Fundamentele Samenvatting PDF - Gezinswetenschappen

Summary

Deze samenvatting behandelt de fundamentele pedagogiek, met een focus op verantwoordelijk ouderschap. Verschillende visies op opvoeding als relationele en technische aanpak, en de afweging tussen rechten en plichten van zowel ouders als kinderen worden besproken. Het document is een goede basis voor studenten die zich verdiepen in de pedagogiek.

Full Transcript

Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Fundamentele pedagogiek Boek...

Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Fundamentele pedagogiek Boek (+ PowerPoint + lijst vragen op Toledo) Open, gesloten en MPC (MPC hoge cesuur) Hoofdstuk 1: verantwoordelijke ouders Drie mogelijke antwoorden hoe ouders zich kan tonen als verantwoordelijk: 1. Verantwoordelijkheidsbesef: we zijn al blij zijn als ouders beseffen dat ze verantwoordelijk zijn. 2. Rechten en plichten: We hopen dat ouders weten dat eens ze kinderen hebben er rechten en plichten bij horen. Wel is er keuze bv. schoolplicht bestaat, maar ouders kiezen de school zelf. 3. Ouderschap als morele praktijk: Het is een normatieve praktijk en heeft te maken met waarden en normen waarvan we een aantal belangrijke elementen we dus delen met een gemeenschap van medeopvoeders. Als ouder mag je niet zomaar wat doen bv. roepen tegen uw kind aan schoolpoort, uiteindelijk word je erop gewezen (door ouders/leerkrachten). Inleiding Soort ‘baseline’ waar we gezamenlijk over akkoord gaan: ouders zijn uiteindelijk verantwoordelijk over hun kind(eren); voor de zorg en de opvoeding (= ze moeten, willen, kunnen, zullen … hun verantwoordelijkheid opnemen). Drie manieren om te kijken naar verantwoord opvoeden & ouderschap: 1. Opvoedingsbesef (Alice Van der Pas), opvoeden als een ‘technisch’ gegeven vs. een ‘relationeel’ gegeven (pedagogisch) Twee invullingen van ‘verantwoordelijkheid’: A. Vanuit een kennisbasis = een ‘besef’ (een ‘weet’) hebben van (alle) concrete taken, activiteiten, functies, doelen, … die de omgang met dit concrete kind inhoudt. Onmogelijk bij opvoeding: waarom?- ouders zijn niet altijd perfect op de hoogte van alle ontwikkelingsfases van de kind, we moeten dit dus niet verwachtten van ouders. B. Vanuit een ingesteldheid = beseffen dat ze (als ouders) verantwoordelijk zijn. “Een besef van een manier van zijn: het betekent dat de persoon die zich vader of moeder noemt van een kind ooit – en waarschijnlijk zonder het op dat moment te beseffen – ja heeft gezegd op dat kind: ‘Ik wil ouder zijn voor jou.’ Het is heel simpel – en absoluut niet waar te maken. Dit is een soort toezegging waarvan men zich pas bewust wordt, als men hem niet is nagekomen. Het ouderlijk besef van verantwoordelijk-zijn is namelijk als een klok die zelf niet weet hoe laat het is; hij slaat alleen als het ‘te laat’ is. Of als een kompas dat zelf het noorden niet kan vinden, maar wel meteen laat weten als je op de verkeerde weg zit.” (Van der Pas, 2007, p. 30) Citaat; Ouderschap is een (onvoorwaardelijke) belofte die je geeft aan jouw kind. Besef van ouderlijke verantwoordelijkheid houdt alvast in: ➔ Onwetendheid over toe-komst (van de relatie, -kind, -zichzelf als ouder, -samenleving; dus veranderingsproces): hetgeen dat jouw kind gaat toekomen weet je niet, maar je weet dat je er zal zijn voor hem. ➔ Bereidheid risico te nemen: engagement, commitment: onvoorwaardelijk, geen weg terug … (dus doorlopend proces). ➔ Opvoeden als vallen en opstaan (dus leerproces) 1 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Wat is ‘pedagogisch verantwoord opvoeden’? - Technische opvatting/visie van opvoeden: opvoeder heeft weet ‘waartoe’ hij/zij zal opvoeden (= doelgericht) en ‘hoe’ zo effectief mogelijk dat doel te bereiken (= vaardigheidsgericht). We hebben dus kennis over het proces van zaken (bv. zindelijkheid, leren zwemmen,…). Opvoeding is een soort vaardigheid, waaruit je kunt leren. Als ouder onderga je tijdens het opvoeden een aantal stappen. Ondersteuning is uiteindelijk een opeenvolgende handelingen (technische vaardigheden). Technisch denken bij het opvoeden is niet fout wel als het in overdreven mate gedaan wordt. Opvoeding is geen techniek die je kan aanleren want dit kan met jouw eigen overtuigingen botsen. - Relationele (tussen menselijke) opvatting: opvoeden is een (complex) gebeuren tussen complexe mensen. Dit maakt opvoeden onvoorspelbaar (net zoals elke menselijke relatie) en maakt het een wederkerig gebeuren (ouders én kinderen zijn actieve betekenisgevers in de opvoedingsrelatie). Het is vooral een relatie dat je aangaat met elkaar (ouder-kind, andere mensen). Die relatie is onvoorspelbaar, bv. het onderwerp is tijdens een gesprek met een vriend onbekend. De aantrekkelijkheid van een ‘technisch’ denken over ouderlijke verantwoordelijkheid … : - De val van ‘parent blaming’: Stel dat een kind een ongeluk heeft, dan wordt er verondersteld dat die verwaarloosd wordt, terwijl die al zindelijk is. - De val van universalisme (zelfdeterminatietheorie is een voorbeeld van de risico op universalisme; dit zijn psychologische basisbehoeftes die begint bij de opvoeding): mensen willen zichzelf determineren / ontwikkelen, die theorie heeft 3 basisbehoeftes (behoefte van autonomie, betrokkenheid en competentie). We zijn allemaal op zoek naar handvaten. Antwoorden die we geven moeten we niet aantonen dat het DE antwoord is (er zijn andere antwoordmogelijkheden). Model: Competent autonoom en betrokken laten ervaren door kind. Dit model kunnen we op elk situatie leggen, waaronder opvoeding, werk. Het heeft bewezen dat het werkt, als het toch niet lukt dan zou je ergens een fout hebben uitgevoerd. Note: opvoeden is niet makkelijk als je denkt als kind (kinderen) als ouder denk je in staat te zijn om op te voeden (ouders). 2 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek 2. Opvoeden als een weloverwogen verhouding/afweging tussen rechten en plichten (juridisch) Ja, ouders hebben rechten, maar hoe staan de rechten en plichten in verhouding met elkaar? Drie perspectieven/opvattingen: A. Prioriteitsthesis (= ‘prioriteit’ zijn de belangen en behoeftes van het kind) Wat van primair belang is, is het welzijn van het kind (kind op nummer één). Deze moeten verantwoordelijk gesteld worden bij de ouders, dus als ouder heb je de oerplicht (ze zijn verplicht) om jouw kind centraal te stellen en het welzijn van jouw kind niet te verwaarlozen. Samenvattend: die rechten die ouders hebben is afgeleid uit de oerplicht, en je mag keuzes nemen, zolang je het kan verantwoorden en je denkt dat het goed is voor het kind. Bijvoorbeeld je hebt de keuze om jouw kind op een bepaald uur naar bed te sturen, keuze voor bepaald soort goede voeding, keuze om op een bepaalde manier te disciplineren. Probleem met deze opvatting: Hebben ouders dan geen andere rechten (als mensen, naast hun ouderschap)? Zijn bijvoorbeeld vrouwen, als ze een kind krijgen, dan niet meer dan ‘moeders’? (= vooral gendergerelateerd probleem) bijvoorbeeld “wie stuurt er nu zijn kind naar de kinderopvang?”, grootmoeder. - Gevaar dat ouders ‘instrumenten’ worden van en voor (de welzijn van) hun kinderen B. Mutualisme: ouders & kinderen hebben beide belangen en behoeftes, en heel wat van die belangen overlappen – dat in dagdagelijks samenleven ouders bij hun keuzes en beslissingen altijd wel rekening houden met de belangen van het kind, en eigen. Belangen van ouders en kinderen zijn in de praktijk vaak verweven (bijvoorbeeld kinderen hebben volgens VRK recht op spirituele ontwikkeling = ouders laten kinderen een band opbouwen met de moskee of de kerk). Keuzes van ouders zijn verantwoord als ze in het belang van het kind zijn en in die van de ouder(s). Ouders zijn meer dan een instrument, ze hebben rechten en plichten los van hun kinderen. Het is een wereld van kind x ouders x overlap. De overlap= is de mutuele tussen ouders, een unie. Probleem met deze opvatting: Machtsverschil tussen ouders en kinderen blijft bestaan = wie bepaalt finaal wat er ‘in het belang van het kind’ is (toch de ouders voornamelijk)? (asymmetrisch karakter van opvoedingsrelatie) Belangen vallen vaak samen: wat dan? (bijv. verhuis van ouder(s) voor carrière): niet alle elementen in een verantwoording kan men steeds overzien. Geeft het plichtsgevoel van ouders het recht aan de ouders om het kind ook zelf op te voeden en te verzorgen (hoofdstuk 2)? Kunnen ze de best mogelijke opvoeding (in zijn algemeenheid) wel aanbieden? 3 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek C. Stewardshipmodel (vergelijking met: verantwoord ouderschap is optreden ‘als het ware’ was je de eigenaar van het kind) : Stewards draagt zorg voor een passagier zonder te weten wie. Rentmeester (ouder) doet alsof dat het landgoed van hem is terwijl die eigenlijk van de kasteelbeheer (kind) is. Je doet alsof iets van jou is (kern van dit model), terwijl kinderen een eigen persoon zijn en daarmee moet er rekening gehouden worden. Een ouder is iemand die alsof doet dat het kind van hem is. Pedagogische ‘reflex’: zou kind hiermee instemmen indien het dat kon? (consensusmodel, dit is een vb. van stewardshipmodel). Komt erop neer of ik als ouder met mijn volwassen kind een consensus (overeenstemming) kan bereiken over de keuzes die ik in het verleden heb gemaakt, nu het in staat is om die keuzes te begrijpen. Voorbeeld van dit model bij opvoeding: Zou mijn kind hiermee akkoord gaan eens hij volwassen is, zegt zijn vader. Waarop er een antwoord luidt, “als kind begreep ik ‘dit’ niet, maar eens volwassen wel”. Gemeen met prioriteitsthesis: rechten van de ouder zijn maximaal, omdat de plichten maximaal zijn. De ouders hebben nog vrijheid bij prioriteitsbeginsel zolang die kan verantwoorden dat hij het doet voor het belang van zijn kinderen. Gemeen met mutualisme: ouder kan zich maximaal zelf ontplooien omdat hij zich mag beschouwen als ‘eigenaar’ van het kind. 3. Ouderschap als normatieve praktijk (ethisch) Opvoeden is een specifiek soort van ‘normatieve praktijk’ (net als onderwijzen): in het handelen spelen allerlei normen, dus regels, mee (bijvoorbeeld juridisch, sociaal, technisch, …), en in het handelen probeert een