Summary

Deze cursus is een samenvatting van de geschiedenisles voor vijfde klas. Het beschrijft gebeurtenissen en ideeën van de 19e eeuw, met een focus op de Franse Revolutie en het Congres van Wenen. De cursus bevat richtlijnen voor leren en biedt links naar extra informatie.

Full Transcript

***Cursus geschiedenis vijfdes*** ![](media/image2.png) ![](media/image4.png) ![](media/image6.png) ![](media/image8.png) **Naam:** **Klas:** **Richtlijnen bij de cursus** **□ Deze cursus is een ruime samenvatting van de leerstof. Indien je meer** **informatie wenst over bepaalde thema's, ka...

***Cursus geschiedenis vijfdes*** ![](media/image2.png) ![](media/image4.png) ![](media/image6.png) ![](media/image8.png) **Naam:** **Klas:** **Richtlijnen bij de cursus** **□ Deze cursus is een ruime samenvatting van de leerstof. Indien je meer** **informatie wenst over bepaalde thema's, kan je terecht op smartschool** **waar je een aantal links zult terug vinden, o.a. ook historische films en** **kaarten (bij het vak geschiedenis)** **□ Alle afbeeldingen en cartoons die in deze cursus voorkomen, moet je** **kunnen bespreken.** **□ De PowerPointpresentaties staan op smartschool en behoren tot de** **leerstof. Je kan deze downloaden en eventueel ook afdrukken.** **□ Historische begrippen en moeilijke termen worden uitgelegd in de** **speciale woordenlijst. Op deze lijst mag je alle woorden noteren die je** **niet goed begrijpt of waarvan je extra uitleg wilt.** **□ Studietips: ◦ Studeer nooit letterlijk van buiten. Probeer te begrijpen** **wat je studeert. Voor extra uitleg kan je altijd terecht bij** **mij.** **◦ Lees eerst een paar maal de tekst en maak dan een** **schema of samenvatting.** **◦ Titels zijn belangrijk, als voorbereiding op het examen** **maak je best een inhoudstafel. Lees dan een paar keer** **de cursus en probeer dan met eigen woorden wat uitleg** **te geven bij iedere titel. Zo krijg je een beter overzicht** **van de cursus.** **□ De cursus zelf stop je in een map of kaft, zo voorkom je dat je pagina's** **kwijtspeelt.** **□ Wanneer je afwezig bent bij een toets, haal je die toets de volgende** **les in. Je komt dat zelf melden aan het begin van de les. Uitzonderingen** **worden pas toegestaan na langdurige afwezigheid.** **DEEL I: De grondslagen van de** **19de - eeuwse samenleving** ***Hoofdstuk I: Het Congres van Wenen (1815)*** ***en*** ***de poging tot Restauratie*** **1. Inleiding: de Franse Revolutie (zie leerstof vorig jaar)** **In Frankrijk heerste onder Lodewijk XV en XVI een groot ongenoegen. Onder invloed van de Verlichting eiste vooral de burgerij meer vrijheid en gelijke rechten.** **Andere oorzaken van de Franse Revolutie waren:** **** Er was een grote sociale ongelijkheid De adel en de geestelijkheid vormden de bevoorrechte standen: zij waren vrijgesteld van belastingen = **standenmaatschappij** De derde stand maakte de rest van de bevolking uit: boeren, handelaars en de rijke burgerij. (Bron 1) ** De schatkist was leeg. Dit kwam door de verspilzucht van Lodewijk** **XVI en zijn voorgangers en de vele buitenlandse oorlogen (Bron 2 en 3)** **** Koning Lodewijk XVI leefde als een absolute vorst in Frankrijk. Hij beschouwde zich als vertegenwoordiger van god op aarde. Hij kon tegenstanders laten opsluiten in de Bastille (staatsgevangenis in Parijs) door de befaamde Lettres de Cachet. (Bron 4) ** Economische crisis: hoge werkloosheid en na misoogsten ook stijgende** **voedselprijzen. (revoluties ontstaan dikwijls na misoogsten)** **Bron 1** ![](media/image10.png) **De koning moet uit geldnood de Staten -- Generaal (= vergadering waarin de drie standen vertegenwoordigd zijn, soort voorloper van het parlement)** **bijeenroepen. De derde stand weigert toe te geven aan de eisen van de koning =\> scheuren zich af en richten eigen vergadering op: de Nationale Vergadering. Deze stellen in augustus 1989 de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger op (Bron 5). Een paar weken daarvoor hadden woedende Parijzenaars de Bastille bestormd op 14 juli 1789, de officiële start van de Franse Revolutie.** **Bron 2 Bron 4** -- ------------------------------------------------------------------ ![C:\\Users\\Vinceke\\Pictures\\lettres.jpg](media/image12.jpeg) -- ------------------------------------------------------------------ **Bron 3** **Bron 5** ![](media/image14.jpeg) **Daarop volgde een woelige periode van bijna 10 jaar burgeroorlog. (Bron 5)** **Eerst werd Frankrijk een grondwettelijke / constitutionele monarchie. Na de mislukte vlucht van de koning in 1792 ontaardde de revolutie. Radicalen onder leiding van Robespierre kwamen aan de macht. Ze schaften het koningschap af en riepen de republiek uit. De koning werd onthoofd en vele echte of vermeende tegenstanders van de republiek stierven onder de guillotine** **Vele edellieden ontvluchtten Frankrijks (les émigrés) en moedigden de andere Europese vorsten aan om de oorlog te verklaren aan de Franse Republiek.** **Gematigde revolutionairen pleegden een staatsgreep waarop Robespierre zelf onder de guillotine belandde. De problemen waren hiermee niet opgelost, er heerste nog veel binnenlandse onrust en de oorlog verliep aanvankelijk niet goed voor de Fransen.** **In 1799 pleegde de ondertussen populaire (door een aantal militaire successen) generaal Napoleon Bonaparte een staatsgreep met de belofte om de orde te herstellen.** **2. Napoleon aan de macht in Frankrijk (en Europa)** **Napoleon voert het consulaat in: wetgevende en uitvoerende macht zijn in handen van drie consuls. Napoleon is eerste consul. Zo wekt hij de indruk dat de macht verdeeld is. Hij regeert echter als alleenheerser. Hij verslaat één na één al zijn vijanden en krijgt daardoor een groot deel van Europa in handen. De veroverde gebieden reorganiseert hij en laat hij door familie besturen. In de paar jaar vrede die daarop volgt, is Napoleon het populairst. De economie herleeft en hij sluit een verdrag met de paus.** **Ondertussen stijgt de macht naar zijn hoofd en kroont hij zichzelf tot keizer (= tegen de principes van de Franse Revolutie). Na enkele jaren van vrede besluit hij om aartsvijand Groot - Brittannië aan te pakken. Een rechtstreekse confrontatie is onmogelijk want de Franse vloot werd in de slag bij Trafalgar vernield. Daarom probeerde hij het met de Continentale Blokkade** **Wat was dit? Een handelsboycot tegen Groot -- Brittannië, geen enkel land mocht nog handel drijven met de Britten.** **Slaagde Napoleon in zijn opzet? Neen, het werkte ook omgekeerd, koloniale producten die via G-B werden ingevoerd, mochten nu Europa niet meer binnen (vb. suiker), de Franse economie verslechterde en de onvrede tegenover Napoleon groeide overal in de bezette gebieden. Er was ook een grote smokkelhandel.** **Op een bepaald moment weigerde de Russische tsaar om nog langer de Continentale Blokkade na te leven. Napoleon wilde hem daartoe dwingen met een strafexpeditie (1812). Hoe liep deze Russische veldtocht af?** **Slecht, het Franse leger was niet opgewassen tegen de koude (generaal winter) en de Russen pasten de tactiek van de verschroeide aarde toe. Uiteindelijk keerde van de Grande Armée slechts een paar duizend man terug.** **Het jaar daarop werd Napoleon verslagen door een internationale coalitie van o.a. Britten, Russen, Pruisen en Oostenrijkers en verbannen naar het eiland Elba In 1815 keerde hij echter terug (100 dagen). Ditmaal werd hij verbannen naar het verre Sint -- Helena waar hij in 1821 stierf.** **3. Het Congres van Wenen: poging tot Restauratie** Na de val van Napoleon kwamen de **vijf grootmachten** samen te Wenen. de vier overwinnaars: ° Groot - Brittannië ° Rusland ° Oostenrijk ° Pruisen de grote verliezer: Frankrijk ***Volgende beslissingen werden genomen tijdens het Congres van Wenen:*** **1. Frankrijk werd gestraft voor zijn imperialisme:** ° afstaan van de veroverde gebieden (grenzen van voor 1789) ° Frankrijk werd omringd door bufferstaten om hen in bedwang te houden. (zie verder) ° reusachtige herstelbetalingen **2. De Europese kaart werd hertekend:** de overwinnaars verdeelden de buit onder elkaar. De beslissingen werden door hen genomen, met de wens van de verschillende volkeren die zo in vreemde staten belandden, werd geen rekening gehouden. Ze kregen dus geen zelfbestuur. (Bron 13) Gevolg: enkele jaren later komen die volkeren in opstand en eisen ze zelfbestuur (vb. de Polen en Belgen in 1830) **3. Restauratie van het Ancien Régime** Bijna alle congresleden waren tegen de denkbeelden van de Franse Revolutie gekant: als voorstanders van het absolutisme waren ze bereid het onbeperkte gezag van de vorsten te herstellen. Daarom spreekt men over het herstel of de **Restauratie** van het Ancien Régime. In Frankrijk echter besefte Lodewijk XVIII dat, na 25 jaar, er niet zomaar kon teruggekeerd worden naar het Ancien Régime ⇒ In theorie werd het Ancien Régime hersteld, in de praktijk aanvaardde Lodewijk XVIII een aantal realisaties van de revolutie: grondwet en parlement **4.** **'De Grote Alliantie'**: Om revoluties te voorkomen vormden de grootmachten een **'Grote Alliantie'** met **interventierecht**: ze zouden om beurten militair ingrijpen indien de orde verstoord zou worden. **Het door het Congres van Wenen herstelde machtsevenwicht zou bijna een halve eeuw Europa van grotere oorlogen vrijwaren.** ![Congresso\_di\_Vienna](media/image16.png) Imperialisme: een wereldrijk willen veroveren Alliantie: bondgenootschap Ancien Régime: periode van voor de Franse Revolutie Restauratie: herstel van het Ancien Régime Coalitie: samenwerking ***Hoofdstuk II: Het liberalisme tijdens de*** ***19^de^ eeuw*** 1. **Het economisch liberalisme** Dankzij de **Industriële Revolutie** had de burgerij meer economische macht gekregen en wou ze een zo groot mogelijke vrijheid in haar ondernemerschap. Daarom was ze gekant tegen: de staatseconomie met zijn tol en uitvoerbeperkingen de strenge reglementen van ambachten en gilden die de werking van een moderne fabriek verhinderden **Grondlegger** van het economisch liberalisme was de Schotse filosoof en econoom **Adam Smith**. In zijn werk *'An inquiry into the Nature and the Causes of the Wealth of Nations'* pleitte hij voor: privé -- initiatief zonder staatstussenkomst vrije concurrentie waarbij de markt de prijzen regelt arbeidsverdeling en de invoering van machines in gezamenlijke werkplaatsen ⇒ ontstaan fabrieken 2. **Het politiek liberalisme** Het politiek liberalisme had haar wortels in de **Verlichting** en de **Franse Revolutie**. De liberalen eisten: persoonlijke vrijheid (van meningsuiting, geloof, vergadering,) scheiding tussen Kerk en staat scheiding tussen de drie staatsmachten met een gekozen parlement als de wetgevende macht. Dit zou moeten gebeuren via **cijnskiesrecht**: wie voldoende belastingen betaalde, mocht stemmen. een geschreven grondwet met de bovenstaande vrijheden opgesomd Deze liberale ideeën leidden tot het ontstaan van een **burgerlijke democratie** (zie verder). Vanaf het midden van de 19^de^ eeuw ontstaat er verdeeldheid binnenin de liberalen. Een deel van de liberale burgerij verkoos de grondwettelijke monarchie en was niet te vinden voor algemeen stemrecht. Anderen, de zgn. **radicale liberalen** waren voorstander van een republiek en algemeen stemrecht met meer sociale rechtvaardigheid. **3. De liberale revolutie van 1830 in Frankrijk** Na de dood van de kinderloze Franse koning Lodewijk XVIII, kwam de troon toe aan zijn broer **Karel X**. Die was voorstander van een **reactionaire politiek** (=terugkeer naar het Ancien Régime). Hij vaardigde een reeks wetten uit die de macht van de koning moesten versterken. Er stonden strenge straffen op het aantasten van de naam en de eer van