Oudere als persoon - Cursus Hoofdstuk 1 - PDF
Document Details
Uploaded by FreshestCongas3698
Thomas More Hogeschool
An Opsteyn
Tags
Related
- Aardrijkskunde "Ons eiland in de ruimte" PDF
- Ontwikkelingspsychologie: De volwassenheid en ouderdom PDF
- Hindi PDF 1-31 dQÀfa¶fSXX, 2023
- Cursus Geschiedenis (ca. 1500 - ca. 1800) - Sint-Donatusinst. Merchtem - PDF
- Cursus hoofdstuk 2 Succesvol ouder worden PDF
- Cursus Hoofdstuk 3 Het Sociale Leven In De Ouderdom 2023 PDF
Summary
Dit document is een cursushoofdstuk over ouderdom, dat verschillende aspecten van ouderdom behandelt, zoals levensverwachting, definities van veroudering en culturele perspectieven op ouderdom. De auteur is An Opsteyn.
Full Transcript
Oudere als persoon An Opsteyn 1 Woord vooraf “Zowel in de westerse als in de oosterse samenleving stijgt het aantal ouderen enorm. Mensen kunnen 25 tot zelfs 30 jaar lang met pensioen zijn. Dit vormt een uitdaging voor onze huidige maatschappelijke structuur en sociale zekerheid. De man...
Oudere als persoon An Opsteyn 1 Woord vooraf “Zowel in de westerse als in de oosterse samenleving stijgt het aantal ouderen enorm. Mensen kunnen 25 tot zelfs 30 jaar lang met pensioen zijn. Dit vormt een uitdaging voor onze huidige maatschappelijke structuur en sociale zekerheid. De manier waarop we ons hieraan zullen aanpassen zal de rol van ouderen nu en in de komende jaren zeker beïnvloeden. Hoe we onze tijd kunnen vullen wanneer we gepensioneerd zijn is niet onze enige bekommernis. U heeft wellicht al via de media vernomen dat de steeds ouder wordende bevolking ervoor gaat zorgen dat ons zorgstelsel failliet zal gaan of dat ons pensioenstelsel onder de druk van een vergrijzende bevolking zal instorten. Hoewel deze scenario’s ontmoedigend klinken, moeten we toch samenwerken aan een positiever perspectief.” (Laura Carstensen, https://www.stannah.be/nieuws/dag-van-de-ouderen-de-rol-van- ouderen-door-de-geschiedenis-heen/) https://www.youtube.com/watch?v=7gkdzkVbuVA Laura Carstensen in TED talk: older people live happier 1 Inhoudsopgave 1 Ouder worden 1.1 Ontwikkelen is een levenslang proces......................................... 3 1.2 Ouderen hebben rechten........................................................... 4 1.3 Oud zijn of oud worden?........................................................... 6 1.4 Gerontologie............................................................................ 8 1.4.1 Ouderdomspsychologie, een breed gebied................................... 8 1.4.2 Een specifiek terrein: de gerontechnologie................................... 9 1.5 Wanneer ben je oud................................................................ 11 1.5.1 Levensverwachting.................................................................. 12 1.5.2 Chronologische leeftijd en agerasia............................................ 12 1.5.3 Definities van veroudering........................................................ 14 1.6 Cultuur- en tijd-specifieke elementen......................................... 15 1.6.1 Ouderdom in andere culturen................................................... 15 1.6.2 Ouderdom in de geschiedenis en nu.......................................... 16 1.7 Beeld van de ouderdom........................................................... 19 1.7.1 Ageism.................................................................................. 19 1.7.2 Visies op ouderdom................................................................. 19 1.8 Hoe beleven ouderen zelf het ouder worden............................... 21 2 1 Ouder worden 1.1 Ontwikkelen is een levenslang proces In deze cursus bekijken we de oudere vanuit een ontwikkelingsperspectief. Dit wil zeggen dat we kijken naar wat de oudere kan en niet naar wat hij niet meer kan. Ziekte en verval zijn er maar de focus ligt op datgene waarin ouderen sterk zijn, niet op de tekorten. Het perspectief van verlies kan je niet wegdenken bij de oudere, maar is niet de spirit van een waarderende benadering. Een oudere heeft veel gedaanten. Het begrip shifting identity, dat we zullen bespreken in het hoofdstuk over persoonlijkheid en identiteit verwijst naar de opeenvolgende Gestalten van de mens als persoon gedurende zijn leven. De volwassene valt perfect samen met wie hij is, zijn identiteit in werk, gezin en hobby’s. In overgangsfasen is dit samenvallen minder vanzelfsprekend, bijvoorbeeld in de midleven periode met de zogenoemde midlevencrisis. Life events maken het leven anders. Men wordt medior, senior. Soms heeft de persoon het moeilijk om zichzelf te herkennen. Soms ziet hij nieuwe kansen. Een mens neemt gedurende zijn leven verschillende gedaanten aan. Hij of zij sterft evenveel doden als dat er nieuwe identiteiten ontstaan, of geboren worden. Dit noemt men een shifting identity. Van buitenaf kunnen de vroegere identiteiten vaak niet herkend en dus ook niet erkend worden. De oude vrouw, kromgebogen en met bibberende stem, die ooit mannen op dreef joeg, de oude man die alleen met een doos foto’s en wat kleren in het WZC werd binnengebracht, die ooit een aantal snackbars bezat: alleen het verhaal van het leven brengt de Gestalten samen (narratief). (De Graaf J.W. en Tieleman M. Ontwikkelingsgerontologie. Boom Lemma. 