betrokkene zo goed als mogelijk recht te doen aan een kernwaarde van die praktijk (bijvoorbeeld onderwijs: kwalificatie, subjectivatie, socialisatie) - Opvoeden, mensen verzorgen in WZC, … doe je niet vanuit ‘vrije wil’, er zijn regels/normen die die praktijk aan sturen (die gaan dan normatief wenselijk beginnen te werken). - Niet alles kan of mag, er zijn gedragsregels (bestonden voor dat je die praktijk ging uitvoeren, dus het was een beetje te verwachten). - Gedragswaarden bewaren kernwaarden: bijvoorbeeld kinderen gaan naar school omdat leerkrachten kinderen zaken leren die ze niet mee krijgen van thuis, het gaat om kennisoverdracht. De leerkrachten zijn gekwalificeerd en zullen dit ook van jou maken. Kinderen gaan ook naar school vanuit de kernwaarde/-opdracht socialisatie. - Subjectivatie houdt in dat ze zichzelf als mensen leren kennen. - Normen passen aan op basis van de situatie (dus ze veranderen snel, denk aan schoolreglement die aangepast worden), kernwaarden duren langer. Wat is de kernwaarde van opvoeden (= normatieve praktijk)? Breed gesproken: ‘goed doen’ voor het kind, je voed hun op tot ‘mens’ niet bijvoorbeeld tot ‘advocaat’. Je probeert hem een aangename mens te maken. Hoe komen we te weten wat dat ‘goed doen’ inhoudt? We doen beroep op: - Een ‘historie’: wat ‘goed’ is, wordt overgeleverd door (levende) tradities. Vragen aan ouders hoe ze dat vroeger hebben gedaan, kijken in koran/bijbel, … - Een ‘heden’: een bezonnen oordelen van wat hier en nu goed is, vaak in relatie met anderen die de praktijk uitoefenen. Uitleg: kijken hoe anderen rond mij het aanpakken. Je moet er niet perse akkoord ermee gaan, maar als ouder is andermans aanpak beïnvloedbaar. Bijvoorbeeld mijn kind is uitgenodigd op een binnenspeeltuin dus ik zal dat ook organiseren op zijn verjaardag, al ben ik hier niet mee akkoord (ik vind dat het daar te luid is). 4 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek De kernwaarden van opvoeden – die ook kunnen veranderen doorheen de tijd, zij het trager – kunnen ook de normen veranderen. Verantwoord handelen kan dus inhouden dat men op een bepaald moment de normen niet volgt. Bijvoorbeeld: artsen die het hun plicht vonden om mensen te begeleiden bij een ‘menswaardig sterven’: zij weken ‘in eer en geweten’ af van de toenmalige deontologie (zelfs strafbare feiten) (of in onderwijs: schoolreglement verandert, maar kernwaarden blijven min of meer dezelfde) Toetreden bij de morele gemeenschap: min of meer vanaf de conceptie (of zelfs daarvoor) bijvoorbeeld ervaring van aanstaande ouders: plots vallen er je andere krantenartikels op, merk je kinderwagens in het straatbeeld op, … - Stel dat je geen kinderen hebt en nu opeens wel, dan ga je dezelfde krantenartikelen anders beginnen te zien. Ook zoekt soort elkaar, mensen met kinderen gaan vooral om met elkaar, ze hebben iets gemeens en kunnen samen over iets spreken Wat zijn (universele?- Niet zeker) kernwaarden van verantwoord ouderschap? - Vertrouwen = geloof in vertrouwen (dat het werkt). Zonder vertrouwen in jezelf, in elkaar, in de wereld, in de relatie,… is opvoeden niet mogelijk: een conditio sine qua non (een noodzakelijke voorwaarde. Ouder moet het kind zijn vertrouwen in de wereld behouden. - Veranderen = openheid op/geloof in verandering. Relaties en mensen zijn veranderlijk, relaties veranderen mensen, opvoeden is eigenlijk het ‘veranderen van veranderingsprocessen’ = verandering te zien als iets waardevols, iets goed, niet streven naar stilstaand maar naar ontplooiing. Hoofdstuk 2: verwante ouders (argumenten voor de biologisch-pedagogische connectie tussen ouders en kinderen) Inleiding: Verhaal 1: Twee vrouwen die samen in een huis woonden, hadden ongeveer gelijktijdig een zoon gekregen. De ene baby was gestorven. Beide vrouwen eisten het levende kind op. Ze vroegen Salomon een oordeel te vellen. Er was geen mogelijkheid om aan te tonen wie de waarheid sprak. Salomon stelde voor het levende kind in tweeën te hakken en de helften eerlijk te verdelen. De ene vrouw was bereid dat te aanvaarden, de andere maakte bezwaar en zei dat ze het kind liever levend in handen van de andere vrouw zag. Salomon concludeerde dat de tweede vrouw de echte moeder was en gaf haar het levende kind. Verhaal 2: In een gouvernementshoofdstad in de Kaukasus redt een jong dienstmeisje, Groesje Vachnadze, het kind van de gouverneursvrouw, Natella Abasjwili, die vlucht voor een staatsgreep. Als het allemaal achter de rug is, eist de natuurlijke moeder het kind, Michel, terug, maar Groesje vindt dat zij het meeste recht op het kind heeft omdat ze het ook opgevoed heeft. De dichter en dronkaard Azdak wordt door het volk aangesteld als rechter om een oordeel te vellen. In navolging van een oud Oosters verhaal plaatst Azdak het kind midden in een krijtcirkel; de gouverneursvrouw en Grusche moeten het beiden vastnemen en trekken; wie het hardst trekt en het kind naar zich toehaalt, wint het pleit. De moeder trekt krachtig en wint. Maar Azdak velt een averechts vonnis en vertrouwt het kind aan Grusche toe, die teveel van het kind hield om het pijn te doen. Conclusie beide verhalen: de meeste aangewezen ouder laat het kind in leven, laat het welzijn van het kind centraal en toont spanning aan tussen ‘recht van de geboorte’ (cf. biologische bepaaldheid van opvoeding) en ‘verworven recht’ (cf. sociale bepaaldheid van opvoeding). 5 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Complexiteit: getuigt het van respect voor adoptiekinderen als we hun wens om hun ‘echte’ ouders te (leren) kennen zonder meer negeren met als argument dat de ‘echte’ ouders diegene zijn die hen hebben opgevoed? - Pleegzorg is in principe tijdelijk, het doel is dat kinderen weer bij hun ouder(s) gaan wonen. Kinderen blijven, indien mogelijk, contact houden met hun ouders, ook als zij in een pleeggezin wonen. - Kind heeft recht op kennis over en contact met verwekkende ouders (VRK) (bijv. zaaddonorschap). Wie kind verwekt mag/moet er ook voor zorgen en het opvoeden: - VRM: ‘het recht om het kind op te voeden berust bij voorrang bij de ouders’ - VRK: ‘ouders zijn de eerste verantwoordelijken voor de opvoeding van de kinderen’ Centrale vraag uit dit hoofdstuk: zijn er pedagogische argumenten te bedenken om de biologische ouders voorrang te geven bij de opvoedingsverantwoordelijkheid? Want zouden kinderen niet ‘beter’ opgevoed kunnen worden door daartoe opgeleide mensen? Als we inderdaad belang hechten aan gelijke kansen, zouden we dan niet beter kinderen van bij hun geboorte plaatsen in optimale professionale opvoedingssettings? Bv. discussie verplichting kinderopvang, verlaging leeftijd leerplicht. Het maakt uiteindelijk een verschil als je jouw eigen biologische kinderen opvoed. Visie Plato (‘De ideale staat’ is driedeling: ambachtslui, soldaten en heersers): kind dat kunde, kennis en vaardigheden toont om te kunnen heersen (van zijn ouders onttrekken, en opvoeden door de staat). Visie Huxley: seksuele voortplanting vervangen door proefbuisbaby’s; genetische modificatie om bepaald soort mensen/’klassen’ te krijgen; woorden als moeder en vader zijn verboden. 4 pedagogische argumenten waarom biologische ouderschap belangrijk is: 1. Eigendomsargument (één van de oudste visies) Je draagt beter zorg voor iets dat van jou is dan iets waar je geen verbinding mee hebt. Kinderen (= ouder heeft hen voortgebracht; “kind is een haar uit jouw hoofd tot hij op eigen benen kan staan”, Aristoteles) zijn een eigendom (geen bezit) want ze zijn deels de eigen-heid van de ouder. Kinderen zijn een soort investering van de toekomst, als het goed opgroeit dan kun je er later iets van terug krijgen. Varianten van eigendomsargument: - Volgens Locke, ouder heeft recht op het kind Ouderschap: je hebt je zelf voortgeplant (= vorm van arbeid), en de vrucht van de arbeid (opvoeden-) behoort naar jou toe, daarom heb je als ouder het recht om dankbaarheid te ontvangen want jij hebt veel gedaan op de kwaliteit van de zorg. Kind hoeft niet dankbaar te zijn dat het op de wereld is gezet (want dat was een beslissing van de ouders), wel voor de verkregen zorg en opvoeding, maar ‘absolute’ eigendom geldt niet want dankbaarheid staat altijd in vergelijking met de kwaliteit van de verkregen zorg en opvoeding Samengevat: ouder heeft recht op het kind omdat seksuele voortplanting een vorm van ‘arbeid’ is, de vrucht van arbeid de persoon die de arbeid levert toebehoort, en zorg + opvoeding ook een vorm van ‘arbeid’ zijn. 6 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek - Volgens Kant, ouder heeft plichten Ouders hebben een kind op de wereld gezet, dus hebben de plicht om hem gelukkig te maken (kind heeft daarin geen inspraak). Dit doet denken aan de prioriteitsthesis (= alle rechten die ouders hebben, zijn afgeleid van hun plicht te zorgen voor hun kinderen, H1). Maar: lukt als je in de mogelijkheden verkeert om jouw kind tevreden te stellen en plicht is er omdat het kind van in het begin ‘op achterstand staat’ = situatie van ‘eeuwige schuld’ omdat het verwekt is (‘het leven gegeven’). - Terugkomend probleem bij eigendomsargument Ervaring dat het over ‘mijn’ kind gaat is zeer menselijk, maar uiteindelijk is elk kind ook een mens die niemand toebehoort. Ze zijn een eigen persoon, niet onze eigendom. 2. Incarnatie-argument Kind is geen eigendom van de ouder(s), wel een deel van hun eigenheid. Kinderen zijn als belichaming (incarnatie) omdat een kind uit de liefde tussen de ouders komt. - Argumentering van Hegel – ‘burgerlijk gezinsideaal’: Wereld zit goed in elkaar, want we hebben vrouwen en mannen die elkaar aanvullen. De fundament van het gezin is de (romantische) liefde tussen man en vrouw. Je bent geboren en gaat op zoek naar jouw ideale partner (ziensverwant) die jou zal aanvullen, eventueel ga je een gezin starten. Je verlangt tot een totale eenwording (‘heel’ maken), deze verstrekt zich op 3 manieren: 1)Er is een maatschappelijke erkenning nodig om die eenwording te realiseren (= huwelijkscontract; je toont aan de samenleving dat je samen bent). 2)Lichamelijke erkenning van die eenwording (= geslachtsdaad, kan pas na trouwen). 