Sociaal Werker Samenvatting Blok 1 PDF

[Sociaal Werker ] **Les 1/2:** *Werkvelden in Social Work* **Jeugdzorg**: Je helpt jongeren en gezinnen met opvoedproblemen of gedragsproblemen. **Ouderenzorg**: Je ondersteunt ouderen om zo zelfstandig mogelijk te blijven leven. **Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)**: Je helpt mensen met psychi...

[Sociaal Werker ] **Les 1/2:** *Werkvelden in Social Work* **Jeugdzorg**: Je helpt jongeren en gezinnen met opvoedproblemen of gedragsproblemen. **Ouderenzorg**: Je ondersteunt ouderen om zo zelfstandig mogelijk te blijven leven. **Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)**: Je helpt mensen met psychische problemen, zoals depressie of verslaving. **Maatschappelijk werk**: Je helpt mensen met praktische problemen, zoals schulden of huisvesting. **Reclassering**: Je helpt mensen die in aanraking zijn geweest met justitie om weer goed terug te keren in de samenleving. **Vluchtelingenwerk**: Je ondersteunt vluchtelingen en asielzoekers bij hun integratie en dagelijks leven. **Scholen**: Je helpt leerlingen met sociale of emotionele problemen. **Gemeentelijk werk (WMO)**: Je helpt mensen bij het aanvragen van zorg of hulpmiddelen vanuit de gemeente. *Segregaties* **Segregatie** betekent dat verschillende groepen mensen gescheiden van elkaar leven of omgaan. Dit kan gebeuren op basis van bijvoorbeeld huidskleur, geloof, inkomen of sociale klasse. **Vormen van segregatie:** 1. 2. 3. 4. ### **Impact van segregatie:** - - - - *Maatschappelijke Problemen(sociale vraagstuk):* Een sociale vraagstuk is een maatschappelijke kwestie of maatschappelijke probleem dat veel mensen als onwenselijk beschouwen. Dit kan opgelost worden door middel van een gezamenlijke actie of een ingreep vanuit de politiek. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Kenmerken van een Maatschappelijke probleem: - - - - - - - *Referentiekader:* Een [referentiekader] is het geheel van waarden, normen, overtuigingen en ervaringen die iemands kijk op de wereld en zijn/haar gedrag beïnvloeden. Het is als een bril waardoor iemand de werkelijkheid bekijkt en interpreteert. Iedereen heeft een eigen referentiekader, gevormd door opvoeding, cultuur, opleiding, en persoonlijke ervaringen. *Empathie:* ### **[1. Cognitieve empathie]** Dit is het vermogen om te begrijpen wat iemand anders denkt of voelt. Je kunt je inleven in hun situatie en begrijpen waarom ze zo reageren. Het helpt je om beter te communiceren met anderen. ### **[2. Affectieve empathie]** Dit is het gevoel dat je krijgt wanneer je de emoties van iemand anders ervaart. Je voelt met hen mee, bijvoorbeeld als ze verdrietig of blij zijn. Dit zorgt ervoor dat je een sterke band met anderen kunt opbouwen. **Les 3:** *Participatie:* Participatie is het deelnemen of meedoen aan iets, bijvoorbeeld aan een samenleving. **Soorten participatie:** [Maatschappelijke participatie] *Dat betekent dat je positief bijdraagt aan de samenleving. Bijvoorbeeld iets organiseren met jouw buren of naar school gaan en daarna een baan zoeken.* *Voordeel van maatschappelijke participatie is dat het mensen voldoening geeft om iets te kunnen doen van de samenleving.* [Individuele participatie] *Betekent dat je bijdraagt aan de samenleving op een manier die bij jou past. Je participeert door iets te doen wat aansluit bij jouw leven. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of iets lesgeven aan een sportvereniging.* *Deze vorm van participatie kan soms financiële voldoening geven door middel van een salaris te ontvangen. Verder kan het helpen met eenzaamheid en geeft het voldoening.* [Burgerlijke participatie ] *Bijdragen op een manier wat invloed heeft op alle inwoners. Bijvoorbeeld stemmen, of een petitie starten.* *Het geeft iemand een kans om gelijk te voelen en/of voldoening te voelen in de maatschappij.