2013.) 3 1.2 Ouderen hebben rechten Oudere mensen hebben evenveel recht op aangepaste educatie en trainingsprogramma’s als jongere mensen. Ook zou het voor hen mogelijk moeten zijn om zinvolle dingen te doen. En uiteraard hebben ze evenveel recht op respect en goede verzorging. In 1991 ontwierpen de Verenigde Naties de Principles for Older People voor degenen die werken met ouderen die kwetsbaar zijn voor ouderenmishandeling. Deze principes zijn ontworpen om degenen die met ouderen werken, te versterken en hen te helpen aan ouderen duidelijk te maken dat ze niet verantwoordelijk zijn voor andermans abusief gedrag. Deze principes zijn: ONAFHANKELIJKHEID Ouderen dienen toegang te hebben tot voldoende voedsel, water, onderdak, kleding en gezondheidszorg door middel van inkomen, gezins- en gemeenschapsondersteuning en zelfhulp. Ouderen moeten de mogelijkheid hebben om te werken of toegang te krijgen tot andere inkomensgenererende mogelijkheden. Ouderen moeten kunnen deelnemen aan het bepalen wanneer en in welk tempo de onttrekking aan de beroepsbevolking plaatsvindt. Ouderen moeten toegang hebben tot passende onderwijs- en opleidingsprogramma's. Ouderen moeten kunnen leven in een omgeving die veilig is en zich aanpast aan persoonlijke voorkeuren en veranderende capaciteiten. DEELNAME Ouderen moeten geïntegreerd blijven in de samenleving, actief deelnemen aan de formulering en uitvoering van beleid dat rechtstreeks van invloed is op hun welzijn, en hun kennis en vaardigheden delen met jongere generaties. Ouderen zouden in staat moeten zijn om mogelijkheden voor dienstverlening aan de gemeenschap te zoeken en te ontwikkelen en om als vrijwilligers te dienen op posities die passen bij hun interesses en capaciteiten. Ouderen moeten bewegingen of verenigingen van ouderen kunnen vormen. ZORG Ouderen moeten kunnen profiteren van zorg en bescherming van het gezin en de gemeenschap in overeenstemming met het systeem van culturele waarden van elke samenleving. 4 Ouderen moeten toegang hebben tot gezondheidszorg om hen te helpen het optimale niveau van lichamelijk, geestelijk en emotioneel welzijn te behouden of te hervinden en om het begin van ziekte te voorkomen of uit te stellen. Ouderen moeten toegang hebben tot sociale en juridische diensten om hun autonomie, bescherming en zorg te vergroten. Ouderen moeten gebruik kunnen maken van een passend niveau van institutionele zorg die bescherming, rehabilitatie en sociale en mentale stimulatie biedt in een humane en veilige omgeving. Ouderen moeten de mensenrechten en fundamentele vrijheden kunnen genieten wanneer ze in een opvang-, zorg- of behandelingsfaciliteit verblijven, met inbegrip van volledig respect voor hun waardigheid, overtuigingen, behoeften en privacy en voor het recht om beslissingen te nemen over hun zorg en de kwaliteit van hun levens. ZELFVERVULLING Ouderen moeten gebruik kunnen maken van een passend niveau van institutionele zorg die bescherming, rehabilitatie en sociale en mentale stimulatie biedt in een humane en veilige omgeving. Ouderen moeten de mensenrechten en fundamentele vrijheden kunnen genieten wanneer ze in een opvang-, zorg- of behandelingsfaciliteit verblijven, met inbegrip van volledig respect voor hun waardigheid, overtuigingen, behoeften en privacy en voor het recht om beslissingen te nemen over hun zorg en de kwaliteit van hun levens. WAARDIGHEID Ouderen moeten waardig en veilig kunnen leven en vrij zijn van uitbuiting en lichamelijk of geestelijk misbruik. Ouderen moeten eerlijk worden behandeld, ongeacht leeftijd, geslacht, ras of etnische achtergrond, handicap of andere status, en onafhankelijk van hun economische bijdrage worden gewaardeerd. (https://voicefortheelderly.wordpress.com/2013/10/20/united-nations-principles-for- older-persons/) 5 1.3 Oud zijn of oud worden? Dement zijn of dementeren? Oud zijn of verouderen? Is ouderdom een product of een proces? DSM (Diagnostic and statistic manual for mental disorders) is een voorbeeld van produktdenken. De DSM bespreekt aandoeningen en stoornissen en hanteert een medisch model van symptomen en syndromen, etiketten en eindtermen. Dit is dichotomisch denken: ziek-gezond, normaal-abnormaal. Voordeel is dat er geen spraakverwarring is en alles wordt eenduidig benoemd. DSM creëerde één taal waarin de kenmerkende symptomen werden beschreven die in het gedrag konden worden waargenomen, al dan niet aan het licht gebracht door testen. De DSM bracht hiermee eenheid in diagnoses. Het nadeel is dat we geen aandacht meer hebben voor het proces, de mechanismen die ervoor gezorgd hebben dat dit ziektebeeld tot stand kwam. Procesdenken legt de nadruk op voortdurend in beweging zijn. Ontwikkelen is niet voorbehouden aan jong zijn. In plaats van uit te gaan van de dichotomie ziek-gezond gaan we uit van een glijdende schaal, een continuüm, dat mogelijkheden biedt tot ontwikkeling. De ICF (International classification of functioning, Disability and Health) is een voorbeeld van procesdenken. Hier is er ruimte om ondanks functieverlies positief en constructief te kijken naar de oudere. Het goede van deze systematiek, bijvoorbeeld in vergelijking met het DSM-systeem, is dat gezond en ongezond functioneren in één systeem zijn ondergebracht. Het kan de situatie van het individu in al zijn facetten beschrijven en laat ruimte voor zowel psychologische, sociale als maatschappelijke factoren. We komen dus los van het louter medisch model. 