3)De daadwerkelijke realiteit van die eenwording is het hebben en grootbrengen van een kind, en is de voortzetting van die partnerliefde (als voortdurende belichaming van hun liefde). Ouders zijn de meest aangewezen opvoeders, niet omdat ze de biologische verwekkers zijn (“Vrucht van mijn lichaam”), wel omdat ze een kind verwekt hebben vanuit hun echtelijke liefde (“Vrucht van onze liefde”). - De pedagogische gevolgtrekking van het incarnatie-argument (kritische reflectie op Hegel) Uiterst heteroseksueel, met traditionele rolverdeling: man en vrouw zijn aan elkaar complementair en er zijn duidelijk natuurlijke verschillen tussen beide (vrouw: verzorgend, affectief – man: gezagsvol, redelijk, diegene die de buitenwereld vertegenwoordigt) – soort ‘geslachtsgebonden ouderlijke kwaliteiten’. Kortom elk kind heeft behoefte aan ondersteuning (via moeder) en sturing (vader), de ouders zijn complementair aan elkaar. Doel van de opvoeding: jongen opvoeden tot ‘man’ (dus man van de wereld, het gezin uiteindelijk verlaten) en meisje opvoeden tot ‘vrouw’ (dus moeder, zolang mogelijk binnen houden). 7 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek - Aan de ene kant is het herkenbaar dat kind ‘resultaat is van liefde tussen mensen’, maar andere kant er zijn veel problemen, onder andere (reflectie op incarnatie argument zelf): Kritiek op traditionele rolverdeling: bv. feministische hoek; ‘vrouwen aan de haard?’, de essentie van vrouw-zijn is meer dan moederschap, louter aan vrouwen toeschrijven van zorg en verantwoordelijkheid voor kinderen is problematisch. Dus de traditionele rolverdeling is niet meer de standaard. Klopt het wel dat verschillen tussen mannen en vader ‘complementair’, dus totaal tegengesteld, zijn? Of hebben we niet allemaal mannelijke en vrouwelijke eigenschappen in ons? (cf. androgyniteitsideaal) Soort verdoken eigendomsargument: van ‘eigendom’ van de eigenheid van ouder naar ‘eigendom’ van de eigenheid van een koppel. Dus kind is geen eigen persoon wel verlengde tussen liefde van ouders. Te romantische zienswijze: idee dat verwekt kind gevrijwaard wordt van verwaarlozing of mishandeling omdat het verwekt is uit liefde is onrealistisch. Het is te romantisch gedacht, waarom zou een kind verwekt zijn van liefde, maar daarna dat gaat het niet goed en ontstaat er familiaal geweld Te verstikkende zienswijze: kind is toch meer dan het verlengde van de ouders? Wat met de opkomst van alternatieve moderne gezinsvormen? Incarnatie argument gaat over dat kinderen 2 ouder nodig hebben om op te groeien, als er 1 van hun mist dat moet er het missende partij’s rollen opnemen worden (moeder die vadersfiguur opneemt) 3. Privacy-argument of intimiteitsargument Samengevat: je moet niet naar het soort gezin kijken, zoals bij eigendomsargument (biologische ouders mogen kinderen opvoeden want ze zijn eigenheid van opvoeder, het zegt iets over wie ik ben). Wel moet er gekeken worden naar de noden van kinderen (privacy; mensen die hen begrijpen en kans geeft om te vallen), dat kunnen we niet uitbesteden aan professionele. Opvoeding mogen we niet professionaliseren. Kinderen zijn uiteindelijk geboren uit liefde voor elkaar (ouders). - Volgens Firestone Schoeman: Veronderstelt niet (rechtstreeks) een bepaalde gezinsvorm, zoals het incarnatieargument wél doet (kijkt louter naar wat een kind nodig heeft). Je kunt u zelf zijn in uw privé, maar in de openbare ruimte niet en je moet je je gedragen (= idee van privacy-argument). Anders verwoord Iedereen heeft recht op privacy en overheid moet die privacy zoveel mogelijk beschermen. Om te ontplooien heeft iedereen een vorm van ‘intimiteit’ nodig (= gewaardeerd worden voor wie je bent, niet voor wat je doet dus niet vanuit de functie die je uitoefent in de samenleving). Het is pedagogisch interessant, er is een verschil tussen persoonlijke (nodig om je zelf te ontplooien, we willen gewaardeerd zijn voor wie we zijn) en onpersoonlijke relaties. Zonder privacy is er geen intimiteit, dus geen persoonlijke relaties want dan mis je spontaniteit, veiligheid, creativiteit, … De overheid moet zich weghouden van die privacy, anders ontstaat er een groot risico dat die persoonlijke relaties ‘verzakelijken’ bv. bij bezoek presenteren we de beste versie van ons (o.a. huis opruimen), het persoonlijke wordt verzameld/geobjectiveerd je gaat dus beginnen te handelen zoals je denkt dat het hoort. “De overheid is erg beperkt in haar mogelijkheden om relaties te bevorderen, maar diezelfde overheid is heel goed in staat om relaties te vernietigen” (Schoeman, 1980) → Overheid zo ver als mogelijk van biologisch-pedagogische band tussen ouders en kinderen houden. Privacy moet je eigenlijk over laten aan ouders, zij weten het beste. Zo waarborg je de persoonlijke relaties. 8 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Hetzelfde idee van ‘biologische connectie’ wordt twee keer gebruikt: - Firestone (tirannie van biologie): verwantschap vormt een bedreiging (bijv. verwaarlozing, misbruik). Mensen hebben best géén ouders en géén kinderen. - Schoeman (vrijheid in biologie): verwantschap vormt een voorwaarde om zich te ontplooien want als ouders niet opvoeden, moet overheid mensen aanstellen en deze ‘interventie’ controleren zorgt voor verzakelijking van de relatie. - Utopie: samenleving van proefbuisbaby’s = iedereen is volledig gelijk Ouders zouden ook meest aangewezen personen zijn om hun kinderen op te voeden omdat de privacy van het gezin de ‘herberg’ van intimiteit vormt, en om zo voor democratische diversiteit en variëteit in mensen te zorgen want ‘staatsopvoeding’ is eenheidsworst. - Kritiek 1: zijn onze persoonlijke relaties ook niet doordrongen van maatschappelijke verwachtingen, conventies; sijpelen ‘de omstandigheden waarin we leven’ niet door in ons privéleven? - Kritiek 2: kunnen we ons ook niet gewoon goed ontplooien in functionele, zogezegd ‘onpersoonlijke’ relaties? Gehechtheidstheorie (Bowlby) leunt bij privacy-argumentatie (en is een vorm van ‘psychologisch ouderschap’): Idee: baby ontwikkelt van in de moederschoot (ook daarna) een hechte affectieve relatie met één (of meerdere) geprivilegieerde personen (vroeger werd vooral gedacht: de moeder). Via het gedrag van de verzorger tijdens voedings-, verzorgings- en spelsituaties, gedrag dat onder meer steunt op beschikbaarheid en sensitiviteit. Baby heeft een basisverlangen naar geborgenheid & connectie: iemand of meerdere personen die beschikbaar is/zijn en responsief reageert/reageren op zijn hechtingsapparaat (cf thermostaat). Bijvoorbeeld, leren fietsen: biologische ouders zijn het meest aangewezen omwille van radicaliteit en onmiddellijkheid, maar in principe is het mogelijk dat ook andere volwassenen dit kunnen. 4. Boekhoudersargument: elke relatie is een relatie van geven en krijgen, daaruit ontstaat loyaliteit Bij scheiding, bij adoptie, bij pleegzorg: de betekenis van de verwantschapsband voor de identiteitsvorming werd zwaar onderschat. Nagy, “Kennen van biologische ouders en omgang met biologische ouders heb je nodig om ‘jezelf’ te vinden/vormen”. Iván Böszörményi-Nagy zijn ‘ruiltheorie’ Vertrekpunt: verwaarloosde kinderen blijven toch vaak loyaal aan die ouders + kinderen weghalen uit die opvoedingscontext blijkt ook geen duurzame oplossing (besloten d.m.v. observaties). Sociale ruiltheorie: algemeen principe, relaties zijn een mechanisme van ‘geven’ en ‘nemen’ (“Het moet van twee kanten komen …”) ➔ Ouderschap vanuit ruiltheorie: veel ziekenhuizen en internaten,… waarmee die kinderen geen contact hebben met die biologische ouders , maar toch zouden ze hem nog willen zien? Voorbeeld dat ‘geven’ en ‘krijgen’ een band creëert: verjaardagsfeestje; Jarige krijgt cadeautjes, Jarige geeft ook zelf (eten, drinken, gezelligheid). Note: kan je toepassen op elke menselijke relatie. 9 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Vanuit die theorie komt hij tot begrip loyaliteit, hij maakte verschil tussen 2 (soms botsen zij): - Tussen ouders en kinderen, ‘bond of loyalty’ = kind heeft een existentiële schuld tegenover zij die ‘hem het’ leven hebben gegeven. - Tussen kinderen en ouders, ‘entitlement’ = kind is onvoorwaardelijk gerechtigd op zorg vanwege de ouders ‘omdat hij niet voor dit leven heeft gekozen’. Meer uitleg (hoort bij theorie van Nagy), existentiële/biologische loyaliteit: vanaf de geboorte (t.o.v. jouw biologische ouder) - Oppassen voor een gespleten loyaliteit (scheiding, loyaliteitsbreuk ontstaat): Kind wil openlijk loyaal zijn t.o.v. beide ouders, maar wordt uiteindelijk gedwongen om te kiezen tussen twee partners. Kind neemt op termijn de gedachten van ene ouder op (die slecht spreekt over de andere ouder; zo gaat die kind dan ‘zo’ denken over die andere ouder) of wilt later de band met de ‘slechte’ ouder herstellen. Als kinderen niet openlijk loyaal kunnen zijn t.o.v. de ouders dan ontstaat er een conflict of een beklemmend gevoel en gaat dat uiten. Verworven loyaliteit: band opbouwen en elkaar beter leren kennen in de hoop om loyaliteit op termijn te verwerven (bv. nieuw samengesteld gezin). Er is een verticale loyaliteit (van ouders naar kinderen) en een horizontale loyaliteit (tussen “broers en zussen” en “neven en nichten”). Waarom is het een boekhoudersargument? Je moet kijken vanuit een ledger (grootboek) waarin verdiensten en schulden (deze twee bestonden voor jouw geboorte, de gemaakte keuzes zijn van te voren geschreven in dat boek) staan. Als kind wil je een verschil hebben gemaakt, en je wilt ook iets achterlaten. Je wilt jouw ouders aflossen (naar boven toe) of zelf kinderen (naar beneden toe) krijgen. Opmerking: door voor het kind te zorgen, dikt de schuld bij het kind aan (ouders verdienen ‘merits’). Kind kan onmogelijk die ophopende schuld ‘oplossen’, maar hij kan wel proberen iets van zijn leven te maken, zich inschrijven in de ‘boekhouding’ (ledger) van het leven (met verdiensten en schulden). Dus als kind wil je iets betekenen in dat grootboek, dit doe je d.m.v. iets te maken uit jouw leven. Door het grootboek te laten bestaan (het leven door te geven). Samengevat: Vanwaar nu de loyaliteit van kinderen ten opzichte van ouders? Ligt in het feit dat ze verwekt zijn, maakt dat kinderen in een existentiële schuld vertoeven (want we hebben iets gekregen dat we niet kunnen teruggeven, tenminste, niet aan de ouder) – kind zal proberen dat onevenwicht zoveel mogelijk in balans proberen te brengen, maar balans blijft wel in onevenwicht, waardoor je ook wel verbonden blijft met die ouder(s) – kinderwens als ‘doorgeven’ van dat existentieel geschenk (want ‘teruggeven’ gaat niet). ➔ Dus we moeten ervoor zorgen dat ouders en kinderen altijd in de mogelijkheid verklaren om met elkaar om te gaan. ➔ Kinderen gaan altijd op zoek gaan naar generationele ketting/keten. ➔ Je krijgt vanuit boekhouder argument de voornaamste reden dat het belangrijk is dat ouders en kinderen kunnen omgaan met elkaar. 