de koning en er kwam een immense schadevergoeding voor de slachtoffers van de Franse Revolutie (wet op het miljard). In **1830** ging Karel X te ver: de perscensuur werd ingesteld, het parlement ontbonden en de kiescijns werd verhoogd. ⇒ in juli 1830 brak er een **revolutie** uit en werd Karl X afgezet. Vooral de arbeiders en de studenten voerden actie, maar de rijke burgerij was de grote winnaar: er kwam een **parlementaire monarchie** met Louis -- Philippe als koning. De liberale burgerij had het voor het zeggen en dit leidde tot verzet van arbeiders en **radicale liberalen** die meer democratie wensten. ![](media/image18.png) ------------- ------------------------ ---------------- **Karel X** **Louis - Philippe** **Metternich** De Franse julirevolutie was het begin van de **Europese revolutiegolf** van het jaar **1830**. De twee belangrijkste krachten die tot deze revoluties leidden waren het liberalisme en het nationalisme (zie verder in de cursus) In enkele **Duitse vorstendommen** en steden was er een poging tot nationale éénmaking maar door verdeeldheid en krachtig ingrijpen van de Oostenrijkse kanselier Metternich werd de opstand in de kiem gesmoord. In **Polen** mislukte de opstand eveneens. Toen de Russische tsaar Alexander I Poolse troepen wou sturen naar België om de opstand daar neer te slaan, kwam het Poolse leger in opstand. Dit sloeg over op het volk dat de Russische bezetters beu was. De Russen sloegen genadeloos toe en tegen september 1831 moesten de Polen zich overgeven. Het land kreeg de Russische taal en godsdienst opgelegd (= **russificatie**). ![revoluties](media/image20.jpeg) **4. De februarirevolutie van 1848 in Frankrijk** Na de revolutie van 1830 kreeg de hoge burgerij de macht in handen en hield de **kiescijns** ( = belasting die men moest betalen om te mogen stemmen) hoog waardoor de lagere burgerij geen stemrechthad. Na de misoogsten van 1846 en 1847 groeide ook bij de armen het protest **(*revoluties ontstonden vaak na misoogsten*)**. De regering en koning Louis - Philippe wilden geen hervorming van het kiesrecht en in februari 1848 kwam het tot een uitbarsting van geweld. De koning moest vluchten en de **Tweede Republiek** werd uitgeroepen. Het **algemeen stemrecht** werd ingevoerd maar in juni 1848 ontstond er een nieuwe oproer toen Parijse werklozen de politieke macht probeerden te grijpen. De burgerij vond steun in Louis Napoleon die de opstand onderdrukte en tot president werd gekozen. In 1851 wou hij de grondwet veranderen om herverkozen te kunnen worden maar het parlement weigerde dit waarop Napoleon een staatsgreep pleegde en na een referendum werd hij in 1852 officieel erkend als keizer Napoleon III. Net als in 1830 werd **1848** opnieuw een echt **revolutiejaar**, overal in Europa braken er opstanden uit tegen de absolutistische regimes. De meeste van de Duitse vorsten deden een aantal toegevingen zoals het toestaan van een parlement. In Frankfurt kwam er na algemeen stemrecht een parlement dat de éénmaking van Duitsland wenste. Door onderlinge verdeeldheid (klein-Duitse of groot-Duitse oplossing: zie verder) en het weigeren van de Duitse keizerstroon door de Pruisische koning Wilhelm IV ging dit niet door. Pas in **1870** realiseerde **Otto von Bismarck** dit plan. In het **Habsburgse Rijk** eisten onder invloed van het nationalisme de Hongaren, Tsjechen en Italianen hun onafhankelijkheid. Na een bloedige strijd (mede met hulp van de Russen) werden de opstandelingen verslagen. 5. Een voorbeeld van een liberale revolutie: ============================================ de Belgische Omwenteling ======================== 5.1. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815 -- 1830) =========================================================== Door het besluit van het Congres van Wenen werden de noordelijke en zuidelijke Nederlanden herenigd. Ze dienden als bufferstaat tegen Frankrijk. Als koning werd Willem I aangesteld. Hiervoor diende men de grondwet aan te passen. Zij werd voorbereid door een commissie bestaande uit een gelijk aantal leden uit Noord en Zuid. De aangepaste grondwet voorzag in een tweekamerstelsel en een gelijk aantal vertegenwoordigers van Noord en Zuid ( ondanks het feit dat de bevolking van Zuiden dubbel zo groot was als die van Noorden). Deze grondwet werd dan ook verworpen door de vertegenwoordigers van het Zuiden, die voornamelijk om godsdienstige redenen tegenstemden. Toch werd zij door Willem I aanvaard op grond van de zogenaamde **'Hollandse rekenkunde'** (de onthouders werden beschouwd als voorstemmers; de neen--stemmen om godsdienstige redenen werden beschouwd als nietig) **De tegenstellingen tussen Noord en Zuid:** **Godsdienstig**: het Zuiden was overwegend katholiek, het Noorden overwegend protestants. Deze tegenstelling\ vergrootte nog naar aanleiding van de oprichting van staatsscholen en universiteiten door de protestantse koning Willem I. **5.2. De Belgische Omwenteling: een revolutie geleid door de Franstalige burgerij** Vooral na 1820 nam de ontevredenheid in omvang toen, de oppositie tegen Willem I was vooral het werk van een nieuwe generatie van: Beide opposities verenigden zich in 1828 in het 'Monsterverbond' o.l.v. de journalist Louis De Potter, waartegen Willem I brutaal en onhandig optrad (vnl. tegen de pers en de journalisten). De **toegevingen** van Willem in 1829 (intrekking van de taalwetten) en 1830 kwamen **te laat**. De spanning nam geleidelijk toe en na de burgerlijke juli-revolutie van 1830 te Parijs braken te Brussel (als het regent te Parijs, dan druppelt het in Brussel) kleine onlusten uit op 25 augustus 1830 (na de opvoering van de opera 'De Stomme van Portici'). Die sloegen over op de werkloze arbeidersbevolking, waartegen de burgerij zich wapende. Na de onderdrukking van de arbeidersopstanden dwong de burgerij met de wapens verregaande hervormingen af, echter zonder verdere duidelijke doelen betreffende de toekomst van het Zuiden. Het **onhandige optreden** **van Willem I** (bombardement van Antwerpen) zorgde voor de definitieve breuk tussen Noorden en Zuiden. Van een akkoord kon er nu geen sprake meer zijn. **6. De Belgische staatsinrichting** **6.1. Een modelgrondwet voor België** Na de onlusten te Brussel stelde de burgerwacht een soort van interim - regering samen die beter bekend staat als het **Voorlopig Bewind**. Die riep op 4 oktober de onafhankelijkheid van België uit en bereidde de nieuwe grondwet voor. **Het Nationaal Congres was de opvolger van het Voorlopig Bewind en was in november door een 30 000 tal cijnskiezers verkozen. Ze had onmiddellijk met een hoop problemen te kampen, in de eerste plaats de stemming van een nieuwe grondwet die werd afgekondigd op 7 februari 1831.** **Kenmerken** **grondwet**: maakte de rol van de koning bijkomstig (gevolg van de sterke republikeinse stroming in het Nationaal Congres voerde het cijnskiesstelsel in, waardoor de politieke macht in handen bleef van de gegoede klasse. De Belgische Revolutie stelde ook **internationale problemen**. De oprichting van een Belgische staat ging lijnrecht in tegen de beslissingen van de grote mogendheden op het Congres van Wenen. Daarom werd er te **Londen een internationale conferentie** bijeengeroepen. De besluiten van de Londense bijeenkomst, het zogenaamde *Traktaat der XVIII artikelen* werd wel goedgekeurd door België, maar niet door Nederland (probleem staatsschuld en Limburg -- Luxemburg). Daarom werd er een **nieuwe regeling** uitgewerkt (*Verdrag der XXIV artikelen)* die veel **gunstiger was voor Nederland, doch nadeliger voor België.** (Nederland kreeg Maastricht en Nederlands -- Limburg, terwijl België Waals Luxemburg kreeg en een groot deel van de Nederlandse staatsschuld moest helpen aflossen.) België aanvaardde het verdrag, doch Willem I bleef weigeren tot 1839. **6.2. De keuze van de staatsvorm en het staatshoofd** Dit was eveneens een moeilijk probleem. De meerderheid van het Nationaal Congres was voorstander van een republiek maar om opportunistische redenen (om de grote landen niet te provoceren) werd er toch maar gekozen voor een **grondwettelijke monarchie**. De kroon werd eerst aangeboden aan de hertog van Nemours, zoon van de Franse koning Louis - Philippe, doch dit stuitte op een Engels veto. Na lange onderhandelingen werden het Nationaal Congres en de mogendheden het eens over de verkiezing van Leopold von Saksen Coburg Gotha, weduwnaar van Charlotte, kroonprinses van Groot-Brittannië. Om Frankrijk te sussen regelde men een huwelijk tussen Leopold en de dochter van de Franse koning. Zo waren beide naties tevreden. Leopold aanvaardde, na enige aarzeling, de Belgische troon. Hij had immers nog een Ancien Régime -- mentaliteit en verzette zich tegen de beperking van de koninklijke macht. **6.3. Het Unionisme** Unionisme is de naam die gegeven werd aan de **samenwerking** van de twee grote politieke stromingen van het ogenblik. Er bestonden immers nog geen politieke partijen. Deze twee stromingen waren: het liberalisme het katholicisme Deze samenwerking bleef na 1831 voortbestaan door: de oorlogsdreiging met Nederland koning Leopold I die tegen partijvorming was omdat hij zo meer invloed kon uitoefenen op de politiek. Na 1839 was het niet meer noodzakelijk om samen te werken (de buitenlandse vijand was weggevallen) en er kwamen tussen beide strekkingen. In 1846 werd de **Liberale Partij** opgericht en het jaar daarop behaalde de Liberale Partij haar eerste kiesoverwinning en de liberale regering Rogier werd gevormd. ------------------------ ------------------------------------------- ![](media/image22.png) http://www.ars-moriendi.be/LEOPOLD\_I.JPG ------------------------ ------------------------------------------- **Koning Willem I koning Leopold I** ***Hoofdstuk III: De burgerlijke democratie*** ---------------------------------------------- **1. De werking van de parlementaire democratie** De structuur van de Belgische staat werd in de grondwet vastgelegd. Ze voorzag in een scheiding van de staatsmachten en is het fundament van elke democratie. De **uitvoerende macht** is de regering met aan het hoofd de koning. De koning zelf kan geen beslissingen nemen en heeft op het eerste zicht een eerder symbolische functie. Toch hebben de Belgische koningen een duidelijke stempel gedrukt op het beleid, voornamelijk op de buitenlandse en de defensie- politiek. Ook is het aan de koning om na federale verkiezingen een **informateur** (=persoon die informeert welke coalities er mogelijk zijn) en de **formateur** (=persoon die de regering vormt). Enkele taken van de regering zijn: ▪ bekendmaking van de wetten via publicatie in het 'Belgisch Staatsblad' ▪ instaan voor de openbare orde en veiligheid ▪ praktische invulling van wetten via de Koninklijke Besluiten De **wetgevende macht** is in principe de belangrijkste staatsmacht. Deze wordt voornamelijk uitgeoefend door het **parlement** bestaande uit de Kamer der Volksvertegenwoordigers en de Senaat. Het parlement bespreekt de **wetsontwerpen** (van de regering) of de **wetsvoorstellen** (van de eigen leden) en stemt die achteraf. Om een wet aan te nemen moet men zowel in de Kamer als in de Senaat over een meerderheid beschikken. Andere taken van het parlement: ▪ controlerende opdracht tegenover de uitvoerende macht ▪ controle van de jaarlijkse begroting ▪ recht op onderzoek via de parlementaire onderzoekscommissies De **rechterlijke macht (uitgeoefend door de diverse rechtbanken)** lost de voor haar gebrachte geschillen op in overeenstemming met de Belgische wetten. **2. Evolutie van het kiesstelsel in België** **Cijnskiesstelsel** (1831-1893): enkel mannen vanaf 25 jaar mochten stemmen indien zij voldoende belastingen (cijns) betaalden. (in 1831 