6 De ICF stelt de zorgverlener in staat verbonden begrippen in een gemeenschappelijke standaardtaal vast te leggen en binnen en buiten de gezondheidszorg eenduidig hierover te communiceren. Het systeem is bedoeld voor brede toepassing in de gezondheidszorg en daarbuiten, zoals in de wereld van het onderwijs, de arbeid en de sociale zekerheid. De ICF ordent de aspecten van het menselijk functioneren die een verband met een gezondheidsprobleem kunnen hebben en definieert verscheidene met gezondheid samenhangende componenten. (https://www.cdc.gov/nchs/data/icd/icfoverview_finalforwho10sept.pdf) Casus ICF-denken: “Ons werd in de kliniek gevraagd om te adviseren bij een 86-jarige bedlegerige man die elke ochtend enorm boos en agressief was tijdens het aankleden. In de loop van de dag normaliseerde zijn gedrag en tegen de avond toonde hij steevast berouw over zijn slechte start en beloofde hij beterschap. De verzorging op de afdeling was aanvankelijk vol begrip, maar na verloop van tijd was dit begrip volledig verdampt. Men bevestigde zijn ‘wisselingen in stemming’, zoals ze deze waren gaan typeren, en zagen deze als symptomen van zijn onberekenbaarheid. De psychiater schreef in het medische dossier dat er sprake was van een intermitterende persoonlijkheid, waarschijnlijk geluxeerd (uitgelokt) door een recent CVA (cerebro vasculair accident, een hersenbloeding). De fysiotherapeuten waren het niet eens met de psychiater, zij vonden de man bij de therapieën die ze driemaal daags deden met als doel revalidatie constant qua gemoed. De medicatie die de scherpe kantjes van zijn vermeende persoonlijkheidsproblematiek zou afhalen, maakte hem alleen maar sloom, aldus de fysiotherapeuten, met als gevolg dat de vooruitgang in de revalidatie volledig was gestagneerd. De fysiotherapeuten riepen de hulp van ons als neuropsychologen in. Wij gingen om 6.30 uur in de ochtend op de afdeling observeren, juist voordat de ziekenverzorgenden met wasbakken de 7 verpleegzaal opkwamen. Wat opviel was dat de betreffende man erg onrustig sliep, met veel gedraai en ook veel geluid, snurken en andere keelklanken. Daarbij viel het op dat de verzorging hem telkens vanaf dezelfde kant benaderde, omdat zijn bed in een project – waarin huiselijkheid werd nagebootst – gezellig tegen de muur was geschoven, in overleg met hem en zijn familie. Hij werd hierdoor vanuit de kant benaderd die door het CVA was aangedaan. De fysiotherapeut kon hierdoor ook trainen volgens het NDT (neuro developmental treatment)-principe, dat in de jaren negentig nog erg veel in gebruik was. Echter, wij zagen dat de man echt enorm schrok als hij werd gewekt. Zijn slaap- en waakritme, de afwisseling van sympathische en parasympatische activiteit van het zenuwstelsel (later in dit boek komen we hier uitgebreid op terug) was ontregeld, zowel door de hoge leeftijd (dan worden de pieken kleiner) als door de bloeding. De man schrok zich letterlijk een ongeluk en gaf dan direct een klap, of beet in de hand die hem aanraakte om hem te wekken. Dit waren in feite reflexen, maar ze werden meteen ingebed in de adrenalinestoot die met het schrikken gepaard ging, waarop hij mopperde. De communicatie met hem startte daardoor steeds vervelend en dit was na verloop van tijd een eigen leven gaan leiden. Toen we besloten het bed tegen een andere muur te zetten, zodat hij vanuit zijn niet aangedane zijde benaderd werd en hem – door eerst muziek (radio) aan te zetten en met de andere bewoner op de zaal bezig te gaan – de tijd te geven om goed wakker te worden, verdwenen de problemen als sneeuw voor de zon. Zo was in deze situatie, ietwat gechargeerd gezegd, het verschil tussen ziek en gezond de wijze waarop het bed tegen de muur stond. De medicatie kon worden afgebouwd en de fysiotherapie kon verder met de revalidatie. Het ICF-model gaf hier ruimte voor.” (De Graaf J.W. en Tieleman M. Ontwikkelingsgerontologie. Boom Lemma. 2017, p.40) 1.4 Gerontologie Gerontologen bestuderen leeftijdsgebonden veranderingen die het ouder worden van de mens kenmerken of er de gevolgen van zijn. Ouder worden heeft heel veel facetten, daarom is de gerontologie multidisciplinair. De psychogerontologie of ouderdomspsychologie is het onderwerp van deze cursus. 