Begrijpen van de Mens via Onderzoek - NOA DELESTREZ (H1-H7)
Document Details
Uploaded by SpellboundBildungsroman9146
NOA DELESTREZ
Tags
Summary
Dit document is een samenvatting van hoofdstukken 1-7 over het begrijpen van de mens via onderzoek. De tekst bespreekt basisbegrippen, methoden zoals enquêtes en interviews, data-analyse, en de kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen van onderzoek.
Full Transcript
De mens begrijpen via onderzoek {#de-mens-begrijpen-via-onderzoek.Kopvaninhoudsopgave} =============================== [Hoofdstuk 1: basisbegrippen 5](#hoofdstuk-1-basisbegrippen) [1.1: wetenschappelijk verantwoord onderzoek 5](#wetenschappelijk-verantwoord-onderzoek) [1.2: soorten onderzoek 5](#...
De mens begrijpen via onderzoek {#de-mens-begrijpen-via-onderzoek.Kopvaninhoudsopgave} =============================== [Hoofdstuk 1: basisbegrippen 5](#hoofdstuk-1-basisbegrippen) [1.1: wetenschappelijk verantwoord onderzoek 5](#wetenschappelijk-verantwoord-onderzoek) [1.2: soorten onderzoek 5](#soorten-onderzoek) [1.3: eisen aan onderzoek 6](#eisen-aan-onderzoek) [1.4: het onderzoeksproces: fasen in een onderzoek 9](#het-onderzoeksproces-fasen-in-een-onderzoek) [Hoofdstuk 2: het onderzoeksplan 9](#hoofdstuk-2-het-onderzoeksplan) [2.1: de probleemstelling 9](#de-probleemstelling) [2.2: bepalen van de grondvorm de keuze voor kwantitatief of kwalitatief onderzoek 13](#bepalen-van-de-grondvorm-de-keuze-voor-kwantitatief-of-kwalitatief-onderzoekafbeelding-met-tekst-schermopname-lettertype-document-automatisch-gegenereerde-beschrijving) [2.3: het onderzoeksontwerp 14](#het-onderzoeksontwerp) [2.4: een vooruitblik op de volgende stappen in het onderzoeksproces 15](#een-vooruitblik-op-de-volgende-stappen-in-het-onderzoeksproces) [2.5: aan de slag 15](#aan-de-slag) [Hoofdstuk 3: steekproeftrekking 16](#hoofdstuk-3-steekproeftrekking) [3.1: basisbegrippen: onderzoekseenheden, populatie en steekproef 17](#basisbegrippen-onderzoekseenheden-populatie-en-steekproef) [3.2: aselecte steekproef 18](#aselecte-steekproef) [3.3: niet-theoretische selecte steekproeven 23](#niet-theoretische-selecte-steekproeven) [3.4: theoretisch selecte steekproeven 25](#theoretisch-selecte-steekproeven) [Hoofstuk 4: werken met enquêtes 26](#hoofstuk-4-werken-met-enqu%C3%AAtes) [4.1 Kwantitatieve onderzoeksmethoden 26](#kwantitatieve-onderzoeksmethoden) [4.2 operationaliseren van kenmerken: van onderzoeksvraag naar enquête 28](#operationaliseren-van-kenmerken-van-onderzoeksvraag-naar-enqu%C3%AAte) [4.3 een enquête opstellen 28](#een-enqu%C3%AAte-opstellen) [4.4 betrouwbaarheid en validiteit van het dataverzamelingsinstrument 31](#betrouwbaarheid-en-validiteit-van-het-dataverzamelingsinstrument) [4.5 afname van enquêtes 31](#afname-van-enqu%C3%AAtes) [hoofdstuk 5: data-analyse in kwantitatief onderzoek 32](#hoofdstuk-5-data-analyse-in-kwantitatief-onderzoek) [5.1 voorbereiding van de data-analyse 32](#voorbereiding-van-de-data-analyse) [5.2 Experimenteel onderzoek 34](#experimenteel-onderzoek) [5.3 beschrijving van afzonderlijke variabelen 37](#beschrijving-van-afzonderlijke-variabelen) [Hoofdstuk 6: kwalitatief onderzoek via interviews en focusgroepen 38](#hoofdstuk-6-kwalitatief-onderzoek-via-interviews-en-focusgroepen) [6.1 het onderzoeksproces in kwalitatief onderzoek 38](#het-onderzoeksproces-in-kwalitatief-onderzoek) [6.2 kwalitatieve onderzoeksmethoden 40](#kwalitatieve-onderzoeksmethoden) [6.3 interviews 42](#interviews) [6.4 focusgroepen 46](#focusgroepen) [Hoofdstuk 7: data-analyse in kwalitatief onderzoek 53](#hoofdstuk-7-data-analyse-in-kwalitatief-onderzoek) [7.1 principes 53](#principes) [7.2 analyse van tekstmateriaal 53](#analyse-van-tekstmateriaal) [7.3 werkwijze 54](#werkwijze) [7.4 fasen 54](#fasen) [7.5 aandachtspunten 57](#aandachtspunten) [7.6 betrouwbaarheid en validiteit in kwalitatief onderzoek 58](#betrouwbaarheid-en-validiteit-in-kwalitatief-onderzoek) Te kennen leerstof Er zit waarschijnlijk meer info hier in de sv of we moeten kennen, dus studeer zo veel/zo weinig of dat je zelf wilt Hoofdstuk 1: basisbegrippen --------------------------- ### 1.1: wetenschappelijk verantwoord onderzoek Mensenkennis inzichten die mensne ntijdens hun leven opbouwen over hoe anderen hun gedragen subjectief\ gebaseerd op ervaringen, toevallige gebeurentissen, selectief\ vaag en algemeen Wetenschappelijke kennis verzameld op basis van wetenschappelijk onderzoek dat aan duidelijke voorwaarden moet voldoen (met bepaalde regels en afspraken/ methodes die je moet gebruiken) systematisch en geordend\ veralgemenend\ objectiverend **Wetenschappelijk onderzoek** is een **doelgericht proces** waarbij men op een **systematische** manier op basis van een **onderzoeksontwerp**, **data verzamelt en analyseert**, om op een **betrouwbare en valide** wijze onderzoeksvragen te beantwoorden die deel uitmaken van een **probleemstelling**" ### 1.2: soorten onderzoek #### 2 hoofdtypes van wetenschappelijk onderzoek: +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Fundamenteel onderzoek | Praktijkgericht onderzoek | +===================================+===================================+ | Theoriegericht/theoretische | Vragen uit de praktijk | | relevantie | beantwoorden (uit het | | | werkveld/samenleving)\ | | Oog op kennisvermeerdering/kennis | \ | | te ontwikkelen | gehanteerd in de werkelijkheid | | | | | Draagt bij aan wet. Kennis over | Actie-onderzoek onderzoeker | | onderwerp | betrokken in uitvoering van zijn | | | aanbevelen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Beide soorten onderzoek moet volgens wetenschappelijke aanpak worden gevoerd (systematisch stappenplan & via een transparante m anier) Actieonderzoek soort praktijkgericht onderzoek waar onderzoekers systematisch praktijksituaties en/of handelingen onderzoeken #### 2 verschillende soorten grondvormen van onderzoek +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Kwantitatief onderzoek | Kwalitatief onderzoek | +===================================+===================================+ | Onderwerp wordt onderzocht in de | Thema wordt in de diepte | | breedte | onderzocht | | | | | Onderzoeker verzamelt veel info | Diep ingaan op een onderwerp & op | | over onderwerp, zonder er te diep | zoek gaan naar belevenissen van | | op in te gaan | mensen & betekenissen van | | | bepaalde gedragingen | | - Via enquetes, experimenten | | |... | Geen cijfermateriaal, maar | | | 'taal'\ | | Verkregen info wordt omgezet in | spreektaal, lichaamstaal) | | **cijfermateriaal** (verwerking | | | via statistische analyses) | Streeft naar diversiteit in | | | doelgroep en rijkdom aan info bij | | Streven naar steekproef die | onderzochte doelgroepen | | representatief is voor | | | samenleving | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Beide grondvormen zijn gelijkwaardige vormen & kunnen als complementair beschouwd worden, ze vullen elkaar vaak aan & kan gecombineerd worden #### Verschillende tijdsperspectieven Cross-sectioneel onderzoek mensen worden eenmalig, op een bepaald tijdstip onderzocht (bv enquete) Longitudinaal onderzoek loopt langer doorheen de tijd, met meerdere onderzoeksmomenten (bv een heel schooljaar lang om de 2 maanden een enquete afnemen) Trendonderzoek op regelmatige tijdstippen onderzoek doen, maar niet bij dezelfde doelgroepen Panelonderzoek op regelmatige tijdstippen onderzoek doen, maar bij dezelfde doelgroepen Retrospectief onderzoek blikt terug in de tijd, gerapporteerde ideeën, attitudes of gedragingen van het heden verbinden met gebeurtenissen uit het verleden van de respondenten. Prospectief onderzoek kijkt vooruit in de tijd, meerdere onderzoeken vinden plaats op verschillende tijdstippen & onderzoekers proberen die te verbinden met elkaar ### 1.3: eisen aan onderzoek Er zijn bepaalde kwaliteitscriteria waaraan wet. Onderzoek aan moet voldoen & elke wetenschapper moet zich hier aan houden +-----------------------------------+-----------------------------------+ | empirisch | Het is zintuigelijk waarneembaar | | | (onderzoek naar bestaan van god | | | is niet empirisch) | | | | | | Over wat is, niet over wat zou | | | moeten zijn | | | | | | - Beschrijven van fenomenen in | | | de werkelijkheid of nagaan of | | | veronderstellingen in de | | | werkelijkheid kloppen | | | (hypothesen); | | | | | | - Hypothesen *moeten* | | | falsifieerbaar of | | | weerlegbaar zijn | | | | | | Wetmatigheden | | | | | | - Deterministische | | | wetmatigheden geen | | | uitzonderingen mogelijk | | | | | | - Probabilistische | | | wetmatigheden de kans is | | | groot dat kansen | | | | | | Empirische cyclus verband tussen | | | theorie of ideeën en empirie | | | | | | - Van theorie naar | | | werkelijkheid deductief | | | | | | - Van waargenomen werkelijkheid | | | naar de theorie inductief | | | | | | ![A diagram of a | | | cycle](media/image2.jpeg) | +===================================+===================================+ | Onafhankelijk | Onafhankelijk van de | | | opdrachtgever & onderzoeker | | | | | | - Opdrachtgever kan er baat bij | | | hebben dat onderzoek op | | | bepaalde manier verloopt | | | | | | - Onderzoeker heeft zelf een | | | bepaalde kijk/mening | | | | | | - " heeft bepaald idee over de | | | resultaten & dit kan het | | | onderzoek sturen | | | | | | Onderzoek zo onafhankelijk als | | | mogelijk voeren | | | | | | Confirmation bias | | | | | | - neiging om info te zoeken & | | | te onthouden die onze huidige | | | overtuigingen bevestigt | | | | | | - info in de richting van onze | | | overtuiging te interpreteren | | | | | | negative case analysis | | | | | | - onderzoeker gaat doelbewust | | | op zoek naar afwijkende of | | | tegenstrijdige voorbeelden | | | | | | - de confrontatie aangaat met | | | wat niet in het plaatje lijkt | | | te passen | | | | | | daardoor verruimt onderzoeker | | | blikveld & wordt soliditeit van | | | bewijsvoering en hypothese getest | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Betrouwbaar | Exactheid van een onderzoek, bij | | | herhaaldelijke uitvoering | | | dezelfde, gelijkaardige | | | resultaten, onafhankelijk