Volledige Samenvatting Blok 1 SOW PDF
Document Details
Uploaded by TroubleFreeCarnelian8406
Capabel Onderwijs
Tags
Summary
This document provides a summary of block 1 on social welfare issues. Key topics discussed include social problems, sociological perspectives, and related concepts like social mobility and social segregation. The document explores social concepts and includes various definitions.
Full Transcript
Volledige samenvatting blok 1: SOW Etnisch profileren: Betekent dat mensen worden aangehouden of anders benadeeld op basis van hun uiterlijk, niet omdat ze echt iets verkeerd hebben gedaan. Sociaal-Maatschappelijk probleem: Wanneer mensen persoonlijk geraakt worden door sociale vraagstukken - denk...
Volledige samenvatting blok 1: SOW Etnisch profileren: Betekent dat mensen worden aangehouden of anders benadeeld op basis van hun uiterlijk, niet omdat ze echt iets verkeerd hebben gedaan. Sociaal-Maatschappelijk probleem: Wanneer mensen persoonlijk geraakt worden door sociale vraagstukken - denk aan eenzaamheid, armoede, dakloosheid of schuldenproblematiek - spreek je van sociaal maatschappelijk probleem. Kenmerken van sociaal- maatschappelijk probleem: Ze zijn maatschappelijk bepaald Ze ontstaan bij groepen mensen Ze zijn geregeld het gevolg van achterstelling in de maatschappij Ze zijn moeilijk op te lossen Ze leiden tot bijkomende problemen Ze treffen doorgaans het hele gezin Ze kunnen leiden tot psychosociale problemen Sociaal-economische status (SES) Psychosociale problemen: Dit houdt in dat er een interactie, wisselwerking of onderling verband bestaat tussen de sociale problemen en problemen op psychisch gebied. Sociologie: is het wetenschappelijke vakgebied dat zich bezighoudt met de manier waarop mensen samenwerken. Drie sociologische stromingen borduren voort op het gedachtegoed van deze drie grondleggers Het functionalisme Oftewel: Sociale cohesie, de mate waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen. Sociale structuur is een netwerk van relaties tussen een groep mensen of mensen onderling. Denk daarbij aan een vereniging, een vriendengroep en een gezin. De conflictsociologie oftewel: sociale ongelijkheid, bepaalde groepen binnen de samenleving worden bevoordeeld, anderen benadeeld. Er is sprake van een ongelijke verdeling van bezit, macht, kennis en aanzien in relatie tot bijvoorbeeld sekse, afkomst, leeftijd en culturele achtergrond. Mensen nemen dus ongelijke posities in. Het symbolisch interactionisme Oftewel: rationalisering, dat houdt modernisering in. Veranderingen in een sociale structuur ontstaan door een veranderende kijk van de deelnemers. Men vind dat het anders moet en gaat bij die opvatting behorend gedrag vertonen. Antropologie: heeft een holistisch uitgangspunt: alle facetten van het menselijk bestaan worden betrokken bij de verklaring van fenomenen. Het doel van de antropologie is dan ook om beter te begrijpen wat er is gebeurd en hoe de mens is gekomen tot waar hij nu is. Culturele antropologie: Hierbij wordt de culturele diversiteit van de mens bestudeerd. Een cultureel antropoloog onderzoekt de onderlinge verschillen binnen en tussen uiteenlopende samenlevingen. Sociale mobiliteit: Houdt in dat je positie op de maatschappelijke ladder verandert. Dit is mogelijk als individu, maar ook als groepering. Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft sociale mobiliteit: sociale stijging, sociale daling, sociale mobiliteit tussen generaties, reproductie van sociale ongelijkheid maar er kan ook sprake zijn van sociale hoogtevrees. Sociale segregatie: Mensen van verschillende bevolkingsgroepen hebben in het dagelijks leven nauwelijks contact met leden van andere groepen. Segregatie kun je zien als een ruimtelijk of sociale afstand tussen groepen. Jeugdreclassering: Wanneer een kind tussen de 12 en 18 jaar is, kan er door de rechter jeugdreclassering worden opgelegd. Hierbij word het kind geholpen, begeleid en gecontroleerd om het gedrag te veranderen en herhaling te voorkomen. Mantelzorg: heeft betrekking op onbetaalde zorg die iemand geeft aan familieleden, vrienden of buren. Deze zorg wordt verleend aan mensen met een langdurige ziekte of beperking. Maatschappelijk werk: Richt zich op het bieden van individuele en collectieve ondersteuning aan mensen die te maken hebben met persoonlijke, sociale, financiële of emotionele uitdagingen. Het doel is het verbeteren van het welzijn van individuen en het bevorderen van een evenwichtige en gezonde samenleving. Sociaal raadsliedenwerk (SRW): Richt zich op het bieden van sociaal-juridische ondersteuning aan individuen en gemeenschappen. SRW speelt een rol bij het wegwijs maken van mensen in complexe wet- en regelgeving en het verlenen van bijstand bij juridische kwesties op het sociaal gebied. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ): Gericht op het bieden van gespecialiseerde zorg en ondersteuning aan mensen met psychische gezondheidsproblemen. De ggz speelt een belangrijke rol in het bevorderen van geestelijke gezondheid en het behandelen van psychische aandoeningen. Ambulante zorg wordt ook wel extramurale zorg genoemd: Het is zorg die buiten de muren van een instelling wordt verleend. De cliënt woont vaak zelfstandig en gaat voor een vorm van zorg naar een specialist of krijgt thuis de ondersteuning die nodig is. Hij hoeft hiervoor niet te overnachten in een instelling. Je kunt hierbij denken aan een afspraak bij een arts, psychologische hulp of thuiszorg. Intramurale zorg wordt ook wel klinische zorg genoemd: Het gaat om vormen van zorg die binnen de muren van een instelling worden gegeven. Mensen worden opgenomen in een instelling en verblijven hier meerdere dagen omdat ze niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Residentiele zorg valt onder intramurale zorg. Ook hier gaat het om zorg die binnen de muren van een instelling wordt gegeven. Het wordt vooral gebruikt binnen de jeugdzorg. Vaak zijn het kinderen die hier tussen de 12 en 18 jaar die niet thuis kunnen blijven wonen. Zij wonen tijdelijk in een instelling. Voorbeelden zijn: een woongroep voor jongeren met een verstandelijke beperking, het volgen van kamertraining of een justitiële jeugdinrichting. Semimurale zorg zit: tussen extramurale en intramurale zorg in. Bij semimurale zorg heeft een cliënt meer zorg nodig dan bij een extramurale zorg, maar een volledig verblijf in een instelling is niet nodig. Een voorbeeld hiervan is beschermend wonen. Cliënten wonen hier zo zelfstandig mogelijk en krijgen zorg waar ze die nodig hebben. Transmurale zorg: Wordt ook ketenzorg genoemd. Deze zorg wordt aangeboden door verschillende zorgverleners. Hierbij is er sprake van een combinatie van intramurale en extramurale zorg. Verschillende hulpverleners maken samen afspraken, zodat ze gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor de zorg van de client. Zo kan een medisch specialist uit het ziekenhuis samenwerken met de huisarts en verzorgende vanuit thuiszorg. Decentralisatie: ??? Signaleren: Betekent opletten en herkennen wat er om je heen gebeurt. Voor jou als sociaal werker is het belangrijk om alert te zijn op veranderingen, problemen en behoefte in de gemeenschap. Agenderen: Betekent dat je deze kwesties bekend maakt en er aandacht voor vraagt. Dit kun je doen door bijvoorbeeld beleidsmakers of gemeenten te informeren over de problemen die je gesignaleerd hebt. Radicalisering: ??? Extremisme: ??? Competentie: Is een combinatie van kennis, vaardigheden en houding die nodig is om een taak of handeling goed uit te voeren. Beroepscompetentieprofiel: Is een overzicht van competenties die nodig zijn om een bepaald beroep uit te oefenen. Het word ook wel beroepsprofiel genoemd. Delegeren: Is het afstoten van taken, inclusief verantwoordelijkheden en bevoegdheden, naar een langer functieniveau. Dat kan je als sociaal werker NIET doen. Je kunt wel taken verdelen tussen collega’s, maar dat is verdelen op het zelfde functieniveau en dat is iets anders dan delegeren. Beroepscode: is een beschrijving van de waarden en normen waaraan de beroepsbeoefenaar zich hoort te houden. Definities van gezondheid zijn: De biopsychosociale benadering De holistische mensvisie Positieve psychologie Positieve gezondheid Gezondheid en gedrag Copingsstijlen: 1. Probleemgerichte copingstijl: iemand zoekt een oplossing voor het probleem, de tegenslag of spanningen door gericht en bewust veranderingen aan te brengen in de situatie. 2. Emotiegerichte copingstijl: Iemand vlucht voor de negatieve gevolgen van de problemen, de tegenslagen of spanningen zonder ze echt op te lossen. Voorbeeld: door te gaan roken, alcohol te drinken, te veel eten of medicijnen gebruiken. 3. Responsegerichte copingstijl: iemand probeert de gevolgen van het probleem in zichzelf te verminderen, bijvoorbeeld meditatie. 8-fasenmodel Leefgebieden: Zingeving, wonen, financiën, sociale relaties, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, werk en activiteiten. Begeleidingsproces: 1. Aanmelding 2. Intake 3. Opstart 4. Analyse 5. Planning 6. Uitvoering 7. Evaluatie 8. Afronding Impliciete zingeving: Is de zingeving die je in de dagelijkse gang van zaken realiseert. Dat is het grootste deel. Existentiële zingeving: Betekent bestaan. Waarom besta ik? Wat doe ik op deze wereld? Maatschappelijke participatie: Betekent dat je positief bijdraagt aan je omgeving en zorg draagt voor de mensen om je heen. Dat doe je door naar school te gaan, een opleiding te volgen en vervolgens te gaan werken. Je draagt bij aan de maatschappij door in je omgeving mensen te ondersteunen die dat nodig hebben, voor zover dat binnen jouw mogelijkheden ligt. Individuele participatie: Betekent dat je bijdraagt aan de samenleving op een manier die bij jou past. Je participeert door iets te doen wat aansluit bij jouw mogelijkheden en behoeften. Bijvoorbeeld, vrijwilligerswerk, dagbesteding, een opleiding of hobby. Participatiewiel: is door Movisie ontwikkelde leidraad om mensen te ondersteunen bij het meedoen in de samenleving. Daarbij staat de leefwereld van de mensen centraal. Je werkt vanuit de behoeften en doelen van de mensen om wie het gaat, en niet vanuit wetten en regels. Informele hulp: Is hulp van mensen om je heen, zoals je vrienden of familie. Bijvoorbeeld: een buurvrouw biedt emotionele steun aan een vriendin die door een moeilijke tijd is gegaan. Formele hulp: is professionele hulp die wordt verleend door sociaal werkers of andere experts met specifieke opleidingen en kwalificaties. Intervisie: Kom je met een groep professionals met vergelijkbare functies regelmatig bij elkaar en bespreek je praktijksituaties. Supervisie: reflecteer je als professionals samen met een deskundige op jouw functioneren in het werkveld. Dit kan over alle leervragen gaan die je tijdens jouw werkt tegenkomt. Je leert kritisch naar jezelf en jouw handelen te kijken en word je bewuster van wat je denkt en voelt. ABCD-Methode: Aanleiding Belangrijk Conclusie Doen STARTT-Methode: (Reflectiemodel) Situatie Taak Actie Resultaat Reflectie Sociale zekerheid: is een systeem dat ervoor zorgt dat mensen die tijdelijk of permanent geen loon ontvangen toch een minimuminkomen krijgen. Doormiddel van regelingen kan er financieel zekerheid worden geboden aan iedereen die dat nodig heeft. Feedback: Is een boodschap over het handelen of het gedrag van een ander. Als je met andere samenwerkt, ontkom je er niet aan om feedback te geven. Of om te ontvangen. Positieve feedback: is feedback die je geeft over iets dat je effectief, nuttig of prettig vindt. Het doel van de feedback is dat de ander het positieve gedrag in stand houdt of zelfs vaker laat zien Negatieve feedback: Is feedback die je geeft over iets dat je ineffectief, ongewenst of onprettig vindt. Hierbij is het doel dat de ander het benoemde gedrag aanpast of vermindert. Inhoudsniveau: Gaat over de inhoud van de boodschap, over wat er letterlijk word gezegd. Betrekkingsniveau: Gaat over de relatie tussen de feedbackgever en feedbackontvanger. 4G voor feedbackregels: 1. Gedrag: beschrijf wat je ziet 2. Gevoel: Beschrijf hoe jij je daarbij voelt. 3. Gevolg: Benoem wat dit gedrag veroorzaakt. 4. Gewenst: Geef aan welk gedrag je liever/voortaan wilt zien. De Johari matrix: Is een hulpmiddel bij het geven en ontvangen van feedback: De Johare-matrix bestaat uit 4 gebieden. 1. De open ruimte: Hier bevind zich informatie dat bekend is bij jezelf en anderen. 2. De blinde vlek: Hier bevind zich informatie die jij niet weet over jezelf maar een ander wel. 3. Het verborgen gebied: Hier bevind zich bepaalde karaktertrekken, gedachten of gevoelens waarvan je zelf bewust bent maar voor een ander verbergt. 4. Het onbekende gebied: Bevind je in het terrein dat onbekend is voor jezelf, maar ook voor anderen. Cognitieve empathie: Gebaseerd op kennis, feiten en werkt met verstand. Affectieve empathie: Gebaseerd op verstand. Het inleven op gevoel/ Assertiviteit: je durft voor jezelf op te komen. Je geeft je mening en uit je gevoelens. Eigen kracht conferentie (EKC): Zelfredzaamheid stimuleert eigen kracht. Participatie samenleving. (Je doet het zelf) Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO): Biedt begeleiding en dagbesteding. Ondersteunen de mantelzorgers. Discrepantie: Tegenstrijdig zijn van iets. Als iemand zijn actiefs volgt en niet zijn woorden. (Het tegenovergestelde doet dan wat hij zegt) Ambivalentie: Het tegenstrijdig voelen van iets. Hij zegt dat hij wil stoppen, maar ook niet wil gaan stoppen. Verandertaal: Letterlijke taal dat iemand uitspreekt. Behoudtaal: Wil niet veranderen, ontkent.