1.4.1 Ouderdomspsychologie, een breed gebied Een algemene definitie van psychologie luidt als volgt: 8 De wetenschap van gedrag en de geestelijke processen die eraan ten grondslag liggen, met de bedoeling om het menselijk gedrag te begrijpen, te verklaren en te voorspellen. De ouderdomspsychologie of psychogerontologie is het onderdeel van de ontwikkelingspsychologie dat psychologische processen in de ouderdom onderzoekt die het gedrag sturen en verklaren. Het is de studie van de psychische processen: perceptie, cognitie, zelfbeeld, coping, persoonlijkheid, identiteit, motivatie, leren, geheugen. Welke gedragingen, innerlijke beleving, attitudes, emoties en mogelijke psychische ziekten karakteriseren ouder wordende mensen? Biologische gerontologie beschrijft de fysiologische of interne en externe lichamelijke ontwikkelingen vanaf ongeveer het 40ste levensjaar en hoe deze impact hebben op stress, gezondheid en welzijn, seksualiteit. De sociale en culturele gerontologie bespreekt de betekenis van het ouder worden op de sociale ontwikkeling en bekijkt hoe oud worden gepercipieerd wordt in verschillende culturen. Een kernconcept is hier de zogenaamde self fulfilling prophecy of de zichzelf waarmakende voorspelling. Dit betekent dat stereotypering leidt tot veralgemening die kan leiden tot ageism of leeftijdsdiscriminatie. De medische gerontologie bestudeert de pathologie en ziekteverschijnselen die eigen zijn aan de ouderdom. 1.4.2 Een specifiek terrein: de gerontechnologie Deze wetenschappelijke discipline ontstond rond 1990 onder impuls van de Nederlander Herman Bouma. (Marcoen, 2006, p.29) Een van de wortels ligt in de groei en bloei van de informatietechnologie. Ouderen moeten zich al decennia lang aanpassen aan technologische nieuwigheden: thuisbankieren, online shoppen, sms’en, e-mailen, een digibox hanteren, foto’s posten in google drive en surfen op het internet. Psychogerontologen hebben inzicht in cognitieve en sensomotorische vaardigheden, interesses en leermogelijkheden en –behoeften van ouderen en andere kenmerken die bepalen of een oudere met succes deze nieuwe technologieën in hun leven kunnen integreren. Aan de technologische kant blijven ontwerpers zoeken naar steeds meer gebruiksvriendelijkheid, om de afstand tussen mens en machine zo klein mogelijk te maken, zodat iedereen, ook ouderen, er gebruik van kunnen maken. 9 Een andere technologische sprong is die van de domotica, of de technologie van de “intelligente huizen”. Deze zijn zo ingericht dat de bewoner er maximaal van autonomie, comfort, veiligheid en sociale communicatie kan genieten, ook als hij slecht te been is of kampt met ingrijpender fysieke beperkingen. In een dergelijk huis is het bijvoorbeeld voor een oudere die gevallen is gemakkelijk om alarm te slaan, of geeft een detectiesysteem een sein aan de buitenwereld dat er geen beweging meer is in het huis. Domotica draagt bij tot duurzamer wonen, zodat ook hulpbehoevenden langer autonoom kunnen wonen. Ook in verpleeg- en verzorgingshuizen is domotica onmisbaar. Toepassingen van domotica vormen een ‘lichter’ alternatief voor vrijheidsbeperkende maatregelen zoals bedhekken en banden. Ze vergroten de kwaliteit van leven van (dementerende) bewoners. Ook ondersteunen ze de zorgmedewerkers in hun werk, vooral ‘s nachts. Ze dienen als extra ogen en oren om goede zorg te bieden. Enkele mogelijkheden voor domotica in verpleeg- en verzorgingshuizen voor mensen met dementie: Opsta-alarmering Deze geeft een signaal als de bewoner met een verhoogd valrisico ’s nacht uit bed stapt. Verlaat-de-kamermelding Speciaal voor bewoners die de neiging hebben om te dwalen. Zo gauw zij hun kamer verlaten, krijgen de medewerkers een seintje. Schilbeveiliging Deze waarschuwt zorgverleners dat een bewoner die niet zelfstandig naar buiten kan, de buitendeur nadert. Bijvoorbeeld via een chip in de schoen en een sensor bij de deur. Domotica in de intramurale ouderenzorg verschilt sterk van domoticatoepassingen voor zorg op afstand. Bij zorg op afstand bedient de oudere zelf de toepassing. Binnen de intramurale zorg is de bediening in handen van de zorgprofessional. Datzelfde geldt ook voor de kleinschalige groepswoningen voor mensen die de regie over hun leven kwijtraken. Bijvoorbeeld mensen met dementie, het syndroom van Korsakov of een psychiatrische problematiek. In deze nieuwe zorgvoorzieningen zorgt domotica voor 24-uurstoezicht. (https://www.zorgvoorbeter.nl/veranderingen-langdurige-zorg/ehealth/domotica-zorg- op-afstand) 10 Ook in de professionele bachelor- en masteropleidingen is er aandacht voor het nut van deze ontwikkelingen. Thomas More heeft een opleiding sociaal ingenieus: technologische opleiding met een sociale focus. (https://www.thomasmore.be/site/sociaal-ingenieus) 1.5 Wanneer ben je oud “Mensen hebben altijd de neiging gehad om elkaar in categorieën te verdelen. In feite doen we dit al sinds het begin van de beschaving. Wanneer iemand de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt hij/zij ingedeeld in de categorie” oudere burger”, zelfs wanneer hij/zij zichzelf niet als bejaard of senior ziet. Dit gebeurt uiteraard om praktische redenen. Het is daarom niet zozeer een definitief biologisch stadium, maar eerder een sociale constructie. Bovendien kan de chronologische leeftijd die door “ouderdom” wordt aangeduid zowel cultureel als historisch variëren. Helaas is er altijd nog een stigma geassocieerd aan “ouderen” en “ouderdom”. Daarom voelen verschillende culturen over de hele wereld de noodzaak om eufemismen te vinden zoals: Senioren Oudere burgers (veel gebruikt in de VS en in GB: Senior citizens) Oudere volwassenen (in de sociale wetenschappen) Ouderlingen en oudsten (in veel culturen – inclusief de culturen van inheemse volken) De herfst, avond of winter van het leven De gouden jaren Sommige van deze termen kunnen als betuttelend overkomen, want veel mensen willen helemaal niet als ouderen