slechts 46 000 kiezers = 1/95 inwoners) Voor de Senaat lag de kiescijns nog hoger dan bij de Kamer, vandaar dat in de Senaat voornamelijk de adel of de zeer rijke burgerij een plaats nam. In 1848, na de revolutie in Frankrijk werd de kiescijns verlaagd waardoor nu 2 \% van de kiesgerechtigden mocht stemmen. **Algemeen Meervoudig Stemrecht** (1893-1919): alle mannen vanaf 25 jaar kregen 1 stem, mannen die voldoende belastingen betaalden en een diploma hadden, konden nog 1 tot 2 stemmen extra krijgen. Gevolgen: ▪ socialisten doen hun intrede in het parlement ▪ de Liberale partij ging er fel op achteruit. In 1899 werd het systeem van de **evenredige vertegenwoordiging** gestemd: de zetels werden nu per kiesarrondissement evenredig verdeeld over de verschillende partijen, naargelang hun behaalde stemmen. Gevolg: de katholieken verloren een hoop zetels. **Algemeen Enkelvoudig Stemrecht** (1919- nu): alle mannen vanaf 21 kregen 1 stem Gevolg: voortaan moesten er coalities gesloten worden tussen de partijen. Na WO II kregen ook de vrouwen stemrecht (1948) Later (1981) werd de stemgerechtigde leeftijd verjongd tot 18 jaar. ***Hoofdstuk IV: Het nationalisme tijdens de*** ***19^de^ eeuw*** **1. De nationalistische idee** In de 19^de^ eeuw leefden de nationale gevoelens zo sterk op dat men van een nieuwe stroming spreekt, namelijk het **nationalisme**: ◊ streven naar éénheid of zelfstandigheid ◊ beïnvloed door de Romantiek: men beklemtoonde de kenmerken van het eigen volk, de eigen geschiedenis, cultuur,... Verschillende factoren versnelden de **verspreiding** van dat nationalisme: ◊ De Franse legers verspreidden omstreeks 1800 de verlichte ideeën omtrent vrijheid in Europa. ◊ Het Congres van Wenen hield geen rekening met het vrijheidsgevoel van sommige volkeren (vb. in het Oostenrijkse rijk). Het nationalisme was zowel een **statenvormende** factor (vb.: Italië en Duitsland) als een **statenafbrekende** factor (vb. Oostenrijkse en Ottomaanse Rijk) 1. **Nationalisme: een motor voor de vorming en de ontbinding van staten** 1. **Latijns -- Amerika** Na de Franse Revolutie en onder invloed van de Verlichting ontstond in Latijns -- Amerika een **onafhankelijkheidsbeweging**. De mensen eisten vrijheid. De tijd was gunstig want Napoleon had de Spaanse en Portugese koningen verjaagd. Toen ze na de nederlaag van Napoleon terug op de troon kwamen, wilden de vroegere kolonies niet mee van hen weten. De blanken, die in de kolonies waren geboren en opgegroeid (= creolen) wilden niet langer gehoorzamen aan de ambtenaren en officieren uit het moederland. Omdat de Spanjaarden niet wilden toegeven, kwam het tot een **oorlog**. In 1823 waarschuwde president Monroe van de Verenigde Staten de Europese koloniale machten zich niet te moeien met Amerikaanse aangelegenheden (**Monroe-leer**: 'Amerika voor de Amerikanen'). Het jaar daarop overwon de vrijheidsstrijder Simon Bolivar de Spanjaarden. Brazilië had kort voordien de vrijheid bekomen met instemming van de Portugese koning wiens zoon tot keizer van een onafhankelijk Brazilië werd uitgeroepen. **2.2. De Duitse en Italiaanse éénmaking** Sedert vele jaren wensten talrijke Duitsers een ééngemaakte staat. Sinds 1815 was er de **Duitse Bond** met 39 staatjes. Slechts de twee grootste staten, **Oostenrijk en Pruisen**, bezaten de macht om een politieke éénmaking door te duwen. Ze hadden elk een eigen oplossing: **Groot -- Duitse** oplossing: Duitsland samen met Oostenrijk met Oostenrijk als leider **Klein -- Duitse** oplossing: Duitsland zonder Oostenrijk met Pruisen als leider In 1862 benoemde de Pruisische koning een adellijke Pruis, **Otto von Bismarck** tot minister -- president. Meteen ging deze over tot een uitbreiding en een modernisering van het Pruisische leger. **De weg naar de Duitse eenheid zou immers over drie oorlogen gaan.** Pruisen en Oostenrijk ⇔ Denemarken In 1864 wilde Denemarken Sleeswijk en Holstein inlijven. Na de overwinning van Pruisen en Oostenrijk op Denemarken kwam het tussen Pruisen en Oostenrijk tot grondige meningsverschillen over het bestuur van beide hertogdommen Pruisen ⇔ Oostenrijk (1866) Bismarck maakte van die meningsverschillen gebruik om Oostenrijk uit de Duitse Bond te dringen en verklaarde de oorlog aan Oostenrijk. Pruisen won doordat het over een modern uitgerust leger beschikte. Voor de eerste keer in de geschiedenis werden de spoorwegen voor het troepentransport gebruikt. Gevolg: De Duitse Bond waarvan Oostenrijk voorzitter was, werd ontbonden. Pruisen ⇔ Frankrijk (1870) Bismarck lokte een oorlog met Frankrijk uit om zo de Duitse éénheid te kunnen realiseren. Het Franse leger was niet opgewassen tegen het Duitse leger en na de slag van Sedan werd Frankrijk gedwongen om Elzas Lotharingen aan het Duitse Rijk af te staan. Op 18 januari **1871** werd de Pruisische koning Willem I in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles door de Duitse vorsten tot keizer uitgeroepen. Het **Tweede Duitse Keizerrijk** (het eerste was de oprichting van het Heilige Roomse Rijk in 962) was daarmee een feit. ![](media/image24.png) ------------------------ ---------------------------------------------------- **Otto von Bismarck** **Kroning Duitse keizer in paleis van Versailles** Zoals de Duitsers in de Duitse Bond, zo leefden ook de Italianen verdeeld in staatjes op het Italiaanse schiereiland. **Vele Italianen wensten in een ééngemaakt Italië te leven.** Ook de koning van Piëmont -- Sardinië stond achter dit idee. In 1858 overtuigde hij de Franse keizer Napoleon III om Italië één te maken. Waarom? Zo kon Napoleon zijn aartsvijand Oostenrijk verzwakken en ook de Franse invloed in Noord -- Italië uitbreiden. In de daaropvolgende oorlog werden de Oostenrijkse troepen in twee bloedige veldslagen bij Magenta en Solferino verslagen ⇒ Lombardije werd veroverd door de Italianen en **Henri Dunant** richtte na het bloedbad van Solferino het Rode Kruis op. ------------------------ -- ------------------------- ![](media/image26.png) ![](media/image28.jpeg) ------------------------ -- ------------------------- **Henri Dunant Garibaldi Victor -- Emmanuel** De koning van Piëmont -- Sardinië wist in 1860 te bereiken dat de noordelijke staten zich via een referendum bij zijn koninkrijk aansloten. In datzelfde jaar landde de avonturier **Garibaldi** in zijn dienst met een klein vrijwilligersleger in Sicilië om heel Zuid-Italië te bevrijden. In 1861 werd de koning van P--S, Victor Emmanuel tot koning van geheel Italië uitgeroepen. De nieuwe regering eiste aanhoudend dat het 'onverloste Italië', namelijk Rome en Venetië, ook ingelijfd zouden worden. Beide eisen werden een aantal jaren later gerealiseerd: ◊ na de nederlaag van van Oostenrijk tegen Pruisen (1866) trokken de Oostenrijkers hun troepen terug uit Venetië en nam het Italiaanse leger hun plaats in ◊ na de nederlaag van Frankrijk tegen Pruisen (1870) trokken de Fransen hun troepen terug uit Rome en nam het Italiaanse leger hun plaats in **2.3. Veelvolkerenstaten krijgen het moeilijk** ***2.3.1. Het Turkse Rijk: 'een reus op lemen voeten'*** **De volkeren in de Balkan willen zich bevrijden van de Turkse heerschappij.** Er waren talloze opstanden en sinds het begin van de 19^de^ eeuw echte bevrijdingsoorlogen Van 1821 tot 1829 bevochten de Grieken hun onafhankelijkheid. Maar ook de Serviërs, Bulgaren en Roemenen trachtten hun eigen, nationale staten te stichten en wel met hulp van Rusland. Waarom? ◊ beide volkeren zijn van Slavische oorsprong ◊ Rusland wou toegang tot de Middellandse Zee -- -- -- -- -- -- Na een oorlog tussen Turkije en Rusland besloten de Europese grootmachten op een **Internationaal Congres te Berlijn (1878)** dat er nieuwe, onafhankelijke staten zouden ontstaan ten koste van het **Ottomaanse Rijk**: Servië, Bulgarije en Roemenië De provincies Bosnië en Herzegovina kwamen onder Oostenrijks bestuur. Twee nieuwe **Balkanoorlogen** in 1912 en 1913 zorgden voor de verdeling van de rest van het Turkse bezit in Europa tussen Servië, Griekenland en Roemenië terwijl Albanië als nieuwe staat ontstond. **Focus** op de huidige situatie in de Balkan: na de bloedige burgeroorlog in Joegoslavië is het er voorlopig 'rustig'. Al is er niet veel nodig om het etnische geweld opnieuw te doen oplaaien (**de Balkan als kruitvat van Europa**). ***2.3.2. De dubbelmonarchie Oostenrijk -- Hongarije*** **In de loop van de 19^de^ eeuw werden ook verschillende volkeren die samenleefden in de Donaumonarchie onrustig.** Zo verlangden de Hongaren bijvoorbeeld meer zelfstandigheid. Na de Oostenrijkse nederlaag tegen Pruisen , kwam de keizer tegemoet aan hun eisen en werd de staat Oostenrijk -- Hongarije tot een **dubbelmonarchie** omgevormd: ◊ Oostenrijk en Hongarije werden twee onafhankelijke vorstendommen, maar onder één gemeenschappelijke vorst. ◊ De buitenlandse politiek, het leger en de justitie bleven gemeenschappelijk. Voor het overige was Hongarije een zelfstandige staat met parlement en regering in Boedapest. Deze oplossing bevredigde de Duitstaligen en Hongaren maar de andere bevolkingsgroepen kregen geen extra rechten. Vooral de Tsjechen in Oostenrijk en de Serviërs en Roemenen in Hongarije streefden naar zelfbestuur. (In 1882 kreeg Praag een Tsjechische universiteit en werd de Tsjechische taal als bestuurlijke taal in Bohemen toegelaten). Ondanks zulke toegevingen, vergrootten de tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten nog. Vele slavische volkeren zoals de Tsjechen en vooral de Serviërs dachten aan een groot Slavisch rijk onder Russische leiding. **Dit zorgde uiteraard voor spanningen tussen Oostenrijk en Rusland.** **Dit panslavisme bedreigde de eenheid van de Habsburgse staat. Wenen zocht een bondgenoot en vond die in het Duitse Rijk.** *De etnische verdeling in de Dubbelmonarchie: Duitsers: 24%; Hongaren: 20%; Tsjechen: 13%; Polen: 10%; Roethenen: 8%; Roemenen: 6%; Kroaten: 5%; Slowaken: 4%; Serviërs: 4%; Slovenen: 3%; Italianen: 3%; Bosniërs: 2%* **DEEL II: De uitbouw van de** **burgerlijke samenleving** **in Europa** ***Hoofdstuk I: De industriële maatschappij*** **1. De Industriële Revolutie (18^de^ -- begin 19^de^ eeuw)** **1.1. Demografische en agrarische revolutie van de 18^de^ eeuw** +-----------------------------------+-----------------------------------+ | ![](media/image31.png) | Omstreeks 1750 nam de bevolking | | | in Europa sterk toe. Tot dan toe | | | was de wereldbevolking | | | geleidelijk aan toegenomen. Het | | | geboortecijfer was hoog door het | | | ontbreken van voorbehoedsmiddelen | | |. | | | | | | Het sterftecijfer was eveneens | | | hoog door de vele ziektes , | | | oorlogen en hongersnoden | +-----------------------------------+-----------------------------------+ In de 18^de^ eeuw begon het bevolkingsaantal zo snel te stijgen zodat men van een **demografische revolutie** spreekt. Oorzaken: geboortecijfer stijgt (lichtjes) sterftecijfer daalt door: ◊ vooruitgang van de geneeskunde(vnl. kindersterfte) ◊ verbetering van de voedselvoorziening Negatieve gevolgen van de bevolkingsexplosie: stijging van de prijzen (door grotere vraag) stijging van de werkloosheid de lonen bleven achter op de stijgende prijzen (door ruime aanbod arbeiders) Door de bevolkingsexplosie was een grondige reorganisatie van de landbouw noodzakelijk. Die **reorganisatie** kwam er door de grotere vraag naar voedingsmiddelen en textielwaren. Hoe? ontginnen van nieuwe gronden: droogleggen moerassen, bossen rooien akkers werden omgezet in weiland voor schapenteelt (meer kledij nodig) meer gebruik van meststoffen: ◊ meer stalmest door groeiende veestapel ◊ natuurmest van buiten Europa: vb.: guano ◊ einde 19^de^ eeuw: kunstmest verdwijnen van de braakgronden (= onbewerkt) vernieuwingen in de landbouw Door dit alles ontstond een kapitalistische landbouw: een kleine groep rijke landbouwondernemers met grote bedrijven tegenover een grote groep pachters die steeds afhankelijker werden van de rijke ondernemers. **2.2. De Industriële Revolutie** De IR begon in **Engeland**. Dit was geen toeval want het land had tal van troeven zoals: invoer van grondstoffen uit de **kolonies** degelijke **havens** en een uitgebreid netwerk van **kanalen** **stijgende bevolking** (1750: 6,5 miljoen ⇒ 1850: 18 miljoen) aanwezigheid van **steenkool** en **ijzererts** door de winsten uit de overzeese handel was er **kapitaal** beschikbaar om nieuwe investeringen te doen Door de ontdekking van nieuwe energiebronnen, ontwikkelde de technische vooruitgang zich vanaf de 18^de^ -- 19^de^ eeuw verbazingwekkend snel. Gereedschap werd vervangen door de toestellen, de macht van de mens door machines. -- ------------------------ ![](media/image33.png) -- ------------------------ Door de stijgende textiel-vraag werd het spinnen en weven steeds belangrijker. John Kay verbeterde het weefgetouw in 1733 met het "Vliegend schietspoel". James Hargreaves kwam in 1764 met de beroemde "Spinning Jenny" op het toneel. Steeds betere versies werden uitgevonden: de "Waterframe" van Arkwright, de "Mule Jenny" van Crompton en de "Power Loom" van Cartwright, het eerste mechanische weefgetouw. De spinmachines werd aanvankelijk door lichaams-- of waterkracht in beweging gehouden. De uitvinding van de stoommachine bood een oplossing voor dit probleem. James Watt verbeterde de machine van Newcomen en hij ontwierp in 1782 de dubbel werkende stoommachine. **De verbinding van de kracht van de stoommachine met de spinmachine gaf de start aan de Industriële Revolutie.