10 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Consequentie van deze theorie = het is dus belangrijk dat het kind contact heeft met zijn verwekkers om de schuld af te lossen. Bv. co-ouderschap: recht op contact met beide ouders, en beide ouders hebben recht op contact met het kind; belangrijk ook om ouders om verdiensten (merits) te verwerven door contact met het kind (en voor het kind om zijn ‘schuld’ te vereffenen). Ook voor iemands’ psychisch evenwicht is het belangrijk om een kinderwens realiteit te maken (daar moet de samenleving zoveel mogelijk in helpen en bijstaan). ➔ Ruiltheorie kan ook verstikkend zijn: het gaat om de balans vinden binnen de persoonlijke relatie bv. bij verstikkende ouders. Herkenbaarheid = verwantschap heeft een diepe betekenis voor identiteitsvorming (‘Wie ben ik?’: de mens bouwt zijn identiteit op vanuit dit generationele ketting), maar zijn de consequenties van deze argumentatie wel zo correct? - Bv. is het wel zo dat je jou schuldig moet voelen omdat je het leven hebt gekregen? Want omgekeerd kan ook: moeten ouders zich niet verontschuldigen ten aanzien van diegene die ze in dit leven hebben getrokken? - Bv. is het wel zo dat er in alle gevallen tegemoet moet komen aan de kinderwens? Want wat met mensen zonder kinderwens? Zijn die dan psychologisch verkeerd? Samengevat: Eigendoms argument Incarnatie argument Intimiteitsargument Boekhouders argument argument = ouders zijn meest = ouders zijn meest = ouders zijn meest = ouders zijn meest aangewezen aangewezen aangewezen aangewezen opvoeders omdat het opvoeders omdat opvoeders om de opvoeders om de kind hun eigendom is ouderlijke liefde in het intimiteit te waarborgen loyaliteit tussen ouders verlengde ligt van de en kinderen ernstig te echtelijke liefde = overheid moet niet nemen veel bemoeien = Kinderen worden = We zijn allemaal kind geborgen uit liefde (van van onze ouders, we partner) zijn hun op een of ander manier beschuldig. We willen uiteindelijk dat onze ouders trots op ons zijn. Voorbeeld examenvraag: aan de hand van casus de 4 argumenten eraan linken, en telkens iets over elk vertellen. (denk door, denk aan de partijen die op achtergrond zijn). 11 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Hoofdstuk 3: Typische ouders (is opvoeden een kwestie van stijl?) Opvoedingsstijl: van ideaaltype tot context Inleiding Centrale vraag uit dit hoofdstuk: is opvoeden een kwestie van stijl? Breed gesproken: een ‘typische’ manier van omgaan met kinderen. ➔ Hoe ga je als ouder bv. om met nachtmerries? Negeer je dit of doe je er iets aan, en dat zegt iets over jouw stijl. Wat is een opvoedingsstijl? Breed gesproken (omschrijving Hurrelmann): 1. Geheel van samenhangende gedragingen & attitudes en overtuigingen: een stijl, een aanpak (gebaseerd op een denken, een ‘weten’), een manier van omgaan 2. Die stijl is min of meer constant (dus stabiel in tijd en ruimte): kind verwacht dat je in de tijd ongeveer even aardig reageert. 3. Een stijl is (meer) een kenmerk van de ouder, niet van het kind (heeft o.a. te maken met de persoonlijkheid, opvoedingsgeschiedenis, van de ouder): dus het wordt doorgegeven aan de volgende generatie. 4. Onderzoekers gaan er vanuit dat een stijl een voorspellende waarde heeft op ontwikkelings- en leerprocessen van het kind Een opvoedingsstijl houdt onder meer verband met … 1. De opvattingen wat bijv. een ‘tiener’ is, en nodig heeft: ons idee van wat een tiener is en hoe die “werkt” is anders t.o.v. vroeger. Nu zeggen we bv. dat die kind jong (15 jaar) is en de prefrontale cortex nog niet is ontwikkelt: daarom hebben zij moeilijk om impulsief gedrag onder controle te krijgen (vooral jongens). Zo dachten ze vroeger helemaal niet aan, nu is er dus meer aandacht voor. 2. Opvattingen hoe we kinderen horen op te voeden (consequent, met geduld, …): bv. een opvoedingsboek; als we allemaal op die manier (positief of negatief) omgaan met hun, dan gaat dit ook zo door gegeven worden. 3. Wat ouders ‘in het moment’ nastreven & hun langetermijn-verlangens 4. De persoonlijkheid van de ouder, zijn of haar temperament: het heeft o.a. te maken met temperament stel dat papa opeens sterk reageert dan normaal dan gaat dit een impact hebben want de kinderen zijn dat niet gewoon, terwijl bij moeder wel. Geschiedenis van onderzoek over opvoedingsstijlen Beknopte geschiedenis van het onderzoek rond ‘opvoedingsstijlen’ Zelf door te nemen (p. 53 – 54): Is geen examen stof wel belangrijk om door te nemen! Indeling van Weber (1973) van onderzoek naar opvoedingsstijlen: - Postulatief-normatieve benadering: 1 stijl naar voor geschoven als ‘de enige juiste’ jaren ‘60: gezagsvol, jaren ‘80: dialogisch, jaren ‘20: ? - Speculatief-ideaaltypisch: stijl vanuit een continuüm/tegenstelling, bv.. ‘¨führen’ en ‘wachsenlassen’ - Intuïtief-holistisch: stijl wordt geboren uit het ‘in het leven staan’ van de ouder, bv. ‘ouder als gids’, ‘ouder als herder’ - Inductief-empirisch = vanuit concreet observeerbaar gedrag detecteert men (o.b.v. empirie) 12 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Beknopte geschiedenis van het onderzoek rond ‘opvoedingsstijl’ Oorspronkelijk onderzoek naar opvoedingsstijlen: ‘in labo’ = ‘laboratorium’ settings (d.w.z. uitgetekende, gestuurde settings). Bv. Lewin: onderzoek naar leiderschapspraktijken in sociale groepen. Leiders werden vooraf getraind in bepaalde stijl: autoritair, permissief, autoritatief. Stijl bestond dus reeds op voorhand uit een aantal afgelijnde gedragingen Nadien meer onderzoek naar opvoedingsstijlen: ‘in vivo’ = afgaande van het ‘echte’ leven (bijv. door observaties, vragenlijsten). Uitgebreid uitleg: De wetenschap heeft altijd een andere vorm aangenomen, en sinds 1910-1920 is de wetenschap vooral bezig met Inductief-empirisch. Dat men moest baseren op wetenschap werd belangrijk. In het begin was er veel onderzoeken (ook over opvoeding) in labo (experimentele ruimte; gestuurde settings), en pas erna in vivo. In de gestuurde setting werd er gekozen hoe die setting eruit moest zien (kleur, materiaal, infrastructuur, tafels,…). Aangezien we de steekproef uit hun eigen vertrouwde omgeving naar onze gestuurde omgeving brachten, om dan iets te laten uitvoeren, mogen we dan iets algemeen concluderen? Is dat dan het zelfde resultaat als bij mensen thuis? Is het dan niet beter om in vivo (eigen vertrouwde omgeving) te onderzoeken. Dit was niet makkelijk want wie wil onderzoekers thuis verwelkomen?- Vraag dan om enquêtes/interviews i.p.v. observaties dan zijn we uiteindelijk zo dicht mogelijk bij hun omgeving. Strange situation test (bij in labo), vertrouwensrelaties werden onderzocht: moeders werden samengeroepen naar een kamer (laboratorium setting) waar ze het concept van het experiment te horen kregen. Als moeder mag je spelen met jouw kind (ongeveer 10 maanden oud) tot er een vreemd persoon binnen komt, dan vertrek je. Dan observeren we nog niet direct de reactie van het kind, pas wanneer de moeder opeens na een paar minuten later terug komt. Als je terug komt zijn er verschilleden mogelijke situaties: kind is blij als die jou opmerkt of huilt kort (goed gehecht), je kind merkt jou niet op (vertrouwensrelatie zit niet goed), als je binnenkomt en jouw kind huilt (nog steeds) enorm en het duurt om die te troosten (niet goed). Kritiek van wetenschapper: waardevol, maar wat met het kindje die een slechte dag had? Dan gaat die anders reageren, je kan dit alleen te weten komen als je met de moeder in gesprek gaat (dit werd hier niet gedaan). Je mist informatie als je alleen naar gedrag kijkt. - Vervolging van andere wetenschappers: wat als een kind een gemakkelijke persoonlijkheid heeft (maakt hem niet veel uit om even alleen gelaten te worden, die is er gewend door bv. opgegroeid te worden in een situatie waar die veel mensen ziet), wilt dat dan zeggen dat die onveilig gehecht is? Nee, want dit is zijn persoonlijkheid dus je moet ook achter de gezinsomstandigheden vragen. 