of senioren worden aangesproken. In plaats daarvan willen ze eerder gewoon “oud” worden genoemd en aanvaarden ze dat ze niet meer zo jong zijn als ze ooit waren. Anderen zien de term “oud” weer als iets dat gebukt gaat onder negatieve connotaties en weigeren dat soort categorisering. Het is hoe dan ook een gevoelige kwestie.” (https://www.stannah.be/nieuws/dag-van-de-ouderen-de-rol-van- ouderen-door-de-geschiedenis-heen/) 11 1.5.1 Levensverwachting Levensverwachting is een arbitraire norm. Deze is de laatste 150 jaar verdubbeld. Bij vrouwen van 38 jaar naar 84,2 jaar, bij mannen van 37 jaar naar 80,2. (Departement Zorg. Levensverwachting [Online publicatie]. Brussel, [geraadpleegd op 18 september 2023] Beschikbaar op: https://www.zorg-en- gezondheid.be/cijfers/sterftecijfers-in-vlaanderen/levensverwachting) 1.5.2 Chronologische leeftijd en agerasia De chronologische leeftijd is de leeftijd die je hebt in jaren en dagen. Het is de simpele optelsom vanaf je geboorte tot vandaag. Dit is het enige objectieve aan onze leeftijd. 12 Het fysieke uiterlijk is in onze westerse maatschappij vaak de maatstaf voor jeugdigheid en dus ook voor ouderdom. Daarnaast zijn ook het soort activiteiten die we als mens ondernemen een symbool voor leeftijd. Je koopt toch geen elektrische fiets op je vijftiende en je gaat toch niet naar een discotheek op je zeventigste? Dat is althans hoe de doorsnee publieke opinie erover denkt. En wat dan met ouderen die er jong blijven uitzien? In het Engelse taalgebied gebruikt men hiervoor het woord “agerasia” – “a youthful appearance in an old person”. Wiens genen ervoor zorgen dat de uiterlijke verouderingskenmerken niet echt opvallend zijn, kan gemakkelijk zijn chronologische leeftijd verbergen. Onze sociale leeftijd – het geheel van leeftijdsgebonden verwachtingen - is erg cultuurgebonden. Iedere cultuur heeft zowat eigen age norms en eigen leeftijdsgebonden veranderingen in sociale situaties. Heel wat gerontologen trachtten fasen in de ouderdom te bepalen en af te grenzen. Zo noemde Burnside een aantal drempelleeftijden: deze zouden aangeven op welke leeftijden fysieke en psychische veranderingen duidelijk zijn. Dit is echter niet meer dan de zoveelste arbitraire indeling: 65- tot 69-jarigen zijn dan jonge ouderen, 70- tot 79- jarigen middelbare ouderen, 80- tot 89-jarigen oude ouderen en de 90- tot 100-jarigen zeer oude ouderen. Burnside vergat dat er tegenwoordig meer en meer honderdjarigen zijn. Hoe moeten we deze dan noemen? 13 1.5.3 Definities van veroudering Er zijn verschillende soorten en dus ook verschillende definities van veroudering. De primaire veroudering wordt door de genen geprogrammeerd en bepaalt onze maximale levensduur. Het is de langzame opstapeling van schade in het lichaam en een bijbehorende vermindering van mogelijkheden. Deze veroudering treft iedere mens op dezelfde manier en is dus universeel. Het manifesteert zich vooral in lichamelijke veranderingen zoals rimpels en grijze haren, strammere spieren en kleiner uithoudingsvermogen. De secundaire of probabilistische (waarop men een grote kans heeft, waarschijnlijkheid) veroudering wijst op alle ziekten waarvan de kans om ze te krijgen toeneemt met het ouder worden, maar die niet iedereen en altijd ten deel vallen. Het is vooral het gevolg van onze levensgewoonten: voeding, stress, te weinig lichaamsbeweging, ziekte, ongelukken, enzovoort. Het gaat dan over veranderingen die vaker voorkomen bij ouderen dan bij jongeren zoals slijtage, artrose. Een andere vorm van secundaire veroudering heeft te maken met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen in de maatschappij. Afnemende arbeidsprestaties bij ouderen zijn niet alleen het gevolg van verminderde fysieke en mentale vermogens. Ze kunnen ook veroorzaakt worden door het niet langer aansluiten van kennis en kunde op actuele ontwikkelingen in wetenschap en organisatie en/of een eenzijdige ervaringsopbouw. (Krimpen, 2004) Tertiaire veroudering is een opvallend snelle fysieke achteruitgang die aan het sterven vooraf gaat. Als laatste onderscheiden we distale (veraf, langer geleden) verouderingseffecten die bijvoorbeeld worden toegeschreven aan ziektes of trauma’s in de kindertijd of jeugd (bijv. kinderverlamming of een zware whiplash door een auto-ongeval) en die leiden tot een gebrek aan mobiliteit, en proximale effecten (bijv. een recent gebroken enkel (fysisch) of het overlijden van de partner (sociaal-emotioneel). 