Pdf Muziektheorie - Intervallen, Kwintencirkel, Drieklanken

Summary

Deze PDF behandelt muziektheorie aspecten zoals intervallen, kwintencirkel, drieklanken, maatsoorten, en meer elementen van harmonie en melodie. De documentatie legt de basis uit voor het begrijpen van muzieknotatie en muzikale structuren. Het is geschikt voor studenten of musici die hun kennis willen verdiepen.

Full Transcript

1 Intervallen Bij het A-examen heb je al geleerd dat een interval een afstand is tussen twee tonen. Je kent de: Prime (1) Secunde (2) Terts (3) Kwart (4) Kwint (5) Sext (6) Septiem (7) Octaaf (8) Alle intervallen binnen de majeur toonladd...

1 Intervallen Bij het A-examen heb je al geleerd dat een interval een afstand is tussen twee tonen. Je kent de: Prime (1) Secunde (2) Terts (3) Kwart (4) Kwint (5) Sext (6) Septiem (7) Octaaf (8) Alle intervallen binnen de majeur toonladder zijn groot of rein. Dus: Van C naar C is een reine prime (r1) Van C naar G is een reine kwint (r5) Van C naar D is een grote secunde (g2) Van C naar A is een grote sext (g6) Van C naar E is een grote terts (g3) Van C naar B is een grote septiem (g7) Van C naar F is een reine kwart (r4) Van C naar C1 is een rein octaaf (r8) Rein Groot Groot Rein Rein Groot Groot Rein prime (r1) secunde (g2) terts (g3) kwart (r4) kwint (r5) sext (g6) septiem (g7) octaaf (r8) A. Reine intervallen Als je een rein interval met een halve toon verhoogt noemen we het interval over- matig. Bijvoorbeeld: C - Gis is een overmatige kwint. D - Gis is een overmatige kwart Als je een rein interval met een halve toon verlaagt noemen we het interval vermin- derd. Bijvoorbeeld: C - Ges is een verminderde kwint. E - As is een verminderde kwart B. Grote intervallen Als je een groot interval met een halve toon verhoogt noemen we het interval ook over- matig. Bijvoorbeeld: C - Dis is een overmatige secunde G - Eis is een overmatige sext Als je een groot interval met een halve toon verlaagt noemen we het interval klein. Bijvoorbeeld: C - Es is een kleine terts C - Bes is een kleine septiem Door vergroting worden reine en grote intervallen overmatig Door verkleining worden reine intervallen verminderd Door verkleining worden grote intervallen klein Door verkleining worden kleine intervallen verminderd In een schema ziet het er zo: rein verminderd overmatig klein groot 21 2 Dubbelkruizen en dubbelmollen Je weet nog dat we tonen kunnen verhogen en verlagen door middel van kruizen en mollen. Soms is het nodig een noot tweemaal te verhogen of te verlagen. Een noot met een dubbelkruis () klinkt tweemaal een halve afstand hoger dan de oorspronkelijke noot. Een noot met een dubbelmol () klinkt tweemaal een halve afstand lager dan de oor- spronkelijke noot. Bij een dubbelkruis zet je ‘is’ achter de noot met kruis. Bijv: F  Fis   Fisis C  Cis  Cisis A  Ais  Aisis G Gis Gisis F Fis Fisis Bij een dubbelmol zet je ‘es’ achter de noot met mol. Bijv:B  Bes  Beses D  Des  Deses A  A  Ases G Ges Geses B Bes Beses Wanneer je een dubbelkruis of dubbelmol wilt opheffen doe je dat door middel van een herstelingsteken ( ). Bijv: Fisis wordt weer Fis door:  en Fisis wordt weer F door: Beses wordt weer Bes door:  en Beses wordt weer B door: Enharmonische tonen Enharmonisch gelijke tonen zijn twee tonen die precies hetzelfde klinken, maar ver- schillende namen hebben. Bijv: een Fis is enharmonisch gelijk aan een Ges. een As is enharmonisch gelijk aan een Gis. een Fes is enharmonisch gelijk aan een E. 22 3 De Kwintencirkel kwint dalend d c kwint stijgend C 1b F G 1# 2b Bes D 2# 3b Es A 3# 4b As E 4# Cis 7# B 5# 5b Des Fis 6# 7b Ces 6b Ges Door middel van de kwintencirkel is het