13 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Lewin: leiderschapsexperiment? Het Lewin leiderschapsexperiment was een serie leiderschapsstudies in de jaren 1930 waarbij groepen tienjarige-elfjarige jongens en hun verschillende gedragingen onder drie verschillende soorten leiderschap werden geobserveerd., dus elke groep wordt begeleidt door 1 van die soort begeleiders. Het doel was specifiek om (conformerend, afwijkend) gedrag te observeren als gevolg van de verschillende leiderschapsstijlen. Lewin: leiderschapsstijlen? Autoritaire of Autocratische Leiderschapsstijl, waarbij de leider alle beslissingsbevoegdheid heeft en in wezen dicteert wat de groep moet doen. Ze gaven leerlingen geen inspraak. Laissez-Faire (permissieve) Leiderschapsstijl, ook bekend als delegatieve of hands-off leiderschapsstijl, betekent dat de groep nagenoeg alle beslissingen neemt met weinig tot zonder enige deelname van de leider. Kort: liet veel aan de groep over, leerlingen mogen doen wat ze willen. Hij gaf wel weinig steun aan leerlingen die om hulp vragen Democratische leiderschapsstijl, ook bekend als participatief leiderschap, waarbij de groep de beslissingen samen met de leider neemt, die ook als facilitator optreedt. Dus hij steunt kinderen aan en begeleidt ze, en laat kinderen vrij (mix van beide). Lewin: resultaten? - Autocratisch leiderschap resulteerde in agressief gedrag in de groepen - Groepen geleid door een autocratische leider toonden wél de hoogste productiviteit, 70%, maar dat daalde tot 29% wanneer de autocratische leider de kamer verliet. - Democratisch geleide groepen toonden een productiviteit van 50% die zeer weinig daalde tot 46% bij afwezigheid van de democratische leider. - Laissez-faire leiderschap presteerde het slechtst, met een productiviteit van slechts 33% - zowel bij aan- of afwezigheid van de leider Lewin: kritieken? Kritiek 1: Is het autocratisch leiderschap op zich dat resulteert in meer agressief gedrag, of de technieken die deze begeleiders toepasten (bijv. scapegoating)? Bij een autocratische leiderschapsstijl is de productiviteit het hoogst, maar dat komt niet enkel omdat hij sterk benadrukt wat er moet gebeuren. Die leider begon zijn gezag te koppelen aan het feit dat hij bepaalde kinderen begon te viseren en de groep wat opstookte te laten keren tegen die kinderen. Deze techniek is voorkomend bij personen die autoritair zijn. Een voorbeeld van een vorm van scapegoating: Bij het uitdelen van de toetsen moet iedereen recht staan. De professor deelt de beste toetsen eerst uit, en eens je jouw toets in handen krijgt mag je gaan zitten. De personen die het laagste scoorden stonden dan langer recht. Op die manier maakt de professor het publiekelijk wie het minder goed had. Kritiek 2: Beïnvloedt de groep ook niet het leiderschap? (welwillendheid om op die manier onderwezen te worden) Als kinderen individueel mee spelen dan speelt de groep ook mee. Een voorbeeld, een leerkracht chemie begint haar les met de klasregels. Een groep leerlingen slaan direct hun boeken open, terwijl het op de andere groep van klasgenoten een omgekeerde effect had. Ze begonnen te lachen. Wat doe je dan als leider/opvoeder? Je moet dus rekening houden met de individuen, maar ook met het collectief. 14 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Kritiek 3: Bestaat er niet zoiets als alternerend, situationeel leiderschap (bijv. laissez-faire als groep er meer over weet, autocratisch bij een netelige situatie)? → Reciprociteit met kind(eren) Je trainde jouw collega’s in een bepaalde leiderschapsstijl, maar is dit wel in lijn met hun eigen persoonlijkheid? Dus in hoeverre hebben jouw collega’s (systematisch) die leiderschapsstijlen aangewezen? Zou het niet kunnen dat jouw collega’s in die weken vooral situationeel leiding hebben gegeven? Stel dat de kinderen na sport uitgeput jouw les binnenkomen, dan ga je je anders gedragen dan wanneer ze rumoerig zijn. Je zult hun dus minder snel laten zwijgen en luisteren, en eventueel de les 5 minuten later laten starten. Je past jouw leidinggeven aan op basis van de situatie die telkens anders is. Kinderen hebben een eigen persoonlijkheid, ze zijn geen vazen waar je zomaar iets in kunt gieten. Ze spelen mee in dat experiment. Er is reciprociteit (= wederkerigheid), kinderen weten goed hoe ze hun ouders kunnen aanpakken, ze spelen mee op opvoeding. Bv. vader schreeuwt op zijn tiener, waarop de tiener ‘rustig’ zegt om duidelijk te maken dat hij geen klein kind meer is. Tegelijkertijd toont hij dan aan dat volwassenen zich niet zo gedragen (dus vader doet onvolwassen gedrag voort). Op die manier neemt die tiener de opvoeding over. Onderzoek van Diana Baumrind (één van de grondleggers van de opvoedingsstijlen) over opvoedingsstijlen Model van Baumrind Wat is volgens Diana Baumrind de essentie van opvoeden? Het combineren van liefde voor en controle van kinderen (geen tegenstellingen want beide zijn telkens aanwezig). Het doel van opvoeden is een kind vormen die zowel zelfredzaam is als oog heeft voor anderen (cf. medemenselijkheid). De verschillende manieren van omgaan met warmte en controle zorgt voor verschillende, ‘typische’, opvoedingsstijlen. Twee dimensies die voortdurend terug komen: 1. Warmte (zorg, tegemoet komen aan de individualiteit van het kind) = zorg dragen voor de individualiteit van het kind, kind ondersteunen, afstemming op behoeften en noden van het kind 2. Controle (sturen, tegemoet komen aan de eisen van de gemeenschap) = eisen stellen, verwachtingen uiten, toezicht houden, kinderen onder- en bevragen, disciplinaire maatregelen, terechtwijzen Hoeveel opvoedingsstijlen onderscheidt Baumrind? Logisch: 2 factoren (w/c), 2 niveaus (h/l) => dus 4 stijlen Baumrind spreekt over 3 ‘normale’ stijlen: 1. Permissief: weinig gestuurde omgang, veel aandacht voor het individu van het kind 2. Autoritatief: tegelijk sturend (begrenzend) en oog voor ‘wie’ het kind is 3. Autoritair: veel sturing, controle, weinig aandacht voor perspectief van het kind 15 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Onderzoekshypothese waaruit ze vertrok (en ze steeds bewijs van vond): autoritatieve opvoedingsstijl geeft de beste resultaten op de kinderen. De bewijs heeft ze ook gevonden: Bv. Kleuters van autoritatieve ouders zijn sociaal vaardiger dan kleuters van permissieve of autoritaire ouders Bv. Jongeren van autoritatieve ouders bezondigen zich minder aan drugsgebruik (omdat ze sociaal weerbaarder zijn) Dus zei ze “bij bepaald ‘opvoedingsstijl’ komt er een bepaald type (of groep) van ‘kind’ bij kijken”: Maar: andere onderzoekers verfijning naar drie niveaus h(oog), l(aag), m(edium) Logisch: 9 stijlen (3x3) Onderzoek: 7 (waarvan aantal niet altijd gevonden wordt) Later bouwden andere onderzoekers voort op de onderzoek van Baumrind. Zij spreekt enkel over hoge en lage orde/controle, maar er kan eigenlijk iets tussen in. Door die “medium”-categorie kunnen we tussenstijlen detecteren. Er werd gezegd dat op basis van die tussenstijlen zou je 9 opvoedingsstijlen moeten detecteren bij de ouders, maar in realiteit waren er 7 te detecteren. 16 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Onderzoek van Diana Baumrind over opvoedingsstijlen: kritische reflecties Aanvullen / kritische reflecties Ouders combineren verschillende stijlen en zijn dus niet (altijd) makkelijk te ‘plaatsen’ binnen bepaald vakje, dus in hoeverre vallen we als ouder netjes binnen een ‘typische’ opvoedingsstijl? Bovendien kunnen kinderen te maken hebben met twee aparte opvoedingsstijlen (bij vader, bij moeder), maar het is onduidelijk wat daar het effect van is. Baumrind houdt zich aan een tweedimensionaal model (controle-warmte), maar zijn er ook geen andere dimensies en nuances denkbaar (die bij Baumrind te weinig aandacht krijgen)? Is er geen ‘derde factor’ nodig/denkbaar? In haar onderzoek is er dus sprake van een blinde vlek, namelijk de derde factor. Eerste blinde vlek → bestaan van verschillende soorten controle: psychologische controle (eerder negatief: manipuleren, liefde onthouden) – gedragscontrole (meetrekken, aankijken, zuchten, tik geven, ….) = mogelijks hebben goede ouders een balans gevonden tussen deze vormen van controle (en dus niet alleen tussen controle en warmte)? Stel je hebt een autoritaire ouder, maar die gebruikt een scala aan controle mechanisme. Die ouder beseft dat sommige controle mechanisme schadelijk zijn voor hun kind, dus verwerpen ze die omdat die bewust is dat ‘dit’ geen goede manier is. Andere controle mechanisme zijn misschien beter, degenen waarvan ik als ouder vermoed dat die het mentaal welzijn van mijn kind niet gaat schaden. Dus is die autoritaire ouder die een goeie balans heeft kunnen vinden in verschillende vormen van controle, is toch een goede opvoeder? Tweede blinde vlek → bestaan van tijd als vergeten factor (autoritatieve stijl kent ook een tijdsverloop: eerst ga je redenen geven, dan ga je niet-lichamelijk straffen, om uiteindelijk niet-mishandelend te straffen – terwijl autoritaire ouders veelal een stapje overslaan) In haar onderzoek wordt de tijd vergeten, deze tijd speelt een rol in de aanpak met jouw kind (stijl die je hem aanleert). In de tijd verandert de opvoedingsstijl. Derde blinde vlek → bestaan van ouderlijke tolerantie ( ≠ verwaarlozen) als derde dimensie (ingrijpen vs. terughoudendheid: geduld uitoefenen, tolereren dat kinderen iets doen wat niet mag, …) Vanuit welk perspectief plakt ze dat regel van die stijl op een persoon. Er is een culturele blindheid in dat onderzoek. Baumrind heeft een opvatting over opvoeding die past binnen een bepaalde cultuur (voornamelijk Noord-Amerikaans): in hoeverre past die opvatting ook bij andere culturen? Hanteren we overal dezelfde opvoedingswaarden? Bijv. onderzoek bij Chinese immigranten in Amerika (1994): autoritaire opvoedingsstijl wordt niet door deze kinderen zo ervaren want in hun cultuur zijn loyaliteit en gehoorzaamheid belangrijke waarden, en zit strenge controle van de ouders nu eenmaal ingebed, waarbij goed presteren en zich dienstbaar opstellen aan familie centrale opvoedingsdoelen zijn. Bijv. onderzoek in Arabische landen (2004): heel wat koppels hanteren een mengvorm: mannen scoren hoger op autoritaire stijl, vrouwen scoren hoger op autoritatieve stijl (en bij eerstgeboren gemiddeld genomen meer permissieve stijl) 17 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Simplisme: is het niet te eenvoudig te kijken naar de invloed van de stijl op de ontwikkeling en het welzijn van het kind? Zijn er, naast die stijl, niet meer kenmerken die de ontwikkeling van het kind beïnvloeden? Het is niet omdat die kind op die manier opgegroeid is, dat je een bepaalde soort kind ontvangt, maar de kans bestaat wel. Model: context van ouder-kind relatie Opvoedingsstijl: meer achterliggende (beïnvloedt de welwillendheid van kinderen) Ouderlijke gedragingen: meer rechtstreeks (bijv. tafeletiquette) Ouderlijke doelen en waarden (worden vormgegeven door o.a. eigen opvoedingsgeschiedenis) Het begint bij ouderlijke doelen en waarden en dan vormt de stijl. Bereidheid: afhankelijk van de leeftijd van jouw kind ga je zaken anders aanpakken. Stijl hangt af van bereidheid van kinderen om opgevoed te worden. Reactie van ouder op kind zijn gedrag heeft invloed op de uitkomst van het kind. Hoofdstuk 4: beïnvloede ouders De ecologie (= milieu, omgeving) van ouderschap: er is een transactionele processen tussen kind, ouder en context. Dingen (mensen) beïnvloeden elkaar doorheen de tijd (pedagogoisch vlak). - Bv. eens een kind geboren wordt, zijn de ouders blij met de geboorte, maar ze zijn zoekend. Na een tijdje begint het kind onder andere onrustig te huilen, en vrienden met ervaring geven adviezen, ‘heb je stofzuiger aangezet’. Ouders gaan in op de adviezen van hun omgeving, wel bekennen ze dat ze stilletjes aan uitgeput worden. Het doet wat met hun bio ritme. Op een moment beseffen ze dat het niet veel opbrengt. Na een tijd gaan ze er vanuit dat ze gewoon een huilbaby hebben. - In de tijd gaan ouders en kinderen samen met hun omgeving transactioneel die opvoeding inkleuren. Het kan helpen om intern te kijken, om een idee te krijgen of het aan jou ligt of aan iets anders (bijvoorbeeld de voeding van het kind) en zo kan je uiteindelijk een diagnose starten. 