14 1.6 Cultuur- en tijd-specifieke elementen 1.6.1 Ouderdom in andere culturen Ons beeld van de ouderdom is gekleurd door de cultuur waarin we leven. Zo hebben mensen in Aziatische culturen over het algemeen meer respect voor ouderen, met name zeker voor hun eigen familieleden, dan mensen in westerse culturen. Hoewel de kracht van deze norm in de meer geïndustrialiseerde delen van Azië, zoals Japan, tanende is, hebben Aziaten over het algemeen nog steeds een positiever beeld over ouder worden en ouderen dan westerlingen (Fry, 1985; Ikels, 1989; Cobbe, 2003). Sterker nog, catastrofes als de dood van bijna vijftienduizend Franse ouderen (die tijdens een hittegolf in 2003 onverzorgd achterbleven toen hun kinderen op vakantie gingen) versterken het beeld dat westerlingen weinig respect hebben voor ouderen. Welke aspecten van Aziatische culturen maken dat mensen de ouderdom daar wel respecteren? Culturen die veel eerbied hebben voor ouderen zijn over het algemeen in socio-economisch opzicht relatief homogeen. Daarnaast krijgen mensen in dergelijke samenlevingen naarmate ze ouder worden rollen met meer verantwoordelijkheden en beheersen ze relatief veel hulpbronnen. Andere redenen zijn dat de rollen die mensen in Aziatische samenlevingen spelen meer continuïteit vertonen dan in westerse culturen en dat ouderen zich blijven bezighouden met zaken die de samenleving belangrijk vindt. Ten slotte zijn Aziatische culturen meer 15 dan in de westerse wereld georganiseerd rond uitgebreide families, waarin de oudere generaties duidelijk geïntegreerd zijn in de familiestructuur (Fry, 1985; Sangree, 1989). In zo’n organisatie beschouwen jongere familieleden ouderen als mensen die veel wijsheid hebben vergaard, mensen van wie ze kunnen leren. Anderzijds, zelfs mensen in samenlevingen met uitgesproken positieve normen over de bejegening van ouderen houden zich niet altijd aan hun eigen normen. Het Chinese volk heeft bijvoorbeeld veel bewondering, respect en zelfs ontzag voor ouderen. Toch blijkt het gedrag van veel Chinezen tegenover ouderen in bijna elk segment van de samenleving met uitzondering van de hoogste elite, minder positief te zijn dan hun attitudes. Bovendien zijn het bijna altijd zonen en schoondochters die voor hun bejaarde ouders besluiten te zorgen; ouders met enkel dochters hebben dikwijls niemand die op hun oude dag voor hen zorgt. Kortom, in geen enkele cultuur is de houding tegenover ouderen uniform en algemene, generaliserende uitspraken over hoe ouderen in een bepaalde samenleving worden bejegend kunnen we dan ook beter achterwege laten (Harrell, 1981; Comunian & Gielen, 2000)”. 1.6.2 Ouderdom in de geschiedenis en nu “De uitdaging die we vandaag aangaan, is om een wereld op te bouwen die net zo goed inspeelt op de behoeftes van zeer oude mensen als op die van zeer jonge mensen. Genetisch gezien zijn we niet slimmer of sterker dan onze bloedverwanten 10.000 jaar geleden. Toch zijn we in de praktijk biologisch gezien fitter dan onze overgrootouders.” Laura Carstensen, Dr. Hoogleraar psychologie en directeur-oprichter van het Stanford center voor Longevity (levensduur) Waar komen we vandaan? En hoe is de rol van ouderen door de jaren heen veranderd? Historisch gezien zijn er vaak verrassende en droevige feiten over ouderdom. Biologisch gezien was de levensverwachting vóór de 20e eeuw vaak lager dan 60 jaar. Niemand verwachtte dan ook het soort levensduur dat we vandaag de dag zien. Vanuit sociologisch oogpunt is er altijd enige dubbelzinnigheid geweest over ouderdom. Ouderdom kan gezien worden als een bron van wijsheid en prestige, maar ook als een stadium van verval en een bron van lijden. 16 De oudheid Hoewel sommige sterke en gezonde mensen hun 70e levensjaar bereikten, stierven de meesten voor hun 50e verjaardag. Wie ouder was dan veertig werd met respect behandeld. Anderen die zwakker waren, werden als een last beschouwd, genegeerd en zelfs gedood. In de oudheid werd de categorie “oud” niet op basis van leeftijd toegepast, maar op het verlies aan vermogen om nuttige taken uit te kunnen voeren. Klassieke Griekse en Romeinse cultuur Ouderdom werd gezien als een fase van achteruitgang en verval, terwijl schoonheid, kracht en jeugd bovenal gewaardeerd werden. Zo hielden de Atheners in de tijd van Aristoteles bijvoorbeeld niet van oude mensen en kwamen vaak in opstand tegen hen. Middeleeuwen en renaissance Geen van deze tijdperken was een “gouden periode voor ouderen”. Er bestond vaak een antagonistische benadering van de oudere bevolking. Ouderdom werd dikwijls afgeschilderd als een wreed of zwak stadium van het leven. Ouderen werden “gerespecteerd of veracht, geëerd of ter dood gebracht”, afhankelijk van de omstandigheden. Sommige 16e-eeuwse utopisten, zoals Thomas More en Antonio de Guevara, begonnen zich echter een wereld voor te stellen waarin ouderen konden kiezen tussen een leven in vernedering of een waardig sterven. In deze periode was ouder worden dan 65 jaar een zeer zeldzame prestatie. Oosters denken: Confucianisme In de oosterse samenleving zien we onder invloed van het confucianisme een meer collectieve benadering, waarbij de waarde van familie, ouderen en traditionele leeftijdshiërarchieën wellicht belangrijker lijken. Mediterrane en Latijnse cultuur Dit was nog een cultuur die de oudere generaties koesterde en belangrijk vond. Ouderen hielpen vaak bij de verzorging van de jongeren, terwijl de kostwinners buitenshuis werkten om brood op de plak te brengen. Ouderen bleven dus goed geïntegreerd in de samenleving tijdens hun laatste levensfasen. Moderne tijd Dankzij de vele verbeteringen door de eeuwen heen is de levensverwachting voor mannen nu ongeveer 79 jaar en voor vrouwen 83 jaar. In de moderne westerse cultuur is de sociale status van senioren echter achteruitgegaan. Omdat ouderen langer leven, 17 voelen ze zich vaak ontheemd door financiële beperkingen of door een gebrek aan zelfstandigheid. Velen worden gedwongen om naar leefgemeenschappen