handig om te zien hoeveel voortekens een majeur toonladder heeft. Om te weten hoeveel kruizen een toonladder heeft ga je met de klok mee een kwint om- hoog. - Je begint bij C (de toonlader zonder kruizen of mollen). - Met de klok mee is een reine kwint (stijgend) op C een G. - De toonladder van G heeft dus 1 kruis. - Een reine kwint op G is D. - De toonladder van D heeft 2 kruizen, en zo ga je verder naar A, E, B, Fis en Cis. Een ezelsbruggetje hierbij: Geef De Aap Een Bord Fis Cis (De volgorde van de kruizen is: Fis, Cis, Gis, Dis, Ais, Eis, Bis.) Om te weten hoeveel mollen een toonladder heeft ga je tegen de klok in een kwint om- laag. - Vanaf C kom je dan op F - De toonladder van F heeft dus 1 mol. - Een reine kwint dalend vanaf F is een Bes. - De toonladder van Bes heeft dus 2 mollen. - Zo ga je verder naar Es, As, Des, Ges en Ces. Een ezelsbruggetje hierbij: Friese Boeren Eten Alle Dagen Grote Champignons. 23 4 De Mineur Toonladder De mineur toonladder wordt ook wel kleine tertstoonladder genoemd. Dit omdat de afstand van de eerste naar de derde toon uit een kleine terts bestaat. De 6e toon van de majeur toonladder geeft ons de grondtoon van de mineur ladder. 1 2 3 4 5 6 7 8 C D E F G A B C grote terts 1 2 3 4 5 6 7 8 a b c d e f g a kleine terts Let op: Het is een goede gewoonte om majeur toonladders met hoofdletters te schrijven en mineur toonladders met een kleine letter. Dit om het onderscheid goed te kunnen zien. Bij de mineur toonladder zitten dus de halve afstanden tussen de 2e en 3e toon en tussen de 5e en 6e toon. We noemen deze toonladder ook wel ‘oorspronkelijk’. Als je kijkt naar de majeur toonladder van ‘C’ en de mineur toonladder van ‘a’, dan zie je dat beide toonladders geen voortekens hebben. We noemen deze twee toonladders dan ook “parallel toonladders”. Met andere woor- den: de paralleltoonladder van C majeur is a mineur (of andersom). Een ander voorbeeld. We zoeken de paralleltoonladder van G majeur. G majeur heeft1 kruis (zie kwintencirkel), 1 2 3 4 5 6 7 8 G A B C D E Fis G 1 2 3 4 5 6 7 8 e fis g a b c d e De paralleltoonladder van G majeur is dus e mineur (oorspronkelijk). Beiden hebben ze één vast voorteken. namelijk de fis. Conclusie De mineur- of kleine tertstoonladder kun je afleiden van de majeur toonladder door te beginnen op de 6e toon van die toonladder. Deze toonladders noemen we paralleltoonladders omdat ze hetzefde aantal vaste voortekens hebben. 24 De harmonische mineur toonladder Naast de of oorspronkelijke mineur (kleine terts) toonladder leren we voor het B-ex- amen nog twee varianten hierop. De eerste variant is de zogenaamde harmonische mineur toonladder. We bekijken C groot en a klein nog eens. 1 2 3 4 5 6 7 8 C D E F G A B C ½ ½ 1 2 3 4 5 6 7 8 a b c d e f g a ½ ½ Let op de toonsafstanden tussen de 7e en de 8e toon. In majeur is dit een halve af- stand. In mineur oorspronkelijk is dit een hele. De majeur ladder heeft een zogenaamde leidtoon, dit is de 7e toon die ons als het ware naar de grondtoon (hier de 8e toon) of slottoon brengt met een halve afstand. Een dergelijk ‘leidtoon­effect’ krijg je alleen met een halve toonsafstand en niet met een hele. Mineur oorspronkelijk heeft géén halve toonsafstand aan het eind en daarom ook geen leidtoon. Als je in mineur oorspronkelijk de 7e toon verhoogt, krijg je toch een leidtoon. Zo ontstaat de harmonische mineur toonladder. a mineur oorspronkelijk a b c d e f g a ½ ½ a mineur harmonisch a b c d e f gis a ½ ½ ½ Doordat de 7e toon verhoogd wordt is er een leidtoon ontstaan waardoor je beter kunt horen wanneer een muziekstuk in mineur afgelopen is. Er is een betere samen- klank, een betere harmo­nie ontstaan. Vandaar de naam! Dit effect wordt eigenlijk pas duidelijk als je het muziekstuk hoort met de juiste akkoorden erbij op een toetsinstrument (bijvoorbeeld piano) of ander akkoordinstru- ment. Let op de verandering tussen de 6e en 7e toon.......dit is een sprong geworden van 1½ toon (een overmatige secunde). Je kunt dus een oorspronkelijke kleine terts toonladder veranderen in een harmonis- che kleine terts toonladder door de 7e toon te verhogen. Let op: verhogen van een toon hoeft niet persé te gebeuren door middel van een kruis! 