van | | | uitvoerder, eenheden en tijd | | | | | | Resultaten zijn onafhankelijk van | | | toeval | | | | | | **Interne betrouwbaarheid** | | | | | | - controleerbaarheid | | | (accountability, | | | auditability): transparantie | | | over het hele | | | onderzoeksproces + peer | | | debriefing tijdens het proces | | | | | | **Externe betrouwbaarheid:** | | | | | | - herhaalbaarheid/repliceerbaar | | | heid | | | \--\> zelfde resultaten | | | wanneer zelfde onderzoek op | | | basis van zelfde aanpak? | | | | | | **Interbeoordelaarsbetrouwbaarhei | | | d:** | | | | | | - in welke mate stemmen | | | verschillende beoordelaars | | | overeen? (vooral bij | | | observatie en interpretatie) | | | \--\> persoonlijke kenmerken | | | van de observator mogen geen | | | invloed hebben op het gebruik | | | van het instrument | | | | | | - kan worden berekend cohen's | | | kappa= | | | | | | Afbeelding met zwart, duisternis | | | Automatisch gegenereerde | | | beschrijving![](media/image4.png) | | | betrouwbaarheid | | | stijgt als onderzoek | | | controleerbaar en reproduceerbaar | | | is | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Valide | Hebben we gemeten wat we wouden | | | meten & kunnen we de resultaten | | | veralgemenen naar een bredere | | | populatie | | | | | | - kunnen we op basis van de | | | onderzoeksresultaten de | | | onderzoeksvraag accuraat | | | beantwoorden? | | | | | | Systematische fout stellen van | | | vragen die sociaal-wenselijke | | | antwoorden kunnen opleveren | | | | | | - kunnen onderzoek in bepaalde | | | richting sturen & zo | | | resultaten 'vertekenen' | | | | | | interne / methodologische | | | validiteit mate waarin je zeker | | | bent dat er geen systematische | | | fouten in de resultaten geslopen | | | zijn door je onderzoeksmethode of | | | meetinstrument | | | | | | - (heb ik gemeten wat ik wou | | | meten) | | | | | | externe validiteit gelden de | | | onderzoeksvragen voor een groep | | | eenheden groter dan de groep | | | betrokken in het onderzoek | | | | | | - (generaliseerbaar & | | | veralgemeenbaar?) | | | | | | Hawthorne effect je sociaal | | | wenselijk gedragen omdat je weet | | | dat je onderzocht wordt | | | | | | Double blind clinical trials | | | zowel de dokter als de patient | | | weet niet wat de uitkomst 'moet' | | | zijn | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Ethische eisen | Basisprincipes onderzoek: | | | | | | - Recht op informatie | | | | | | - Vrijwillig mee doen met het | | | onderzoek | | | | | | - Recht op anonimiteit & | | | vertrouwelijkheid | | | | | | - Welzijn en integriteit van | | | deelnemers waarborgen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Praktische eisen | Onderzoek moet: | | | | | | - Zo efficiënt en | | | budgetvriendelijk als | | | mogelijk | | | | | | - Resultaten moeten bruikbaar | | | zijn | | | | | | - Bewust zijn van je | | | vaardigheden en beperkingen | | | als onderzoeker | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, algebra Automatisch gegenereerde beschrijving ### 1.4: het onderzoeksproces: fasen in een onderzoek ![](media/image6.png)1) Onderzoek start met opmaak van een onderzoeksplan - Je stelt een probleemstelling op (aanleiding en doelstelling vh onderzoek, formuleer onderzoeksvraag) - Werk een onderzoeksontwerp uit dat aansluit bij je probleemstelling - Geef aan wat je zal onderzoeken, populatie/steekproef, en hoe je te werk zal gaan 2\) Start de dataverzameling - Gegevens verzamelen adhv dataverzamelinstrumenten 3\) data-analyse \- verwerk en bestudeer data zodat je een antwoord op oz vraag kan formuleren 4\) rapportage \- beantwoord de oz vragen obv de analyse Voor dit proces moet je ook plannen, om het onderzoek vlot te laten verlopen, het is ook een goed idee om een logboek bij te houden waar je alle methodologische, inhoudelijke & praktische keuzes bij te houden die je doorheen het onderzoek gebruikt Hoofdstuk 2: het onderzoeksplan ------------------------------- ### 2.1: de probleemstelling Heeft 4 componenten:\ 1) de aanleiding (het praktijkprobleem) - Fundamenteel onderzoek gat id literatuur of kennis, wet. Nieuwsgierigheid - Praktijkgericht onderzoek specifiek probleem id praktijk (persoon, ,organisatie) 2\) doelstelling: onderzoeksdoel - Waarom een onderzoek relevant is (wat is de meerwaarde van het onderzoek?) - Er is een onderscheid tussen doelstelling vd opdrachtgever en de doelstelling vh onderzoek - Doelstelling opdrachtgever\> doelstelling onderzoek onderzoek draagt bij tot oplossing van een probleem - Kennis en inzichten verzamelen om zo op een indirecte manier bij te dragen aan de oplossing van een probleem - Voor wie zijn resultaten relevant? Moet je afstemmen met belanghebbenden 3\) afbakening van het onderwerp en doelgroep wat en bij wie - Je kan niet alles onderzoeken over iedereen concreet maken en keuzes maken - Hoe complexer het onderwerp, hoe meer afbakening er nodig is in tijd, situatie, doelgroep... - Doe je op basis van literatuur en bestaande kennis (jezelf/experten), maar ook op basis van praktische factoren (tijd en bugdet) 4\) onderzoeksvragen - Begin en eindpunt voor rest vh onderzoeksproces - Leidend voor onderzoeksontwerp, data geanalyseerd ih licht vd onderzoeksvraag, conclusie keert terug op onderzoeksvraag, kan (maar moet niet) opgesplist worden in deelvragen - Soorten vragen: - Centrale onderzoeksvraag algemene vraag (vaag/niet specifiek) - Voldoende breed formuleren - Vervolgens best vertalen in meerdere deelonderzoeksvragen, en hier moet je volledigheid nastreven - Onderzoeksvraag moet: - doelgericht zijn - door onderzoek te beantwoorden - sturend worden opgesteld, voldoende helder zijn - mag niet gesteld worden als waarom/waardoor vragen - niet gebaseerd op onbewezen voorkennis - Deelonderzoeksvragen - Beschrijvende onderzoeksvragen situatie, fenomeen, gebeurtenis, gedrag - Verklarende onderzoeksvraag gaan verder om situatie, fenomeen.. te verklaren (zoekt verbanden tuss kenmerken, of effecten) - Evaluatieve onderzoeksvragen evaluatie van een bestaande aanpak ve probleem - Prescriptieve onderzoeksvragen gericht op formulering beleidsaanbevelingen - Vergelijkende onderzoeksvragen Eenheden doelgroepen (groep bij wie onderzoek wordt uitgevoerd) Kenmerken onderwerp wat je onderzoekt Waarden een variabele is een kenmerk dat 'waarden' kan aan nemen Verbanden minimaal 2 kenmerken gaan samen varieren - We spreken hier ook van samenhang of samen varieren/veranderen van kenmerken effecten invloed van het ene kenmerk op het andere - Afhankelijke variabele kenmerk dat wordt beïnvloed (variabele Y) - Onafhankelijke variabele kenmerk waarvan invloed of effect uit gaat (variabele X) - Asymmetrische effectrelatie Wanneer een duidelijk onderscheid aanwezig is tussen een onafhankelijke en een afhankelijke variabele Richting: - Positief verband effect komen hoge waarden op een variabele samen met hoge waarden op een andere, en lage waarden op variabele 1 samen met lage waarden op variabele 2 (ook recht evenredig genoemd) - Negatief verband effect gaan hoge waarden op var. 1 samen met lage waarden op var. 2? Vise versa (ook omgekeerd evenredig genoemd) Verbanden met 3 kenmerken - Verbanden of effecten met meer dan 1 (on)afhankelijke variabele - Onrechtstreekse effecten - Effect van ene kenmerk verloopt via een derde kenmerk (intermediaire variabele Z) - Interactie-effect - Effect van kenmerk X op Y verschilt naargelang de waarde van een derde kenmerk (Z) (bv effect van agressie op schoolresultaten hangt af van het geslacht) - Schijneffecten - Kenmerk fungeert als gemeenschappelijke oorzaak - Effect tussen 2 kenmerken valt weg als je rekening houd met 3^e^ kenmerk (Z) - Causale effecten - Nagaan of iets veroorzaakt wordt door iets anders - Voorwaarden: - Samenhang tussen kenmerken - Kunnen aantonen dat tijdsordening duidelijk is - Moet kunnen mogelijkheid uitsluiten dat derde variabele gemeenschappelijke oorzaak vormt - Pas als al deze voorwaarden voldaan zijn causaal effect (X vormt oorzaak voor Y) Effectrelaties vaak ten onrechte als causaal beschouwd Aandachtspunten: 1. **Is de vraag onderzoekbaar?** 2. **Sluit de vraag aan bij de uitkomsten van de probleemstelling?** 3. **Sluit de vraag aan bij het onderzoeksdoel (de opbrengsten)?** 1. kennis en inzicht \--\> definiërende, beschrijvende, vergelijkende, evaluerende of verklarende onderzoeksvraag. 2. verandering in de praktijk \--\> ontwerpvraag. 4. **Is de vraag als vraagzin geformuleerd?** 5. **Is het een open vraag?** 3. Geen ja-nee vragen 6. **Is de vraag scherp en eenduidig geformuleerd?** 4. Zijn kernbegrippen gedefinieerd? 7. **Geen meervoudige vragen** 8. **Niet naar de bekende weg vragen** 9. **Geen foute veronderstellingen in de vraag opnemen** 10. **Geen aannames opnemen die je niet kan onderbouwen** 11. **Is de vraag acceptabel?** 12. **Is de vraag relevant?** 13. **Leiden antwoorden op de deelvraag tot antwoord op de hoofdvraag?** ### 2.2: bepalen van de grondvorm de keuze voor kwantitatief of kwalitatief onderzoekAfbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, document Automatisch gegenereerde beschrijving Idealiter combinatie van kwalitatief en kwantitatief Verklarend onderzoek kwantitatief onderzoek Beschrijvend onderzoek kwanti of kwali Eenzelfde onderzoeksvraag kan leiden tot verschillende keuze van grondvorm - Inhoudelijke gronden - Praktische gronden ### 2.3: het onderzoeksontwerp Hoe ga je het antwoord op de onderzoeksvraag vinden - **Wat waarnemen?** - Kwantitatief onderzoek: - operationaliseren - vertalen van kenmerken naar concreet meetbare variabelen - *voor* de dataverzameling. - Meetinstrument op basis hiervan opstellen - Deductief: van de theorie naar de empirie - Standaardisering: elk kenmerk op dezelfde wijze meten bij elke respondent - Kwalitatief onderzoek - Operationaliseren gebeurt voornamelijk *na* de dataverzameling - Gespreksonderwerpen of topics bepalen - Inductief: van de data naar de theorie - Geen standaardisering: iedere deelnemer vertelt eigen verhaal - **Wie waarnemen?