voor gepensioneerden, begeleid wonen en verzorgingstehuizen te verhuizen. Sommigen omschrijven dit fenomeen zelfs als “ageisme” oftewel discriminatie op grond van leeftijd. “Jongeren hebben altijd en overal de voorkeur hebben gekregen boven ouderen”. De moderne westerse cultuur staat bekend om zijn individualistische focus op “jeugd, zelfredzaamheid en individualisme”. Het is ook een feit dat de gezinsdynamiek drastisch veranderd is, met meer grootouders dan kinderen. (https://www.stannah.be/nieuws/dag-van-de-ouderen-de-rol-van-ouderen-door-de- geschiedenis-heen/) Zoals Laura Carstensen zegt, “de bevolkingspiramide die altijd de leeftijdsverdeling in de bevolking vertegenwoordigd heeft, met veel jonge mensen aan de onderkant en een piepklein plukje oudere mensen die het gelukt is om tot een hoge leeftijd te komen, is omgevormd tot een rechthoek. De rechthoek of kubusvorm betekent dat voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid de meeste baby’s die geboren worden in ontwikkelde landen de kans krijgen om oud te worden.” 18 1.7 Beeld van de ouderdom 1.7.1 Ageism https://www.youtube.com/watch?v=MqhEEAgyKZk Leeftijdsdiscriminatie ontstaat onder andere doordat mensen vasthangen aan stereotypen over de ouderdom: vergeetachtig, langzaam, conservatief, hardhorig en zeurderig. Dit is geen mooi prentje, het is vernederend, zit vol vooroordelen en leidt gemakkelijk tot discriminatie. 1.7.2 Visies op ouderdom “Je bent oud en je wil wat” – reclamecampagne coca cola zero https://reclamearchief.com/videos/coca-cola-zero-break-free-with-mr-hadley In de reclame krijgt Mr Hadley van een van zijn verzorgsters een flesje Coca-Cola zero sugar aangeboden, iets dat hij nog nooit eerder gedronken had. Terwijl hij zijn eerste slok neemt, vraagt Mr Hadley zich af ‘Wat is er nog meer dat ik nog nooit heb geprobeerd?’. Vervolgens gaat hij op avontuur. Hij doet dingen die hij nooit eerder durfde te doen en ontdekt dingen die in zijn jongere jaren gewoonweg nog niet bestonden. Hij laat bijvoorbeeld een tatoeage zetten en belandt op een Pride-festival. In het spotje hoor je de superhit ‘I Want To Break Free’ van Queen. Nicolas Coster: “Deze commercial was ongelooflijk leuk om op te nemen. Ik denk dat de reclame ervoor zorgt dat je even stilstaat bij de ervaringen die je bent misgelopen. En dat het nooit te laat is om iets nieuws te proberen!” We vormen ons allemaal een beeld van ouder worden en oud zijn. We doen dit vanuit onze persoonlijke ervaring in de omgang met mensen. Het beeld wordt ook aangeboden door de media, televisie, films, reclame. Deze beelden zijn vaak onvolledig of ongedifferentieerd, stereotypisch en misleidend. Bepaalde kenmerken van het ouder worden overdreven en zo ontstaat er een negatief beeld: ouderen zijn vaak ziek, hebben geen levenslust en kampen met aftakeling op alle gebied. Anderzijds is alleen oog hebben voor de positieve aspecten van ouderdom en een gezegende leeftijd alleen maar verheerlijken, ook niet de juiste manier. In de jaren tachtig van vorige eeuw ontstonden er drie visies of modellen van ouder worden: het deficitmodel, het rust roestmodel en het competentiemodel. We bekijken 19 hieronder de krachtlijnen. (Marcoen, A. e.a. Als de schaduwen langer worden. Psychologische perspectieven op ouder worden en oud zin. Lannoo. 2006) 1.7.2.1 Deficitmodel: leren omgaan met verlies Deze visie is de oudste en gebaseerd op ervaring met ouderen in de psychiatrie. Dit model ziet veroudering als een permanent verliesproces. De oudere doorstaat de vergelijking met de mens op het toppunt van zijn kunnen (middelbare leeftijd) niet en functioneert steeds minder aangepast op lichamelijk en psychosociaal vlak. Alles gaat achteruit: lichaamskracht, reactiesnelheid, zintuigen, geheugen, intelligentie, interesse en activiteit. De oorzaken liggen in biologische slijtage. Dit model focust op wat ouderen niet meer kunnen en op de zorg die ze als hulpbehoevenden nodig hebben. Dit is een erg pessimistische visie die via het mechanisme van de self fulfilling prophecy de vitaliteit van ouderen kan ondermijnen. 1.7.2.2 Rust-roestmodel: actief blijven op alle domeinen Volgens dit model ligt de oorsprong van verlies op lichamelijk en psychosociaal vlak, in het niet meer of niet meer voldoende gebruiken van deze functies. Ook hier is het referentiepunt de mens op middelbare leeftijd. Observaties en wetenschappelijk onderzoek tonen aan dat heel veel ouderen fit blijven tot op hoge leeftijd, zowel lichamelijk als mentaal. Deze groep ouderen onderscheidt zich van anderen doordat ze actief en in beweging blijven. Hieruit resulteerde dat in de ouderenzorg er meer inspanningen kwamen om ouderen te stimuleren tot lichaamsbeweging (turnen, zwemmen) en cognitieve en sociale activiteiten (uitstappen, quizzen). Dit model is een optimistische visie die activiteit en vitaliteit op hoge leeftijd wenselijk, mogelijk en haalbaar acht. 1.7.2.3 Competentiemodel In dit model wordt er niet vergeleken met de mens op middelbare leeftijd. De focus ligt op de individuele mens die zijn talenten en capaciteiten gebruikt om met de uitdaging van het ouder worden om te gaan. De interactie tussen zijn persoonlijke situatie en zijn specifieke omstandigheden