Nederlands examen - Deel 1 - Taalverwantschap (PDF)
Document Details
Uploaded by SkilledBohrium7515
Tags
Summary
This document appears to be a Dutch exam paper, specifically focusing on vocabulary study and relationships. It covers concepts tied to historical linguistic connections and word origins. It includes elements like false friends and etymology, highlighting the differences in meaning across similar-sounding words in different languages.
Full Transcript
Nederlands examen: **DEEL 1** **Les 2: taalverwantschap en de geschiedenis van het Nederlands (in basisboek: p.565-572)** **[Valse vrienden;]** woorden die op een woord uit een andere taal lijken, maar niet dezelfde betekenis hebben, noemen we valse vrienden. Meestal leiden zulke woord paren tot...
Nederlands examen: **DEEL 1** **Les 2: taalverwantschap en de geschiedenis van het Nederlands (in basisboek: p.565-572)** **[Valse vrienden;]** woorden die op een woord uit een andere taal lijken, maar niet dezelfde betekenis hebben, noemen we valse vrienden. Meestal leiden zulke woord paren tot verwarring, wat zich uit in versprekingen, vertaalfouten of verkeerde interpretaties. Soms veroorzaken ze een humoristisch effect. Oef Valse vrienden Duits Engels Zuid Afrikaans ---------------------------------------------- ------------------------------------- --------------------------------------- Mist≠ mist= mest actual≠ actueel= eigenlijk bees≠ beest= koe einladen≠ inladen= uitnodigen to control≠ controleren= beheersen kaal≠ haarloos= naakt bellen≠ bellen= blaffen gang≠ gang= bende kophou≠ zijn kop houden= kalm blijven schlimm≠ slim= erg eventually≠ eventueel= uiteindelijk lemoen≠ limoen= citroen Jungfrau≠ jonkvrouw= maagd slim≠ slim= slank seekoei≠ zeekoe= nijlpaard Fries [fier≠ trots= ver] [slim≠ intelligent= uier] [selskip≠ zeilschip= gezelschap] [jaar≠ jaar= erg] [wei≠ weide= weg] **[Taalverwantschap;]** Een [erfwoord] van een taal is een woord dat geërfd is uit de woordenschat van een taal of taalfamilie. Als de centrale woordenschat of erfwoordenschat van 2 talen regelmatige overeenkomsten in klank en vorm vertoont, spreken we van [taalverwantschap.] Door vergelijking van erfwoorden kan woorden vastgesteld dat het Nederlands behoort tot de familie van de Germaanse talen. Deze kunnen worden opgesplitst in de Noord-Germaanse (Zweeds, Deens, Noors, IJslands), de West-Germaanse (Engels, Nederlands, Duits, Fries) en de Oost-Germaanse talen(Gotisch) **[Hoogduitse klankverschuiving;]** Taalkundigen veronderstellen dat [vanaf 500 na Christus in het West-Germaanse taalgebied] vanuit het zuiden een [verandering van klanken] begon. Die klankverschuiving heet [tweede] of [Hoogduitse klankverschuiving.] Deze klankverschuiving zette zich vooral door in het Alpengebied en in Zuid-Duitsland. Niedersachen, Friesland en Nederland zijn hierin niet meegegaan, zodat het tweede klankverschuiving mee aan [de basis ligt van het divergeren van het Duits en het Nederlands.] **Het Indo-Europees** Deze stam- of oertaal, het Proto-Indo-Europees, werd [meer dan 5000 jaar geleden] gesproken in [een gebied dat zich uitstrekte van IJsland tot Indië] Er is een gemeenschappelijk oertaal, omdat de erfwoorden gelijkenis tonen, de erfwoorden die werden onderzocht waren universele zaken. [Universele zaken zijn de eerste woorden] van een taal waardoor je de stamtaal kan herleiden. 46 procent van de wereldbevolking spreekt Indo-Europees Er zijn ongeveer 7000 talen en 6 procent hiervan zijn Indo-Europees **[Evolutie van het Nederlands;]** Omdat er weinig historisch materiaal is, kan het eerste [Oudnederlands] niet precies worden gedateerd. Er is wek zekerheid dat het werd gesproken aan het [eind van de 19de eeuw.] Vanaf de middeleeuwen spreekt men van een nieuw stadium in de ontwikkeling: het [Middelnederlands] is het Nederlands zoals het voorkwam van ruwweg [1150 tot 1500]. Na de Val van Antwerpen(1585) verschuift het epicentrum van het Nederlands naar Nederland. Het Nederlands vanaf [de 16de eeuw] wordt ook wel het [(vroeg-)Nieuwnederlands] genoemd. Vanaf de 20ste eeuw spreekt men van het ABN en later van het [AN.] **Het oudste Nederlandse zinnetje (ongeveer rond 1100)** Hebban olla vogela nestas hagunnan hinase hie enda thu wat unbidan we nu -pennen probeersel -West Vlaamse Monniks -// Latijn-\> doffe klinkers **Les 