** - Onderzoekseenheden: over wie wil het onderzoek iets zeggen? - Alle onderzoekseenheden = de populatie - Selectie maken \--\> steekproef trekken - Steekproef kwantitatief OZ: veel en representatief (\'doorsnee\') - Steekproef kwalitatief OZ: minder en \'rijk\': verschillende perspectieven - **Hoe waarnemen?** - Welke dataverzamelingsmethode? - Cijfermateriaal of taal? - Enquêteonderzoek, experimenten, meta-analyses - Interviews, focusgroepen, observatie ### 2.4: een vooruitblik op de volgende stappen in het onderzoeksproces Verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek: - Verschillen in dataverzameling - Kwan dataverzamelingsinstrumenten & eenheden liggen vast vooraf - Kwal " ligt niet op voorhand vast, wwz, dataverzameling is veel flexibeler - Verschillen in data-analyse - Kwan gebaseerd op cijfermateriaal & statistische technieken - Kwal taal analyseren & gebruikt inhoudsanalyse - Interpretatie van onderzoeker staat centraal ### 2.5: aan de slag ### ONDERZOEKSPLAN PROBLEEMSTELLING - Schrijf een probleemstelling uit waarin de volgende aspecten aan bod komen. - een korte inleiding met een situering van het onderwerp dat cen- traal staat in je onderzoek - Waarover gaat je onderzoek? - Leid het onderwerp in en situeer het onderwerp in de werkveld- context - een aanleiding - Om welke redenen vraagt de opdrachtgever om een onderzoek over dit onderwerp uit te voeren? - Waarom is het interessant om over dit onderwerp iets te onder- zoeken? - Waarom is het belangrijk om over dit onderwerp een onderzoek op te zetten? - een doelstelling - Wat wenst de onderzoeker/de opdrachtgever te bereiken met het onderzoek? - Wat wil de onderzoeker/de opdrachtgever met de resultaten re- aliseren? Wat is de meerwaarde van het onderzoek? - Voor wie zijn de resultaten van het onderzoek relevant? - een afbakening - Wat, welke deelaspecten van je onderwerp, zul je onderzoeken? - Welke deelaspecten niet? - Motiveer je keuze. - Formuleer, op basis van literatuur, een heldere, duidelijke en eenduidige betekenis van begrippen gerelateerd aan je on- derwerp die verder centraal staan in je onderzoek. - Bij wie zul je het onderzoek uitvoeren? Bij wie niet? - Motiveer je keuze. - Waar (geografische afbakening) zul je het onderzoek uitvoeren? - Wanneer zul je het onderzoek uitvoeren? - onderzoeksvragen - Formuleer een voldoende brede centrale onderzoeksvraag zodat alle aspecten die je wilt onderzoeken, eronder vallen - Formuleer - indien relevant - per deelaspect (zie afbakenin van je onderwerp een deelonderzoeksvraag - Elk deelaspect kun je - indien en concretiseren door meerdere deelonderzoeksvroog te formuleren. deelonderzoeksvragen per Centrale anderzoeksvraag - Deelvraag 1 Deelvragen van deelvraag 1 - Deelvraag 2 Deelvragen van deelvraag 2 - Deelvraag... Deelvragen van deelvraag - Ga na of je alle deelonderzoeksvragen hebt geformuleerd die je nodig hebt om je doelstelling te realiseren. - Stel de verklarende onderzoeksvragen grafisch voor met behulp van een conceptueel model. - GRONDVORM - Beslis of je de vooropgestelde onderzoeksvragen zult beantwoorden via een kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek. - PLAN VAN AANPAK - Omschrijf kort hoe je de probleemstelling zult realiseren. Hoe, via welke methode(n) en instrument(en), zul je de onderzoeksvragen beantwoorden en de doelstelling van het onderzoek realiseren? - Deze omschrijving zul je vervolgens verder concretiseren in de ver- schillende stappen van het onderzoeksontwerp (zie volgende hoofd- stukken). - TIP! Schrijf alle bovenstaande aspecten uit in een samenhangende en logisch opgebouwde tekst. Je kunt met tussentitels werken, maar dat hoeft niet Ook door belangrijke woorden in het vet te zetten, te cursiveren of te onderlijnen kun je structuur in je redenering aanbrengen. Hoofdstuk 3: steekproeftrekking ------------------------------- Doel kwantitatief onderzoek: **Schetsen van een algemeen beeld onderzoeksmethoden** representatief betrouwbaar valide **Op basis van waarnemingen** populatie en steekproef **Die je verzamelt via** - **Bestaande gegevensbanken** - **Enquête-onderzoek (= survey)** vragenlijsten - **Experimenten** experimenteel onderzoek **Om zo een onderzoeksvraag (= hypothese) statistiek** operationalisering - **Te beschrijven** hoe ziet het er uit - **Te verklaren** hoe hangen zaken samen ### 3.1: basisbegrippen: onderzoekseenheden, populatie en steekproef [Onderzoekseenheden:] **Definitie** - De eenheden die worden bestudeerd in een onderzoek, dus waarbij je de variabelen/eigenschappen observeert. **Voorbeelden** - Personen: studenten, patiënten, werknemers. - Organisaties: instellingen, steden, bedrijven. - Producten: smartphones, auto's, medicijnen. **Kenmerken** - Specifiek: duidelijk gedefinieerd en afgebakend. - Meetbaar: eigenschappen kunnen worden gemeten of geobserveerd. - Relevant: direct gerelateerd aan de onderzoeksvraag. **Belang** - Basis voor dataverzameling: alle gegevens worden verzameld van deze eenheden. - Representativiteit: de keuze van onderzoekseenheden beïnvloedt de representativiteit van de resultaten. [Populatie:] **Definitie** - De volledige groep van onderzoekseenheden die centraal staan in een onderzoek **Soorten populaties** - **Theoretische populatie** - De ideale groep waarover je een uitspraak zou willen doen - Niet afgebakend in tijd en ruimte - Voorbeelden: psychologisch consulenten, OCMW's - **Operationele populatie** (ook wel **empirische populatie** genoemd) - De feitelijke groep die je kunt bereiken en onderzoeken - Wel afgebakend in tijd en ruimte - Voorbeeld: psychologisch consulenten die werken in een CLB in Oost-Vlaanderen, de OCMW's van de 13 Vlaamse centrumsteden **Van theoretische naar operationele populatie** - Afbakening nodig - Compromis tussen veralgemeenbaarheid en uitvoerbaarheid - Bestudeerde onderwerp speelt ook een rol in het kunnen vinden van een werkbare operationele populatie [Steekproef:] ![](media/image8.png)Slaag je er in om alle eenheden uit de operationele populatie te bevragen? - **Populatieonderzoek** Meestal is dat niet mogelijk (tijd en geld) - **Steekproefonderzoek** Doel van werken met een steekproef - **Het beantwoorden van de onderzoeksvraag voor de volledige bestudeerde populatie** Daarom goed nadenken over de samenstelling van de steekproef - **Kwalitatief of kwantitatief onderzoek?** - **Welke eenheden?** - **Hoeveel eenheden?** - **Hoe kan je die selecteren?** - **Welke fouten mogen we niet maken?** **SOORTEN STEEKPROEVEN (IN KWANTITATIEF ONDERZOEK)** ### 3.2: aselecte steekproef **Definitie** - Een steekproef waarbij elke eenheid in de populatie een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden. - Ook wel 'at random' steekproef of toevalssteekproef genoemd **Kenmerken** - Toevallig ≠ willekeurig! - Onafhankelijk van respondent én onafhankelijk van onderzoeker - Op basis van een **steekproefkader** - een bestaande of zelf samengestelde lijst van eenheden die deel uitmaken van de operationele populatie is **cruciaal !** [principes] **Generaliseren (veralgemenen) van bevindingen uit de steekproef naar de populatie waaruit die komt.** - Statistische generaliseerbaarheid - Antwoorden gelden niet enkel voor de steekproef maar voor de hele populatie - Zie het vak 'Mens verklaren in cijfers' in jaar 2 voor de statistische analyses - Voorwaarden - Voldoende **omvang** van de steekproef - De steekproef is **representatief** voor de (operationele) populatie - Van belang voor - Interne validiteit: beantwoorden van de onderzoeksvraag - Externe validiteit: veralgemenen naar de operationele populatie **Criteria voor de steekproefomvang (3)** - \(1) Omvang van de operationele populatie Hoe groter de operationele populatie, hoe groter de steekproef - \(2) Heterogeniteit van de operationele populatie Hoe heterogener de operationele populatie, hoe groter de steekproef - \(3) Gewenste nauwkeurigheid en betrouwbaarheid Hoe nauwkeuriger je het resultaat wil, hoe groter de steekproef - **Foutmarge** - Veel gebruikt: 5% - Geeft aan hoe nauwkeurig het resultaat van de steekproef is in vergelijking met de echte waarde in de populatie - *Hoe kleiner de foutmarge, hoe groter de steekproef moet zijn* - **Betrouwbaarheidsniveau** - Veel gebruikt: 95% - Geeft aan welke betrouwbaarheid je wil bij uitspraken over de populatie op basis van je steekproef - *Hoe meer betrouwbaarheid, hoe groter de steekproef moet zijn* - **Betrouwbaarheidsinterval** - Geeft aan hoe zeker je bent dat de waarde in de populatie binnen die foutmarge valt **[Types aselecte steekproef:]** [Enkelvoudige aselecte steekproef] **Kenmerken** - Elke eenheid in de populatie heeft een gelijke en gekende kans om geselecteerd te worden: 1/N - De selectie gebeurt door 'lotto-trekking' - kleine steekproef: kaartjes trekken - grote steekproef: random integer generator, SPSS, Excel **Voorwaarde** - Een genummerd steekproefkader (= lijst van alle eenheden met een bijhorend volgnummer) **Voordeel** - Heel onafhankelijk, dus heel grote kans op representativiteit **Nadeel** - Duur bij face-to-face interviews (geografische spreiding en kosten verplaatsing) *alternatief: clustersteekproef of gestratificeerde steekproef* - Mogelijkheid blijft dat relevante eenheden niet in de selectie zitten *alternatief: gestratificeerde steekproef* [Systematische aselecte steekproef] **Kenmerken** - Elke eenheid in de populatie heeft een gelijke en gekende kans om geselecteerd te worden - De selectie gebeurt via een vast patroon, met een toevallig gekozen beginpunt - Vb: een steekproef van 100 uit een populatie van 1000? Kies een willekeurig startgetal kleiner dan 10 en dan systematisch om de 10 nummers (4, 14, 24 ,34, 44...) **Voorwaarde** - Een genummerd steekproefkader (= 1 lijst af afzonderlijke lijsten van alle eenheden met een bijhorend volgnummer) - Geen idee hoe groot het steekproefkader is? - 'elke vierde eenheid' - Geen steekproefkader? Werk op basis van een ander kenmerk [Clustersteekproef] **Kenmerken** - De eenheden zijn al onderverdeeld in bestaande groepen of clusters - Je selecteert groepen of clusters en daarbinnen worden alle eenheden deel van de steekproef - groep of cluster = primaire eenheid - eenheid binnen een groep of cluster = secundaire