18 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Inleiding Hoe ouders omgaan met kinderen (en wat voor effect die omgang heeft op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen) is afhankelijk van tal van factoren: - Culturele verschillen - Impact huisvesting/tewerkstelling : eens je een kind hebt verondersteld de vorige generatie dat je stopt met werken en ervoor moet gaan zorgen. - Aanwezigheid van andere kinderen - Veranderingen in de samenleving: scheiding is nu aanvaard daardoor zijn er ook minder gevolgen aan gebonden. Wijze waarop wij dachten over kinderdagverblijf is ook een verandering in de samenleving, wordt dit meer gedaan en “normaal” gevonden. Je kunt niet de wereld vatten in 1 model, op zoek naar die context (in opvoedingsonderzoek) kan je 3 lijnen/bewegingen onderscheiden: - “Social-mold” traditie: opvoeden als eenrichtingsverkeer, waarbij ouders invloed uitoefenen op hun kind om het te ‘vormen’ (was vroeger vooral het geval o.a. behaviorisme). Social mold is deterministisch (“ik determineer de toekomst van mijn kind”). Je kind gieten in een “mold”/vorm en als uitkomst krijg je een bepaalde kind. - Een tweede gedachte “Bidirectioneel model” (= wederkerige interacties tussen ouder en kind): aandacht voor ‘agency’ van het kind (hoe je jou gedraagt, heeft een invloed op hoe men met jou omgaat, m.a.w. wat kinderen uitspoken, heeft een invloed op hoe ouders over hun denken en wat ze ermee doen). Er zijn dus twee richtingen, hoe kinderen met ouders omgaan (is ook opvoeden) en hoe ouders met kinderen omgaan. Dit wordt gedaan op een impliciete manier, de ouder gaat bv. tegen zijn kind zeggen dat als er iemand binnen zou komen dat we die dan groeten. Dit doe je om elkaars aanwezigheid op te merken (onderliggende gedachte). We disciplineren, sanctioneren,.. onze kinderen, en onze kinderen doen dat ook (ze reageren terug). - “Transactioneel model” (= acties tussen ouders en kinderen in de tijd): langdurige bi-directionele (dus wederkerige) wisselwerkingen tussen ouder en kind (én context) → tijdsaspect!! (+ niet louter focussen op ‘kind’ of ‘ouder’), in de tijd kan er veel veranderen. Verschillende ecologische (= omgeving) modellen om de context in kaart te brengen: - Belsky: vertrekt vanuit het gezin (ouder) - Bakker & Bakker: meer gericht op ondersteuning en hulpverlening. Men bekijkt eerst de krachten (wat werkt er goed) en lasten (waarmee hebben ze het moeilijk), en dan brengen ze die in kaart om te zien of ze in evenwicht/balans met elkaar zijn of niet. Welke krachten kunnen we dan inzetten/stimuleren, als er teveel lasten zijn (om die terug in evenwicht te brengen)? - Gerris: vooral voor multidisciplinair onderzoek (zelf doornemen in boek, geen examenleerstof) 19 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Ecologisch model 1: Bronfenbrenner vertrekt vanuit het kind Is een sterke reactie tegen die social mold traditie. Als we willen begrijpen hoe kinderen zich ontwikkelen, moeten we die ontwikkeling bestuderen in zijn context (door de ui af te pellen). Deze context bestaat uit verschillende ‘lagen’ die met elkaar interageren. (ui-model: ‘inside out’ → Je moet de situatie bekijken van buiten naar binnen, zo begrijp je het goed). Kijken hoe veranderingen en spanningen in en tussen de verschillende ‘lagen’ elkaar beïnvloeden, en zodoende de ouder-kind relatie mee bepalen. Een voorbeeld: waarom begint mijn kind drugs te gebruiken? = geen zoektocht naar één duidelijke oorzaak (maar net een complexiteit zichtbaar maken). Vijf lagen of ‘systemen’: 1. Microsysteem (gezin, school, buurt, kinderopvang): milieus waar er een directe contact is met het kind. Bv. kind wordt gepest door een klasgenoot, dit heeft invloed op ouder-kind relatie, en op de ontwikkeling en het welzijn van het kind. In deze systeem beïnvloed men elkaar dus. 2. Mesosysteem (onmiddellijke gemeenschap): de connecties tussen onmiddellijke gemeenschap waarin de zich ontwikkelende persoon zich op een bepaald punt in zijn leven bevindt; meer een indirecte invloed. Bv. oudercontact (zonder dat kind erbij is): ouders (micro) en school (meso) staan beiden in directe contact met het kind, maar bij het oudercontact hebben die milieus contact zonder het kind (het gaat wel over het kind). Ze hebben een indirect invloed op het kind en mogelijks zal o.b.v. de oudercontact de ouder anders omgaan met zijn kind bv. straffen. Bv. een onveilige buurt zorgt ervoor dat ouders kinderen niet op straat laten spelen. 3. Exosysteem (institutionele structuren, het ‘skelet’ van het leven): een uitbreiding van het mesosysteem met formele en informele sociale structuren waarin de zich ontwikkelende persoon zich niet bevindt, maar wat wel het microsysteem rondom die persoon beïnvloedt. Bv. arbeidssituatie van de ouders heeft invloed op al dan niet ophalen van zijn kind van school, thuis zijn in het weekend. Bv. besluitvorming van lokale overheid over infrastructuur in de buurt (parking dan wel speelpleintje) heeft een impact op de kinderen in de buurt. 4. Macrosysteem (politieke en sociale structuur): culturele context waarin een individu opgroeit. Dit omvat waarden, normen, wetten en ideologieën die in een samenleving heersen. Bv. westen, kapitalisme: hoge prestatiedruk bij kinderen. Bv. waarde gelijkwaardigheid man en vrouw: een meisje kan opgroeien met de overtuiging dat ze dezelfde carrièremogelijkheden en onderwijsrechten heeft als jongens. Dit kan haar zelfvertrouwen en ambitie positief beïnvloeden. 5. Chrono (tijd) systeem (sociohistorische dimensie): de invloed van belangrijke levensgebeurtenissen en transities over de tijd, zowel in de persoonlijke levensloop als in maatschappelijke verschuivingen/evenementen. Relaties tussen de lagen veranderen in de tijd, door bv. leeftijd waarop men iemands’ ouder wordt (20 of 40), maar ook historische gebeurtenissen (9/11, Dutroux-effect: men begon minder elkaar te vertrouwen, uitkijken van witte camionetten). Bv. Impact corona (of economische recessie) op welzijn en ontwikkeling van het individu. Bijv. Impact opkomst Smartphones. Kortom er zijn 2 manieren: Tijd van het leven (geboorte en sterfdatum; eigen levensloop) en tijd wanneer je wordt geboren in de tijdsgeest + wat er gebeurd tijdens die periode. 20 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Wat beïnvloedt jouw kans op slagen bij deze opleiding m.a.w., wat speelt mogelijks mee: - Op individueel niveau: intelligentie, motivatie, leerstrategieën, talenten, interesse, ervaring, … - Op microniveau (direct contact): steun van gezinsleden, ondersteuning van docent, steun van medestudenten, steun van studentenvoorzieningen, … - Op mesoniveau (je hebt directe contact): flexibiliteit door werkgever naar werkuren, … - Op exoniveau: ‘institutionele’ elementen zoals inschrijvingsgeld, opleidingskosten, locatie van campus, curriculumopbouw … - Op macroniveau: hoe men gezinsondersteuning als ‘zachte sector’ begrijpt, de maatschappelijke waardering van deze sector, het gendergerelateerd denken erover … - Op chrononiveau: op welke leeftijd vat je deze opleiding aan, wat gebeurt er tijdens deze opleiding in jouw leven, … Ecologisch model 2: Belsky Parenting/opvoedkundig handelen staat hier centraal. Wat heeft hierop invloed: - De persoonlijkheid van de ouder - Werksituatie - Partnerrelatie: als je een partner hebt dat beïnvloed dan het opvoeding, zij/hij helpt mee - Sociale netwerk/ondersteuning rondom de ouder: hoe dichter de grootouders (wonen/zijn) hoe makkelijker het is om mee te draaien in het gezin (koken, was doen, strijken) - Kind kenmerken: eigenschappen van het kind - Kind ontwikkeling: hoe het kind zich ontwikkeld Kortom: focus op de ‘determinanten van parenting’. Heeft oog voor de eigen opvoedingsgeschiedenis van de ouder, maar ook voor de persoonlijkheid van de ouder. Heeft oog voor contextuele bronnen van stress en steun (bv. de partnerrelatie, professionele situatie, sociale netwerk, …). Heeft oog voor eigenschappen en kenmerken van het kind (maar meer in secundaire orde). 21 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Veronderstelling 1: opvoedingsrelatie is een ‘buffered system’ (d.w.z. dat tekorten in één factor kunnen gecompenseerd worden door één of meerdere andere factoren). “Je moet er over nadenken als een buffersysteem”, zegt Belsky. - Voorbeeld: vroeger dacht men dat een relatiebreuk van ouders een slechte invloed heeft op de ontwikkeling van het kind, er worden schuldgevoelens bij ouders aangewakkerd. Nu denkt men niet dat het een negatieve ervaring/toekomst is voor het kind. er kunnen nog dingen gecompenseerd worden: werkgever kan daar begrip voor hebben en kan ziekteverlof geven, hij kan een buffersysteem zijn (een compenseerde factor). Veronderstelling 2: een rangorde in de belangrijkheid (bepaalde actoren zijn belangrijker dan anderen) van de determinanten. Meest beïnvloedbaar, naar minst (nummers) 1. Elementen die bij de ouder horen (zijn of haar opvoedingsgeschiedenis, zijn of haar persoonlijkheid) 2. Elementen die bij de context horen (op 1 partnerrelatie, op 2 de sociale steun en op 3 de professionele situatie) 3. Elementen die bij het kind horen beïnvloeden het minst de ouder-kind relatie (waarbij Belsky alsnog bij ‘social mold’ traditie blijft, en wat afwijkt van zijn bidirectionele intentie) Vanwaar de rangorde? Model is gestart met onderzoeksresultaten over kindermishandeling, daarom deze bevinding. Ouders die mishandeld (kan ook psychologisch) werden gaan vaak ook hun kinderen mishandelen (intergenerationele cirkel, moeilijk van te ontsnappen). Verdiensten (= goede aspecten) - Waardevolle poging tot integratie van factoren in relatie tot opvoeding - Laat toe (onderzoeks)hypothesen te formuleren en te toetsen (bv. effect van moeilijkheden in partnerrelatie op het opvoedingsklimaat) - Voor sommige relaties tussen factoren reeds empirische evidentie, hij heeft dus wetenschappelijke evidentie gevonden (bv. hoe ouder zijn relatie met zijn kind beleeft, heeft grote invloed op ontwikkeling van het kind) - Model heeft waardevolle aanknopingspunten voor preventie en hulpverlening (bv. bij mishandeling: kijken naar opvoedingsgeschiedenis van de ouders) Enkele kritieken - Wat met andere determinanten uit de sociale sfeer (nu enkel rekenschap van o.a. arbeidssituatie, maar wat met bv. maatregelen in het gezinsbeleid: goede en toegankelijke kinderopvang?). Met andere woorden hij keek naar informele instanties (formeel: school, kinderdagverblijf). - Onduidelijk hoe bepaalde variabelen elkaar beïnvloeden, en vooral: waarom ze dat doen? Model is meer een theoretische veronderstelling dan een empirisch bewijs, maar men is aan de slag gegaan met die ‘theoretische armoede’. 