25 De melodische mineur toonladder Naast oorspronkelijk en harmonisch mineur bespreken we nog een vorm van de mineur lad- der. Als je in mineur oorspronkelijk de 6e en de 7e toon verhoogt, ontstaat de melodische mineur toonladder. a mineur oorspronkelijk a b c d e f g a a mineur harmonisch a b c d e f gis a a mineur melodisch a b c d e fis gis a ½ ½ Omdat nu zowel de 6e en 7e toon verhoogd zijn, vermijd je de overmatige secunde die je in de harmonische bent tegengekomen. Zodoende loopt de melodie mooi door. Vandaar de naam! Naast de verhoging van de 6e en 7e toon is er nog een verandering. Als je melodisch mineur stijgend speelt heb je te maken met de verhogingen van de 6e en 7e toon (de melodie loopt mooi door). Als je de toonladder dalend speelt vervallen de verhogingen, en klinkt de toonladder als de oorspronkelijke! a mineur melodisch (stijgend en dalend): a b c d e fis gis a g f e d c b a Je (theorie)leraar zal je deze veranderingen goed laten horen en probeer ze zelf ook eens te spelen! Nog maar even een voorbeeld. Vraag: Schrijf de toonladder van b mineur melodisch op (stijgend en dalend). Antwoord: De paralleltoonladder van b mineur is D majeur. (een grote sext omlaag of een kleine terts omhoog) De toonladder van D majeur is: D E Fis G A B Cis D D majeur heeft twee kruizen en b mineur dus ook. De toonladder van b mineur oorspronkelijk is dus: b cis d e fis g a b De toonladder van b mineur melodisch is dan: b cis d e fis gis ais b a g fis e d cis b Let op dat je de toonladder dalend weer oorspronkelijk maakt! 26 Samenvatting toonladders 1. Majeur en mineur toonladders zijn elkaars parallel als ze dezelfde vaste voorte- kens hebben. Bijvoorbeeld: G majeur en e mineur hebben beide 1 kruis, dus zijn ze elkaars parallel. C majeur en a mineur hebben beide geen vaste voortekens en zijn ook elkaars parallel. 2. De grondtoon van de parallele mineur toonladder kun je vinden op de 6e toon van de majeur toonladder. Bijvoorbeeld: De parallel van A majeur is fis mineur. Wil je andersom weten wat de grondtoon is van de parallele majeur toonladder. Ga dan een kleine terts (1½ afstand) omhoog. Bijvoorbeeld: De parallel van g mineur is (1½ afstand omhoog) Bes majeur. 3. Mineur toonladders hebben drie vormen: oorspronkelijk - dezelfde tonen als de parallele majeur toonladder. harmonisch - oorspronkelijk + de 7e toon verhoogd. melodisch - oorspronkelijk + de 6e en 7e toon verhoogd. - dalend oorspronkelijk. De halve afstanden binnen de toonladders: Majeur: tussen de 3e en de 4e toon en tussen de 7e en de 8e toon. Mineur oorspronkelijk: tussen de 2e en de 3e toon en tussen de 5e en de 6e toon. Harmonisch mineur: tussen de 2e en de 3e, de 5e en de 6e en de 7e en de 8e toon. Melodisch mineur: stijgend tussen de 2e en de 3e toon en tussen de 7e en de 8e toon en dalend weer tussen de 2e en de 3e toon en tussen de 5e en de 6e toon (oorspronkelijk). Hier zie je de halve afstanden nog eens, maar dan op een andere manier. Majeur: 1 2 3 4 5 6 7 8 Mineur oorspronkelijk: 1 2 3 4 5 6 7 8 Harmonisch mineur: 1 2 3 4 5 6 7 8 Melodisch mineur: 1 2 3 4 5 6 7 8 Melodisch mineur