eenheid **Voorwaarden** - De selectie van de primaire eenheden gebeurt op basis van toeval **Voordeel** - Snel samenstellen van een grote steekproef - Beheersbaarder (vb: minder geografische spreiding en dus kost) **Nadeel** - Representativiteit is afhankelijk van toeval [Gestratificeerde steekproef] **Kenmerken** - Representativiteit van de steekproef verhogen? - Het toeval een handje helpen - Door de populatie op basis van kenmerken vooraf in te delen in groepen = deelpopulaties of strata - En dan een enkelvoudige aselecte steekproef te trekken uit elk stratum **2 soorten** - Kies je voor een gelijke afspiegeling van de strata in de steekproef? Proportioneel gestratificeerde steekproef - Kies je voor een afwijkende verhouding van de strata in de steekproef? Disproportioneel gestratificeerde steekproef #### 3.2.1: externe validiteit in kwantitatief onderzoek - Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit - Betrouwbaarheid toevallige fouten - Validiteit systematische fouten - Interne validiteit heb je gemeten wat je wilde meten - Externe validiteit kan je de resultaten veralgemenen **Systematische fouten** **en dus een probleem met externe validiteit** **waardoor je niet kan veralgemenen** - In het steekproefkader - Mogelijke fouten - Onvolledig kader niet iedereen is opgenomen - Inadequaat kader inhoudelijk de foute eenheden - Eenheden in het kader die niet (meer) bij de populatie horen -... - Waardoor het kader niet overeenstemt met de populatie - En eenheden die niet zijn opgenomen in het kader dus geen kans hebben om opgenomen te worden in de steekproef **Zondigen tegen het principe 'gelijke kans om geselecteerd te worden'** - Bij de selectie van eenheden - Niet representatieve steekproef - Waardoor deze geen goede afspiegeling is van de populatie **Kiezen voor het best mogelijke steekproeftype** - Door uitval van steekproefeenheden (**non-respons**) - Eén van de grootste problemen in kwantitatief onderzoek! - Je start met een goed geplande steekproef en door uitval/non-respons ziet de gerealiseerde steekproef er anders uit Unit-non-respons weigeren om deel te nemen waardoor een volledige eenheid (unit) uit de steekproef verdwijnt Item-non-respons wel deelnemen maar één of meerdere vragen items) niet beantwoorden Ga er van uit dat non-respons niet toevallig is Kijk of de overblijvende steekproef nog representatief is Houd ook de steekproefomvang in het oog (moet groot genoeg blijven) Bestudeer de non-respons Responsmaximaliatie grotere steekproef trekken dan nodig helder van wie het komt lay-out verzorgen zo weinig mogelijk tijd beloning (incentive) waardering herinneringen sturen ### 3.3: niet-theoretische selecte steekproeven **Definitie** - Een steekproef waarbij de kans dat een eenheid in de populatie geselecteerd wordt, niet bekend is **Basiskenmerken voor elk van de niet-theoretische selecte steekproeven** - Niet op basis van toeval dus niet iedereen een even grote kans om geselecteerd te worden - Niet op basis van inhoudelijke criteria **Waarom?** - Geen zicht op de populatie - Geen steekproefkader - Praktische redenen: tijd, geld - Geen kennis over opzetten van onderzoek (systematisch, transparant) **Gevolg** - Vaak niet voldoen aan de vereisten van omvang en representativiteit - Dus enkel een uitspraak mogelijk over de steekproef en niet veralgemenen naar de populatie! Vaak gemaakte (bewuste?) fout bij marktonderzoek [Quotasteekproef]: **Aanpak** 1. Bekijken hoe de populatie verdeeld is volgens bepaalde kenmerken die nodig zijn voor de onderzoeksvraag 2. Kiezen van steekproefpunten: waar en wanneer 3. Lijst met aantal eenheden (quota, streefcijfer) per enquêteur 4. Afname op de gekozen plaats en tijdstip **Kenmerken** (naast de basiskenmerken) - Wel zicht op de populatie - Geen nauwkeurig steekproefkader - Geen toevallige selectie uit de subgroepen (vb: de eerste 20 die langskomen) - Wordt heel veel gebruikt **Bijkomende problemen die veralgemening naar de populatie moeilijk maken (= gebrek aan externe validiteit)** - Heb je alle belangrijke kenmerken bekeken? - Eigen keuze van eenheden binnen elk kenmerk [Willekeurige steekproef] **Aanpak** 1. Bepalen van de eenheden die je wil bevragen (kenmerken) 2. Open oproep tot deelname (prikbord, website, krant...) 3. Mensen die willen meedoen, dienen zichzelf aan **Kenmerken** (naast de basiskenmerken) - Zelfselectie **Bijkomende problemen die veralgemening naar de populatie moeilijk maken (= gebrek aan externe validiteit)** - Geen zicht op de populatie - Geen zicht op wie zichzelf selecteert (uitgesproken meningen?) - Zelden een genuanceerd beeld Gemakssteekproef **Aanpak** 1. Bepalen van een aantal kenmerken van de populatie 2. Willekeurig aan mensen vragen of ze willen deelnemen **Kenmerken** (naast de basiskenmerken) - Geen concreet zicht op de populatie - Willekeurige plaats en tijd van afname - Selectie op basis van bereikbaarheid (makkelijkst te bevragen, toevallige ontmoetingen...) - Poging om representativiteit na te streven **Bijkomende problemen die veralgemening naar de populatie moeilijk maken (= gebrek aan externe validiteit)** - Heel problematisch op vlak van representativiteit Externe validiteit Afbeelding met tekst, boek, papier, Publicatie Automatisch gegenereerde beschrijving ### 3.4: theoretisch selecte steekproeven Wordt gebruikt in kwalitatief onderzoek Principes - Niet generaliseren naar de populatie van eenheden - Selectie op basis van toeval is niet nodig - Men streeft naar diversiteit in de steekproef - Dwz dat steekproef zo moet worden samen gesteld, dat diversiteit en rijkdom effectief worden gerealiseerd - Reprenstativiteit in de samenstelling van de steekproef - Inhoudelijk generaliseerbaar - Omvang van steekproef is ondergeschikt aan verscheidenheid of diversiteit ervan - Breiden uit naar mate het onderzoek vordert - Saturatie nieuwe info brengt niets nieuw aan het licht dat men niet al wist Types theoretisch selecte steekproeven Sneeuwbalsteekproef - Iemand die je wilt interviewen die niet in een databank zit (vb cannabisgebruikers) - Begin bij 1 persoon die aan je eisen voldoet - Vraag aan die persoon of die nog mensen kent die X doen/hebben, & zo heb je een sneeuwbaleffect steekproef steeds groter - Beoogt relevante maar vaak weinig zichtbare eenheden, op het spoor te komen - Je komt aan je steekproef door 1 persoon zijn "netwerk" Doelgerichte steekproef - Je bent op zoek naar specifieke personen (bijzondere populaties) - Ze voldoen aan bepaalde criteria Vb adoptiebroers/zussen - Kan via een oproep in de krant/ander medium. De geïnteresseerden melden zich zelf aan - Steekproef uit een steekproef trekken Hoofstuk 4: werken met enquêtes ------------------------------- ### 4.1 Kwantitatieve onderzoeksmethoden Enquete gestandaardiseerde vragenlijst Er zijn 5 methoden om een enquete af te nemen - Post/online/telefonisch/face to face/ groeps - Elk heeft zijn voor en nadelen, de 'beste' methode bestaat niet - Combinaties van de methodes zijn mogelijk Hoe kiezen? Enkele criteria: - Kennis testen niet alle methodes zijn geschikt om kennis te testen - Complexiteit inbouwen onderzoek kan een zekere complexiteit kennen - Controle op het respecteren van de volgorde onderzoekers bouwen bewust bepaalde volgorde in hun enquete - Controle op volledigheid is van belang voor betrouwbaarheid & validiteit van onderzoek - Non-verbaal gedrag in welke mate heeft onderzoeker zicht hierop? - Invloed vd omgeving kan invloed hebben op antwoorden respondent - Onderzoekerseffect onderzoeker kan invloed uitoefenen op respondent - Sociale wenselijkheid invloed hiervan kan verschillen naargelang methode - De respons het aantal mensen die de enquête weldegelijk volledig beantwoord - Tijdsduur Kern? - Bewust zijn van de voor en nadelen - Rekening houden bij interpretatie resultaten - Helder over zijn bij rapportering ![Afbeelding met tekst, document, menu, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) ### 4.2 operationaliseren van kenmerken: van onderzoeksvraag naar enquête Bestaat er al een enquête voor jouw onderzoeksvraag? - is die betrouwbaar en valide - is deze wetenschappelijk correct? - Ja? Gebruik deze - Nee? Ga die zelf operationaliseren - Van onderzoeksvraag naar concrete vragen in enquête in 5 stappen **[Stap 1:] bepaal de variabelen in de onderzoekdsvraag of hypothese** - Vertrek van een onderzoekvraag - Welek variabelen bekijk je daarin - Welk soort varaibelen zijn dit Niet alle kenmerken zijn even eenvoudig te operationaliseren onderscheid aantal types - Eenvoudige kenmerken (geslacht, leeftijd) - Complexe kenmerken (agressie, inkomen) - Concrete kenmerken rechtstreeks waarneembaar (frequentie alcoholgebruik...) - Abstracte kenmerken niet rechtstreeks waarneembaar (onveiligheidsgevoel...) **[Stap 2:] Definieer de variabelen** = geef een duidelijke definitie (omschrijving) van wat je precies bedoelt - Makkelijk bij eenvoudige kenmerken - Belangrijke stap bij complexe kenmerken: welke componenten maken deel uit van de variabele **[Stap 3:] Kies welke componenten van die variabelen je wil onderzoeken** = welke zijn belangrijk voor jouw onderzoek en welke niet **[Stap 4:] Zet de gekozen componenten om naar indicatoren** = de concrete zaken die je kan meten of bevragen Eén of meerdere per component **[Stap 5:] Giet de indicatoren in vragen en antwoordmogelijkheden** = het opstellen van de enquête Éénvoudig kenmerk: meestal 1 component \> 1 indicator \> 1 vraag Complex kenmerk: meerdere componenten \> elk 1 of meerdere indicatoren \> elk 1 of meerdere vragen ### 4.3 een enquête opstellen Soorten vragen: - Vragen - Stellingen - Gesloten vragen aankruisen - cijfergegevens) - Halfopen meerdere opties + categorie "andere" - Enkelvoudige 1 antwoord aanduiden - Meervoudig meerdere antwoorden aanduiden - Rangschikking bv namen van politici rangschikken - Dichotoom vraag waar 2 antwoordmogelijkheden zijn (ja-nee) - Schaalvraag vragen met verschillende indicatoren voor je naar 1 concept gaat - Maakt gebruik van de likerschalen **Likertschaal** - vaak gebruikt bij schaalvragen - als meetschaal om [opinies of attitudes] te meten - lijst met vragen, stellingen, items die 1 kenmerk meten - meerpunten-antwoordschaal **[Vragen opstellen ]** - kort en bondig - Korte zinnen, max 25 woorden - te begrijpen voor de doelgroep - Vragen moeten relevant zijn voor doelgroep en niet te moeillijk - geen suggestieve vragen - geen dubbele vragen - duidelijke tijdsomschrijving - Formuleer vragen met een tijdsdimensie zo concreet mogelijk - geen dubbele negaties - Een vraag met 2 of meer negatieve termen - wissel positief en negatief geformuleerde stellingen af - voorkom primacy-effect en en recency-effecten - primacy-effect = de neiging om de antwoorden die eerst worden gezien te kiezen - recency-effect = de neiging om antwoorden die laatst komen te kiezen - open vragen enkel bij vragen naar aantallen **[Antwoordmogelijkheden formuleren]** - goede aansluiting bij de vraag - logische volgorde - geen overlap in antwoordmogelijkheden - zorg dat iedereen zijn antwoord kwijt kan ('uitputtend') - keuze tussen even of oneven aantal antwoordmogelijkheden - keuze tussen aantal antwoordmogelijkheden - 'ik weet het niet'-optie beperken - duidelijke 'hoeveelheid'-omschrijving - bij schaalvragen: - niet meer dan 7 antwoordmogelijkheden - evenwichtige antwoordmogelijkheden **[Vragenlijst opbouwen]** - start met sociodemografische kenmerken - stem de volgorde van de vragen af op psychologische factoren - beperk doorverwijzingen - thematisch vragen samen bundelen - heldere en beknopte inleiding en afsluiting **Als mogelijk...