* *Polarisatie:* Polarisatie betekent dat mensen in een groep of samenleving steeds meer ruzie krijgen en het steeds minder eens zijn met elkaar. Ze gaan vaak tegenover elkaar staan, zoals teams in een wedstrijd. kenmerken van een polarisatie: - - - Voorbeelden daarvan zijn: - - - - - - Hoe je ermee kan omgaan is het luisteren naar andere en niet standvastig blijven naar jouw mening toe maar meer kijken hoe je op 1 lijn kan komen met een andere mening. *Eigen kracht Conferentie (EKC)* Dat houdt in dat bijvoorbeeld buren of gezinnen een oplossing zoeken voor een conflict. Daar kan een sociale werker bijvoorbeeld ondersteuning aan bieden. EKC zorgt voor bevoordeling van zelfregie. Hoe een hulpverlener kan helpen is door middel van een stappenplan aan te maken en ook de juiste mensen aan te wijzen voor dit project. *MEE, (samen met andere)* MEE ondersteunt mensen met een beperking of een chronische aandoening. Bijvoorbeeld een baan zoeken of hulp met zelfredzaamheid. (werk, wonen, school) **Les 4:** *Bekwaamheid:* **De bekwaamheden van sociaal werkers zijn verder uitgewerkt in drie taakgebieden**. - - - - - - - - - - - - - - - - - - *Beroeps Compensaties:* **[Delegeren]** Delegeren is het *afstoten* van taken, inclusief verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar een lager functieniveau. Dat kun je als sociaal werker niet doen. Je hebt taken en verantwoordelijkheden waarvoor je bent opgeleid en waarvoor je ook betaald wordt. Die taken kun je niet delegeren. Je kunt wel taken verdelen tussen collega's, maar dat is verdelen op hetzelfde functieniveau en dat is iets anders dan delegeren. Je kunt ook taken verdelen tussen mensen van een lager functieniveau of vrijwilligers, maar de verantwoordelijkheden en bevoegdheden blijven altijd bij jou. *Je kan bijvoorbeeld geen verantwoordelijkheid nemen wanneer je als stagiaire in dienst bent.* **Les 5:** - **[Biologisch]**: *Fysieke gezondheid, genetica, biochemie, en fysiologische processen.* *Ziekte en lichamelijke aandoeningen.* **[Psychologisch]**: E*moties, gedachten, gedragingen, en mentale gezondheid.* *Stress, copingmechanismen, en persoonlijke ervaringen.* **[Sociaal]**: *Invloeden van de omgeving, sociale netwerken, cultuur, en economische status.* *Relaties, sociale steun, en maatschappelijke factoren.* - In de gezondheidszorg betekent dit dat zorgverleners niet alleen naar symptomen kijken, maar ook naar de psychosociale context van de patiënt. Dit kan leiden tot meer gepersonaliseerde en effectieve behandelingen. - Werkgevers kunnen positieve psychologie toepassen om een positieve werkomgeving te creëren, wat leidt tot meer betrokkenheid, creativiteit en productiviteit onder werknemers. - positieve gezondheid : is meer gefocust op lichaam, spiritualiteit , kwaliteit van leven etc etc - Gezondheid en gedrag zijn nauw met elkaar verbonden. Het gedrag van een individu kan een significante impact hebben op zowel de fysieke als mentale gezondheid. **8 Fasenmodel →** In het 8-fasenmodel staan de volgende leefgebieden centraal: zingeving, wonen, financiën, sociale relaties, lichamelijke gezondheid, psychische gezondheid, werk en activiteiten. **Copingstijlen:** Copingstijden verwijzen naar de manieren waarop mensen omgaan met stress en moeilijke situaties. Ze spelen een cruciale rol in de mentale en emotionele gezondheid. Hier zijn enkele veelvoorkomende copingstijlen: **[Probleemgerichte:]** Oplossen van t probleem **[Emotiegerichte:]** Afleiding zoeken, bijvoorbeeld gamen. **[Responsgerichte:]** Omgaan met het gevolg. [6 dimensies van positieve gezondheid:] - - - - - - **Les** 6: [Intrinsiek en] Vanuit jezelf en beloning , [Extrinsiek motivatie] iets of iemand anders. Gedragsverandering: [motiverende gespreksvoering] twee fasen. fase 1 ontwikkelen van motivatie fase 2 betrokkenheid versterken en stappen richting actie fase 1 kijken naar t gedrag, waarom, hoe ? **discrepantie**: het tegenstrijdig zijn van iets. iemands acties volgen niet zijn woorden. **Ambivalentie:** het tegenstrijdig voelen van iets. Dus als iemand zegt dat hij wil stoppen, maar ook niet wil stoppen.. Fase 2: Je hebt duidelijkheid over de motivatie, nu ga je proberen de cliënt te ondersteunen en te helpen met de veranderingen. Doelen stellen en plannen bijvoorbeeld SMART model vertrouwen taal verandering taal Motiverende gespreksvoering is een methode die je toepast om ervoor te zorgen dat een cliënt intrinsiek gemotiveerd raakt om zijn gedrag te veranderen. Dus: in het gesprek beïnvloed je zijn motivatie tot verandering. Dat bereik je door een specifieke basishouding aan te nemen en vragen te stellen die de cliënt laten inzien dat gedragsverandering goed zou zijn. Gedragsverandering betekent dat iemand zijn of haar gewoontes, manier van denken of handelen aanpast. Movisie *Movisie is een organisatie die helpt om problemen in de samenleving aan te pakken. Ze verzamelen en delen kennis over onderwerpen zoals armoede, eenzaamheid, veiligheid, en hoe mensen beter kunnen meedoen in de maatschappij. Movisie ondersteunt bijvoorbeeld gemeenten en hulpverleners, zoals sociaal werkers, met handige informatie en trainingen. Zo kunnen zij mensen beter helpen en zorgen voor een samenleving waarin iedereen mee kan doen.