6: woordbetekenissen** **[Inhoudswoorden en referent;]** [inhoudswoorden] hebben een zelfstandige betekenis, onafhankelijk van de situatie waarin je ze gebruikt. Ze stemmen overeen met een buitentalige [referent.] Nieuwe uitvindingen, trends \... houden vaak in dat er op het niveau van de werkelijkheid (ons dagelijks leven) nieuwe referenten ontstaan, waarvoor er dan op het niveau van de taal nieuwe woorden (neologismen) nodig zijn. Omgekeerd verdwijnen op termijn ook woorden uit de taal als de referent op het niveau van de werkelijkheid verdwijnt (archaïsmen). **[Deiktische woorden en functiewoorden;]** [Functiewoordenzijn] [lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden.] Ze krijgen alleen een betekenis in de woordgroep waarin ze gebruikt worden. Naast inhoudswoorden zijn er ook [deiktische] woorden, die een [situatiegebonden betekenis] hebben. *Ik zie haar daar.* *Ik kan verwijzen naar Louise, papa, een buurman \...* *Haar kan verwijzen naar een vriendin, Nina, een verpleegster \...* *Daar kan verwijzen naar in een klaslokaal, op straat \...* **[Betekenisverandering;]** Bestaande woorden ondergaan soms een [betekenisverandering.] Er is een onderscheid tussen [connotatieve betekenisverandering] (bv. wijf was vroeger een neutraal woord voor vrouw, zoals nu nog wife in het Engels) en [denotatieve betekenisverandering] (bv. pen was oorspronkelijk een veer van een vogel). Als de oorspronkelijke betekenis helemaal verdwijnt, spreek je van b[etekenisverschuiving]. Verder kan de betekenis van een woord ruimer of enger worden. Je spreekt dan respectievelijk van [betekenisuitbreiding] of van [betekenisinperking.] **[Voorbeelden van metonymie kunnen herkennen;]** - [Pars pro toto] = deel voor een geheel: vb. Laten we de neuzen tellen - [Totum pro partum] = het geheel voor het deel: Argentinië won de beker - [De maker voor het gemaakte/product]: vb. ik houd echt van een Mozart - [De plaats voor het product]: vb. Ik drink een Champagne - [Concreet voor abstract/ deel voor een geheel]: vb. Zijn boterham verdienen - [De stof voor object]: vb. Ik wil een glaasje drinken - [De plaats van een instelling voor de instelling]; vb. Parijs kwam in opstand [**Metonymie**: Een metonymie] is een stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Er is een verband tussen de twee woorden. *Een gedicht van Elsschot heeft als titel \'De bult spreekt\'. Het gaat hier om een metonymie, want de spreker bedoelt \'de man met de bult spreekt\', maar zegt dat niet.* Bij een metonymie wordt dus het ene benoemd, maar het andere bedoeld. **[Idioom;]** [Een idioom] is de naam voor alles wat als eenheid van taal een vaste vorm heeft, maar waarvan de betekenis niet te herleiden is tot de betekenis van de losse woorden. Het is een vorm van beeldspraak. Een idioom mag dus niet letterlijk genomen worden, er mag enkel gekeken worden naar de figuurlijke betekenis. Idiomen zijn vaak vaste uitdrukkingen en kunnen dus niet vervormd worden. Ik breek mijn lans. / Ik breek mijn beide lansen.-\> Dat is een gewone zin, je kunt deze van vorm veranderen. Een lans breken voor iemand -\> Je kunt dit idioom niet van vorm veranderen. \* Hij breekt lansen voor haar. (Dit is onmogelijk). **[( ! Dit heb ik niet in de les gzn maar ik leer voor de zekerheid)Zinssemantiek:]** Woordsemantiek (de studie van de betekenissen van woorden) moet je onderscheiden van [zinssemantiek]. In zinssemantiek bestudeer je [hoe de betekenis van een zin wordt opgebouwd.] Meestal is dat de optelsom van de betekenissen van de afzonderlijke woorden. Dit noem je de [compositionaliteit] van de zin. De betekenis van de zin wordt mee bepaald door de volgorde van de woorden. Zo is er een duidelijk betekenisverschil tussen Het meisje met het hondje vergat de bril en Het meisjemet de bril vergat het hondje. **Les 7: de column** **Canon: geestelijk middeleeuws toneel (in basisboek p.16, 20-21, 53-55, tekst Mariken op kopie) Kijk zg blad** **Taalredactie** **[Semantisch principe;]** In een aantal gevallen hangt de spelling af van de betekenis. Hier speelt het [semantisch principe] een rol. Een pijl is iets anders dan een peil. Hij smeet is iets anders dan hij *smeedt* en ten slotte betekent iets anders dan *tenslotte.