Samenvatting Nederlands Argumenteren en Leesvaardigheid PDF

Summary

Deze samenvatting beschrijft verschillende aspecten van argumenteren en leesvaardigheid in het Nederlands. De tekst behandelt de basisprincipes van overtuigen en verschillende soorten argumentatiestructuren. De samenvatting is gericht op het leren begrijpen van deze concepten, en bevat voorbeelden van argumenten en tegenargumenten.

Full Transcript

Nederlands yippie, zelfmoord neigingen Wat moet je maken? -​ Argumenteren en Leesvaardigheid -​ Hoofdstuk 19-22 (p. 102-109) in leerboek + (p. 225-262) in oefenboek Is dit nuttig voor mij? Misschien wel misschien niet. Ik (Xander) maak dit ding vooral voor mezelf. Als jullie er wat aan over...

Nederlands yippie, zelfmoord neigingen Wat moet je maken? -​ Argumenteren en Leesvaardigheid -​ Hoofdstuk 19-22 (p. 102-109) in leerboek + (p. 225-262) in oefenboek Is dit nuttig voor mij? Misschien wel misschien niet. Ik (Xander) maak dit ding vooral voor mezelf. Als jullie er wat aan over houden is dat altijd top, maar ik raad zelf aan om hetzelfde te doen en je eigen samenvatting te maken. Iedereen leert anders tho, dus vogel ‘t uit voor jezelf.(Als je gebruikt wil ik wel sucky - Xander) Samenvatting Overtuigen (102+103) Iedereen wil de baas zijn en beslissen over verschillende thema’s. Dit betekent dat je mensen zal moeten overtuigen van dat jouw beslissingen de juiste zijn. Vroeger was alles beter en kon je dat gewoon doen met chantage, geweld en martelingen, maar helaas leven we in een democratie, waardoor dat soort praktijken als “onethisch” worden beschouwd en verboden zijn. Gelukkig is er nog een truc om mensen van jouw voortreffelijkheid te bewijzen, en die is nog slinkser dan de ergste martelingen: Debat. Om iemand met taal in plaats van vuisten te overtuigen van jouw gelijkheid moet je met ze argumenteren. Elke kant neemt een standpunt, zoals “alle aziaten zijn slecht in autorijden”, en moet dan bewijzen dat zij gelijk hebben door middel van argumenten. In theorie is zo’n debat dus best simpel, maar in de realiteit zijn mensen meedogenloos en passen ze technieken toe om hun gelijkheid naar voren te krijgen. Bovendien is het nog altijd mogelijk om het je opponent echt zwaar te maken door je standpunt te veranderen als het mis gaat, bijvoorbeeld naar “alle Koreanen zijn slecht in autorijden”. Voor nu houden we deze complexiteiten nog even buiten beschouwing, en leggen we de nadruk nog even op deze simpele argumenten. Daar zijn een paar varianten van. Als allereerste heb je natuurlijk een simpel argument voor een stelling. Het tegenovergestelde hiervan is een tegenargument, waarbij je andermans stelling aanvalt in plaats van je eigen te ondersteunen. Tot slot heb je de meest complexe, de weerlegging, waarmee je andermans argument, dus niet stelling, aanvalt. Bijvoorbeeld (argumenten onderstreept) “De olympische spelen zorgen ervoor dat het thuisland geld verdiend, door de toename aan toerisme”, waarop een weerlegging zou zijn “Het toerisme brengt misschien wel geld op, maar het kost juist meer geld om het te organiseren” Verder zijn er nog meer labels waaraan we aan argumenten kunnen hangen. Zo kan iets een feitelijke- of waarderende uitspraak zijn. Een feitelijke uitspraak kun je controleren, zoals “ik ben cool, want mijn kamer is gemiddeld 10 graden C”. Een waarderende uitspraak is op basis van mening, zoals “ik ben cool, want mijn boom is mooier dan de jouwe”. Uiteindelijk na vele rondes argumenten kun je op 2 soorten resultaten uitkomen: De ene is een gemeenschappelijke oplossing, waarbij er een derde stelling tussenin wordt bedacht waar beide partijen mee kunnen leven. Het nadeel hiervan is dat je wel een compromis