**... doe een pretest, waarbij je de enquête test bij een kleine groep mensen en hen bevraagt over hun ervaringen tijdens het invullen. **Belangrijk om...**... betrouwbaarheid en validiteit van het dataverzamelingsinstrument na te gaan ### 4.4 betrouwbaarheid en validiteit van het dataverzamelingsinstrument Betrouwbaarheid - Geeft aan in welke mate een onderzoek vrij is van toevallige fouten - Aka mate waarin je het kan herhalen op een ander tijdstip door een andere onderzoeker - Methodes om betrouwbaarheid na te gaan: - Test-hertestmethode test 2x afnemen na bepaalde tijd bij dezelfde groep (indicatie van stabiliteit) - Homogeniteit testen ga na in hoeverre de verschillende vragen met het totaal vd antwoorden op overige vragen samen hangen: kan door: - Cronbachs alpha maat om sterkte van samenhang tussen antwoorden op het ene item en de antwoorden op de andere items na te gaan (bepaalt interne consistentie / homogeniteit) - Paralleltest - Tweede vragenlijst maken waarin je oorsprongelijke vragen vervangt door gelijkaardige (bijna dezelfde) vragen - Kan op 2 verschillende afnamemomenten of op eenzelfde moment - split-halfmethode - betrouwbaarheid van meetschalen na gaan validiteit - nagaan of je door je vragen wel waarneemt wat je beoogde waar te nemen - betrouwbaar is niet noodzakelijk valide meting - twee soorten instrumentele validiteit: - begrips- of constructvaliditeit - nagaan of jouw resultaten te vergelijken zijn met resultaten van andere dataversamelings- of meetinstrumenten die hetzelfde meten - predictieve validiteit - gebruikt om zaken te voorspellen (vaak bij iq test) ### 4.5 afname van enquêtes ### Pretest doen enquete afnemen bij testgroep die lijkt op je doelgroep - kan nagaan of de respndenten de vrragen correct interpreteren hierna eigenlijke dataverzameling - mogelijke fouten die onderzoeker kan maken: - geen herinneringsbrieven of emails sturen - bewaken dat gestandaardiseerd karakter vd vragenlijst gerespecteerd blijft - zorg dat het gestandaardiseerd karakter van vragenlijst gerespecteerd blijft - zorg dat de respondent individueel kan antwoorden hoofdstuk 5: data-analyse in kwantitatief onderzoek --------------------------------------------------- ### 5.1 voorbereiding van de data-analyse Wanneer kiezen voor kwalitatief onderzoek? - Exploreren van een nieuw domein - Exploreren van opvattingen Omzetten enquête naar cijfermateriaal codering van blanco enquête - Je neemt een blanco enquête - Je geeft een cijfer aan elke antwoordmogelijkheid - Zo kan je achteraf alles samenbrengen en structureren vd antwoorden id tabellen, en zo kan je gegevens makkelijk registreren en analyseren - Het is een goede gewoonte om de codering samen met het opstellen van de vragen al te doen - Zo merk je de haalbaarheid van het omzetten in cijfers - En bots je achteraf niet op antwoorden die je niet gecodeerd krijgt - Houd de manier waarop je analyses wil uitvoeren goed in het oog - Aansluitend bij onderzoeksvraag - Zie verder bij meetniveau - Na de afname, als nodig voor de onderzoeksvraag - Maak bijkomende categorieën van de antwoorden op de open vragen Codeboek het resultaat van codering, samengebracht in een overzichtelijk geheel - Legende geeft weer hoe je de code moet lezen (is belangrijk in kader van transparantie, controle en herhaalbaarheid) - Enkel door onderzoeker gebruikt, niet door respondent - Vaak opgesteld als tabel Datamatrix opstellen: - Vaak met afkortingen, het is de bedoeling dat antwoorden omgezet worden in een tabel **Stap 1** - Maak een tabel op basis van het codeboek - Excel, SPSS (of een ander statistisch verwerkingsprogramma) **Stap 2** - Geef elke enquête een uniek volgnummer **Stap 3** - Voer per respondent de antwoorden uit de enquête in de tabel in - 1 rij = 1 respondent **Stap 4** - Controleer - vb: kijk per variabele of het aantal ingevoerde waarden overeenkomt met het aantal respondenten/enquêtes - 'data-cleaning' Van datamatrix naar frequentietabel van niet geordend naar geordend ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image12.png) - Bij kleine aantallen respondenten: enkel absolute frequenties gebruiken - Bij bv 5 respondenten geeft 1 respondenten al een verschil van 20% - Geen vaste richtlijn, vaak wordt 40-50 respondenten genomen - Belang van meetniveau opnieuw (zie verder) Meetniveau is cruciaal om statistische methode te kunnen toepassen - Doel beschrijven, samenhang onderzoeken & verklaren 4 soorten meetniveau 's: - Nominaal waarden scheiden zich enkel van elkaar in naam of label, je kunt er geen rangorde aan toekennen (geslacht, nationaliteit) - Ordinaal waarden onderscheiden zich in naam en je kan er een waarde aan toekennen (meer of minder dan, inkomen, onderwijsniveau) - Interval onderscheid tussen naam en rangorde, en er zijn vaste intervallen tussen verschillende antwoord categorieën (graden, tijd op een klok, geboortejaar) - Ratio verschillende categorieën onderscheiden zich in naam en rangorde doordat er vaste intervallen zijn en er een absoluut nulpunt is (aantal broers en zussen, aantal studenten) Interval & ratio behoren samen tot het metrische niveau Types variabele/gegevens - Categorisch - Nominaal/ordinaal (kwalitatief) - Metrisch - Interval/ratio (kwantitatief) **Correlatie ≠** **Causaliteit** - Correlatie statistisch verband tussen 2 variabelen **Correlatie / correlationeel onderzoek** - Zoekt een statistisch verband tussen twee variabelen = berekent de samenhang tussen kenmerken via een statistische formule - Dat verband wordt uitgedrukt in een waarde tussen -1 en +1 - 0 geen samenhang, +/-1 perfecte samenhang - En zegt iets over zowel de sterkte van de samenhang - geen - zwak - matig - sterk - Als de richting van de samenhang - positief - Negatief ### 5.2 Experimenteel onderzoek **Experimenteel onderzoek** - stelt ons in staat om oorzakelijke verbanden/causaliteit te onderzoeken - tussen één bepaalde interne of externe factor en bepaalde gedragingen die mensen stellen of gevoelens en gedachten die mensen hebben - voor zover die uitgedrukt kunnen worden in een cijfer **Bij experimenteel onderzoek:** - manipuleert men doelbewust één variabele, een eigenschap of kenmerk van mensen of een situatie - bij voorkeur: houdt men alle andere variabelen constant door dit onderzoek in een situatie uit te voeren die men zo veel mogelijk onder controle heeft, in een laboratorium bijvoorbeeld - laboratoriumexperiment vs veldexperiment - in de psychologie vaakst laboratoriumexperiment - meet men het effect van die ene gemanipuleerde of onafhankelijke variabele op een andere variabele, de afhankelijke variabele **Representatieve steekproef** - Als je naast causaliteit onderzoeken ook wil veralgemenen voor een populatie, werk je met een representatieve steekproef (zie hoorcollege 2) **Een hypothese** **= een voorspelling over de uitkomst van het experiment,** **= een voorspelling van wat het effect is van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele.** **De onafhankelijke variabele** **= een eigenschap van mensen of een situatie die men doelbewust manipuleert en waarvan men vermoedt dat die de oorzaak is van bepaalde gedragingen, gedachten of gevoelens..** **= de gemanipuleerde variabele.** **De afhankelijke variabele** **= een eigenschap van mensen waarvan men vermoedt dat die het gevolg is van de eerder gemanipuleerde variabele** **= de gemeten variabele** **Controlevariabelen** **= zijn variabelen die ervoor zorgen dat die twee groepen zo veel mogelijk aan elkaar gelijk zijn.** **= zijn variabelen waardoor er geen systematische verschillen zijn tussen die twee groepen.** **= zijn variabelen die men onder controle wil houden.