** Door de IR was er dringend nood aan machines, en daarvoor was er veel ijzer nodig ⇒ stimulans voor de ijzerindustrie ⇒ voor het smelten van ijzererts was er een grote hoeveelheid steenkool nodig. Zo geraakte alles in een stroomversnelling en vloeit het ene uit het andere. De machinebouw draaide op volle toeren, maar ook de **chemische** **nijverheid** zat in de lift: de katoenen stoffen moesten immers gebleekt worden. De machinebouw stimuleerde dus de ijzer-- en de steenkoolnijverheid en later ook steeds andere industrieën. De Industriële Revolutie was een feit geworden. -- ------------------------ ![](media/image37.png) -- ------------------------ **2. De tweede industriële revolutie in Europa** 1. **Nieuwe industrieën** Staal in plaats van ijzer In 1856 slaagde de Engelsman Henry **Bessemer** erin om op een revolutionaire wijze gesmolten ruw ijzer in staal om te zetten. Zo beschikte men over een metaal dat **lichter, sterker en buigzamer** was dan ijzer. Vrij vlug ontstond er een heuse **staalindustrie** waarbij de productie steeg van 500 000 ton in 1870 tot 28 miljoen ton in 1900. Enkele toepassingen zijn: -- ------------------------ ![](media/image39.png) -- ------------------------ Stalen brug door Gustave Eiffel Peer van Bessemer, om ijzererts te zuiveren tot staal Chemische industrie De basis werd reeds op het einde van de 18^de^ eeuw gelegd met de uitvinding van een chemisch bleekmiddel. In 1856 stelde de Brit Perkin de eerste synthetische verfstof samen, nl: paars. De **synthetische verfindustrie** gaf een zetje aan de fabricage van **synthetische geneesmiddelen**. De vele proeven met chemische verbindingen leverden verdovings - en ontsmettingsmiddelen voor de geneeskunde op. Een wondermiddel uit die tijd was de aspirine ![](media/image41.png) Aspirine van Friedrich Bayer Alfred Nobel: uitvinder dynamiet dynamo Bovendien kwamen er **kunstvezels en plastic** (vb.: bakeliet) voor textiel en sieraden en **explosieve stoffen** (dynamiet) voor de mijnbouw op de markt. **Laboratoriumonderzoek was een echte gangmaker voor de** **chemische industrie geworden** Aanpassingen in de landbouw **De bevolkingsaangroei en --concentratie in steden en industriecentra** **deed de vraag naar landbouwproducten stijgen, zodat ook de** **landbouw om aanpassing vroeg.** **→ *Wetenschappelijke aanpak*** De Duitse chemicus **Liebig** ontdekte dat planten naast organische ook anorganische stoffen als stikstof, kalium, fosfor en kalk nodig hebben. De boeren konden de bodem nu met kunstmest verrijken, zodat het drieslagstelsel definitief tot het verleden behoorde. Uit de ontdekkingen van **Mendel** in verband met de erfelijkheidsleer in 1866 ontwikkelde zich in de 20^ste^ eeuw de genetica. **→ *Mechanisatie*** Vooral op **grote bedrijven** begon vanaf het midden van de 19^de^ eeuw de mechanisatie van de landbouw. De maaimachine en de ploeg werden met de stoommachine door middel van riemen en kabels voortbewogen. Enkel welstellende boeren en grootgrondbezitters konden zich zo'n dure machines veroorloven. De **opkomst van de** benzinemotor zou de mechanisatie in de landbouw versnellen. De machines konden zich nu vrij en niet gehinderd door een logge stoommachine over de akkers bewegen. **→ *Mondiaal karakter*** Dankzij de stoomboten en de ontwikkeling van **koel -- en vriesschepen** (vanaf 1877) was de oceaanvaart opengebloeid**.** Allerhande producten konden nu in Europa worden ingevoerd: graan uit de Verenigde Staten en Rusland, vlees en zuivel uit Argentinië en Nieuw -- Zeeland. **1.2. Nieuwe energiebronnen: elektriciteit en aardolie** **→ Elektriciteit** In de 19^de^ eeuw gebruikte men de stoommachine voor vele toepassingen in fabrieken en voor de aandrijving van treinen en schepen. De toepassing voor landbouwmachines of kleinere machines was minder eenvoudig. Men zocht naar een middel om energie in alle hoeveelheden (ook kleine) beschikbaar te stellen. De Duitser **Werner von Siemens** (1866) en Belg **Zénobe Gramme** (1869) speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van een dynamo. In 1882 volgde de bouw van elektrische centrales en van daaruit de overbrenging van elektriciteit via een stroomleiding naar fabrieken en woningen. Nu moest de elektrische kracht niet langer ter plaatse verbruikt worden, maar kon over een haast onbeperkte afstand en in de gewenste hoeveelheid naar iedere gebruiker gebracht worden. De Verenigde Staten scoorden hier best in. **→ Aardolie en benzinemotor** Aardolie is van groot belang in ons leven. Reeds in de Oudheid gebruikte de mens olie in kleine hoeveelheden, onder andere voor verwarming en verlichting. **Pas sedert een goede eeuw wordt olie ten volle benut.** Naar alle waarschijnlijkheid werd in 1859 bij Titusville in Pennsylvania in de Verenigde Staten voor het eerst met succes naar aardolie geboord. Zoals bij de vroegere 'gold rush' volgde hierop een oil rush. Vooral John Rockefeller was hierin succesvol. Hij startte in 1859 met een kleine tweemanszaak die aardolie zuiverde tot petroleum en ze daarna verkocht voor verwarming en verlichting. Enige jaren later was hij de rijkste man van de VSA. (= The American Dream) **De grote doorbraak van de aardolie kwam er na de uitvinding van de benzinemotor.** Hierin speelden twee Duitse wetenschappers een voorname rol: Karl Benz en Gottlieb Daimler. In 1886 presenteren ze beiden een automobiel (= zelfbewegend) ![](media/image43.png) Benz: een driewieler Daimler: een vierwieler. Begin twintigste eeuw smelten hun bedrijven samen tot Mercedes - Benz Een andere Duitse wetenschapper, Rudolf Diesel vond eveneens een motor uit, die zeer geschikt was voor vrachtwagens, locomotieven en schepen. De benzinemotor drong zelfs in de lucht door toen de gebroeders Wright er bij hun eerste vliegtuigvlucht in 1903 gebruik van maakten. ![](media/image44.png) ***Hoofdstuk II: De ontvoogding van de arbeiders*** **1. De proletarisering en uitbuiting van de arbeiders** De doorbraak van de industrialisering leidde in België, zoals dat voordien al in Groot -- Brittannië gebeurd was, tot het ontstaan van een **klassenmaatschappij**: het bezit bepaalde tot welke klasse je behoorde. Tegenover de elite van de industriële burgerij bevond zich de arbeidersklasse die een armoedig bestaan kende van hard werken en lange werkdagen. Het **ontstaan** van die grote arbeidersklasse moet gezocht worden in de landbouwcrisis van midden 19^de^ eeuw. Oorzaken van die crisis waren: ◊ opeenvolgende misoogsten: o.a. aardappelen ◊ dalende graanprijzen als gevolg van de massale invoer van goedkoop Amerikaans graan ◊ wegvallen van de huisnijverheid omdat die niet langer kon concurreren met de opkomende fabrieken Gevolg: **plattelandsvlucht**: vele boeren verlieten het platteland en trokken naar de steden om daar werk te vinden ⇒ lage lonen door het massale aanbod van fabrieksarbeiders. De werkomstandigheden van de arbeiders waren verschrikkelijk: ◊ lange werkdagen: 12 à 14 uur, 6 dagen op 7 ◊ geen aandacht voor veiligheid en hygiëne ◊ door het saaie en afstompende fabriekswerk was er veel alcoholisme ◊ zeer lage lonen, net voldoende om te overleven Om het gezinsbudget aan te vullen, gingen ook vrouwen en kinderen gaan werken. Deze kregen nog een lager loon. Er bestonden nog allerlei andere maatregelen waardoor het voor de arbeiders onmogelijk was om zich tegen hun slechte werk- en leefomstandigheden te verzetten: ◊ Het cijnskiesrecht verhinderde de politieke inspraak van de arbeiders. De burgerij zorgde voor wetten die hun belangen, tegen die van de arbeiders in, beschermden. ◊ **Wet Le Chapelier** uit 1791 (Franse Tijd): deze verbood de arbeiders zich te verenigen in vakbonden. Ook het stakingsverbod bleef na de Belgische onafhankelijkheid van kracht. ◊ **Het werkmansboekje** dateerde eveneens uit de Franse tijd en werd pas afgeschaft in 1883. In dat boekje, dat elke arbeider verplicht moest hebben, werden gegevens bijgehouden over zijn loon, persoon, werkijver en gedrag. Zonder zo'n boekje kon je onmogelijk aan werk geraken. ◊ **Truckstelsel**: een deel van het loon werd in natura uitbetaald, dit in de vorm van producten uit de winkel van de werkgever. Dit betekende meer winst voor de werkgever, minder vrijheid voor de arbeider. -- -- -- -- Er bestond geen sociale zekerheid die ziekte, arbeidsongeval, ouderdom of werkloosheid opving zodanig dat velen in de totale armoede terechtkwamen. Duizenden werden tot de bedelarij veroordeeld. Ondanks al deze ellende groeide het aantal arbeiders in de 19^de^ eeuw voortdurend. Men spreekt van het **proletariaat**: bezitslozen die enkel kunnen overleven door te gaan werken in fabrieken. Het proces waardoor massa's bezitlozen in armoede vervielen heet **proletarisering**. **2. De arbeidersbeweging in Europa** Zoals we hierboven gezien hebben waren de arbeiders loonslaven in dienst van hun fabrieksbazen. De industriëlen waren tevreden met die situatie vermits ze in hun voordeel was en zij zichzelf konden verrijken op de kap van de arbeiders. Ze rechtvaardigden hun positie met stellingen die de **klassieke liberalen**, zoals Ricardo en Malthus in het begin van de 19^de^ eeuw hadden geformuleerd. Het kwam ongeveer op het volgende neer: de rijken hadden het goed als gevolg van de wet van de sterkste, de ellende van de armen was tevens het werk van de natuur. Aan die toestand kon of mocht er volgens hen niets veranderd worden. Ondanks de zwakke positie van de arbeiders ontstond de **arbeidersbeweging**: verzamelnaam van alle personen, organisaties en partijen die opkomen voor meer rechten voor de arbeiders. **2.1. Luddisme en utopisch socialisme** In de eerste plaats eisten de arbeiders zelf betere werkomstandigheden en hogere lonen. Dit probeerden ze te bereiken via stakingen en betogingen. Die haalden echter niets uit aangezien die acties illegaal waren en de werkgevers de politie en het leger achter zich hadden. Een extreme vorm van arbeidersopstanden was het **luddisme**: begin 19^de^ eeuw was er in Engeland een opstand waarbij de arbeiders systematisch alle machines vernietigden. Ook heel wat intellectuelen namen het op voor de arbeiders. Zij hadden kritiek op de kapitalistische maatschappij en ijverden voor een maatschappij die gebaseerd was op de principes van het **socialisme**: politieke stroming die voortkomt uit de Verlichting en die voor een maatschappij pleit met gelijke kansen voor iedereen. ![](media/image47.png) De eerste groep socialisten van het begin van de 19^de^ eeuw noemt men de **utopische socialisten**. Zij droomden van een betere wereld waarin het gezond verstand en de goede wil tot meer rechtvaardigheid zou leiden =utopie. **2.2. Het wetenschappelijk socialisme van Karl Marx** Onder invloed van Karl Marx kreeg het socialisme een meer wetenschappelijk onderbouwde basis. In tegenstelling tot de droomwereld van utopische socialisten, wilde Marx een leer uitwerken die wetenschappelijk verantwoord was. Zijn leer is onder verschillende namen bekend: wetenschappelijk socialisme, marxisme en communisme Marx beschreef zijn leer uitvoerig in zijn belangrijkste boek **Das Kapital**: tussen burgerij en proletariaat zal een **klassenstrijd** ontstaan. Die klassenstrijd zal ontaarden in een revolutie, waarbij de massa arbeiders het gemakkelijk winnen tegenover het kleine groepje kapitalisten Omdat die revolutie tegelijk over de hele wereld moet kunnen gebeuren, moet het proletariaat zich internationaal organiseren. **Doel van die revolutie**: alle vormen van privé -- bezit worden afgeschaft en alles wordt gemeenschappelijk bezit. **De evolutie naar de communistische maatschappij was volgens Marx een onvermijdelijk gebeuren.