Hfdst 6 en 7 Werkschema voor Gramnegatieven - Enterobacterales PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

BraveForgetMeNot

Uploaded by BraveForgetMeNot

Karel de Grote Hogeschool

Tags

medical microbiology bacteriology gram-negative bacteria microbiology

Summary

This document details a study guide on medical microbiology: the theory of bacteriology specifically for gram-negative bacteria and enterobacterales. The content covers identification schemes, lab procedures, and microbial characteristics for this group of bacteria.

Full Transcript

Medische microbiologie: bacteriologie theorie BL 2 Werkschema voor identificatie van Gramnegatieve micro-organismen Inhoud 6. Werkschema voor identificatie van Gramnegatieve microorganismen 6.1 Gramkleuring 6.2 Groei op isolatiebodems 6.3 Fermentatie van glucose 6.4 Cytochroomoxidasetest 3 Identi...

Medische microbiologie: bacteriologie theorie BL 2 Werkschema voor identificatie van Gramnegatieve micro-organismen Inhoud 6. Werkschema voor identificatie van Gramnegatieve microorganismen 6.1 Gramkleuring 6.2 Groei op isolatiebodems 6.3 Fermentatie van glucose 6.4 Cytochroomoxidasetest 3 Identificatie van micro-organismen in medisch labo → Snelheid belangrijk → sleuteltests Gramkleuring Groei op algemene, selectieve of specifieke voedingsbodems Fermentatie van glucose op Kligler (KIA) of TSI Cytochroomoxidasetest en eventueel katalase test → verder gerichte identificatietesten 4 6.1. Gramkleuring  Grampositieven en Gramnegatieven  Sommige Gramlabiel  L-alanine-aminopeptidasetest  Positief voor alle Gramnegatieven (uitz. Bacteroïdes, Veillonella, Campylobacter)  Morfologie: bacillair, coccobacillair, diplokokken, pleomorf, kommavormig, spiraalvormig 5 6.2. Groei op isolatiebodems  Bloedagar: universele voedingsbodem  Mac Conkey: selectieve voedingsbodem (voor sommige Gramnegatieven)  MSA: als stafylokokken in het staal worden verwacht Incubatie:  Bloedagar: 36-37°C in 5% CO2 atmosfeer  McC en MSA: 36-37°C in gewone atmosfeer 6 1. Alle Enterobacterales, meest voorkomende niet-vergisters → BA en McC 2. Sommige Gramnegatieven → goed op BA, traag, onregelmatig of niet op McC = oriënterende kenmerk 3. Moeilijk kweekbaar, groeien traag (>24u) op BA bij ↑CO2 (5-10%)  HACEK-groep  Capnocytophaga sp.  HB-5 groep (Pasteurella bettyae) (geassocieerd met ontsteking van Bartholinklier) 7 4. Gramnegatieven → micro-aërofiel → specifieke groeifactoren (Haemophilus sp.) → specifieke voedingsbodem → speciale aanvraag na groei: confirmatie en identificatie 5. Strict anaëroben: BA of Wilkins-Chalgren agar in anaërobe atmosfeer 8 6.3. Fermentatie van glucose  Traag/snel verbruik van glucose (anaëroob) → fermentatie = oriënterende factor  Kligler of TSI → stomp (glucosevergisting/fermentatie)  Nuttig om andere suiker vergistingen na te gaan  Niet-vergisters → glucose of andere suikers oxidatief verbruiken → inert alle suikers 9 6.4. Cytochroomoxidasetest  Zeer oriënterende test → fermenters (vergisters) → non-fermenters (niet-vergisters)  Resultaat: beïnvloed door zure pH → bloedagar → lactose negatieve species van Kligler of TSI 10  Op basis van deze oriënterende test: bespreking van Gramnegatieve micro-organismen in verschillende groepen  Enterobacterales (vroeger Enterobacteriaceae) (oxidase negatief)  Oxidase positieve fermenterende Gramnegatieven  Strict aërobe niet-vergistende Gramnegatieven  Moeilijk kweekbare Gramnegatieven  (Micro-organismen met speciale isolatieomstandigheden)  (Strikt anaëroben)  (Gramnegatieve diplokokken) Zie tabel 6.1 p 66 (deel 1) 11 12 Enterobacterales  Op basis van deze oriënterende test: bespreking van Gramnegatieve micro-organismen in verschillende groepen  Enterobacterales (vroeger Enterobacteriaceae) (oxidase negatief)  Oxidase positieve fermenterende Gramnegatieven  Strict aërobe niet-vergistende Gramnegatieven  Moeilijk kweekbare Gramnegatieven (Haemophilus sp.)  (Micro-organismen met speciale isolatieomstandigheden)  (Strikt anaëroben)  (Gramnegatieve diplokokken) 14 Inhoud 7. Enterobacterales 7.1 Algemene kenmerken 7.2 Algemene indeling en pathogeen vermogen 7.3 Cultuur en identificatie 7.4 Antibioticagevoeligheid voor Enterobacterales 15 7.1. Algemene Kenmerken  Meest frequent geïsoleerde Gramnegatieve bacillen  Veer verspreid  bodem  planten  darmslijmvlies (mens en dier) 16  Algemene kenmerken  Gramnegatieve staafjes, middelgroot, soms omkapseld  beweeglijk (door peritriche flagellen) of onbeweeglijk  facultatief anaëroob  snelle groei → universele bodem en selectieve bodems (McC,…)  [NaCl] ↑  reduceren nitraat tot nitriet  katalase positief  cytochroomoxidase negatief  vergisten snel glucose met of zonder gas 17 7.2. Algemene indeling en pathogeen vermogen  25 à 30-tal genera (tabel p.68 deel 1)  Een aantal Enteropathogenen → enteritis  Salmonella sp.  Shigella sp.  Yersinia enterocolitica  sommige serotypen van Escherichia coli  Edwardsiella tarda en Arizona sp (Tropen)  Commensalen darm  Escherichia coli  Klebsiella pneumoniae  Proteus mirabilis Veroorzaken soms bacteriurie en eventueel bacteriëmie. E.coli → neonatale sepsis en meningitis K.pneumoniae → pneumonie 19  Transiënte darmflora → Andere Enterobacterales bereiken regelmatig via drank en voedsel het darmslijmvlies  Enterobacter sp.  Citrobacter sp.  Serratia sp.  Morganella morganii  Providencia sp. Veel resistenter dan enteropathogenen en commensalen → koloniseren patiënten onder AB therapie → plaats van commensalen 20  Geringe pathogeniciteit → uitsluitend bij patiënten ↓ weerstand  lokaal  (chronische),ziekte  therapie →“Opportunistische” of “hospitaal” of “nosocomiale” pathogenen. → verantwoordelijk voor wondinfecties, longinfecties, bacteriurie en bacteriëmie. 21 22 7.3. Cultuur en identificatie  Groei op universele voedingsbodems  Matig op selectieve bodems voor Gramnegatieven  Mac Conkey = meest geschikt voor Enterobacterales en vele nonfermenters  Escherichia coli: platte roze/paarse kolonies  Klebsiella sp.: bolle slijmerige roze/paarse kolonies  Enterobacter sp.: minder bol en paarser 23  enteropathogenen uit faeces: selectieve voedingsbodems  SS  XLD  Briljantgroen agar Zie labo microbiologie  CIN agar 24 Mac Conkey  Selectief:  galzouten en kristalviolet  groei van Gramnegatieve bacteriën (Enterobacterales en non-fermenters), remt de groei van Grampositieve bacteriën  Differentieel:  lactose  pH-indicator neutraalrood (kleurloos → roos)  onderscheid tussen Lactose + Lactose 25  “snelle” identificatie (18-24u): gecombineerde testmedia  ONPG/β-glucuronidase (4u incubatie)  Kligler  SIM/MIU/MIL  Simmons citraat  Lysine en ornithine decarboxylase  urease  alle Enterobacterales: snelle glucosevergisters (18-24u)  Kligler/TSI: zure stomp (geel)  H2S-productie: glucosereactie maskeren → eventuele gasproductie  Zie tabel p 71 deel 1 26 27 Legende voor al de volgende tabellen (p68) Voorbeeld: biochemische eigenschap mobiliteit voor E.coli + = ≥90% V = 30 tot 70% +/- = >70% - = ≤10% -/+ =

Use Quizgecko on...
Browser
Browser