22 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Ecologisch model 2: Belsky, aangepast! Belsky heeft zijn model herwerkt vanuit hechtingstheorie en persoonlijkheidspsychologie, schema in handboek p.91 enkel begrijpen en kunnen uitleggen op het examen. Op zoek naar meer inhoudelijke samenhang Centraal idee: sociale invloeden (van werk, partnerrelatie, vrienden, familie) worden gemedieerd door het psychologisch functioneren van de ouder = invloeden van deze sociale relaties worden m.a.w. persoonlijk verwerkt. Dus de persoonlijkheid van de ouder doet ertoe. Ouderlijk handelen hangt samen met: - Big five persoonlijkheidstrekken: extraversie, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit, ordelijkheid en openheid. - Wijze waarop emoties een rol spelen (bv. ouders die zich ongelukkig voelen, zullen aan hun kind eerder negatieve bedoelingen toeschrijven) - Cognities vooral, dan attributies: het toeschrijven van een intentie aan de persoon of gedrag (bv. huilen: aan kind negatieve bedoelingen toeschrijven) (bv. verdwalen: niet echt verdwaald, maar verstopt om ons te straffen) Verband tussen eigen opvoeding geschiedenis en hechte band met kind (schema): 1. Iedereen heeft een eigen gehechtheidsbiografie: eigen opvoedingsgeschiedenis en of we een hechtenis hebben met onze kinderen. We zijn allemaal grootgebracht en we weten dat toen we een baby waren we afhankelijk waren, alleen lukt het ons niet. Niemand kan zijn eigen vader zijn of zichzelf opvoeden, je hebt minimum één vertrouwenspersoon hebben om veilig gehecht op te groeien. 2. Intern werkmodel: Waar men een ‘blauwdruk’ aan overhoudt: hoe om te gaan met anderen? Intern werkmodel is dynamisch, het staat dus niet vast en kan dus veranderen doorheen uw leven. Het werkmodel is van invloed op ouderlijke representaties. 3. Is van invloed op ouderlijke representaties: hoe kijk ik naar mezelf als ouder, naar de relatie met het kind, en naar het functioneren van het kind. kind huilt, een representatie van de ouder kan zijn “hij heeft honger” (of “die heeft mij niet graag”). Dus hoe je jezelf ziet als ouder of je kind ziet, is van invloed op hoe je met jouw kind zal omgaan. 4. Is van invloed op hoe sensitief of responsief men effectief zal omgaan met het kind. 5. Wat dan weer de hechtingsrelatie van het kind beïnvloedt (en dus de ontwikkeling van het kind beïnvloedt). 23 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Op zoek naar meer inhoudelijke samenhang: de big five persoonlijkheidskenmerken: ‘scoor’ jezelf 1. Openheid voor Ervaringen (Openness) Kenmerken: Creativiteit, nieuwsgierigheid, bereidheid nieuwe ervaringen aan te gaan. Beschrijving: Mensen met hoge openheid zijn vaak avontuurlijk en open-minded, terwijl zij met lage openheid meestal traditioneler en minder geïnteresseerd in nieuwe ideeën zijn. 2. Ordelijkheid Kenmerken: Betrouwbaarheid, organisatie, doelgerichtheid. Beschrijving: Personen met hoge consciëntieusheid zijn gedisciplineerd en goed gepland, terwijl zij met lage consciëntieusheid vaak impulsiever en chaotischer zijn. 3. Extraversie (Extraversion) Kenmerken: Sociaal, energiek, spraakzaam. Beschrijving: Extraverte mensen voelen zich prettig in sociale situaties en zoeken interactie, terwijl introverte mensen meer energie putten uit alleen zijn en rustige omgevingen. 4. Empathie Kenmerken: Empathie, medeleven, samenwerking. Beschrijving: Personen met hoge aangenaamheid zijn vaak vriendelijk en empathisch, terwijl zij met lage aangenaamheid competitiever en minder bezorgd om anderen zijn. 5. Neuroticisme (Neuroticism) Kenmerken: Emotionele instabiliteit, angst, stemming. Beschrijving: Mensen met hoog neuroticisme ervaren vaker negatieve emoties zoals angst en irritatie, terwijl mensen met laag neuroticisme doorgaans emotioneel stabieler en veerkrachtiger zijn. Ouders met hoge openheid zijn vaak bereid nieuwe opvoedingsmethoden en ideeën uit te proberen. Ze zijn meer geneigd om creatief en flexibel te zijn in hun benadering van kinderopvoeding Ouders met hoge ordelijkheid zijn meestal georganiseerd en verantwoordelijk. Ze stellen duidelijke regels en routines voor hun kinderen, wat bijdraagt aan een gestructureerde en veilige opvoeding. Ouders met hoge extraversie zijn vaak sociale en betrokken opvoeders. Ze hebben de neiging om actieve interactie te hebben met hun kinderen en zoeken vaak sociale activiteiten. Ouders met hoge empathie tonen veel empathie en zijn ondersteunend. Ze zijn geneigd om hun kinderen een warme en liefdevolle omgeving te bieden Ouders met hoge neuroticisme kunnen sneller stress en angst ervaren, wat invloed kan hebben op hun opvoedkundig handelen. Dit kan leiden tot inconsistentie in de opvoeding, mogelijk stressvol gedrag tegenover hun kinderen 24 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Ecologisch model 1: Bakker De krachten en lasten in de gezinsomstandigheden en of ze in balans zijn (balansmodel). Zowel positieve als negatieve factoren: geheel van competenties en beschermende factoren (draagkracht, rechts) en het geheel van taken die we vervullen moeten (draaglast, links). Hij onderscheidt ook 3 niveaus, microniveau (factoren bij het kind, ouder en gezin), mesoniveau (factoren bij het sociale gezinsgebeuren en sociale buurtgebeuren) en macroniveau (factoren bij sociaal economisch, cultureel en maatschappelijk). Balansmodel van Bakker Uitgangspunten: - Bij het kind, de ouders en de context kunnen zowel positieve als negatieve factoren (protectief of risico) aanwezig zijn die de ontwikkelen en het functioneren bevorderen dan wel bedreigen - Draagkracht is het geheel van competenties en beschermende factoren waarmee ouders en kinderen de draaglast het hoofd bieden - Draaglast is het geheel van taken dat ouders en kinderen te vervullen hebben 25 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Voorbeeld: parental burnout Ouder zijn op zich stelt je onvermijdelijk bloot aan zowel acute stress (spanning), bij een medische of andere noodsituatie, als aan chronische stress, stress in moeilijke periodes (langdurige ziekte, puberteit, enz.). Hoewel het ouderschap onvermijdelijk stress met zich meebrengt, krijgen niet alle ouders een parentale burn-out. Die treedt pas op als de som van de factoren die parentale stress veroorzaken chronisch groter is dan de som van de hulpbronnen waarover de ouder beschikt. In de ene schaal liggen de stressfactoren (alles wat bijdraagt tot een verhoging van de parentale stress), en in de andere schaal de hulpbronnen (= alles wat bijdraagt tot een verlaging van de parentale stress). Als er in de weegschaal meer hulpbronnen dan stressfactoren liggen, dan is het ouderschap bevredigend voor de ouder. Als de weegschaal echter overhelt naar de kant van de stressfactoren en die toestand houdt aan, dan raakt de ouder emotioneel en lichamelijk uitgeput. Op die manier ontstaat de parentale burn-out. Een aantal fasen/symptomen in de PBO: Uitputting: de ouder is emotioneel en/of lichamelijk aan het eind van zijn krachten als ouder. De zorg en opvoeding voelt vaak als ‘te veel’ aan. Verwijdering: de ouder staat op automatische piloot en doet wat hij moet doen, maar de emotionele betrokkenheid is verdwenen (film El Castigo?) Verzadiging: de ouder heeft geen plezier meer in het ouderschap en in het samenzijn met de kinderen. De ouder houdt van zijn kinderen, maar verdraagt het ouderschap niet meer. Schuld en schaamte: Het laatste symptoom is een pijnlijke tegenstelling: de ouder is niet meer wie hij was, noch wie hij zou willen zijn, en voelt zich daar schuldig over en schaamt zich soms. 26 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Hoofdstuk 5: competente ouders (afwezig: geen notities enkel PowerPoint) Goed genoeg ouderschap Wat is goed genoeg? Het Nederlands Jeugd Instituut: “Ouders zijn voldoende goed wanneer ouders niet in aanraking komen met allerlei instanties die zich zorgen maken over het welzijn en groot worden van het kind” = vanuit een negatie = retrospectieve lading = extern standpunt – abstractie van beleving ouders Donald Winnicott (1973) - Goed genoeg moederschap (vader wel belangrijk, om o.a. goede moeder-kind relatie mogelijk te maken) - Vertrekpunt: te veel tussenkomst van deskundigen in de alledaagse interacties tussen moeders en hun kinderen kan uiteindelijk schadelijk zijn, omdat het zelfvertrouwen van moeders ondermijnt - Psychoanalytische traditie (= de relatie met de moeder is de basis voor alle latere relaties van het kind. Dit alles moet in een stabiele omgeving gebeuren) “De goed genoeg moeder begint met een bijna volledige aanpassing aan de noden van haar baby, en naarmate de tijd vordert past ze zich minder en minder aan, gradueel, volgens de groeiende mogelijkheid van de baby” (p. 7, eigen vertaling) = Mentale ruimte: de ‘goed genoeg moeder’ begrijpt intuïtief dat ze gradueel de psychische afstand tussen haar en haar kind moet vergroten (anders verstikkend – eigen behoeftes even tussen haakjes plaatsen, niet onvoorspelbaar reageren) = Kindgericht: de ‘goed genoeg moeder’ nodigt haar baby uit om – vanuit een warme, liefdevolle relatie – zijn eigen ‘zelf’ te worden, waarbij wordt bewogen op het kind zijn tempo (en niet dat van de moeder = moeder en kind weten samen wel wat het beste is, hoeven zich niet te houden aan vastgelegde regels = wie jouw baby is, en hoe hij of zij zich ontwikkelt, mag niet buiten de relationele context worden begrepen “De baby is het waard om als persoon te leren kennen” (p. 21) = reciprociteit Dat doet denken aan een bekend gedicht van Kahlil Gibran, "Je kinderen zijn je kinderen niet. Ze zijn de zonen en dochteren van 's levens hunkering naar zichzelf. Ze komen door je, maar zijn niet van je. En hoewel zij bij je zijn, behoren ze je niet toe” 27 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Bruno Bettelheim (1987) - Man die Dachau had overleefd - De auteur van onder meer een boek over het nut van sprookjes - De vader van de anti-autoritaire opvoeding/beweging uit de jaren zestig - Goed genoeg ouderschap (dus verbreding) - Schatplichtig aan Winnicott - Eveneens psychoanalytische traditie door te reflecteren op onze eigen kindertijd, door ons dingen te herinneren, verandert onze kijk op de wijze waarop we met onze kinderen omgaan. De ouders zouden zich daartoe hun eigen kindertijd en jeugd voor de geest moeten halen. Want inzicht in jezelf = inzicht in de ander Doet denken aan het procesmodel van Belsky (1984): ontwikkelingsgeschiedenis ouder Bettelheim Brutalheim? Leidde een instituut voor autistische kinderen en jongeren, en hield er (onder andere) een regime van lijfstraffen op na. Herhaaldelijk beweerd dat Anne Frank niet in het kamp had hoeven om te komen als vader Otto Frank zijn gezin over diverse schuilplaatsen had verspreid. Wat is goed genoeg? “De titel van mijn boek houdt in dat we, om een kind goed op te voeden, niet moeten proberen een volmaakte ouder te zijn. En dat we evenmin van ons kind moeten verwachten dat hij een volmaakt individu is of wordt. Volmaakt zijn is niet weggelegd voor gewone mensen. Pogingen daartoe zijn per definitie strijd met de tolerante reactie op de tekortkomingen van anderen, waaronder ook die van ons kind, die nodig is om goede menselijke verhoudingen mogelijk te maken. Maar het is heel goed mogelijk om een ‘goede ouder’ te zijn, dat wil zeggen een ouder die zijn kind goed opvoedt. Om dit te bereiken moeten de fouten die we maken bij het opvoeden van onze kinderen meer dan gecompenseerd worden door de vele malen dat we het wel goed doen. Die fouten maken we meestal juist omdat we emotioneel zo sterk betrokken zijn bij ons kind” (p. xi). Alain de Botton (2023) “Perfecte ouders bezorgen hun kinderen hoofdpijn. Ze creëren maatstaven waarbij hun kinderen zich altijd mislukkelingen voelen. Feilbare, maar aardige ouders bewijzen hun kinderen een enorme dienst; ze bereiden hen voor op een leven dat wezenlijk onvolmaakt is, maar goed genoeg.” 28 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Wanneer is (het) goed genoeg? Vertrouwen in kinderen (je hebt 18 jaar de tijd, het komt vaak vanzelf wel goed – geloof dat kinderen hun eigen weg in het leven wel vinden) Vertrouwen in ouders (opvoeden is iets vanzelfsprekend, waar niet zo veel specialisme bij komt kijken, ouderschap is een rekbaar begrip) Maar risico op minimalisme: Als je jouw baby niet altijd moet troosten wanneer hij huilt, hoeveel keer laat je hem dan wel huilen? Hoeveel keer kun je zeggen dat je geen zin hebt in een gezelschapsspel? Wanneer is, in de praktijk van het alledaagse opvoeden, iets ‘goed genoeg’? Willen ouders voor hun kinderen ook niet gewoon ‘het beste’? Hebben onze kinderen ook niet gewoon recht op ‘het beste’? Wat niet wil zeggen dat alles perfect kan of moet zijn. Het betekent wél dat ouders de plicht en het recht hebben om het beste, gegeven de omstandigheden, na te streven. Van ‘goed genoeg’ naar ‘zo goed als mogelijk’? Voor wie is (het) goed genoeg? Ambiguïteit: zoek een stijl die het best bij je past, maar … En ook: vanuit welk perspectief, wie, bepaalt die stijl? Onderzoek bij Chinese immigranten in Amerika (Chao, 1994): autoritaire opvoedingsstijl: wordt niet door kinderen zo ervaren (want in hun cultuur zijn loyaliteit, het wegcijferen van het individuele voor het collectieve, en gehoorzaamheid belangrijke waarden, en zit controle van de ouders en hoge verwachtingen nu eenmaal ingebed, waarbij goed presteren en zich dienstbaar opstellen aan familie centrale opvoedingsdoelen zijn. Onderzoek in (residentiële) instellingen van jeugdzorg (in Nederland) bij jongeren (13 – 18 jaar), 17 kenmerken van een goed (genoeg) opvoeder: - Kunnen omgaan met boosheid, woede en agressie: gelegenheid geven om af te koelen, time-out aanbieden, naar de kamer laten gaan - Terloopsheid: gewoon meedoen, het leven delen en niet op een kantoortje gaan zitten - Positiviteit: actieve sfeerbepaler, gezellig maken, activiteiten bedenken, complimentjes geven … 29 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Goed genoeg: term is ‘open voor discussie’ … Mijn (docent) persoonlijke invulling / ideaalbeeld Beschikbaar: effectief tijd waarin je samen bent met je kinderen, waarin je dingen doet, tijd waarin je gewoon samenleeft – ook los van de partner, en af en toe apart met elk kind Belangstelling: weten naar welke televisieprogramma’s ze kijken, oog hebben voor hun surfgedrag, nagaan hoe ze het op school doen en hoe ze het daar vinden, wie er hun vrienden zijn, waar ze naartoe gaan … Beseffen: dat ik als ouder niet elke dag in optima forma ben, dat ik soms uit mijn sloffen schiet, dat mijn kinderen soms zeuren, koppig zijn, weglopen, een grote mond opzetten, liegen, niet luisteren Competente ouders Wat is een competentie? “De bekwaamheid of het vermogen om op grond van een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en persoonsgebonden houdingen in complexe situaties adequaat te handelen” = Focus op integratie (van kennis & kunde) = Focus op dynamiek (men is niet competent, men wordt competenter) = Focus op het momentane (men toont zijn competentie in het ‘hier en nu’) Als men wil dat ouders competenter worden in het ouderschap (en een aantal ouders zijn ook zelf vragende partij) … maakt men vaak een keuze in de focus: Kennis: in hoofdzaak ouders willen informeren, inzicht bieden (bijv. infoavond) Vaardigheden: zoeken naar manieren om gedrag te wijzigen door vaardigheden bij te brengen (bijv. 4- 7 STOP programma, oudertrainingen, …) Attitude: zoeken naar manieren om de persoonlijke houdingen, de waarde oordelen, te beïnvloeden (bijv. oudergroepsgesprekken Voorbeelden: 30 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Aan de hand van de gespreksleidraad: oudergroepsgesprekken: stimuleert reflecties (en mogelijk een ander perspectief op) partnerrelatie, ouder-kind relatie, opvoedingsrelatie (minstens om zichzelf en kinderen te zien als groeiend in het opvoedingsproces) Ouders worden bewust van eigen cognitieve schema’s en beginnen mogelijks open te staan voor alternatieve ouderlijke schema’s en relationele schema’s 31 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Laatste jaren: sterke opmars naar ‘evidence-based’ denken in opvoeding & ondersteuning = bewezen effect / goed onderbouwd / “wat werkt” (volgens onderzoek) Waarom? 1. Middelen zijn schaars (moeteen goed bested worden) 2. Ouders en kinderen hebben recht op de best mogelijke diensverlening (vergelijking: in de medicine) ‘evidence based medicine’: kennis hebben van laatste wetenschappelijke inzichten + reflecteren op eigen ervaring(en) + diagnose en behandeling eten op de patient (zijn leeftijd, voorkeuren, culturele achtergrond). Databank kwaliteitsvolle praktijken (OPGROEIEN) biedt een overzicht van kwaliteitsvolle praktijken uit Vlaanderen en Brussel van én voor professionals werkzaam van preventie tot hulpverlening binnen het jeugd- en gezinsbeleid. 32 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Enkele reflecties rond RCT Veel gebruikte onderzoeksaanpak = gerandomiseerd klinisch experiment (RCT) Herkomst: Britse scheepsarts (1774) Idee: scheurbuik bestrijden met citrusvruchten (12 matrozen, diverse groepen) Veel gebruikte onderzoeksaanpak = gerandomiseerd klinisch experiment (RCT) Probleem: wat betekent ‘do nothing’ als mensen participanten weten dat ze onderdeel zijn van een experiment? Oplossing: placebo effect. 33 Rola Nofal Gezinswetenschappen, Odisee 2024-2025 Fundamentele pedagogiek Veel gebruikte onderzoeksaanpak = gerandomiseerd klinisch experiment (RCT) ‘Blind’ = deelnemers weten niet of ze een placebo dan wel een echt middel krijgen ‘Dubbel blind’ = ook dokters, die het middel/het placebo uitdelen, zijn niet op de hoogte ‘Extra blindheid’ = externe onderzoeker die de toestand van de patiënt controleert weet eveneens van niks Evidence-based de toekomst/de oplossing? Evidence-based: risico’s - Toekomst-reductie: De vraag die dan ontstaat is -> wanneer (en voor hoelang) is iets bewezen? - Voorkeur voor korte interventies: want hoe kan je anders bewijzen dat de veranderingen effectief het gevolg zijn van de ondersteuning en niet van andere zaken die wijzigen in het leven? - Technische benadering van opvoeden: meer nadruk op opvoeden als ‘techniek’ of ‘methode’ die je dan hoort toe te passen (in plaats van het relationele) - Stigmatisering: Als een programma zijn effectiviteit heeft bewezen, maar het werkt niet voor de persoon, ligt het probleem dan bij de persoon? - Filtering: neiging om alleen personen op te nemen die het meeste kans maken dat de ondersteuning aanslaat - Gevaar voor protocollering: iedereen moet standaard dezelfde programma’s krijgen (zonder voorkeur van persoon mee te nemen) - Gevaar voor modificatie: als ondersteuners vinden dat het programma tekort schiet, gaan ze het veranderen … maar ze documenteren de veranderingen niet. - Probleem voor verstarring: er is geen dialoog meer over mogelijk, het is vooraf bepaald (‘Uit onderzoek weten we dat …’) Schaduwzijde Wat we als effectief beschouwen, hangt af van ons overdeel over wat wenselijk is. Het gaat in opvoedingsondersteuning (maar ook in opvoeding) hoe langer hoe minder over wat we wensen met onze kinderen! 34

Use Quizgecko on...
Browser
Browser