overhoudt en dat geen van de partijen echt helemaal tevreden is met het eindresultaat. Je kunt ook een meningsverschil beslechten, wat het compleet tegenovergestelde is. 1 partij krijgt alles, en de ander moet het er maar mee uithouden. Dit gebeurt vooral in rechtszaken of in de Amerikaanse politiek. Argumentatiestructuren (104+105) We hebben het eerder gehad over feitelijke en waarderende argumenten, waaruit begrepen kan worden dat een feitelijk argument meer waarde heeft dan een waarderend argument. Logisch, een mening kan natuurlijk veel verschillen per persoon, terwijl een feitelijk argument universaal waar of niet waar is. Dit is alleen niet altijd zo, soms kun je een feitelijk argument namelijk niet zo maar bewijzen, omdat je bijvoorbeeld de expertise niet hebt of omdat het simpelweg te lastig is te bewijzen. Een argument zoals “Bomen zijn groen, omdat miljarden jaren geleden een groen marsmannetje ze heeft ingespoten met DNA voor groene bladgroenkorrels” (shoutout naar Bio mensjes), is natuurlijk feitelijk, maar het is vrijwel onmogelijk te bewijzen (nadruk op vrijwel), waardoor het eigenlijk net zo veel waarde heeft, of zelfs minder, als een goed waarderend argument. Maar we hebben het de hele tijd over een ‘waarde’ van een argument, maar hoe krijg je überhaupt de waarde van een waarderend argument? Hier alleen al wordt al heftig gedebatteerd, maar 1 ding is duidelijk: waarderende argumenten profiteren aan meer context, bijvoorbeeld extra argumenten om het argument te ondersteunen. Bijvoorbeeld: “Mijn pa is cooler dan jou pa, omdat zijn boom mooier is dan de jouwe, omdat hij grote groene bladeren heeft”. Hiermee ondersteun je het eerste waarderende argument met nog een argument. Dit maakt het dat je een grotere groep mensen krijgt die jouw kant willen geloven, aangezien je meer opties aan ze geeft om het met je argument eens te zijn. Misschien is niet iedereen op het eerste gezicht eens dat jouw boom mooier is, maar zijn ze het wel eens dat jouw boom grote groene bladeren heeft. En dan komt die duivel van een Nederlands docent binnenlopen en zegt dat we voor deze nieuwe ondersteunende argumenten ook nog labels kunnen verzinnen! Maak kennis met argumentatiestructuren. Daar zijn er 3 van: -​ Enkelvoudige argumentatie - 1 argument voor 1 standpunt. Lekker simpel, geen gezeik, geen nonsens. Nu het minder leuke stukje. -​ Nevenschikkende argumentatie - Hiervan zijn er voor 1 of andere reden nog 2 soorten van. Om dit aan te gaan is het makkelijker om eerst de andere 2 argumentatiestructuren uit te sluiten, en daarna verder te kijken: -​ Onafhankelijke Nevenschikking - Dit is het verband tussen meerdere argumenten als los van elkaar de mening ondersteunen. Dit is dan ook de simpele vorm. -​ Afhankelijke Nevenschikking - Het lastige aan afhankelijke nevenschikking is het onderscheid maken met onderschikkende argumentatie. Daarom bespreken we deze twee samen: -​ Onderschikkende argumentatie en Afhankelijke Nevenschikking - Beide hebben gemeen dat de argumenten een bepaalde samenhang vertonen. Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt het ene argument direct het andere, terwijl bij afhankelijke nevenschikking meerdere argumenten samen een geheel vormen; je hebt ze allemaal nodig, of geen van allen. Het belangrijkste onderscheid zit in het gebruik van signaalwoorden zoals “want” of “dus”. Kun je zo’n woord tussen de argumenten plaatsen? Dan is het onderschikkende argumentatie. Zo niet, dan is het afhankelijke nevenschikking. Maar we zijn nog niet klaar, nee nee, er is nog een duivel die op de loer ligt: het verzwegen argument. Dit is gewoon nog een extra knoop in je bord spaghetti die je eruit zal moeten halen, maar gelukkig is deze simpel te begrijpen. Het is een argument die niet letterlijk in de tekst wordt genoemd, maar waarvan wordt aangenomen dat hij waar is. Dit soort argumenten aanvallen is vaak de vervelendste naaistreek die je kan gooien op je tegenstander. Hier een voorbeeld: “Taylor Swift is de beste artiest ter wereld, aangezien zij de meeste verkochte tickets had in 2024” met als tegenargument “Dus je beweert dat de artiest met de meeste tickets meteen ook de beste is?”