** **De experimentele groep** **= de groep waarbij men doelbewust één bepaald aspect van de situatie verandert** **= wordt ook de experimentele conditie genoemd** **De controle groep** **= de groep waarbij men doelbewust niets aan de situatie verandert** **= wordt ook de controleconditie genoemd** ![](media/image14.png) Bedreigingen bij experimenteel onderzoek: - Interne validiteit - Mate waarin andere storende factoren optreden - Bedreigingen: - Buitenexperimentele gebeurtenissen - Spontante veranderingen - Testeffect (mensen gaan hun gedragen naar de verwachtingen) - Instrumentatie (meetinstrument dat je gebruikt) - selectie - Externe validiteit - Mate waarin gevonden effect kan veralgemeend worden naar bredere populatie - Bedreigingen: - Ben je zeker dat je mag veralgemenen? - Kan je de sterk gecontroleerde situatie in een lab zomaar doortrekken naar de buitenwereld? ### 5.3 beschrijving van afzonderlijke variabelen Beschrijvende onderzoeksvragen bepaalde situatie in kaart brengen Frequentietabel middel om op overzichtelijke manier beschrijving van variabele te geven - 1^e^ kolom absolute frequentie - Aantallen per waarde - 2^e^ kolom relatieve frequentie - Percentage van respondenten die bepaald antw aanduide - 3^e^ kolom absolute cumulatieve frequentie - Het aantal respondenten tot een bepaalde waarde - 4^e^ kolom relatieve cumulatieve frequenties - Verwijst naar percentage respondenten tot en met een bepaalde waarde Grafieken bv cirkel of staafdiagram Centrummaten beschrijven het midden of centrum van de verdeling vd variabelen - Modus waarde die het vaakst voorkomt - Mediaan centrummaat die het midden van een geordende reeks waarden weergeeft - Gemiddelde alle waarden optellen en delen door het aantal waarden Spreidingsmaten - Spreidingsbreedte verschil tussen hoogste en laagste waarde - Interkwartielafstand - Boxplot kan dit visueel voor stellen - Standaardafwijking / standaarddeviatie drukt inhoudelijk uit hoe sterk de gemiddelde afwijking ten opzichte van het gemiddelde is Hoofdstuk 6: kwalitatief onderzoek via interviews en focusgroepen ----------------------------------------------------------------- ### 6.1 het onderzoeksproces in kwalitatief onderzoek Kenmerken: - In de diepte - Belevingen en betekenissen - Interviews, focusgroepen... - Taal - Inhoudsanalyses - Diversiteit in doelgroep en rijkdom aan info verschillende perspectieven Wanneer kwalitatief onderzoek? Afbeelding met tekst, schermopname, visitekaartje, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Eind jaren 40 kwalitatief onderzoek achteruitgeschoven ten voordele van kwantitatief onderzoek met positivistische inslag basisprincipes in kwalitatief onderzoek Flexibiliteit & openheid Wie is de 'wie' - **Theoretisch selecte** steekproeven = \'**natuurlijke** steekproeven\' Selectie is gebaseerd op inhoudelijk relevante criteria, en niet op representativiteit van de populatie - Principes: - **Niet**: op basis van de steekproef uitspraken formuleren over de populatie \--\> selectie op basis van toeval is niet nodig - **Wel:** gedetailleerde en informatierijke data bekomen + dieperliggende betekenissen ontdekken \--\> geen algemeen maar wel diepgaand beeld - Diversiteit in steekproef belangrijk (zo volledig mogelijk) - Eenheden vinden die veel informatie bezitten - Sleutelfiguren zoals deskundigen, ervaringsdeskundigen - **Wel**: streven om *inhoudelijk* te veralgemenen (inhoudelijke generaliseerdbaarheid) maar niet statistisch: veralgemenen naar vergelijkbare situaties - Principes: **Omvang**: ondergeschikt aan verscheidenheid of diversiteit. Enkele richtlijnen: - Hoe **heterogener de populatie hoe omvangrijker de steekproef** moet zijn \--\> weerspiegeling diversiteit - Omvang ligt vaak **niet vast bij het begin** \--\> dataverzameling wijst uit of er nog meer eenheden bevraagd moeten worden \--\> \'**open** steekproeven' - Wanneer geen nieuwe informatie meer naar boven komt: **saturatie/verzadiging** ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image16.png) - Types steekproeven: - Sneeuwbalsteekproef (*snowball sample*) - Wanneer gebruiken? - Bij ontbrekend steekproefkader - Bij weinig zichtbare eenheden - Bij moeilijk te bereiken eenheden - Bij taboe onderwerpen - Hoe: Starten bij één persoon \--\> aan die persoon vragen of die andere personen kent in een vergelijkbare situatie \--\> herhalen,... - Doelgerichte steekproef (*purposive sampling*) - Bij eenheden die moeten voldoen aan bepaalde criteria - Vaak via oproep (in de school, organisatie,...) om mee te werken aan het onderzoek **Externe validiteit wordt beïnvloed door steekproef in kwalitatief onderzoek** - Externe validiteit krijgt andere invulling bedoelt om diepgaand en gedetailleerd beeld te schetsen, niet om te veralgemenen (zoals kwantitatief) ### 6.2 kwalitatieve onderzoeksmethoden Soorten: - Interviews - Face to face, videobellen, telefonisch, online chat.. - Focusgroepen (groepsgesprekken over een bepaald thema met onderzoeker erbij) - Face to face, videobellen, online chatsessie - Observaties**: Informatie verzamelen door mensen systematisch en gericht waar te nemen.** - - Participerende observatie onderzoeker neemt deel aan situatie die hij observeert - Niet-participerende observatie onderzoeker aanwezig op de achtergrond - Open observatie mensen zijn bewust dat ze geobserveerd worden - Gesloten observatie mensen zijn er niet van bewust - Individuele obs afzonderlijk worden personen geobserveerd - Groepsobservaties meerdere personen worden geobserveerd tegelijk - **Soorten observaties:** - **Positie onderzoeker:** - Participerende observatie - Niet-participerende observatie - **Registratie**: - Gestructureerd (observatieschema, kijkwijzer) - Ongestructureerd: observatieverslag - **Situatie:** - Gestandaardiseerd: in een gecontroleerde omgeving - Niet-gestandaardiseerd/vrij: \'natuurlijke omgeving\' - **Mate van bewustzijn bij deelnemers:** - Mogelijke vertekeningen - **Verwachtingen van de deelnemers**: - -wat verlangt de onderzoeker van mij? - -verwachting t.a.v. het effect van de behandeling/conditie (placebo) - **Verwachtingen van de onderzoeker** (voorkennis, ander onderzoek, hypothese,...) - -kan leiden tot vertekend beeld door systematische observatiefouten \--\> cfr. dubbel-blind experiment als gouden standaard in klinische studies - - Open observatie: deelnemers weten dat je hen observeert \--\> ethische vereisten - Gesloten/verborgen observatie: deelnemers weten niet dat je observeert \--\> minder kans op onderzoekereffecten maar *ethische bezwaren* - **Aantal deelnemers:** - Individuele observatie - Groepsobservatie - - Case study - Gevalsstudie meerdere methoden worden gebruikt om 1 speciale case te onderzoeken Wat bepaalt de keuze? - Het **onderzoeksonderwerp** (gedrag, betekenissen, interacties, individuen of groepen, \...) - Focus op intermenselijke interacties \--\> focusgroepen of groepsobservaties - Focus op individuele gedragingen, ideeën,... \--\> interview - Focus op gedrag - Direct via observatie - Indirect via interviews, focusgroepen - Focus op betekenissen - Indirect via interviews en focusgroepen, documentenanalyse - Invloed van omgeving (derden) - Onderzoekereffecten - Sociale wenselijkheid - Bereidheid tot deelnemen: - digitaal interview/groepsgesprek: meer toegankelijk of drempelverhogend? - Focusgroep: één moment en plaats ligt vast + sneller drop-out ### 6.3 interviews Soorten: - Doelgroepinterviews - Experteninterviews - Gestructureerd interview (met een script) - Semi-gestructureerd (interviewer werkt met vaste topiclijst maar kan varieren - Ongestructureerd interview (open vragen) - **Dataverzamelingsinstrument** Interviewschema/Interviewleidraad/gespreksleidraad - **Inleiding** - Jezelf voorstellen - Onderwerp van het onderzoek - Doel onderzoek - Informatie steekproef - Informatie over registratiewijze - Opname en/of notities? - Anonimiteit en vertrouwelijke omgang data - Toestemming vragen (\'geïnformeerde toestemming\') - Praktische informatie - **Kern**: **topiclijst** \--\> onderwerpen of open vragen gebaseerd op de centrale kenmerken van de onderzoeksvragen de je wil beantwoorden - Bij ongestructureerde interviews beperkt dit zich vaak tot één uitgeschreven beginvraag - Gebaseerd op literatuurstudie, eigen kennis, gesprekken - Centrale begrippen vertalen naar concrete vragen en/of onderwerpen \--\> ≠ operationalisering in kwantitatief OZ! - **Aandachtspunten** bij opstellen topiclijst: - Schrijf de beginvraagvolledig uit (hiermee zet je de toon van het interview) \--\> open genoeg, maar toch ook voldoende afgebakend (relevant voor onderzoeksvraag) - Logische opbouw - Open vragen - Eenduidige vragen en geen vage bewoordingen - Vermijd waaromvragen \--\> onveilig/bedreigend! - Geen suggestieve vragen - Geen dubbele (tweeledige) vragen - Naast vragen kunnen ook andere methodieken gebruikt worden - Foto\'s - met kernwoorden \--\> laten selecteren - Tekeningen laten sorteren - door geïnterviewde laten maken (blanco steekkaart) - korte casus die je voorleest - **Slot** - Bij semi-gestructureerde en ongestructureerde interviews gebrik je deze leidraad flexibel - Samenvatting - Vraag naar aanvullingen: wil respondent nog zaken kwijt die niet aan bod kwamen? - Bij sneeuwbalsteekproef: ken je nog andere mensen die\...? - Informatie over verder verloop onderzoek - **Bedanken voor de medewerking** Context - Eigen locatie voorzien? - In de eigen omgeving van de geïnterviewden? - Kenmerken van gespreksruimte: - Afgesloten (privacy en omgevingsgeluid) - Verwelkomend - Niet rommelig Registratie/verslagname - Audio en video: - meest complete registratie en achteraf opnieuw te beluisteren/bekijken op eigen tempo - Laat toe om tijdens interview volledig toe te leggen op het gesprek en actief luisteren - Eigen notities - Helpt om het gespreksverloop te leiden - Laat toe om andere bedenkingen (bv. Non-verbaal gedrag, vreemde reacties) te noteren - Best aanvullend op audio/video - Notities door een derde: beperkt relevant - Kan bedreigend ervaren worden (zeker in één-op-één interview) - Aanvullend verslag: context in kaart brengen Interviewtechnieken \--\> vereisen bepaalde competenties! - **Actief luisteren** **!** Niet enkel luisteren, maar ook evalueren en erop kunnen inspelen - Zijn de antwoorden relevant? - Bijsturen indien nodig - Is het antwoord duidelijk? - Controleer of je het goed begrepen hebt - Is het antwoord volledig? - Stel verdere vragen - Is het antwoord overeenkomend met de realiteit? - Vraag door - Let op non-verbaal gedrag en speel hierop in/noteer - **Doorvragen** - Directief: - \'hoezo\', \'wat bedoel je\'? - Heb ik het goed begrepen als... -... Is dit een goede weergave van wat je net vertelde? - Non-directief: - Stiltes laten - Knikken - Ja\... hm\... - **Voor** het interview: - afnemen van proefinterviews bij personen die aansluiten bij de doelgroep van het onderzoek, of personen die je feedback kunnen geven over de vragen (helderheid, gevoeligheid, duur, \...) \--\> data mag *niet* gebruikt worden in het onderzoek - **Na** het interview: - Blijf alert ook bij het napraten na het interview \--\> relevante zaken die na het interview en opname pas gezegd worden - Gebruik van memo\'s - Zie logboek: zaken die opvallen tijdens contactname met mogelijke deelnemers, dataverzameling én data-analyse Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving ### 6.4 focusgroepen Focusgroepen zijn **groepsgesprekken** over **ervaringen, ideeën, gevoelens, belevingen,**... van de deelnemers. De **interactie** tussen de deelnemers en de **ideeën** die in de onderlinge interacties **ontstaan**, staan hierbij centraal. ≠ Optelsom van individuele interviews \--\> focus ligt op interactie tussen de deelnemers - Aandachtspunten en keuzes zijn wel grotendeels gelijklopend met interview Aantal personen per focusgroep en aantal focusgroepen - **Groepssamenstelling** - Heeft invloed op interacties en op gevoel van veiligheid bij de deelnemers \--\> informatie-uitwisseling zoveel mogelijk bevorderen - Homogene groepssamenstelling geniet de voorkeur - Deelnemers voelen zich \'onder gelijken\' - Geen statusverschillen (bv. hiërarchie, SES, leerlingen versus leerkrachten) \--\> veiliger - **Groepsgrootte** - Beïnvloedt de groepsdynamiek: hoe minder deelnemers, hoe meer tijd iedereen krijgt om persoonlijke inbreng te doen. Hoe meer, hoe meer interactie - Idealiter: 6 à 8 personen - Rekening houden met uitval (kans op uitval is hoger dan bij persoonlijk interview) - Aantal focusgroepen - Afhankelijk van onderzoek tot onderzoek - Meestal 3 tot 5 Uitvoering - **Inleiding** - Zie interviews - \+ groepsregels uitleggen: hoe respectvol in gesprek gaan met ruimte voor ieders inbreng - Korte kennismaking in de groep - **Kern** - Vertrekken vanuit interviewleidraad en topics - Balans tussen eigen inbreng deelnemers en sturing onderzoeker - Naast vragen kunnen ook andere methodieken gebruikt worden: - Brainstormen - Groepstekening of --collage - Rollenspel - Stellingenkaartjes (rood/groen) met debat - Ideeën laten noteren en ordenen - **Slot** - Zie interviews rol als moderator \--\> ook hier competenties vereist! - Vragen stellen - Vragen moeten richtinggevend en afbakenend zijn. Groep bij het onderwerp houden, ervoor zorgen dat alles en iedereen aan bod komt - Actief luisteren - Hier ook monitoren wie de antwoorden geeft - Letten op non-verbaal gedrag - Afhakende deelnemers terug bij het gesprek betrekken - Doorvragen - Balans tussen sturen en niet te veel tussenkomen \--\> interactie tussen de deelnemers moet ruimte krijgen - Aandacht voor groepsprocessen - Constructieve geest bewaren in het gesprek - Gepast reageren op extreme uitspraken en verhitte discussies ![](media/image19.png) **Observeren als onderzoeksmethode: Informatie verzamelen door mensen systematisch en gericht waar te nemen.** - Observeren doen we als mens allemaal, continu, en vaak niet bewust - Observeren als onderzoeksmethode vereist een bepaalde focus en doelgerichtheid, en dus ook bepaalde vaardigheden Soorten: - **Positie onderzoeker:** - Participerende observatie - Niet-participerende observatie - **Registratie**: - Gestructureerd (observatieschema, kijkwijzer) - Ongestructureerd: observatieverslag - **Situatie:** - Gestandaardiseerd: in een gecontroleerde omgeving - Niet-gestandaardiseerd/vrij: \'natuurlijke omgeving\' - **Mate van bewustzijn bij deelnemers:** - Open observatie: deelnemers weten dat je hen observeert \--\> ethische vereisten - Gesloten/verborgen observatie: deelnemers weten niet dat je observeert \--\> minder kans op onderzoekereffecten maar *ethische bezwaren* - **Aantal deelnemers:** - Individuele observatie - Groepsobservatie - Mogelijke vertekeningen - **Verwachtingen van de deelnemers**: - -wat verlangt de onderzoeker van mij? - -verwachting t.a.v. het effect van de behandeling/conditie (placebo) - **Verwachtingen van de onderzoeker** (voorkennis, ander onderzoek, hypothese,...) - -kan leiden tot vertekend beeld door systematische observatiefouten \--\> cfr. dubbel-blind experiment als gouden standaard in klinische studies Observeren soorten vragen **Aantallen** - Bv. 'Hoe vaak stelt de leerkracht open vragen?', 'Hoe lang zitten de kinderen in de kring?' **Voorgestructureerde en beperkte categorieën** - Bv. 'Welke elementen van een onthaal komen aan bod?' *(klassikale verwelkoming, daglijn, weer, gebed, kindje van de dag, klaspop)* - Bv. 'Wat voor soort vragen stelt de leerkracht tijdens het onthaal?' *(open vragen, gesloten vragen)* - Bv. 'Welke signalen van welbevinden tonen de kleuters?' **Open vragen** - Bv. 'Welke klasopstelling wordt er gebruikt?', 'Hoe verloopt het onthaal?' **9 belangrijke aandachtspunten bij het observeren:** 1. **Plaats** De fysieke plaats of plaatsen 2. **Actor** De mensen die aanwezig/betrokken zijn 3. **Activiteit** Een reeks samenhangende dingen die mensen doen 4. **Object** Fysieke dingen die aanwezig zijn 5. **Actie** Alleenstaande acties van mensen 6. **Gebeurtenis** Een reeks samenhangende activiteiten die mensen doen 7. **Tijd** De sequentie van iets in de tijd 8. **Doel** De dingen die mensen proberen te bereiken 9. **Gevoel** De emoties die mensen voelen en uitdrukken Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Delphi-methode onderzoeksmethode waarbij de meningen van een groot aantal experts wordt gevraagd ten aanzien van een onderwerp waar geen consensus over bestaat. Door de antwoorden van de andere experts (anoniem) terug te koppelen wordt in een aantal rondes geprobeerd tot consensus te komen. ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image21.png) - **Iteratief** proces: herhaalt zich stelselmatig om zo stapje voor stapje verder te geraken en gebruik te maken van een voortschrijdend inzicht. - **Anonimiteit van de deelnemers** wordt gewaarborgd. Enkel de onderzoeker zelf heeft rechtstreeks contact met de betrokkenen waardoor de invloed van persoonlijke verhoudingen of spanningen wordt uitgeschakeld en dat de deelnemers ook onverwachte of ongewone ideeën kunnen spuien zonder hun reputatie op het spel te zetten - Er wordt gewerkt met '**experten**' ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image23.png) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving Documentenanalyse - Geschreven of audio-visuele documenten zijn databronnen - Bronnen die om andere dan wetenschappelijke motieven tot stand zijn gekomen = geen researcher generated content maar user generated content Soorten: - Publieke documenten zoals kranten- en tijdschriftartikels, blogs, posts op sociale media, websites, beleidsdocumenten, parlementaire debatten, radio- en televisieprogramma's... - -Professionele publicaties: affiches, folders, jaarverslagen, brochures... - -Professionele interne documenten: vergaderverslagen, interne bedrijfsdocumenten zoals (strategische) nota\'s, consultatieverslagen, rapporten,\... - -Persoonlijke documenten: dagboeken, agenda, sms/whatsapp berichten, brieven, memo's, fotodagboek,... Soorten: - **Conventionele inhoudsanalyse: **de onderzoeker laat zich leiden door de tekst zelf en ontwikkelt in de loop van het onderzoek de schema's, clusters, thema's en codes - De inductieve 'route' - Vaak wanneer er nog weinig theorie rond bepaald fenomeen is - Linken met bestaande theorieën of concepten komt pas in discussie en is geen deel van de analyse zelf - **Gerichte inhoudsanalyse:** de onderzoeker vertrekt van bestaand onderzoek en theorie(ën) om de inhoud te coderen - Meer deductieve benadering - Mogelijke bedreiging voor betrouwbaarheid en validiteit: door vooraf codes te bepalen negeer je mogelijks belangrijke inzichten en treedt mogelijks een positieve *bias* op voor de theorie die je wil testen (cfr. 'confirmation bias) à nauwkeurig logboek noodzakelijk (*audit trail*) - **Summatieve inhoudsanalyse:** de onderzoeker gaat eerst op zoek naar frequentie (tellen), en dan betekenis in context - Hoe vaak komen bepaalde termen terug in het materiaal? - Bv. Welke termen domineren in het discours van bepaalde politieke partijen over onderwijs? - ![](media/image25.png)Op basis van die eerder kwantitatieve aanzet gaat de onderzoeker op zoek naar achterliggende betekenissen Hoofdstuk 7: data-analyse in kwalitatief onderzoek -------------------------------------------------- ### 7.1 principes 2 basisprincipes: cyclisch en niet-gestandaardiseerd - **Dataverzameling en data-analyse wisselen elkaar af** - Tijdens de dataverzameling analyseer je, en dit gaat de verdere **dataverzameling bijsturen of verfijnen** - Bv. Na enkele interviews: bepaalde deelaspecten zijn van belang \--\> deze opnemen in volgende interviews - **Iteratief proces**: \--\> herhalen van dataverzameling (op basis van bijsturen: wat ontbreekt nog, waar moet nog verder op ingegaan worden,... - Tot als **saturatie/verzadiging** bereikt is - **Stappen in data-analyse worden herhaald** - Voorlopige conclusies trekken uit data-analyse, dan op zoek gaan in data om deze conclusies te bevestigen, verscherpen, aanvullen, \... - **Niet-gestandaardiseerd proces** - Geen vaste analyseprocedure (wel richtlijnen, aandachtspunten en kwaliteitseisen) kwantitatieve data-analyse: strikt te volgen stappen van steekproef -- onderzoeksvraag -- operationaliseren -- dataverzameling- data-analyse - ≠ Kwalitatieve data-analyse: - centrale begrippen in de onderzoeksvraag kunnen gewijzigd/bijgestuurd worden tijdens dataverzameling - dataverzameling en data-analyse wisselen elkaar af en worden iteratief ingezet - operationalisering gebeurt *op basis van* dataverzameling en data-analyse (en niet *ervoor*) ### 7.2 analyse van tekstmateriaal - Bij kwalitatief onderzoek werk je als onderzoeker met \'taal' - **Transcript**: **volledige schriftelijke neerslag** van een interview of focusgroep - Letterlijke weergave van gesprekken (foute zinsconstructies, stiltes,...) - Tijdsintensief! (gesprek 1u \--\> 4u typwerk) - **Notities** - Notities die je tijdens interviews, focusgroepen, observaties hebt gemaakt - **Aanvullend verslag, memo** - Indrukken, context, ideeën, \... - **Documenten** (tekst of audiovisueel omgezet in tekst) ### 7.3 werkwijze met of zonder gebruik van software **Overkoepelend: de rol van memo's door de onderzoeker** - Eigen notities, ideeën, gedachten, reflecties,... van de onderzoeker - In elke fase van het onderzoeksproces belangrijk - In analysefase: bijhouden in software of via steekkaart/post-it tijdens het lezen, coderen, beschrijven, theorievorming,... - **Wat met data die niet aan de onderzoeksvraag bijdraagt?** - Niet coderen tijdens data-analyse (niet zinvol in *dit* onderzoek) - Als bepaalde onderwerpen meermaals terugkomen \--\> bekijken of je de probleemstelling zou moeten/kunnen verruimen/onderzoeksvragen aanpassen - Vereist evt. nieuwe dataverzameling om gericht op zoek te gaan naar aanvullende informatie - Indien niet mogelijk binnen tijdsbestek: opnemen in conclusie als interessante piste voor verder onderzoek - **Data bij focusgroepen: analyseren op groepsniveau** - Individuele bijdragen worden genoteerd, maar groepsproces wordt geanalyseerd \--\> context waarin iets gezegd werd, teneur gesprek, verandering in mening deelnemers doorheen het gesprek, etc. - Rekening houden met extra factor in focusgroepen: wie heeft wat (hoeveel keer) vermeld? ### 7.4 fasen 1. Grondig kennismaking met de data - Uittypen van interviews, focusgroepen, opnames - Tijdsintensief (gesprek afnemen + typwerk) - Je leert als onderzoeker de data kennen - Kan ook uitbesteed worden - Herlezen - Letterlijk, interpretatief & reflexief - Indien je zelf niet data verzamelde, alles minstens 1x deftig doorlezen 2. Opdelen en open coderen ('afbraakfase') - Opdelen - Materiaal opdelen in betekenisvolle eenheden \--\> zinsdelen, zinnen, enkele zinnen die een bepaald onderwerp behandelen - Open coderen - Vooraf geformuleerde codes 1. Vanuit de literatuur, experten, eigen kennis, \... \--\> bevraagd tijdens dataverzameling - Nieuwe/gewijzigde codes 2. Nieuwe onderwerpen die aan bod kwamen die je niet had verwacht 3. Codes blijken breder/anders dan verwacht \--\> code wijzigen 3. Beschrijving en theorievorming ('opbouwfase': linken en verbinden) - Beschrijven - Informatie per code: samenvatting maken van alle tekstfragmenten binnen een bepaalde code - Wat houdt het onderwerp in? - Welke aspecten komen terug? - Wat komt vaak en wat minder vaak terug? - \--\> aanzet om centrale begrippen uit onderzoeksvraag te definiëren of operationaliseren - Frequentie van voorkomen per code - Hoe vaak werd elke code toegekend? - Welke onderwerpen komen vaak/minder vaak aan bod? - Hoe uitgebreid of beknopt? - Wat wordt er door verschillende (groepen) respondenten gezegd? - Werkwijze: - Knip en plakwerk (fysiek of via tekstverwerker) - Software 1. Beschrijvende matrix (≠ datamatrix in kwantitatief onderzoek!) - Theorievorming - **Wetmatigheden in de data opsporen** om op basis hiervan nieuwe theorieën te ontwikkelen. - **Concepten uitwerken** en ze **integreren in een theoretisch kader** - Concepten uitwerken - Concepten in een theoretisch kader integreren - Theoretisch kader als basis voor vervolgonderzoek \--\> \'zie empirische cyclus\' 1. **[Concepten uitwerken]** - Clusteren en opkuisen van codes (uit open codeerfase komen te veel codes) - Schrappen van codes - Horen deze fragmenten bij deze cocde? - Moet de code opgesplitst worden? - Moeten deze codes bijeengevoegd worden? **2. Concepten in een theoretisch kader integreren** - Concepten groeperen en patronen opsporen \--\> concepten verbinden tot een samenhangende theorie \--\> **\'selectief coderen\'** - Formuleren van hypothesen over de verbanden tussen een aantal concepten - Werkwijze: - Starten met een kerncategorie (centraal concept) - Verhalend of via schema's - Verhalend: het antwoord op de onderzoeksvraag neerschrijven vanuit het centrale concept - Schema's: axiale codes in relatie tot elkaar brengen Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving 4. Concluderen - **Terugkoppelen naar de onderzoeksvragen** - **-**Je beantwoordt de onderzoeksvragen op basis van je onderzoeksresultaten. - -Antwoorden staven met ruwe data (bv. Citaten). - -Ook frequentie weergeven (bv. Hoeveel respondenten deelden deze overtuiging). - Bij kwalitatief onderzoek kan je de resultaten niet veralgemenen naar de populatie! Theoretisch selecte steekproeven laten geen generalisatie naar de populatie toe. Conclusies gelden voor de betrokkenen in het onderzoek. - **Controle van de conclusies** - -Voorleggen van de conclusies aan de deelnemers van je onderzoek (geïnterviewden, deelnemers focusgroepen) \--\> \'member check\' - \--\> Kan je je hierin herkennen? Vind je deze conclusies terecht? Wil je nog ergens extra verduidelijking geven? - -Voorleggen aan andere betrokkenen in het onderzoek - -Voorleggen aan andere onderzoekers ### 7.5 aandachtspunten - **Wat met data die niet aan de onderzoeksvraag bijdraagt?** - Niet coderen tijdens data-analyse (niet zinvol in *dit* onderzoek) - Als bepaalde onderwerpen meermaals terugkomen \--\> bekijken of je de probleemstelling zou moeten/kunnen verruimen/onderzoeksvragen aanpassen - Vereist evt. nieuwe dataverzameling om gericht op zoek te gaan naar aanvullende informatie - Indien niet mogelijk binnen tijdsbestek: opnemen in conclusie als interessante piste voor verder onderzoek - **Data bij focusgroepen: analyseren op groepsniveau** - Individuele bijdragen worden genoteerd, maar groepsproces wordt geanalyseerd \--\> context waarin iets gezegd werd, teneur gesprek, verandering in mening deelnemers doorheen het gesprek, etc. - Rekening houden met extra factor in focusgroepen: wie heeft wat (hoeveel keer) vermeld? ### 7.6 betrouwbaarheid en validiteit in kwalitatief onderzoek **Betrouwbaarheid** - Kwantitatief onderzoek: de mate waarin een onderzoek kan worden herhaald \--\> gelijkaardige resultaten - Kwalitatief onderzoek: herhaalbaarheid is niet van toepassing wegens flexibiliteit, openheid en creativiteit in dataverzamelingsinstrument, dataverzameling en data-analyse. Bovendien vertrekt kwalitatief onderzoek vanuit het standpunt dat de sociaal geconstrueerd is en evolueert. - Wat wel nagestreefd wordt is \'**virtuele herhaalbaarheid**\': - Zouden andere onderzoekers tot *gelijkaardige* (≠ dezelfde!) conclusies *kunnen* komen? - Zouden meerdere onderzoekers in dezelfde dataverzameling en data-analyse tot gelijkaardige bevindingen komen (interbeoordelaar) - Bij herhaling onderzoek volgens hetzelfde onderzoeksplan en in dezelfde situatie - Herhaalbaarheid wordt nagestreefd in het iteratieve karakter van kwalitatief onderzoek: dataverzameling en --analyse worden herhaald tot saturatie - Kwalitatieve \'tegenhanger\' = **afhankelijkheid (dependability)** - **Instrumenten**: zelfreflectie en audit trail - Toevallige fouten: - Vermoeidheid van de onderzoeker bij dataverzameling \--\> onoplettendheid - Toevallige aanwezigheid van derden - Falende opnameapparatuur - Onnauwkeurige coderingen door afleiding tijdens coderingsproces **Validiteit** ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image27.png) - Interne validiteit - Vermijden van **systematische fouten** door transparant, nauwkeurig, doordacht en correct te werk te gaan - Kwalitatieve tegenhanger: **geloofwaardigheid (*credibility*)** van de conclusies: zijn de interpretaties door de onderzoeker van de data geloofwaardig? - **Instrumenten:** - Audit trail - Zelfreflectie - Triangulatie: data, onderzoekers, methodologisch, theoretisch - Controle bij respondenten: member check. Komen deze resultaten overeen met hoe zij het ervaren? Is het een geloofwaardige weergave? - Peer debriefing: onafhankelijke onderzoeker (*peer*) als kritische vriend - Negative case analysis/onderzoeken van negatieve bewijzen - Nauwkeurig onderbouwen met de data (bv. Citaten) - Inhoudsvaliditeit - Gaat over de **kwaliteit van het dataverzamelingsinstrument** (bv. het interviewschema) - Kan je aan de hand van de geïdentificeerde topics de onderzoeksvraag beantwoorden? - Hanteer je het dataverzamelingsinstrument gepast? (bv. geen suggestieve vragen, doorvragen waar nodig, niet te breed, specifiek maar toch open genoeg,...) - - Externe validiteit - In welke mate zijn de **conclusies** **overdraagbaar naar andere, vergelijkbare situaties?** - ≠ generaliseren naar populatie waaruit de steekproef werd getrokken (kwantitatief) - V generaliseren naar situaties of gevallen die gelijkenissen vertonen met de onderzochte situaties of gevallen - **Kwalitatieve tegenhanger: \'overdraagbaarheid\'** - Kan het onderzoek ook toegepast worden op andere situaties of contexten? (\'interferentiële generaliseerbaarheid\') - Kunnen de theoretische uitspraken op basis van dit onderzoek veralgemeend worden? (\'theoretische generaliseerbaarheid\') - **Instrumenten:** - Thick description: volledig en gedetailleerd zicht op de volledige context en omstandigheden van het onderzoek - Contextinformatie: context van de deelnemers schetsen en linken aan antwoorden (zie matrix achtergrondkenmerken deelnemers) **[Systematische fouten:]** Enkele voorbeelden: - Slecht interviewschema gebruiken - Onlogisch opgebouwd - Suggestieve vragen - Onduidelijke vragen - Onvoldoende aansluiting met centrale begrippen in onderzoeksvraag - Ongepaste interviewstijl (te dominant, te afstandelijk,...) - Interviewtechnieken niet voldoende goed hanteren - Niet goed doorvragen, actief luisteren, gepast reageren op moeilijke situaties, \... - Veel sociaal wenselijke antwoorden - Vertekeningen in de registraties (notities) - Vertekening tijdens data-analyse (confirmation bias in interpretatie en codering door vooral aandacht te besteden aan die zaken die je ideeën bevestigen) - Relevante sleutelfiguren niet selecteren in de steekproef - Onvoldoende diversiteit realiseren in de steekproef - Te snel afsluiten van verzameling en analyse voordat saturatie bereikt is **[Betrouwbaarheid en validiteit verhogen]** Enkele (aanvullende) voorbeelden - **Datatriangulatie**: combinatie van verschillende onderzoeksmethoden - Bv. Interviews + observatie of focusgroep + documentenanalyse - **Onderzoekerstriangulatie**: met verschillende onderzoekers dezelfde data analyseren en nagaan waar verschillen in conclusies aan te wijten zijn - **Logboek/memo\'s bijhouden** (vertekening door herinnering onderzoeksproces vermijden) - **Diepgang** in dataverzameling nastreven (voldoende tijd, voldoende doorvragen) - **Geluidsopnames** maken (vermijden fou