staat centraal. Reactiemogelijkheden en levensomstandigheden veranderen weliswaar, maar mensen blijven tot op hoge leeftijd competent en kunnen zich aanpassen aan nieuwe situaties. Effectief omgaan met 20 persoonlijke en situationele veranderingen leidt tot positief welbevinden. Fysiek zieke ouderen kunnen veel van hun mogelijkheden verloren hebben. Dit verhindert niet dat ze competent kunnen zijn. Wanneer men door deze bril naar ouderen kijkt, ziet men vitale ouderen, zelfs bij de plus honderdjarigen. Zij zijn zelfredzaam, maar kunnen ook hulp vragen en ontvangen. Ze zijn deskundig in hun eigen leven. De begrippen “succesvol ouder worden” en “active ageing” passen in dit verhaal, net zoals de moderne levens- en woonstijlen van assistentiewoningen, co-housing en kangoeroewonen. 1.8 Hoe beleven ouderen zelf het ouder worden Gerben Westerhof schrijft hierover het volgende in https://www.canongerontologie.nl/individu/identiteit “Gedurende de hele volwassenheid vinden levensgebeurtenissen plaats, waar mensen meer of minder zelf invloed op hebben. Men kan denken aan scheiding, pensionering, verweduwing, grootouder worden of verlies van gezondheid. Dergelijke gebeurtenissen roepen een hernieuwde identiteitscrisis op. Er zijn dan globaal twee processen van identiteitsontwikkeling. Het eerste proces wordt assimilatie genoemd: de bestaande identiteit wordt in stand gehouden. De vroegere hovenier blijft na zijn pensioen toch zijn eigen groentetuin bijhouden. Als dat vanwege lichamelijke beperkingen niet meer kan, zorgt hij voor zijn kamerplanten. Zijn identiteit als iemand met groene vingers blijft daarbij in stand. Het tweede proces wordt accommodatie genoemd: de identiteit wordt aangepast aan nieuwe omstandigheden. De hovenier gaat na het pensioen eindelijk de cursus Engels volgen waar hij nooit aan toegekomen is. Zo verandert hij zijn identiteit van iemand met groene vingers naar iemand met een talenknobbel. Gedurende de levensloop is er sprake van een continu balanceren tussen vasthouden aan de bestaande identiteit en openheid voor veranderingen daarin. De beleving van het eigen ouder worden Mensen hebben zich al vanaf jonge leeftijd beelden gevormd over ouderen en ouderdom. Vaak zijn deze nogal stereotiep en generaliserend. Als ouderen deze beelden in een accommodatief proces ook op zichzelf gaan toepassen, vindt er volgens Becca Levy 21 zelfstereotypering plaats. Psychologische experimenten hebben de effecten hiervan in kaart gebracht. Sommige oudere mensen werden onbewust herinnerd aan negatieve ouderdomsbeelden, zoals aftakeling; andere juist aan positieve beelden, zoals wijsheid. De eerste groep presteerde daarna slechter op geheugentaken en liet meer cardiovasculaire stress zien dan de tweede groep. Onderzoek in de algemene bevolking laat zien dat een positieve beleving van het eigen ouder worden leidt tot een betere geestelijke en lichamelijke gezondheid en zelfs tot een langere levensverwachting. Geestelijke en lichamelijke achteruitgang zijn dus niet een proces dat vanzelfsprekend bij het ouder worden hoort. Ze zijn ook deels een resultaat van zelfstereotypering in een maatschappij met negatieve beeldvorming over ouderen. We kennen allemaal het gezegde “je bent zo oud als je je voelt”. In onderzoek wordt daarom geregeld de vraag gesteld naar de zogeheten subjectieve leeftijd. Soms wordt er ook gesproken van een leeftijdsidentiteit: het gaat dan om het verschil dat er kan zijn tussen de subjectieve met de chronologische leeftijd. Leeftijdsidentiteit is een onderwerp waarbij de identiteitsprocessen en de beleving van het ouder worden bij elkaar komen. Veel mensen voelen zich op oudere leeftijd een jaar of tien jonger dan ze daadwerkelijk zijn. Over het algemeen identificeren mensen zich ook liever niet met labels als ‘oud’ of ‘bejaard’. Mensen willen wel oud worden, maar niet oud zijn. Dit fenomeen van een steeds grotere discrepantie tussen subjectieve en chronologische leeftijd wordt wel verklaard vanuit identiteitsprocessen. Met name assimilatie lijkt een rol te spelen. Het jonger voelen wijst dan op het behoud van de eigen identiteit ondanks veranderingen in het leven. De tijd gaat voorbij, maar mensen lijken dit aan hun eigen persoon niet zo sterk te merken: ze hebben juist het gevoel dat ze nog dezelfde zijn als vroeger. Zich jonger voelen dan de chronologische leeftijd wijst dan op het behoud van continuïteit. Assimilatie heeft ook een andere psychologische functie: het wordt vaak in verband gebracht met zelfwaardering en welbevinden. Dat lijkt ook het geval te zijn bij het ervaren van een jonge leeftijdsidentiteit. In een cultuur waarin ouderen weinig status hebben en er veel negatieve stereotiepe beelden bestaan over ouderen als eenzaam, depressief, onproductief, ongezond en hulpbehoevend kan het zich jonger voelen werken als een assimilatieve strategie die de zelfwaardering en het welbevinden in stand houdt. Er is dan ook veel onderzoek dat laat zien dat een jonge leeftijdsidentiteit samengaat met positieve beoordelingen van de eigen persoon en het eigen leven. Ook als mensen in 22 de tijd gevolgd worden is een jongere leeftijdsidentiteit voorspellend voor het welbevinden en zelfs voor de gezondheid.” 23