* **[Begrippen:]** - Positiewerkwoord = Een eenvoudig werkwoord dat verwijst naar de drie basishoudingen van de mens. - idiomatisch correct = Beantwoorden aan wat taaleigen is. - causatief = Een werkwoord dat aangeeft dat men iets doet of laat gebeuren. - suffix = Achtervoegsel - progressiefconstructie = en constructie die een aan de gang zijnde hande-ling uitdrukt en die bestaat uit 'liggen/zitten/staan + te +infinitief' - plaatsingswerkwoord = Het causatief van een positiewerkwoord; het duidt aan waar iets geplaatst wordt (leggen, stellen, zetten). **[Soorten humor]**; Je kunt een onderscheid maken tussen [drie soorten humor]. [Situatiehumor] vloeit voort uit een toevallige samenloop van omstandigheden waarin komische dingen gebeuren of waarin personen op een komische manier reageren. Slapstick (bv. iemand die in het water valt) is hiervan een typisch voorbeeld. [Karakterhumor] vloeit voort uit de typering van personen, zowel verbaal als non-verbaal. [Taalhumor] ontstaat door grappig taalgebruik. Dat doet zich o.a. voor als je \... *-- de figuurlijke betekenis van een uitdrukking letterlijk interpreteert,* *-- met de meervoudige betekenis van woorden speelt,* *-- bestaande woorden vervormt,* *-- met de etymologie van woorden speelt,* *-- gekke combinaties van bestaande versregels maakt,* *-- opzettelijk foute vertalingen maakt,* *-- de beginletters van woorden van plaats verwisselt,* *-- foute samentrekkingen maakt,* *-- een understatement gebruikt.* **[Academische taal:]** - **De concessie**: Een toegeving of tegemoetkoming om een compromis te bereiken. - **Diskwalificeren**: Iemand uitsluiten van deelname door overtreding van de regels. - **Het imperialisme**: Het uitbreiden van macht door overheersing van andere gebieden. - **De instantie**: Een organisatie of autoriteit met een specifieke taak. - **Institutioneel**: Gerelateerd aan een instelling of systeem. - **Patriarchaal**: Een systeem waarin mannen de dominante rol spelen. - **De polyglot**: Iemand die meerdere talen vloeiend spreekt. - **De retoriek**: De kunst van overtuigend spreken of schrijven. - **De transfoob**: Iemand met een vijandige houding tegenover transgender personen. - **De xenofoob**: Iemand met een afkeer van vreemdelingen of andere culturen. **DEEL 2** **Les 9 en 11: begrijpend lezen** Vragen (o.a. multiple choice) kunnen beantwoorden over een tekst en woordenschatstrategieën toepassen **Les 14: Nederlands elders in de wereld** **Zuid Afrika:** [**Apartheid** ( 1948-1990)] Aparte scholen Aparte bussen Bij jobs krijgen witte mensen voorrang op zwarte mensen - [Segregratie]= scheiding( van de rassen) Kenmerken van het Zuid-Afrikaans: - Dubbele ontkenning - Letterlijke vertaling - Fonetische spelling - Betrekkelijk voornaamwoord voor 'die' en 'dat'= wat - Het bepaald lidwoord= die - Verkleinwoorden eindigen met tji Wat is een taalpurist?: Een taalpurist is iemand die alle vreemde invloeden uit de taal weert. Taalpurisme in het Zuid-Afrikaans verwijst naar dat hun de vreemde Engelse invloeden weren en het letterlijk vertalen naar het Nederlands. **Vreemdetaalverwerving en tweedetaalverwerving**; Er is een onderscheid tussen [vreemdetaalverwerving] en [tweedetaalverwerving]. Bij vreemdetaalverwerving leer je een vreemde taal in de eigen omgeving. Bij tweedetaalverwerving leer je de taal in de omgeving waarin ze gesproken wordt. Afrikaanse woorden Slimfoon= smartphone Kaaldans= striptease ---------------------------------------- --------------------------- Sag op die oog= een mooi/knap persoon Spoedvraat= een wegpiraat Blokkiesraaisel= een kruiswoordraadsel Sjampanje= champagne Gemorspos= spam Peuselhappie= een snack Hysbak= lift Duikweg= een tunnel **Het surinaams** Nederlands is de [officiële taal] in Suriname Suriname werd [in 1975 onafhankelijk] van Nederland In Suriname praten ze [SRANANTONGO] -\> mengelmoes van talen - Niet alleen Nederlands, voor de Nederlanders waren er ook Portugezen en Engelsen,... Sranantongo is **[een pidgin]**= vereenvoudigde taal die ontstond wanneer mensen van verschillende achtergronden in contact kwamen. Kenmerken van het Surinaams: - Ze gebruiken bijna alt DE - DIE gebruiken ze als betr. voornaamwoord - Adj. worden verbogen **Canon: religieus middeleeuws toneel (in basisboek p.58-63) kijk zg blad** **Taalredactie** ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, document Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) ![](media/image4.png) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving OPD; intensiveer de woorden +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Degelijk= oerdegelijk | Gelukkig= dolgelukkig | +===================================+===================================+ | Vol= propvol | Heet= snikheet, bloedheet | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Koud= ijskoud, berekoud | Duur= peperduur | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Lui= aartslui | Zat= ladderzat (dronken) / | | | spuugzat (met iemand klaar zijn) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Helder= glashelder, kraakhelder | - *Vakantie= prachtvakantie* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Atleet= Topatleet | - *Villa= luxevilla* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Vak en vill moet je niet kennen komt niet op ex ze zijn dom **Academische Taal:** - **Afdoende** **:** Voldoende of effectief om een bepaald doel te bereiken. **Vb**. De bewijsvoering in de rechtszaak was afdoende om de verdachte schuldig te verklaren. - **Destructief:** Vernietigend of schadelijk, vaak met een agressieve of ongecontroleerde aard. **Vb.** Het destructieve gedrag van de storm verwoestte hele dorpen langs de kust. - **Het etnocentrisme:** De neiging om de eigen cultuur of etnische groep als superieur te beschouwen en andere culturen vanuit dit perspectief te beoordelen. **Vb.** Het etnocentrisme van de koloniale macht leidde tot het onderdrukken van inheemse bevolkingen. - **In de tang houden:** Iemand of iets onder druk zetten of in een situatie houden waarin er weinig keuze is **Vb.** De onderhandelingen werden zwaar, de vakbond hield de regering in de tang met dreigingen van een algemene staking. - **Misogyn:** Vrouwenhatend, met een negatieve houding tegenover vrouwen. **Vb.** Zijn misogyn gedrag kwam duidelijk naar voren toen hij vrouwen constant onderwaardeerde op de werkvloer. - **Ontegenzeggelijk:** Iets dat niet te ontkennen is, zonder twijfel waar. **Vb.** De wetenschappelijke bevindingen waren ontegenzeggelijk: klimaatverandering is echt. - **Op het conto komen van:** Als resultaat van iets of iemand, of als verantwoordelijkheid voor iets. **Vb.** De extra kosten kwamen op het conto van de verkeerde planning. - **Regulier:** Normaal, volgens de gebruikelijke gang van zaken. **Vb.** De reguliere vergaderingen vinden elke maandag plaats om 10 uur. - **De verduurzaming:** Het proces waarbij iets duurzamer wordt, meestal gericht op het behoud van het milieu of het gebruik van hernieuwbare bronnen. **Vb.** De verduurzaming van de energievoorziening vereist grote investeringen in zonne-energie en windenergie. - **Zuur opbreken**: Iets wat nare gevolgen heeft, meestal in de zin van teleurstelling of verlies. **Vb.** Het liep niet goed af met hun samenwerking, het brak hen zuur op toen het project flopte. **Woordenschat in alle teksten (bv. in tekst van les 9)** **Woordenschat les 9:** **Trivia =** wetendswaardigheden **Sociologie =** wetenschappelijke studie van de samenleving, sociale relaties, en sociale structuren **Malaise =** Dit beschrijft een gevoel van algeheel ongemak, depressie of crisis. **Genderongelijkheid =** Het gaat hier om de ongelijke behandeling, rechten, kansen en sociale status die mensen ervaren op basis van hun gender. **Nulsomspel =** Dit is een situatie waarbij een voordeel voor de ene partij moet leiden tot een even groot nadeel voor een andere partij (Engels: zero sum game). **Masculiniteit =** Dit zijn de eigenschappen, kenmerken of gedragingen die cultureel of sociaal worden geassocieerd met mannelijkheid. Het is een concept dat verschilt van biologisch geslacht of sekse, omdat het betrekking heeft op de manier waarop maatschappijen ideeën en normen vormen rond wat het betekent om mannelijk te zijn. **Inactiviteitsgraad =** Dit beschrijft het percentage mensen dat niet betrokken is bij bepaalde aspecten van het dagelijks leven (bv. het aantal werklozen in een maatschappij). **Voortijdige schoolverlater =** Dit is een persoon die het onderwijs verlaat zonder het behalen van het vereiste diploma. Deze term wordt vaak gebruikt voor studenten die de school verlaten voor ze hun middelbareschooldiploma behalen. **Literatuur; Het Grieks drama (in basisboek p.565-572)**