* Participatiewiel: Is een hulpmiddel om te kijken hoe goed mensen meedoen in de maatschappij. bijvoorbeeld op het gebied van werk, sociale contacten en gezondheid. Het wordt vaak gebruikt door sociaal werkers en gemeenten om te zien waar mensen ondersteuning nodig hebben om hun leven te verbeteren. ***Wonen**: De leefomgeving en woonsituatie van iemand. Een stabiele en veilige woonplek is belangrijk om goed mee te kunnen doen.* ***Zorg en welzijn**: Gezondheid en het gevoel van welzijn. Mensen die zich fysiek en mentaal goed voelen, kunnen vaak makkelijker meedoen in de maatschappij.* ***Sociale contacten**: Relaties met familie, vrienden en buren. Mensen met een sociaal netwerk voelen zich vaak beter ondersteund en minder eenzaam.* ***Werken en leren**: Werk en onderwijs zijn belangrijk om vaardigheden te ontwikkelen en economisch zelfstandig te zijn.* ***Vrijwillige inzet**: Vrijwilligerswerk of deelname aan de buurt en gemeenschap. Dit helpt mensen om actief mee te doen en zich nuttig te voelen.*  **Les 7** Sociale activering is een onderdeel genoemd van sociale participatie. het stukje: hoe zorg ik ervoor dat mijn cliënt in komt met anderen'' Sociale activering: Het actief in contact brengen van jouw cliënt met meerdere mensen op een manier die past bij de behoeften van de cliënt [Extramurale zorg:] Dit is zorg die mensen thuis krijgen. Denk aan de hulp van een wijkverpleegkundige of thuishulp die helpt bij het wassen, aankleden, medicijnen innemen, of het huishouden. Extramuraal betekent letterlijk \"buiten de muren\" van een zorginstelling. [Intramurale zorg]: Dit is zorg die mensen binnen een zorginstelling krijgen, zoals in een verpleeghuis, ziekenhuis of verzorgingshuis. Hier blijven mensen meestal voor langere tijd wonen of verblijven, en krijgen ze intensieve zorg. [Semimurale zorg:] Dit is een mix van zorg in en buiten een instelling. Mensen gaan bijvoorbeeld overdag naar een dagopvang of dagbehandeling in een zorginstelling, maar slapen thuis. Dit is vaak bedoeld voor mensen die overdag extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld ouderen of mensen met een beperking. [Transmurale zorg:] Dit is zorg waarbij de zorgverlener en een instelling samenwerken om zorg zo goed mogelijk te regelen, zowel thuis als in een instelling. Denk aan een patiënt die na een operatie eerst een tijdje in het ziekenhuis blijft en daarna thuis verder wordt verzorgd door de wijkverpleegkundige. **Les 8:** Zelfhulp: Zelfhulp betekent dat je zelf stappen onderneemt om je eigen probleem op te lossen of te verwerken. Voorbeelden van zelfhulp zijn: -Zelfhulpboeken -Websites -Forum -Gesprekken met groepen Anonieme Alcoholisten (AA) bedacht door dr. Bob Smith en Bill Wilson Thema\'s van zelfhulp - - - - - - **Voordelen zelfhulp** **Nadelen zelfhulp** ----------------------------- ------------------------- Betaalbaar Misinformatie Vrijheid in waar en wanneer Geen professionele hulp Anoniem Mogelijk misbruik Feedback/ terugkoppeling: Op inhoudsniveau: dit betreft de informatie, de inhoud, het bericht. **[Het inhoudsniveau]**: Dit betreft de informatie, de inhoud, het bericht. **[Het betrekkingsniveau:]** Op dit niveau, geeft de zender aan hoe de inhoud moet worden opgevat door de ontvanger en hoe hij zichzelf ziet in de relatie met de ander. Methode van feedback geven: ik ik jij methode **ik [zie]** *IK beschrijf welk gedrag je hebt waargenomen (als door een camera/* *wat zie je)* **ik [voel]** *IK vertel welk effect dat op je heeft:* *\*Welk gevoel roept het op?* *\*Welk gedrag ga je als reactie op de ander zelf tonen* **jij [??]** *Vraag aan de ander:* *\*Herken je dit gedrag?* *\*Klopt het volgens jou?* *\*Wat vind je ervan?* *\*Je geeft aan wat je hebt waargenomen, niet over wat je hebt geïnterpreteerd.* *Het gaat om concrete **feiten** en niet om ideeën je hoofd.* *Wat je zegt moet objectief aanwijsbaar zijn:* *Het moet als door een camera te registreren zijn* **Les 9:** **Protocollen;** Een manier waarop je omgaat met bepaalde ongevallen. (ALS...) Bijv: Ontruimingsprotocol Escalatieprotocol [Beleid] Bepaalde regels binnen een organisatie regels en afspraken wetgeving normen en waarden beleidsvorming [Visie] een bepaald beeld over de toekomst hoe de organisaties over iets denkt [Missie] doel van t bedrijf kerntaak van een bedrijf [Kwaliteit] Hoe functioneert iets Kwaliteitszorg [ ]