. Wat je met dat argument start is eigenlijk een heel nieuw debat over of de artiest met de meeste sales ook de beste is, waarmee je heel goed aandacht voor het echte onderwerp kan krijgen, allemaal voor slechts 1 argument. Het mooiste eraan is dat ze overal opduiken. Als we terugkijken naar een vorig argument zoals “Mijn pa is cooler dan jou pa, omdat zijn boom mooier is dan de jouwe, omdat hij grote groene bladeren heeft” kunnen we zeggen “Dus je beweert dat een boom met grote groene bladeren mooi is?”. Het beste aan dit ‘dus je beweert’ stukje, is dat het ook zorgt dat een toeschouwer meteen vaak een positiever beeld van jouw krijgt in dit nieuwe sub debat, aangezien ze vaak meteen argumenten voor zichzelf verzinnen, zoals “oranje bladeren in herfst zijn ook mooi”, die jij dan zelf kan opnoemen waardoor je een heel publiek kan overwinnen in slechts enkele argumenten. Ik begin nu te fantaseren over een staatsgreep dus laten we maar stoppen hiermee en doorgaan naar de volgende paragraaf. Argumentatieschema’s (106+107) Zoals eerder genoemd vormen verzwegen argumenten de fundering die veel argumenten omhoog houden en kost het slechts een klein duwtje om alles naar beneden te laten vallen. Het verzwegen argument laat daarmee het verband tussen het argument en de stelling zien. Deze verbanden heten ook wel het argumentatieschema. In dit hoofdstuk bespreken we dus de verbanden die argumenten hebben aan een stelling. Daarvan zijn 3 soorten die we moeten leren. Let op dat dit thema niet veel besproken wordt buiten het boek om en dat het niet voor alle argumenten bespreekbaar is, al helemaal niet als ze geen verzwegen argument verbergen, dus houdt hier rekening mee. Het eerste type verband is op basis van kenmerken. Bijv: “Rover is niet een milieubewuste hond, want hij eet verschrikkelijke hoeveelheden aan vlees”. In dit voorbeeld wordt er aangenomen dat verschrikkelijk veel vlees eten kenmerkend is voor iemand die niet milieubewust is. Dit is het verzwegen argument. Dit zou je bijvoorbeeld om ver kunnen duwen door te zeggen dat Rover alleen maar restjes steelt uit de prullenbak, wat juist milieubewust is. Hierin vallen ook voorbeelden en voor- en nadelen. Voorbeeld: “Rover is vies. Hij heeft gister in de paardenstront lopen rollen.”, Voor en nadeel: “Ik hou Rover vandaag aan de riem, want anders rolt hij waarschijnlijk weer in de paardenstront”. Het tweede soort is vergelijking. Bijv “Het is niet gek dat Rover elke dag weer in de paardenstront rolt. Dilano’s poes doet dat ook gewoon. En zijn kat ook.". Het verzwegen argument is hier natuurlijk dat alleen omdat Dilano’s poes en zijn kat in de paardenstront rollen dat het niet gek is dat huisdieren of intieme lichaamsdelen dat doen. Een weerlegging hiervan is natuurlijk door te zeggen “Maar Dilano is een hele rare ‘jongen’, en zijn kat ook, dus misschien maakt dat het juist raar om te doen.”. Ook kun je laten zien dat ze niks met elkaar te maken hebben zoals “Maar Dilano is een ‘mens’ en zijn kat is een kat, dus dat is anders voor honden”. Het laatste is causaliteit. Bijv “Rover zal in de toekomst minder in de paardenstront rollen, omdat hij aan de riem wordt gehouden.”