 4. Aanwezige mobiliteit behouden Oorzaken van mobiliteitsbeperkingen: pijn, stoornis in motorische bezenuwing, skeletafwijkingen, algemene verzwakking, psychologische oorzaken, medische en verpleegkundige behandelingen Bedrust: opgelegde mobiliteitsbeperking Voordelen: reductie pijn, genezing bevorderen, vermijden oedeem, algemeen welzijn opgelet voor complicaties van bedrest: urinaire problemen, ademhalingsproblemen, maagdarmproblemen, contractuur voet, huidproblemen, osteoporose, existentiële problemen en psychosociale problemen Huid en onderliggende weefsels 1. Decubitus: degeneratieve verandering van weefsel door zuurstoftekort als gevolg van weefselvervorming VPK preventie door aandacht risicofactoren en toepassen preventiemaatregelen Etiologie: onderbreking bloeddoorstroming door druk, haarvaten dichtgedrukt, verminderde doorbloeding en hypoxie MAAR druk opgeheven reactieve hyperemie wegdrukbare roodheid LANGER dan 1u tromboseren haarvaten, bloedtoevoer en lymfefunctie belemmerd, bloedvat gescheurd (hemoragie)  voedingstoffen en O2 tekort van huid, gebrekkige afvloei lymfevaten – gebrekkige afvoer metabole stoffen  verzurend toxisch effect, permeabiliteit van haarvaten verhoogd, stimuleren oedeemvorming  verdere destructie zelf bij opheffen van druk Druk: loodrecht uitgeoefend kracht op oppervlak, effect afhankelijk van duur en intensiteit Schuifkracht Rek: mechanische belasting door schuifkrachten parallel aan oppervlakte uitgeoefend – lichaam glijdt naar beneden maar huid blijft aan linnen kleven terwijl diepere fascia meeglijden, dus capillairen en lymfevaten worden uitgetrokken en afgescheurd Wrijving: 2 oppervlakken over elkaar wrijven en beschadigen van huid – schaafwonden is geen decubitus – beschadiging weefsel zonder zuurstoftekort Plaatsen: heiligbeen, zitbeenknobbels, enkel, hiel, heup Weefseltolerantie Verloop decubitus: 1. Categorie één: niet-wegdrukbare roodheid 2. Categorie twee: verlies gedeelte huidlaag of blaar 3. Categorie drie: verlies volledige huidlaag- vet zichtbaar 4. Categorie vier: verlies volledige weefsel laag – spier en bot zichtbaar Decubitus VS IAD Criterium Decubitus Vochtletsels Oorzaak Druk- en schuifkrachten Aanwezigheid vocht Locatie Plekken waar huid onder druk staat Gebied waar huid in contact komt met vocht Vorm Meestal regelmatige vorm Vaak grillig en kopieletsel Diepte Afhankelijk van categorie Oppervlakkig, toenemen bij infectie Randen Duidelijk zichtbaar Vaag en/of grillig Necrose Mogelijk bij categorie 3,4 Geen necrose Preventie decubitus: grootte van druk en schuifkracht verminderen, duur van druk en schuifkracht verminderen 1. Correcte risico inschatting van zorgverlener: risicoschalen, klinische beoordeling en huidinspectie 2. Aanwenden van wisselhouding: schema – semi-fowler 30°, zijligging links 30°, semi-fowler 30°, zijligging rechts 30° en andere buikligging bij zitten: beperk tijd van opzitten, aangepaste zithouding, druk verlagende kussens 3. Aanwenden druk spreidende materialen Matrassen: statische matrassen – foammatras, watermatras, holle vezelsmatras of dynamische druk verlagende matrassen – continue lagedruksysteem, low air loss systeem, air fluidised bedden Kussens: lucht – verlagen druk en botomming out effect, foam – sommigen verlagen druk niet, viscoelastische foamkussens- rechtopzittend vergelijkbaar met sommige luchtkussens Belangrijk: aantal lagen tussen patiënt en druk reducerend systeem zo gering mogelijk, hielen laten zweven 2. Intertrigo Definitie: huidirritatie in huidplooien door transpiratie macratie van huid: rood en verweekt, bruine verkleuring, open wonde, schimmelinfectie met jeuk Lokalisatie: buik- en liesplooien, bilnaad, onder borsten, bij baby’s – elleboog, knie en hals Toename frequentie: leeftijd, diabetes, bedlegerigheid, decubitus Preventie: observatie van huidplooien, info van de patiënt en interventies- goede hygiënische zorgen, droog houden van plooien met absorberend materiaal, aangepast kledij om schuren tegen te gaan en gebruik van producten voor huidheling Cardiovasculair stelsel 1. Tromboflebitis: ontsteking en stolselvorming in oppervlakkig gelegen ader – spataders kunnen aan basis liggen Risicopatiënten: vertraging bloedstroom door immobiliteit, verandering vaatwand door beschadiging, versnelde bloedstolling door dehydratatie, lage bloeddruk of ziekte van Vanquez Symptomen: pijn, kleurverandering, parameters Preventie: voorkomen van tromboflebitis en DVT, bevorderen van circulatie, maatregelen – observatie meermaals per dag, mobilseren en spierpompfunctie herstellen indien niet mogelijk  wisshelhouding, ATK, voetensteun, zuchten 2. DVT: diep veneuze trombose – als bloedstolsel zich vormt in ader die diep zittussen spieren en de ader geheel of gedeeltelijk afsluit, indien dit loskomt en