** **Geschiedenis van het KAPITALISME volgens Marx** Door de uitbuiting van de arbeiders verzamelen sommige kapitalisten steeds meer kapitaal ⇒.................................... ⇓ grote fabrieken verdringen de kleine bedrijven (concentratie van kapitaal) ⇓ ⇓ het kapitaal is in handen de proletariërs worden steeds van enkele kapitalisten afhankelijker van de kapitalisten de fabrieken produceren steeds de proletariërs worden steeds meer: de waren raken niet meer armer (= verarmingstheorie) verkocht en deze **overproductie** leidt tot ontslagen en werkloosheid - ⇓ **CRISIS VAN HET KAPITALISME** ⇓ de arbeiders verdrijven (onteigenen) de kapitalisten door een **revolutie** ⇓ productiemiddelen worden **collectief bezit** **⇒ communistische maatschappij** **Besluiten Marx:** de arbeiders moeten internationaal samenwerken een revolutie moet de bestaande orde vernietigen de kapitalistische maatschappij moet vervangen worden door een communistische maatschappij met gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen **2.3. De Internationale Arbeiders -- Associatie** In 1864 vergaderden te Londen socialisten uit Groot -- Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Zwitserland en Polen. Daar besloten ze tot de oprichting van een internationale socialistische samenwerking: de (**Eerste) Internationale**. De hoofdzetel was in Londen en in alle deelnemende landen werden bureaus van de Internationale opgericht. Na verloop van tijd ontstonden er tegenstellingen tussen de aanhangers van Karl Marx en die van de **anarchist** Michaël Bakoenin. In 1876 werd de Eerste Internationale ontbonden en in 1889 werd te Parijs dan de **Tweede Internationale** (tot 1946) opgericht. In de tweede helft van de 19^de^ eeuw kreeg het socialisme **meer en meer aanhangers**. Er waren ook socialistische denkers die aan Marx zijn theorieën twijfelden. Eén daarvan was de Duitser Eduard **Bernstein** die van oordeel was dat het socialisme op een wettelijke manier moet streven naar hervormingen om het lot van de arbeiders te verbeteren =\> **reformisme of sociaal -- democratie** Enkele eisen waren: ° hogere lonen ° kortere werkdagen ° sociale zekerheid ° verbod op kinderarbeid **Probleem**: de arbeiders hadden geen stemrecht waardoor de socialistische partijen weinig of geen macht in het parlement konden uitoefenen ⇒ eis voor algemeen (enkelvoudig) stemrecht **2.4. Het anarchisme** Het woord anarchisme is samengesteld uit twee Griekse woorden: 'an' + 'archein' en betekent letterlijk 'zonder te heersen'. En dat is nu juist wat anarchisten wensen: een maatschappij zonder gezag en met volledige vrijheid voor het individu. De 18^de^ eeuw met haar verlichte opvattingen over vrijheid bevorderde het anarchistische denken. **Pierre -- Joseph Proudhon** (1809-1865) was de eerste die het woord anarchisme gebruikte. Vooral zijn uitspraak *'la propriété c'est le vol'* = eigendom / bezit is diefstal is bekend. De bekendste en invloedrijkste anarchist is de Rus **Michail Bakoenin** (1814-1876). Hij stelde de **vrije associatie** van mensen als ideaal = de mensen moeten op een vrijwillige basis samenwerken zonder dwang van staats -- kerk- en gezinsstructuren. Een dergelijke samenleving was volgens Bakoenin slechts mogelijk na een revolutie. Hij was zelf actief betrokken bij allerlei opstanden en samenzweringen in meerdere Europese landen. Hij was dus naast een man van het woord, ook een man van de actie. **2.5. Syndicalisme** Een grote rol in de arbeidersbewegingen speelden de vakbonden (syndicaten). Pas tegen het midden van de 19^de^ eeuw werd het verbod op alle vorm van arbeidersvereniging afgeschaft en konden er hier en daar vakbonden opgericht worden. Toch ondervonden ze in de 19^de^ eeuw nog grote moeilijkheden: bij stakingen konden ze het niet lang volhouden wegens geldgebrek. ⇒ aanleggen van stakingskassen. **2.6. De Kerk en de christelijke arbeidersbeweging** Ook de Katholieke Kerk werd in de 19^de^ eeuw gedwongen een standpunt in te nemen in de sociale problemen. Heel wat arbeiders verkozen het socialisme dat in de godsdienst een steunpilaar van de elite zag en een zoethouder voor de arbeiders. Marx verwoordde het als volgt: 'godsdienst is opium van het volk' Binnen de Katholieke Kerk kwam het tot grote tegenstellingen tussen: ◊ progressieve katholieken die opkwamen voor de arbeiders ◊ conservatieven die geen veranderingen wilden In 1891 vaardigde paus Leo XIII de **encycliek Rerum Novarum** uit: deze pauselijke rondzendbrief ging over de toenmalige problemen tussen werkgevers en werknemers en was een compromis tussen het kapitalisme en het socialisme. Rerum Novarum was voor veel progressieve katholieken een aanmoediging om zich in te zetten voor het lot van de arbeiders ⇒ ontstaan van christelijke vakbonden. Zo probeerde men om de arbeiders buiten het socialisme te houden. **2.7. Sociaal -- democratische en christen -- democratische partijen in België** In **1885** werd na een vergadering van meer dan zestig arbeidersverenigingen besloten tot de oprichting van de **Belgische Werkliedenpartij (BWP)**. Voordien waren er al enkele pogingen tot partijvorming geweest bij de Vlaamse socialisten. In Wallonië was het socialisme meer verbrokkeld in kleine en dikwijls anarchistische organisaties. Waarom liet men het woord 'socialistisch' opzettelijk weg uit de naam van de nieuwe partij? Het woord socialisme had in die tijd een slecht naam en zo kon men ook katholieke werknemers aantrekken. Door het cijnskiesrecht had slechts **2%** van de bevolking stemrecht. De BWP had geen verkozenen waardoor de arbeidersbeweging in feite politiek onmondig bleef. Daarom was de strijd voor het algemeen stemrecht een van de belangrijkste eisen van de BWP. De grote stakingsgolf van 1886 betekende een **keerpunt**. De regering vaardigde een aantal sociale wetten uit in de hoop de lont uit het kruitvat te halen. Het algemeen kiesrecht werd voorlopig nog even uitgesteld en in 1893 door het parlement verworpen ⇒ dreiging met nieuwe algemene staking ⇒ uit angst voor een herhaling van 1886 keurde het parlement het **algemeen meervoudig kiesrecht** goed: alle mannen vanaf 25 jaar kregen één stem, mannen die voldoende belastingen betaalden en een diploma hadden kregen 1 à 2 stemmen extra. Dit was in feite een **compromis** tussen de voor- en tegenstanders van het algemeen kiesrecht. Voor de BWP betekende dit de doorbraak in het parlement. Haar programma werd met de **Verklaring van Quaregnon** bekend. De **Katholieke Partij** was in de jaren 1860 gesticht als een reactie tegen de macht en de kiesoverwinningen van de Liberale Partij. Dat had succes, want in 1870 wonnen ze de verkiezingen en bleven aan de macht tot aan 1914. Katholieke initiatieven ten aanzien van de arbeiders, waren meestal beïnvloed door het **paternalisme:** de overtuiging dat de Kerk als een goede vader voor haar leden moest zorgen en aan liefdadigheid moet doen. Met de encycliek Rerum Novarum kende de **christen -- democratie** in België haar doorbraak. Toch verliep dit niet van een leien dakje. Meer dan eens kwam het tot hevige botsingen binnenin de katholieke partij tussen de conservatieven en de christen -- democraten. Het voorbeeld van het daensisme in Aalst toont duidelijk de verdeeldheid aan van de katholieken tegenover de sociale problemen: **Daens** als vertegenwoordiger van de arbeiders tegenover **Woeste** die de spreekbuis was van de fabrieksbazen. Alhoewel Daens veel tegenkanting kende, droeg zijn beweging in grote mate toe aan het belangrijker worden van de christen -- democratie binnenin de Katholieke Partij. -------------------------------------- -- ![rerum novarum](media/image49.jpeg) -------------------------------------- -- ***Hoofdstuk III: Aspecten van de burgerlijke samenleving*** **1. Het wetenschappelijk optimisme** De verlichtingsfilosofen uit de 18^de^ eeuw die een groot vertrouwen hadden in de rede, hadden het wetenschappelijk onderzoek sterk gestimuleerd. **Experimenteren** was het modeverschijnsel van de 18^de^ eeuw. Zo kwam de mens veel te weten over zichzelf, de natuur en de ruimte. Enkele voorbeelden zijn: ◊ water is geen stof op zich maar een combinatie van twee stoffen (waterstof en zuurstof) ◊ ons zonnestelsel is slechts een klein onderdeel van het heelal. **Gevolg:** die wetenschappelijke vooruitgang gaf de mens hoop op een sterke vooruitgang van de beschaving. De laboratoria van de 17^de^ en 18^de^ eeuw verhuisden van de salons van enkele welgestelde families naar plaatsen waar ook onderwijs werd gegeven: de academies voor wetenschappen De uitvinders gingen ook op zoek naar praktische uitvindingen: de **ondernemer -- uitvinder** was geboren (vb.: Carl Zeiss, Werner von Siemens). Een aantal wetenschappers verdienen een woordje uitleg: **Auguste Comte** is de vader van het **positivisme**, een filosofie die steunt op empirisch onderzoek en analyse. Hij is ook de grondlegger van de sociologie. Hij meende dat een **sociale fysica** kon worden ontwikkeld die de samenleving kon verbeteren en sturen. De Duitse filosoof **G.W.F. Hegel** bouwde een indrukwekkend **filosofisch systeem** op, dat de wereldgeschiedenis op een samenhangende manier probeert te verklaren. De motor van de historische ontwikkeling is een **dialectische strijd**. (these, antithese en synthese) De belangrijkste was ongetwijfeld de grondlegger van de **evolutietheorie**: Charles Darwin. Zijn bevindingen van enkele expedities (o.a. Galapagoseilanden) en meer dan 20 jaar natuuronderzoek bundelde hij in zijn meesterwerk 'On the origins of species by means of natural selection': de talrijke dier - en plantensoorten die de natuur voortbrengt zijn geëvolueerd of ontstaan in strijd met de natuurlijke omgeving of met elkaar Dit noemt hij **survival of the fittest** (=overleven van de best aangepasten) Door die **natuurlijke en seksuele selectie** ontstond in de loop van miljoenen jaren meer en meer biodiversiteit. Darwin kwam ook tot de conclusie dat de mens afstamt van een primitief soort apen. Omdat de evolutietheorie in strijd was met het scheppingsverhaal, werd Darwin door de christelijke wereldgemeenschap sterk aangevallen en bespot. (zie afbeelding) Hoewel in de loop van de 19^de^ en 20^ste^ eeuw steeds meer ontdekkingen werden gedaan die de theorie van Darwin staven, blijven er tal van mensen en groeperingen zijn evolutietheorie verwerpen, vb.: de creationisten die in het letterlijke scheppingsverhaal geloven en ook de moderne versie van het 'Intelligent Design'. In de tweede helft van de 19^de^ eeuw ontstonden de wereldtentoonstellingen waar de geïndustrialiseerde landen pronkten met allerhande technische en wetenschappelijke uitvindingen. vb.: de Eiffeltoren die in 1889 gebouwd ter gelegenheid van 100 jaar Franse Revolutie. Tegen 1900 begon het tijdperk van het **vooruitgangsoptimisme** te kantelen. De Weense psychiater Sigmund Freud ondermijnde met zijn werk 'Die Traumdeutung' het onbegrensde geloof in het rationele denken. Het handelen van de mens wordt volgens Freud niet door de ratio maar door driften bepaald. ------------------------ -- ------------------------ ![](media/image51.png) ![](media/image53.png) ------------------------ -- ------------------------ In 1905 schokte Albert Einstein met zijn **relativiteitstheorie** de wetenschappelijke wereld: de rationeel wetenschappelijke benadering die de natuur kan meten en verklaren, was aan het wankelen gebracht. **2. De secularisering van de maatschappij** **2.1. De toenemende secularisatie en het verweer van de Kerk in België** Al tijdens de Verlichting en de Franse Revolutie was de aanval ingezet op de macht van de katholieke Kerk. Die evolutie zette zich door in de 19^de^ eeuw door de grote wetenschappelijke vooruitgang. Steeds meer werden kerkelijke rechten (o.a. huwelijk) en goederen in vraag gesteld en door de staat overgenomen. Deze **secularisatiebeweging** kwam in de tweede helft van de 19^de^ eeuw ook in België krachtig op gang. Er groeide een **antiklerikale** (=voor een scheiding tussen Kerk en staat) tendens binnenin de Liberale partij en ook de opkomende socialisten stuurden op veranderingen aan. De **ultramontanen** (=zie die hun orders kregen van de paus) of conservatieven binnenin de katholieke partij verweerden zich het meest. Voor hen stond de Kerk boven de Staat en had ze ook het recht om in te grijpen in het politieke leven. Om hun aanhang bij het volk te behouden hielden de katholieken zich vooral bezig met liefdadigheid. Zo ontstonden er tal van verenigingen die de katholieke werknemers en boeren aan zich bonden. (vb.:de Belgische Boerenbond) ⇒ **VERZUILING** **2.2. De schooloorlog in België (1878-1884)** Hoewel in de grondwet vrijheid van onderwijs stond ingeschreven, was tot dan toe het onderwijs bijna uitsluitend in katholieke handen geweest. In 1879 wilde de vrijzinnige en liberale minister **Pierre Van Humbeeck** dat veranderen. Er kwam een nieuwe **wet op het lager onderwijs** met enkele radicale wijzigingen ten voordele van het officiële onderwijs. Deze liberale onderwijspolitiek ontketende van in het begin een ware **schooloorlog**. ◊ katholieken richtten veel nieuwe scholen op ◊ de diplomatieke betrekkingen tussen de paus en de Belgische regering werden verbroken ◊ geen sacramenten meer voor leerlingen en leraren uit het officiële onderwijs Ieder kamp mobiliseerde zijn achterban en voerde zoveel mogelijk actie om de andere van hun gelijk te overtuigen = ideologische strijd De politieke gevolgen waren ernstig. De verkiezingsoverwinning in 1884 van de katholieken maakte een einde aan de Schoolstrijd. Er werd een nieuwe schoolwet gestemd die de vorige teniet deed. De liberalen werden naar de oppositie verdrongen en er brak een periode aan van dertig jaar katholiek overwicht In 1954 breekt er een nieuwe Schoolstrijd los, ditmaal over het middelbaar onderwijs. Tot op vandaag blijft de organisatie van het onderwijs een delicate zaak. +-----------------------------------------------------------------------+ | Schoolstrijd\_kl | | | | Liberale spotprent waarop een geestelijke moet toezien hoe de | | officiële school door de nieuwe onderwijswet succes heeft. | +-----------------------------------------------------------------------+ **3. De Vlaamse Beweging tot WO I** In de 19^de^ eeuw is de **breuklijn** klerikaal - antiklerikaal dominant in de Belgische geschiedenis. Een andere breuklijn die vooral in de 20^ste^ eeuw de politieke agenda zal bepalen, is de tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen. Ondanks het feit dat de meerderheid van de Belgen in 1830 Nederlands sprak, werd het Frans de enige **officiële taal** van België. De **verfransing** van onze streken begon reeds in de tijden van de Oostenrijkers maar geschiedde vooral in de Franse bezetting (1795 -- 1815). Het Frans was toen de cultuurtaal van Europa en erg in de mode bij de elite, ook in Vlaanderen. Het Vlaams, verzameling van dialecten werd geminacht als de taal van het volk. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kende het Nederlands een lichte heropleving door de actieve taalpolitiek van Willem I. De periode was echter te kort (1815 - 1830). De Belgische Revolutie maakte daar een einde aan: **België werd een Franstalige staat.** Het Frans werd in Vlaanderen dikwijls gebruikt om zich te onderscheiden van de lagere sociale klassen. De zogeheten '**taalminnaars'**Jan Frans Willems, Jan -- Baptist David en August Vermeylen reageerden tegen deze situatie. De **Vlaamse literatuur** had een bloeiperiode gekend in de 16^de^ eeuw maar was nu **ten dode opgeschreven.** Het eerste verzet ging dus uit van schrijvers. De **Vlaamse Beweging** was geboren: verzamelnaam voor alle verenigingen, personen en partijen die pleiten voor meer Vlaams zelfbestuur. ◊ In het begin wilde men vooral gelijkheid van taal (zoals voorzien in de grondwet). Men dacht dat men daarmee de achtergestelde Vlaamse positie kon ombuigen. ◊ Op het einde van de 19^de^ eeuw werd steeds meer de nadruk gelegd op **sociale en economische eisen:** ° uitbouw van de Vlaamse industrie ° ontginning van steenkool in Limburg ° vernederlandsing van het wetenschappelijk onderzoek Initiatieven werden genomen om een Vlaams wetenschappelijk leven op gang te brengen en weldra werd de eis tot **vernederlandsing van de Gentse universiteit** het belangrijkste strijdpunt. Voortrekkers hierin waren August Vermeylen, Lodewijk De Raet en de **drie** **kraaiende hanen**: Frans Van Cauwelaert (katholiek), Camille Huysmans (socialist) en Louis Franck (liberaal). De eerste **taalwetten** kwamen eind 19^e^ eeuw tot stand: ◊ wet Coremans: gebruik van Nederlands in strafzaken ◊ wet De laet: gebruik van Nederlands in bestuurzaken ◊ wet Coremans -- De Vigne: gebruik van Nederlands in het officieel middelbaar onderwijs Toch liet de uitvoering van deze taalwetten in de praktijk vaak veel te wensen over. De belangrijkste eisen van de Vlaamse Beweging zullen pas in de 20^ste^ eeuw ingewilligd worden. ![](media/image55.png) ***Hoofdstuk IV: Imperialisme en koloniale wedloop*** **1. De overheersing van het industriële Westen in de wereld** In de loop van de 19^de^ eeuw ontwikkelden een aantal Europese staten zoals: Groot -- Brittannië, Frankrijk en Duitsland zich tot **industriële reuzen** en slaagden erin om grote delen van de wereld aan hun invloed te onderwerpen. Dit Europees **kolonialisme** was niet nieuw. Reeds in de 15^de^ eeuw waren een aantal Europese staten begonnen met kolonies te verwerven in Amerika, Afrika en Azië. Hierbij werden vooral de kusten gekoloniseerd. In de tweede helft van de 19^de^ eeuw drong men steeds verder het binnenland in en wou men er een **koloniaal bestuur** installeren. Meerdere **oorzaken** liggen aan de basis van het kolonialisme van de 19^de^ eeuw. Ze verschillen van geval tot geval en van staat tot staat. ** Politiek:** ° er heerste een enorme politieke rivaliteit tussen de verschillende Europese staten. Het bezit van kolonies werd gezien als een middel om hun macht te vergroten. Vb.: Na het verlies van Elzas en Lotharingen aan Duitsland (1870) zocht Frankrijk naar nieuwe Gebieden in Afrika ter compensatie. ° een aantal gebieden waren interessant omwille van hun **strategische** **betekenis** zoals Gibraltar of plaatsen die als uitvalsbasis konden dienen voor de vloot. ** Economisch:** ° behoefte aan afzetmarkten en grondstoffen voor de Europese fabrieken. ° koloniale landbouwproducten , zoals koffie en thee waren in Europa zeer geliefd. ** Godsdienstig:** veel gelovigen vonden dat het hun plicht was om de 'primitieve en heidense' volkeren te beschaven. ** Wetenschappelijk:** vooral de binnenlanden van Afrika en de poolgebieden wekten de interesse van wetenschappers en avonturiers. Dikwijls gingen ontdekkingsreizen en kolonialisme hand in hand. Vb: de zoektocht naar de bronnen van de Nijl leidde tot de kolonisatie van Congo. Aan de **koloniale wedloop** deden veel Europese staten mee. Groot -- Brittannië speelde de hoofdrol, gevolgd door Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, Portugal en Italië. Deze wedloop leidde tot heel wat tegenstellingen tussen de deelnemende landen: vb.: Tussen Frankrijk en Groot -- Brittannië die beiden een aaneengesloten rijk in Afrika wensten. Eén van de meest gegeerde gebieden omstreeks 1880 was Congo. Verschillende landen maar ook de **Belgische koning** Leopold II had interesse voor **Midden -- Afrika**. Om dit probleem op te lossen werd op initiatief van de Duitse kanselier Bismarck in 1885 te **Berlijn** een **Internationale Conferentie** gehouden. Daar verdeelde men Afrika en kreeg Leopold II Congo (Vrijstaat) Die verdeling heeft tot op vandaag de dag grote gevolgen: men trok willekeurige grenzen zonder rekening te houden met de plaatselijke bevolking → etnische conflicten, vb tussen de Hutu's en de Tutsi's in Rwanda. **2. Het Belgische koloniale avontuur in Congo.** In België was er in de 19^de^ eeuw **weinig interesse** voor het verwerven van kolonies. Het streven naar kolonies was vooral een koninklijke aangelegenheid. Leopold I ondernam vruchteloze pogingen om kolonies te vestigen in Latijns -- Amerika. Zijn opvolger Leopold II probeerde zelfs de Filipijnen af te kopen van Spanje. Toen dit alles op niets uitdraaide, vestigde hij zijn aandacht op Centraal -- Afrika. In die tijd waren ontdekkingsreizigers druk bezig met het ontsluieren van de geheimen van de **binnenlanden** van het zwarte continent. **David Livingstone** en **Henry Stanley** waren de twee belangrijkste. ------------------------ -- ------------------------ ![](media/image57.png) ![](media/image59.png) ------------------------ -- ------------------------ In 1876 richtte Leopold II de **Internationale Afrikaanse Vereniging op.** Het officiële doel was Afrika te beschaven en de slavenhandel uit te roeien maar in feite was ze een **dekmantel** voor Leopolds' koloniale ambities. Die vereniging organiseerde o.a. expedities naar Centraal -- Afrika en sloot verdragen met plaatselijke leiders. Stilaan kon Leopold het recht van de eerste bezetter in het gebied laten gelden. De internationale erkenning kwam er pas op de Conferentie van Berlijn in 1885. Deze bepaalde eveneens dat de handel in deze gebieden **vrij** moest zijn. **Leopold II was nu naast koning van België ook koning van Congo**. België had dus niets te maken met Congo, het enige dat ze gemeen hadden was dat ze dezelfde vorst hadden. De nieuwe staat moest nog volledig opgebouwd worden: in korte tijd werden wegennet, postdienst, administratie en spoorwegennet ingericht. Hoofdstad werd Leopoldstad, het huidige Kinshasa. Men begon ook met het **ontginnen van de natuurlijke rijkdommen**. Leopold II was voor dit alles persoonlijk verantwoordelijk en kwam in geldnood door deze grote kosten. Daarom moest hij een **lening** aangaan bij de Belgische staat , bij niet -- terugbetaling zou Congo binnen de tien jaar Belgisch eigendom worden. Om zoveel mogelijk geld te kunnen recupereren liet Leopold het winnen van ivoor en rubber maximaal opdrijven. '**Het doel heiligt de middelen**', was hierbij het motto van Leopold. De inlanders werden behandeld als slaven. Strafexpedities rekenden af met 'ongehoorzame' dorpen die niet voldoende rubber verzamelden. (o.a. handen afhakken) Men schat dat ongeveer de **helft van de Congolese bevolking stierf** in de eerste decennia van kolonisatie, dit ook door geïmporteerde epidemieën. Op deze misbruiken kwam er internationale kritiek, vooral van Britse zijde (officieel omwille van de mensenrechten, in feite omwille van de gemiste kans om Congo bij het Britse rijk te voegen). De **Belgische industriëlen** zagen een avontuur in Congo wel zitten, en naargelang die belangstelling groeide, steeg ze ook bij de Belgische politici. Een aantal malen heeft Leopold de overname van Congo kunnen verhinderen, maar in **1908** was het zover: **België** werd een **koloniale mogendheid**. -- ------------------------ ![](media/image61.png) -- ------------------------ Opmerking: De ivoor -- en rubberhandel leverde Leopold een gigantisch fortuin op. Om sympathie te winnen in België, gebruikte hij een deel om onder meer Brussel en Oostende mee te verfraaien. Afbeeldingsresultaat voor leopold II oostende **3. De expansie van de Verenigde Staten en de Secessieoorlog.** **3.1. Expansie van de VS** De VS bestonden oorspronkelijk uit 13 staten aan de westkust van de Atlantische Oceaan: New York, Pennsylvania, Virginia, North -- Carolina, South -- Carolina, Georgia, Delaware, New Jersey, New Hampshire, Connecticut, Rhode island, Maryland en Massachussetts. Deze staten, ex -- kolonies van Engeland, werden officieel onafhankelijk in 1783. Door de **grondwet van 1787** werden de VS een presidentiële en federale republiek. Geleidelijk kwam er een uitbreiding naar het westen: de frontier (= uiterste grens van de kolonisatie) schoof op naar het westen en de VS strekten zich uit van de Atlantische Oceaan tot de Stille Oceaan. Fases van de Amerikaanse expansie, dit gebeurde via oorlog en afkopen: ° 1783: 13 kolonies op de Oostkust werden onafhankelijk van Engeland, aangevuld met de gebieden ten oosten van de Mississippi. ° 1803: Louisiana gekocht van Frankrijk ° 1819: Florida gekocht van Spanje ° 1845: Texas na oorlog met Mexico ° 1846: Oregon gekocht van Engeland ° 1848: Nieuw -- Mexico en Californië na oorlog met Mexico ° 1867: Alaska gekocht van Rusland De trek naar het westen gebeurde ten koste van de indianen (=native Americans) die met duizenden werden vermoord, verdreven en ondergebracht in reservaten. Hun ondergang werd nog versneld door het feit dat de bizons, de belangrijkste voedselbron van de indianen, door de blanken uitgeroeid werden. De oppervlakte van de VS groeide zeer sterk aan: van 2 300 000 km² tot 7 700 000 km². De nieuwe gebieden werden ingedeeld in 'staten' die allemaal ongeveer even groot waren en die aanvankelijk rechtstreeks door de federale overheid bestuurd werden. Zodra de blanke bevolking er voldoende inwoners telde, werden ze een zelfstandige staat van de VS. De snelle uitbreiding van de VS was vooral een gevolg van de zeer sterke aangroei van de jonge Amerikaanse gezinnen en van de **massale inwijking** vanuit Europa: landbouwers en veetelers die de **Far West** koloniseerden. Dit resulteerde in een ware bervolkingsexplosie. Begin 20^ste^ eeuw worden de eerste immigratiebeperkingen ingesteld, eerst voor Aziaten, daarna voor ieder andere nationaliteit. **3.2. De Amerikaanse Burgeroorlog of Secessieoorlog (1861-1865)** Verschillende tegenstellingen lagen aan de basis van dit conflict. Economische en politieke tegenstellingen: ° Het Noorden: - vooral industrie - voorstanders van de afschaffing van de slavernij (= abolitionisme) ° Het Zuiden: - rijke planters exploiteerden tabaks -- en katoenplantages **Er bestond dus een economisch conflict tussen het Noorden en het Zuiden**. Dit werd nog aangescherpt door het probleem van de slavernij: \- in het Zuiden werd de slavernij als een normale zaak beschouwd, zwarten vormden de goedkope arbeidskrachten. De tegenstellingen tussen Noord en Zuid bereikten een hoogtepunt na de verkiezing van de **republikein** Abraham Lincoln tot president van de VS (1860). Hij was immers gekend als een hevig tegenstander van de slavernij. Dit verwekte hevige beroering in het Zuiden ⇒ in 1861 scheurden elf zuidelijke staten zich af van de Unie en stichten een afzonderlijke bondsstaat. Ze vormden de **Geconfedereerde Staten van Amerika** met Richmond als hoofdstad en Jefferson Davis als president. ![](media/image63.png) Stars and Stripes: vlag VS Dixie: vlag van het zuiden, vandaag een racistisch symbool ![](media/image65.png) Abraham Lincoln Jefferson Davis De noorderlingen aanvaardden die **secessie** (=afscheuring) niet en een oorlog brak uit: de **Secessieoorlog** tussen de **Unionisten** (=noorden) en de **Geconfedereerden** (=zuiden) Alhoewel het Zuiden in het begin aan de winnende hand was, won het Noorden na een lange en bloederige oorlog omdat zij een betere industrie (ijzer en munitie), meer kapitaal en een grotere bevolking bezaten. Lincoln kondigde tijdens de oorlog af dat op 1 januari 1863 alle slaven vrij zouden zijn. Na de oorlog bleef de slavernij afgeschaft maar de zwarten bleven tweederangburgers, hun probleem was niet opgelost: ° Veteranen van de zuidelijke legers richtten de Ku Klux Klan (KKK) op: deze terreurorganisatie ondernam 'acties' tegen zwarten die opkwamen voor hun rechten (tot ver in de 20^ste^ eeuw). ![](media/image67.png) ° in het dagelijkse leven was er een strenge **segregatie** (=scheiding) tussen zwart en blank (afzonderlijke woonplaatsen, scholen, kerken,...). ° de verkiezingen werden geboycot : - stemlokalen moeilijk bereikbaar - in het Zuiden: de 'poll -- tax' = kiestaks - geen stemplicht, dus de armen (vaak zwarten) gingen niet stemmen - stemrecht alleen als je de grondwet kan lezen (voor blanken niet) ![Afbeeldingsresultaat voor eric garner](media/image69.png) **4. Het Russische tsarenrijk (19^de^ eeuw -- 1914)** **4.1. Een achtergebleven land met schuchtere hervormingen** Rusland was de laatste absolute monarchie in Europa in de 19^de^ eeuw. Het rijk bestond uit vele volkeren die autoritair werden bestuurd door de tsaar en zijn ambtenaren. Alhoewel Rusland een belangrijke rol wou spelen in de internationale politiek, had het in vergelijking met een aantal West -- Europese staten op heel wat gebieden een grote achterstand in te halen. Sedert de 17^de^ eeuw regeerde de tsarendynastie van de Romanows over Rusland. Hun macht steunde op vier pijlers: ◊ het leger (de kozakken) ◊ de geheime politie (Ochrana) ◊ de Russisch -- Orthodoxe kerk ◊ de staatsadministratie Ze sloten hun land af van het westen omdat ze bang waren van de nieuwe ideeën over vrijheid en democratie. Rusland vormde een mozaïek van volkeren en godsdiensten. 90 % van de bevolking leefde op het **platteland** en was **lijfeigene.** De adellijke grootgrondbezitters (=bojaren) beschikten naar willekeur over hun lijfeigenen. Op het Russische platteland leefde een **sterk gemeenschapsbesef**, het volk was opgedeeld in **mirs** (mir =dorpsgemeenschap). In de tweede helft van de 19^de^ eeuw begon de machtspositie van de tsaren te wankelen. Tsaar **Alexander II** en opvolgers beseften dat Rusland zich moest moderniseren als ze wilden meespelen als grootmacht. Een aantal **hervormingen** van Alexander II waren: ◊ afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 (40 miljoen mensen) ◊ oprichting van de **zemstvo's** in 1864 = lokale bestuursraden met beperkte bevoegdheden, gekozen via cijnskiesrecht. ◊ invoering van een **onafhankelijke rechtspraak** ◊ afschaffing van lijfstraffen ◊ invoering van cijnskiesrecht (1874) ◊ stimuleren van de economie. Die voorzichtige **liberalisering** werd gestopt met de moord op Alexander II (1881). Zijn opvolger Alexander III nam strenge maatregelen: ◊ bevoegdheden van de zemstvo's werden beperkt ◊ verdachten werden naar Siberië gedeporteerd ◊ de pers werd gecensureerd ◊ de universiteiten werden onder staatstoezicht gesteld ◊ de joden werden vervolgd (pogroms) ◊ godsdienstonverdraagzaamheid ◊ **russificatie:** ° de Russische taal en godsdienst werd verplicht in scholen en bestuur ° de moedertaal en eigen godsdiensten van alle etnische groepen werden verboden Het **verzet** tegen het regime ging uit van intellectuelen, filosofen en schrijvers zoals Tolstoï, Dostojewski,.... Door de harde **repressie** radicaliseerde het verzet. De communistische ideeën van Karl Marx vonden dan ook bij steeds meer Russen ingang. Na de nederlaag tegen Japan in 1905 werd tsaar **Nicolas II** gedwongen een Russisch parlement te aanvaarden: de **Doema** **4.2. Het Russische imperialisme** De belangrijkste motieven voor het Russische imperialisme in de 19^de^ eeuw waren: ◊ de overbevolking ◊ het streven naar ijsvrije havens Rusland wierp zich op als beschermer van alle Slavische volkeren. Zo steunden ze de **Balkanvolkeren** in hun onafhankelijkheidsstreven tegenover het Ottomaanse rijk. In het westen werd Finland bij Rusland aangehecht. Polen en de Baltische Staten werden gerussificeerd. Ook in Centraal -- Azië (Kaukasus) en het Verre Oosten boekten de Russen gebiedswinst. Ten slotte botste het Russische imperialisme in het Verre Oosten op dat van Japan. De spanningen namen toe en in 1904 kwam het tot een oorlog tussen Rusland en Japan omwille van de Chinese havenstad Port Arthur. **Rusland verloor** en dat gaf aanleiding tot een betoging in Sint -- Petersburg die bloedig onderdrukt (Bloedige Zondag 1905) waardoor de tsaar de Doema moest toestaan. ![](media/image71.png) **Het regime hield het daarna nog een tiental jaren uit en werd in 1917 door de Russische Revolutie van de kaart geveegd.** **5. Het tijdperk van de gewapende vrede (1870-1914)** **5.1. De onmogelijke weg naar de vrede** Als gevolg van de Frans -- Pruisische oorlog werd Duitsland in 1871 eengemaakt, waardoor het een **Europese grootmacht** werd. Ondanks de vrede die Frankrijk had gesloten met Duitsland, was het land op revanche / weerwraak belust. (vooral door het verlies van Elzas en Lotharingen) Bismarck besefte dit, en kon via handige diplomatie en tal van allianties of bondgenootschappen Frankrijk in Europa isoleren. Een aantal voorbeelden: ◊ Driekeizersbond (1873-1887): verbond tussen Duitsland, Oostenrijk -- Hongarije en Rusland ◊ **Driebond** (1882): militair bijstandsverdrag tussen Duitsland, Oostenrijk -- Hongarije en Italië In 1890 ontsloeg de Duitse keizer **Willem II** kanselier Otto von Bismarck en besloot om de buitenlandse politiek te bepalen. Hij weigert een verdrag met Rusland te verlengen waardoor Rusland toenadering zoekt tot Frankrijk. Intussen bleef de internationale situatie zeer gespannen waardoor zelfs de Britten zich actief mengden in allerlei allianties. Reden daarvoor was: Groot -- Brittannië voelde zich bedreigd door de **Duitse vlootpolitiek** en was door Duitsland ingehaald als grootste economische macht in Europa. Groot -- Brittannië zocht daarom omstreeks 1900 toenadering tot Frankrijk en Rusland ⇒ **Triple Entente** = bondgenootschap tussen Groot -- Brittannië, Frankrijk en Rusland Besluit: tussen 1907 en het uitbreken van WO I stonden er dus in Europa twee **bondgenootschappen of allianties** tegenover elkaar: **Driebond ⇔ Triple Entente**. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stonden deze bondgenootschappen bekend als de **Centralen** (vanwege hun ligging in Europa) en de geallieerden. Ondertussen ontstond er een ware **wapenwedloop**, vooral tussen de Britse en de Duitse oorlogsvloot, maar ook de andere landen deden eraan mee. Deze wedloop ging gepaard met de economische macht van een land: vb. Duitsland met zijn sterke staalindustrie (Krupp) ⇔ Rusland die over een zwakke industrie beschikten. Ook werden tal van nieuwe technologieën geïntroduceerd in de oorlogsvoering (vb: duikboten en vliegtuigen) Overal in Europa werd er **propaganda** gevoerd die de eigen bevolking opjutte tegen mogelijke vijanden. Hierin speelde het **nationalisme** een grote rol. **5.2. De onvermijdelijke weg naar de oorlog** Het streven van Duitsland om de wereld te beheersen (**Weltpolitik**), stuitte op verzet van Groot - Brittannië dat zich bedreigd voelde en van Frankrijk dat op revanche belust was. Een hele reeks plaatselijke conflicten dienden als voorspel op de Eerste Wereldoorlog. Deze hadden verschillende oorzaken: ◊ het verwerven van kustgebieden en het veroveren van zee -- engten: Vb.: Rusland wou toegang tot de Middellandse Zee Er werd ook wel aan **ontwapening** gedacht, maar wegens een groot wantrouwen kwamen het niet tot ernstige gesprekken. ***Hoofdstuk V: De Eerste Wereldoorlog: 1914 -- 1918*** **1. Oorzaken** ** Toenemend nationalisme: nationalisme is trots zijn op je eigen volk en land. Sinds** **de Franse Revolutie kwam dit in steeds meer landen op. Nationalisme** **kan ook zeer extreme kanten ontwikkelen: superioriteitsgevoelens, ons land is het** **beste land, andere landen zijn inferieur. In Oostenrijk -- Hongarije en het** **Ottomaanse Rijk leefden tal van minderheden die meer zelfbestuur eisten.** ** Frans -- Duitse spanningen: sinds de nederlaag van 1871 tegen Pruisen, was** **Frankrijk op revanche uit. Ze waren immers Elzas en Lotharingen kwijtgespeeld en** **waren vernederd in hun trotse symbool: het paleis van Versailles.** ** Imperialisme: sinds de verdeling van Afrika op de Internationale Conferentie van** **Berlijn wou de Duitse keizer Wilhelm II een koloniaal rijk vestigen. Dit leidde tot** **spanningen met Frankrijk en Groot -- Brittannië.** ** Engels -- Duitse wapenwedloop: Wilhelm II begon met de bouw van een moderne** **oorlogsvloot. Dit bedreigde de Britse heerschappij op zee en leidde tot een** **ware wapenwedloop.** ** Bondgenootschappen / Allianties: in feite dienden ze om de vrede te bewaren,** **om de tegenpartij af te schrikken. Nadeel was dat een klein conflict kon uitgroeien** **tot een grote oorlog.** ** Militarisme: In de Keizerrijken Oostenrijk -- Hongarije, Rusland en Duitsland** **speelden het leger en de Generale Staven een hele grote rol op politiek gebied.** **Ook de drie keizers van deze landen waren dol op militair vertoon.** **2. Aanleiding** Op 28 juni 1914 werd te Sarajevo Franz Ferdinand, de neef en **troonsopvolger** van keizer Frans Jozef (Oostenrijk -- Hongarije) samen met zijn vrouw vermoord door Gavrilo Princip. Reactie van Oostenrijk: de Servische regering wordt als verantwoordelijke beschouwd en gesteund door Duitsland verklaart de Dubbelmonarchie de oorlog aan Servië ⇒ Rusland ging over tot de mobilisatie en weigerde die stop te zetten ⇒ Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland en ook aan haar bondgenoot Frankrijk. -- ------------------------ ![](media/image72.png) -- ------------------------ **3. Verloop** Om Frankrijk te kunnen overwinnen, vroeg Duitsland een vrije doorgang aan België. Deze werd geweigerd en op 4 augustus 1914 viel Duitsland ons land binnen. ⇒ Groot -- Brittannië protesteerde tegen de schending van de Belgische neutraliteit en verklaarde de oorlog aan Duitsland. Ook andere landen mengden zich in de oorlog: ° Italië → geallieerden ° Ottomaanse Rijk → Centralen ° kolonies van Groot -- Brittannië en Frankrijk ° 1917: Verenigde Staten → geallieerden ***Van een bewegingsoorlog naar een loopgravenoorlog*** De grootste zorg van Duitsland was een oorlog op twee fronten te vermijden. **von Schlieffen -- plan:** snel doorheen België oprukken, om Frankrijk aan de zwakste zijde aan te vallen. Na een snelle zege zou men zich met volle kracht op de Russen kunnen concentreren. **Maar:** er kwam onverwachts verzet van het Belgische leger: door het laten **onderlopen van de** IJzervlakte, kon men het Duitse leger tegenhouden. Ook in Frankrijk geraakten de Duiters niet verder dan de Marne. **De bewegingsoorlog had plaats gemaakt voor een loopgravenoorlog** (lijn gaande van Nieuwpoort tot aan het Zwitserse Basel) In 1916 probeerden beide partijen elkaar uit te putten: **Slag aan de Somme** en bij Verdun. Er werden ook **nieuwe wapens** gebruikt zoals vlammenwerpers en in 1915 voor het eerst gifgas nabij Ieper. ***Ook op het Oostfront kende WO I een ander verloop dan gepland:*** De Russen waren eerder in actie gekomen dan verwacht en drongen snel door op Duits en Oostenrijks grondgebied. In **Tannenberg** werd het Russische leger verslagen en geraakte het gedemoraliseerd. Dit versnelde de val van het regime van de tsaar. In 1917 brak er een revolutie uit die gewonnen werd door de bolsjewieken (= Russische communisten) met als leider Vladimir Lenin. De tsaar werd afgezet en later samen met zijn familie vermoord. Lenin sloot op 3 maart 1918 met de Duitsers de Vrede van Brest -- Litovsk**.** Daardoor konden de Duitsers nu alles op het westfront zetten en na zware aanvallen in het voorjaar van 1918 liep het Duitse offensief vast wegens een tekort op zo'n 70 km ten noorden van Parijs. De geallieerden kregen in 1918 hulp van de Verenigde Staten. Dit betekende een grote materiële steun voor de geallieerden. **Waarom mengden de VS zich in deze oorlog?** Amerikaanse banken hadden geld geleend aan de geallieerden en vreesden bij een Duitse overwinning hun geld niet meer terug te krijgen. Duitse duikboten torpedeerden ook Amerikaanse schepen. De VS hadden een telegram onderschept waarin Duitsland Mexico aanspoorde om de VS aan te vallen. Na die vastgelopen aanval van de Duitsers was het de beurt aan de geallieerden die over het hele front de Duitse troepen terugdrongen. De uitputtingsslag was in het voordeel van de geallieerden beslecht (mede dankzij Amerikaanse hulp) Op 9 november 1918 moest keizer Wilhelm II aftreden en werd er een republiek gevestigd in Duitsland. **Wapenstilstand: 11 november 1918 (om 11 u) in een treinwagon te Compiègne.** **4. Directe gevolgen van WO I.** De oorlog had ruim **8,5 miljoen levens** en **20 miljoen gewonden** gekost De oorlogsterreinen waren tot een woestenij herschapen De infrastructuur was totaal ontredderd: vernieling van de fabrieken, wegen, infrastructuur, landbouwbedrijven,... De geallieerde landen hadden grote schulden bij de Verenigde Staten. **5. Gevolgen van WO I voor de 20^ste^ eeuw** De Eerste Wereldoorlog had een grote invloed op de 20^ste^ eeuw wegens: zijn grote dimensie: wereldwijde omvang grote invloed van industrie, wetenschap en techniek op het krijgsgebeuren: ° tanks ° gifgas ° vlammenwerpers ° protheses ° plastische chirurgie De Europese kaart werd hertekend op het **Verdrag van Versailles**, waarbij grote, eeuwenoude rijken ten onder gingen: ° het keizerrijk Oostenrijk -- Hongarije werd opgesplitst ° het Duitse Rijk→ Weimarrepubliek ° het Ottomaanse Rijk → Turkije ° het Russische Rijk → Sovjet -- Unie nieuwe maatschappelijke en politieke opvattingen kregen kans zich te ontplooien, vb.: begin van de emancipatie van de vrouw het Europese leiderschap in de internationale politiek werd voor de eerste keer ter discussie gebracht (opkomst van de VS) Europese bevolking eiste stemrecht en het vestigen van een rechtvaardige sociale orde (begin sociale zekerheid). ![](media/image74.png) ------------------------ -- **6. België in de Eerste Wereldoorlog (1914 -- 1918)** **6.1. Militair verloop** Op 2 augustus 1914 eisten de Duitsers met een ultimatum een **vrije doorgang** door België. De volgende dag wees koning Albert I samen met zijn regering dit ultimatum vastberaden af. Op 4 augustus begon de Duitse invasie waardoor Groot -- Brittannië de oorlog verklaarde aan Duitsland. Als bewaker van de Belgische neutraliteit en gezien de Duitse oorlogsverklaring aan Frankrijk, kon Groot -- Brittannië niet anders. De krachtsverhoudingen waren ongelijk: Het Belgische leger met ca. 200 000 soldaten stond tegenover het veel betere uitgeruste Duitse invasieleger dat over 550 000 manschappen bestond. De **Belgische** forten rond Luik en Antwerpen waren niet opgewassen tegen de **zware Duitse** artillerie (dikke Bertha: 420 mm). Toch kon het Belgische leger de aanvallen vertragen waardoor de Britten en de Fransen meer tijd kregen om hun linies te versterken. Het Duitse leger geraakte gefrustreerd en begon hier en daar te plunderen (vb: Leuven). Begin oktober trok het Belgische leger zich terug richting kust en namen ca. 75 000 soldaten positie in achter de IJzer. Door het laten onderstromen van de IJzervlakte kon men de Duitsers tot staan brengen (Slag aan de IJzer: 16 -- 30 oktober). De bewegingsoorlog was afgelopen. Van dan af woedde vier jaar lang een onmenselijke loopgravenoorlog aan het **IJzerfront**. De uitgedunde troepen werden wel niet meer ingezet in zinloze offensieven. De regering was naar Frankrijk uitgeweken terwijl koning Albert I bij de troepen was gebleven. **Als opperbevelhebber van het leger verdedigde hij de neutraliteit van ons land en wou zich niet aansluiten bij de geallieerden.** In 1915 zocht de koning contact met Duitsland in de hoop de oorlog te beëindigen. Zijn voorstel werd nadat de gesprekken uitlekten, afgewezen ( België moest politiek onafhankelijk blijven maar zou de Duitsers een vrije doorgang laten en zou na de oorlog in een economische unie met Duitsland opgenomen worden) Pas in juli 1918, toen overduidelijk was dat de geallieerden zouden winnen, liet Albert I zijn neutraliteitspolitiek laten varen en koos resoluut de kant van de geallieerden. Hij gaf zijn troepen bevel om samen met de rest van de geallieerden op (26/09/'18) de loopgraven te verlaten en tegen wapenstilstand stonden de Belgen voor Gent. ------------------------ -- ![](media/image77.png) ------------------------ -- **6.2. De Frontbeweging en het Activisme** Het Belgische leger aan het IJzerfront bestond uit 65 tot 80 % Vlamingen. Het werd geleid door een Franstalig kader van officieren, die hun bevelen uitsluitend in het Frans gaven. Vlaamsgezinde intellectuelen protesteerden hiertegen en organiseerden lezingen over o.a. meer zelfstandigheid voor Vlaanderen en vernederlandsing van het leger. De Vlaamse doden werden niet langer begraven met de woorden 'mort pour la patrie' maar met de letters AVV -- VVK (Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus). De legerleiding reageerde met censuur en strafexpedities ⇒ oprichting van de **Frontbeweging**: vereniging van Vlaamsgezinden aan het IJzerfront tijdens WO I, ze eisten vernederlandsing van het leger en meer autonomie voor Vlaanderen (vb.: open brief aan koning Albert I) In bezet België **collaboreren** (= samenwerken met de bezetter / vijand) een aantal **flaminganten** (Vlaamsgezinden) met de Duitse bezetter. Men noemt hen **activisten**: een kleine groep, onder leiding van Auguste Borms die resoluut kozen voor een onafhankelijk Vlaanderen. Een andere, grotere groep verkoos passieve Vlaamsgezindheid (de zogenaamde **passivisten**) en was voor het behoud van België, maar dan wel met een federale structuur. In 1917 zullen radicale activisten de onafhankelijkheid van Vlaanderen uitroepen en een regering: een **Raad van Vlaanderen** vormen. Ze kenden nauwelijks aanhang in Vlaanderen en werden na de oorlog veroordeeld wegens landverraad. Uit de **Frontbeweging** zal na de oorlog de **Frontpartij** ontstaan. ------------------------ ![](media/image80.png) ------------------------

Use Quizgecko on...
Browser
Browser