dalend: 8 7 6 5 4 3 2 1 27 5 Drieklanken Een drieklank heet ook wel een akkoord. Op een blaasinstrument kun je een akkoord allen laten horen door de tonen na elkaar te spelen. We noemen dat een gebroken akkoord. Een drieklank (3 tonen) bestaat uit: grondtoon terts kwint Je kunt ook zeggen dat de drieklank bestaat uit de 1e, 3e en 5e toon van de toonlad- der. De 1e toon noemen we de grondtoon. Hieronder zie je de toonladder van C majeur met in de vakjes de drieklank. C D E F G A B C 1 2 3 4 5 6 7 8 De drieklank van C majeur bestaat dus uit : C E G [ gr.terts ] [ reine kwint ] Je zou ook kunnen zeggens: [ gr.terts ] [ kl.terts ] Bij de kleine terts toonladders (mineur) geldt ook dat de kleine drieklank bestaat uit de grondtoon, de terts en de kwint. Hieronder zie je de toonladder van C majeur met in de vakjes de drieklank. C D Es F G As Bes C 1 2 3 4 5 6 7 8 De drieklank van C mineur bestaat dus uit : C Es G [ kl.terts ] [ reine kwint ] Je zou ook kunnen zeggens: [ kl.terts ] [ gr.terts ] Het verschil tussen majeur en mineur zit hem dus in de terts, vandaar de naam! De majeur drieklank bestaat uit: grondtoon, grote terts en reine kwint. De mineur drieklank bestaat uit: grondtoon, leine terts en reine kwint. Het lijkt een klein verschil, maar toch..... 28 6 Maatsoorten Bij het A-examen heb je al iets geleerd over de maatsoorten. Hier volgt nog een klei- ne herhaling met wat toevoegingen. Er zijn 2 groepen maatsoorten: 1. Enkelvoudige maatsoorten 2. Samengestelde maatsoorten Beide maatsoorten kunnen tweedelig of driedelig zijn. 1. Enkelvoudige maatsoorten zijn maatsoorten waarvan het bovenste getal een 2 of een 3 is. 3 Bijvoorbeeld een 24 of een 4 maat. Wanneer het bovenste getal een 2 is zijn ze tweedelig. Bijvoorbeeld: 22 24 28 Wanneer het bovenste getal een 3 is zijn ze driedelig. Bijvoorbeeld: 3 3 3 2 4 8 2a. Samengestelde maatsoorten (regelmatig) Wanneer er meer dan drie tellen in de maat voorkomen spreken we van een samen- gestelde maatsoort. Samengesteld regelmatige maatsoorten bestaan uit meerdere dezelfde enkelvoudige maat-soorten bij elkaar. Omdat er meer dan drie tellen zijn komen er meer maataccenten. Niet alle accenten zijn even belangrijk. De zwaardere accenten noemen we hoofdaccenten (>), de lichtere accenten noe- men we bij- of nevenaccenten (-). De samengestelde maatsoorten zijn eveneens onder te verdelen in: tweedelige maatsoorten (binair; hebben twee groepen als hoofdverdeling) driedelige maatsoorten (ternair; hebben drie groepen als hoofdverdeling) Een samengestelde tweedelige maatsoort heeft 1 hoofdaccent en 1 nevenaccent. Bijvoorbeeld : 44 of 68 29 Een samengestelde driedelige maatsoort heeft één hoofdaccent en twee nevenaccenten. Bijvoorbeeld: 89 samengesteld driedelig Kijk eens naar het verschil tussen de 6/8 maat en de 3/4 maat. Je weet dat de 3/4 maat enkelvoudig en driedelig is. In beide maatsoorten passen 6 achtste noten. Het verschil zit hem dus in het aantal accenten per maat. enkelvoudig driedelig 2b. Samengestelde maatsoorten (onregelmatig) Samengesteld onregelmatige maatsoorten bestaan uit meerdere enkelvoudige maat- soorten (groepjes van 2 en 3) door elkaar. We noemen ze onregelmatige maatsoorten omdat de accenten niet op gelijke afstand van elkaar liggen. Voorbeelden: De 5 maat is samengesteld uit 2+ 3 of uit 3 + 2 4 4 4 4 4 samengesteld tweedelig De 7 maat kan samengesteld zijn uit drie verschillende mogelijkheden. 8 Hier zie je welke 3 samenstellingen er mogelijk zijn. samengesteld driedelig 2 +........ +..... |..... +..... +........ |........ +..... +..... (vul in) 30 7 De syncope In hoofdstuk 6 heb je gezien dat het hoofdaccent op de eerste tel komt en dat er ook nevenaccenten kunnen zijn. > = hoofdaccent - = nevenacent Het hoofdaccent noemen we ook wel : zwaar maatdeel. Het nevenaccent noemen we ook wel : relatief zwaar maatdeel. De andere maatdelen noemen we licht. Een syncope is een verschuiving van het maataccent.Op de plek waar normaal het maataccent valt is dit nu verschoven naar een licht maatdeel. Je zou ook kunnen zeggen dat je bij de syncope tegen de maat ingaat. Hieronder een voorbeeld om het wat duidelijker te maken. De vierde tel van de eerste maat (een licht maatdeel) is hier verbonden met de eerste tel van de tweede maat (een zwaar maatdeel). Deze vierde tel wordt nu een zwaar maatdeel en zo ontstaat de syncope. 2 maat. Nu nog een voorbeeld in de 4 In maat 2 is de derde achtste overgebonden aan de tweede achtste en ontstaat de syncope. In maat 3 zie je hoe de syncope ook op een andere manier genoteerd kan worden. In pop- en jazznummers zul je heel vaak de syncope tegenkomen ! 31 8 Antimetrische figuren In de muziek kun je de noten alleen delen door het cijfer 2. De hele noot is gelijk aan 2 halve no halve noot is gelijk aan 2 kwart noten, enzovoort. Toch kan het nodig zijn dat een noot in bijv. drie gelijke delen moet worden onderverdeeld. Daa ben we geen apart nootteken voor en daarom gebruiken we cijfers. Voor de duool (2 i.p.v. 3) is dit een 2 boven de noten en voor de triool (3 i.p.v. 2) een 3. Voorbeelden van duolen  =  = Voorbeelden van triolen  =  = Antimetrische figuren kunnen vertragend of versnellend zijn. - de duool is (bijna altijd) vertragend - de triool is (bijna altijd) versnellend Als je de volgende stukjes speelt, kun je het vertragende (duolen) en versnellende (triolen) karakter goed horen. Duolen Triolen 32 9 Tempo en karakter Hieronder krijg je een aantal van de meest voorkomende tempoaanduidingen. Er zijn vijf hoofdgroepen. Zeer langzaam: largo - breed lento - slepend adagio - langzaam met uitdrukking Matig langzaam: andante - rustig andantino - tamelijk rustig Matig snel: allegretto - tamelijk vrolijk moderato - matig Snel: allegro - snel, levendig Zeer snel: vivace - levendig presto - zeer snel Woorden die vertragingen of versnellingen aangeven: rallentando (rall.) - geleidelijk langzamer worden ritenuto (rit.) - plotseling vertragen ritardando (ritard.) - geleidelijk langzamer worden accelerando (accel.) - versnellen stringendo (string.) - sneller en sterker worden Woorden die je regelmatig tegenkomt in de muziek: poco a poco - beetje bij beetje più - meer meno - minder molto - veel, zeer Er zijn ook woorden die het gevoel en/of karakter van een stuk weergeven. Vaak wordt een karakternaam ook bij een temponaam gevoegd. Bijv: Andante grazioso = rustig en sierlijk cantabile - zangerig con moto - met beweging dolce - lieflijk espressivo - met uitdrukking grazioso - sierlijk, gratieus 33 10 Dynamiek Dit onderdeel heb je voor het grootste gedeelte al bij het A-examen gehad. Nog even herhalen! In de muziek verstaan we onder dynamiek het verschil in klanksterkte. We onderscheiden - stabiele dynamiek; de toonsterkte blijft steeds gelijk tot er een ander teken ver- schijnt. - overgangsdynamiek; de toonsterkte verandert tot er een ander teken verschijnt. - dynamische tekens met accentwerking. Stabiele dynamiek: pp pianissimo zeer zacht p piano zacht mp mezzopiano matig zacht mf mezzoforte matig sterk f forte sterk ff fortissimo zeer sterk Overgangsdynamiek: cresc. crescendo geleidelijk sterker wordend decresc. decrescendo geleidelijk zachter wor- dim. diminuendo geleidelijk zachter wor- Dynamische tekens met accentwerking: fp forte piano sterk en direct daarna zacht fz en sfz sforzando toon benadrukken 34