meegevoerd wordt in bloedbaan kan dit longembool veroorzaken Bewegingsstelsel Soorten problemen: spierslapte, spieratrofie, rugpijn, contracturen, diffuse osteoporose Preventie: detectie risicopatiënten, observatie, info aan patiënt, mobilisatie, multidisciplinair aanpak, voorkomen misvormingen en aanwenden hulpmiddelen Ademhaling stelsel 1. Pneumonie: Oorzaken: 1. liggende houding – geen maximale uitzetting thorax, oppervlakkig ademen en hoesten, moeilijk ophoesten fluimen 2. bijkomende remmende factoren – thoracale en abdominale pijn, sedatie, minder algemene toestand, opgezet abdomen, taaie bronchiale secretie gevolgen: 1. pneumonie tgv stase secreten: ineffectief ophoesten, broeihaard bacteriën en gevolgen – dyspneu, tachycardie, vermoeidheid, verwardheid, onrust zuurstofgehalte daalt en CO2 stijgt  verzuring bloed  respiratoire acidose  cardiopulmonair falen 2. slikpneumonie: verminderde afwezigheid slikreflex – voedsel en speeksel in trachea irritatie en infectie preventie: goede ventilatie door stimuleren diep ademen, wisselhouding, goede positionering + bronchiale secretie verwijderen door ophoesten, tapotage, fysiotherapie, aspiratie + aandacht bij eten en drinken Maag- en darmstelsel Negatief stikstofbalans: eiwitafbraak door anorexie, verminderde inname voedingsstoffen (malnutritie) Preventie: controle voeding en algemene toestand, eiwitrijk dieet, voorkomen anorexie en verminderde voedselopname, belang vochtinname Gestoorde evacuatie stoelgang: kans op obstipatie en faecolomen door beperkte beweging, verminderde voedsel- en vochtinname en psychologische factoren Urinair stelsel Observatie, houding en psychologische factoren Fysieke fixatie Vormen  Chemische en fysieke fixatie Definitie  Elk middel, materiaal of uitrusting vastgemaakt aan een persoon of dichtbij het lichaam, opzettelijk bedoeld om te voorkomen dat de persoon zijn lichaam naar een gekozen positie beweegt of dat een persoon normale toegang heeft tot zijn lichaam, deze is niet controleerbaar of gemakkelijk verwijderbaar  Prevalentie variatie tussen 5% en 26% afhankelijk van definitie Materialen 1. Lendengordel of zweedse band, polsbandje en enkelbanden 2. Door middel van bedhekken of voorzettafel 3. Lendengordel in zetel, fixatiebroek alleen of in combinatie met vestje 4. Verpleegdeken en de fixatiehandschoen Wie gefixeerd 1. Verhoogde leeftijd en ADL-score, zwerfgedrag, gedesoriënteerde patiënten, dag en nachtritme stoornissen, bril, polifarmacie Gevolgen fysieke fixatie 1. Lichamelijk  Decubitus, constipatie, vermindering spiermassa, nosocomiale infecties, verhoogde mortaliteit, val gerelateerde verwondingen, orthostatische hypotensie,.. 2. Psychische  Zorgt bij de patiënt voor angst, gevoelens van woede en boosheid, ongemak, depressie, gevoelens van gevangenschap en verwardheid Juridische aspecten  Niet urgent VS urgent, verpleegkundige VS zorgkundige, wilsbekwaam VS onwil bekwaam  Overleg met patiënt en familie is de basisregel  Technisch verpleegkundig handeling zonder medische voorschriften, blijft echter handeling met medische verantwoordelijkheid Procedure oftewel stappenplan 1. Screening of beoordeling van patiënt en analyse van situatie en omgeving  evaluatiecriteria patiënt: leeftijd, mentale status, mobiliteitskosten, cognitieve stoornissen, onderliggende lichamelijke aandoeningen, communicatie vaardigheden, mantelzorg  Omgeving – lokt er iets uit om te vallen of onrust 2. Overleg met patiënt, familie en team  Inhoud: probleem, doelen, aanpak, alternatieven, fixatiemiddelen, kennisdeling 3. Gebruik of applicatie van fixatiemiddel en/of fixatie-alternatieven  Richtlijnen: meest geschikt en minst restrictief, observatie om uur, opvolging persoonlijke behoeften, verwijderen om 2 uur, zo snel mogelijk stoppen, parameters opvolgen zoals huidskleur en gevoel in extremiteiten, correct gebruik door veiligheidsvoorschriften te lezen en nooit stuk materiaal te gebruiken 4. Rapportage en (her)evaluatie van procedure  Patiëntendossier – procedure, methode, indicatie, geprobeerde alternatieven, begin- en eindduur, dagelijks verslag, resultaten maatregelen, dagelijkse evaluatie Effecten van verminderde vrijheidsbeperkende interventies  Niet meer medicatiegebruik, agitatie neemt niet toe, zorgkosten stijgen niet, cognitief functioneren stijgt en leidt niet tot meer valpartijen met meer letsel Alternatieven  Wat? Elke interventie gebruikt i.p.v. fixatiemiddel of die het nood aan het gebruik van een fixatiemiddel vermindert  Welke? Omgevingsveranderingen, veiligheid in bed, alarmen, wegnemen lichamelijke oorzaken, psychosociale activiteiten, hulp vragen aan familie, verpleegkundige verzorging, continentie en lichaamshygiëne, activiteiten en programma’s, support bij zitten en positioneren

Use Quizgecko on...
Browser
Browser