. Hierbij is het verzwegen argument dat als Rover aan de riem wordt gehouden (oorzaak), dat hij niet meer in de paardenstront zal rollen (gevolg). Dit is een oorzaak-gevolg relatie, maar er is nog een mogelijk causaal verband: Doel-middel. Bijv “Om ervoor te zorgen dat Rover niet meer in de stront gaat rollen, hou ik hem aan de riem”. Basically hetzelfde, maar anders. Causaliteit moet je niet verwarren met kenmerken. Uitvogelen of dit nieuwe verzwegen argument juist is of niet is een kwestie van wetenschappelijk denken. Bijv: Is dit de reden dat de stelling waar is, of zijn er andere factoren buiten beeld? Drogredenen (108+109) Nu krijgen we de mooiste dingen ter wereld, drogredenen. De duistere kant van argumenten. Hier zijn er verschrikkelijk veel van, maar we bespreken er ‘slechts’ 9: Autoriteitsargument - Bij een autoriteitsargument is het misschien makkelijk om meteen te denken aan bijvoorbeeld een natuurkundige die zegt dat cyanide goed is voor de longen, aka iemand die geen verstand heeft van een vak, maar er toch een oordeel over maakt. Maar dit gaat nog verder. Vaak is het juist zo dat iemand iets zegt en daarmee een expert vertegenwoordigt, ook als ze het fout hebben. Bijvoorbeeld “Mijn tandarts zegt dat elektrisch poetsen beter is”, terwijl de tandarts eigenlijk zei “Elektrisch poetsen is in principe even goed”. Vals dilemma - Hierbij geef je de kijker 2 opties, waarvan de ene vaak enorm negatief is, waardoor je ze eigenlijk forceert om jou je zin te geven. Bijvoorbeeld “Als we Moskou niet bombarderen, zal ieder kind worden vernietigd en verkracht”. Er is natuurlijk geen enkel bewijs dat als Moskou wordt opgeblazen, dat alle kinderen er dan niet aan gaan. Overhaaste generalisatie - Hierbij spreek je op basis van 1 ervaring over een groter geheel. Bijvoorbeeld “Noord-Korea is helemaal niet verhongerd, want Kim Jong Un is hartstikke vet”. Dit is natuurlijk een duidelijker voorbeeld, maar dit soort drogreden komt wel vaak in het nieuws voor. Hierbij is de vraag altijd, hoeveel voorbeelden heb je nodig voordat iets waar is? Als 1 op 3 Noord-Koreanen obees was, had de spreker natuurlijk een steviger argument. Verkeerde vergelijking - Deze is best duidelijk. Bijvoorbeeld “Als licht veiliger is in de nacht in het verkeer, zouden we eigenlijk alle donkere mensen...” je kunt de rest wel invullen. Hierbij gaat het er natuurlijk om dat mensen bijvoorbeeld reflecterende jassen dragen en fietslampen aanzetten, niet over welke huidskleur je hebt. Persoonlijke Aanval - Iedereens favoriet, genoeg om een politiek debat in een roastbattle te veranderen. “Jij mag helemaal niet President worden, want jij bent een lelijk en stom”. Je valt de spreker aan, in plaats van de stelling. Deze moet je NOOIT serieus nemen, ook al lijken ze soms nog best goed. Bijvoorbeeld “Wat weet jij van gezond leven als je elke dag McDonalds eet” ook een vetzak kan veel weten van gezond eten. Ontduiken van bewijslast - De eerste lastige, maar het valt ook wel mee. Hierbij maak je eigenlijk de tegenpartij zo klein mogelijk, waardoor jij een hele hoop onzin kan praten, zonder iets te bewijzen. Herken zinnen als “dat weet iedereen toch wel”. Cirkelredenering - Dit is het beste uit te leggen met een voorbeeld: “De film was grappig, want ik moest veel lachen”. Vertekenen van een standpunt - Deze spreekt voor zichzelf. “Oh dus jij vindt een universitaire opleiding beter dan een HBO-opleiding? Dus je vindt 90% van de mensen dom?” Bespelen van publiek - Dit is minder een eigen drogreden als de lijm waarmee je alle andere drogredenen kan toepassen in 1 groot geheel. Wordt emotioneel, en overdreven woedend bij een persoonlijke aanval, zet je rug recht bij een cirkelredenering, enzovoort.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser