Cursus Hoofdstuk 3 Het Sociale Leven In De Ouderdom 2023 PDF
Document Details
Uploaded by FreshestCongas3698
Thomas More Hogeschool
2023
Tags
Summary
This document is a course chapter on social life in old age. It covers topics such as work, retirement, family relationships, and social interactions in the context of aging. It includes relevant examples and theoretical explanations.
Full Transcript
Inhoudsopgave 3 Het sociale leven 3.1 Werk......................................................................................................... 2 3.1.1 Werk tijdens de middelbare volwassenheid – verschuiving van motivatie en voldoening...........................................
Inhoudsopgave 3 Het sociale leven 3.1 Werk......................................................................................................... 2 3.1.1 Werk tijdens de middelbare volwassenheid – verschuiving van motivatie en voldoening................................................................................................. 2 3.1.2 Werkloosheid.............................................................................................. 3 3.1.3 Werk en pensionering tijdens de ouderdom.................................................... 4 3.2 Veranderende gezinsrelaties in de midden-volwassenheid................................ 6 3.2.1 Het lege nest.............................................................................................. 6 3.2.2 Van helikopterouders en boemerangkinderen.................................................. 8 3.2.3 De sandwichgeneratie.................................................................................. 9 3.3 Sociale relaties in de ouderdom.................................................................... 10 3.3.1 Het huwelijksleven in de ouderdom.............................................................. 12 3.3.2 Zorgen voor elkaar: mantelzorg................................................................... 12 3.3.3 Weduwschap............................................................................................. 13 3.3.4 Eenzaamheid............................................................................................. 14 1 3 Het sociale leven 3.1 Werk 3.1.1 Werk tijdens de middelbare volwassenheid – verschuiving van motivatie en voldoening Tijdens de middelbare leeftijd zijn de meeste mensen het meest productief en het meest succesvol. Op het werk hebben ze vaak ook een grotere stem dan jongere collega’s. In de middenvolwassenheid zien we een toenemende verschuiving in de prestatiedrang (need for achievement). Dit prestatiemotief verwijst naar de neiging om zelfbepaalde en sterk verlangde doelen te bereiken en is een sterke motiverende factor in het gedrag van mensen. Succes op het werk wordt minder belangrijk als streefdoel, in de plaats komt er meer focus op familie en andere interesses zoals maatschappelijk engagement, vrijwilligerswerk, of nieuwe interesses zoals talen leren, muziek, … Deze verschuiving geldt zeker voor diegenen die zich werken en succes in werk anders hadden voorgesteld toen ze nog jonger waren. Voldoening vinden in een job is een andere motiverende factor. Wanneer is een job bevredigend? Voor jongvolwassenen zijn heldere groeimogelijkheden en erkenning voor wat ze doen belangrijke motiverende factoren, terwijl oudere werknemers meer belang hechten aan de hier-en-nu aspecten: het loon of wedde, de arbeidsomstandigheden, de sociale contacten tussen collega’s, de autonomie en verantwoordelijkheid die men krijgt op het werk, maar zeker ook de manier waarop vakantiedagen berekend worden, of hoe hun wettelijk pensioen berekend wordt. De relatie tussen leeftijd en werk is positief: hoe ouder de werknemer, hoe tevredener hij is met zijn job. Dit is niet zo onbegrijpelijk. Jongere mensen die niet tevreden zijn met hun baan, zoeken sneller een andere. Oudere werknemers hebben geleerd tevreden te zijn met hun huidige positie, ingegeven door de gedachte dat ze toch niet zo gemakkelijk een andere baan zullen vinden. Acceptatie leidt tot tevredenheid. (Pearson, 2015, p.131) Nochtans is arbeidsvreugde niet universeel. Soms is het werk een chronische stressor en neemt de ontevredenheid toe. Soms wordt dit zo erg dat er sprake is van burnout. 2 Burnout is het tegenovergestelde van job-engagement en is het resultaat van een samenspel van individuele en situatiefactoren. Het is een energiestoornis en géén stemmingsstoornis, zoals redelijk vaak verkeerd wordt aangenomen. De opvallendste symptomen zijn: emotionele, fysieke en cognitieve uitputting, gevoelens van cynisme (“waar doe ik het voor?”, “niemand merkt op welke inspanningen ik de laatste jaren heb gedaan”), zich niet meer verbonden voelen met werk (kwaliteit leveren interesseert niet meer), gevoel niets te bereiken. Als oorzaken voor burnout zijn zowel individuele als situationele factoren verantwoordelijk. Individueel: Het fenomeen doet zich vaker voor bij mensen in de hulpverlening en bij diegenen die het meest idealistisch, gedreven en redelijk perfectionistisch zijn. Zij raken zo betrokken op hun werk en komen tot het besef dat ze grote fundamentele problemen niet kunnen oplossen. Dit kan demoraliserend en verlammend werken. Situationeel: Een te grote werkdruk of workload, weinig of geen zeggenschap in de eigen prestatieregeling, dienstregeling, geen participatie aan beleidsbeslissingen, geen of te weinig beloning in de vorm van waardering of een schouderklop, te weinig community met collega’s, het gevoel van onrechtvaardig behandeld te worden en de waarden van de organisatie niet onderschrijven. 3.1.2 Werkloosheid Voor veel werknemers is zonder werk vallen of langdurig werkloos zijn een realiteit. De gevolgen zijn niet alleen een economische terugval, maar zijn ook psychologisch van aard. 3 Werkloosheid is een ontwrichtende ervaring. Voor degenen die nooit meer werk zullen vinden, verpest het hun hele wereldbeeld en dit tot in de late ouderdom. Onvrijwillige en voortijdige pensionering kan leiden tot pessimisme, cynisme en algemene moedeloosheid. Het vraag een heel grote psychologische inspanning om te leren leven met die situatie. Zeker mensen met een sterk arbeidsethos, wat zich afspeelt in het centrale zelfbeeld, komen het moeten leven in inactiviteit moeilijk of niet te boven. (Pearson, 2015, p.133) 3.1.3 Werk en pensionering tijdens de ouderdom Sommigen willen lang blijven werken en anderen kijken uit naar hun pensioen en stoppen wanneer het financieel kan. 3.1.3.1 Blijven werken ondanks leeftijdsdiscriminatie? Blijven werken geeft een sociaal en intellectueel welbevinden en voor velen ook een noodzakelijk financieel comfort. Velen krijgen echter te maken met leeftijdsdiscriminatie. Er blijven hardnekkige stereotypen leven en in dit geval kunnen we spreken van ageism op het institutionele niveau: jongere werknemers zijn goedkoper. Werkgevers menen nog al te vaak dat oudere werknemers zich niet voldoende kunnen aanpassen aan veranderingen in de organisatiestructuur of aan nieuwe technologieën. Er is echter geen bewijs dat je op grond van leeftijd kan voorspellen of iemand zijn werk goed gaat doen. Integendeel: zie onderzoeksresultaten in het artikel “vooroordelen over 50-plussers op de werkvloer” in de canvasmodule. 3.1.3.2 Met pensioen, en dan? Mensen die pas met pensioen zijn, ondergaan een shifting identity: zij zijn niet meer werkend, maar gepensioneerd en zonder professionele titel. Men kan niet meer zeggen: “ik ben docent psychologie”, wel: “ik was docent psychologie.” Maar wat “is” men dan nu? Dit kan een moeilijke zingevingsperiode inluiden. Voor anderen is het alsof ze het grote lot van de vrije tijd hebben gewonnen, omdat ze – voor sommigen – voor het eerst in hun leven onbeperkte vrije tijd hebben. 4 Waarom besluiten mensen met pensioen te gaan? Er zijn diverse redenen om de stap te zetten (Pearson, 2015, p.199-200): - Niet meer hoeven werken - Opgebrand door spanningen en ontevredenheid met wat ze ‘maar’ bereikt hebben - Gezondheid - Bonus of extra pensioen als trigger van de werkgever - Eindelijk is het zover om te reizen, bij de kleinkinderen te zijn, … Wat ook de redenen zijn, het pensioneringsproces kent enkele stadia: Stadium Kenmerk Wittebroodsweken Activiteiten ondernemen die eerst niet mogelijk waren, bijvoorbeeld een lange reis naar Viëtnam Teleurstelling Het is niet wat men had verwacht, men mist collega’s en vindt niet de geschikte activiteiten. Hier blijven veel mensen vaak lang in steken Heroriëntatie Mogelijkheden op een rijtje zetten en tot bevredigende keuzes komen leidt als vanzelf tot stadium vier Pensioenroutine Greep krijgen en tevredenheid met de nieuwe levensfase Afronding Ofwel door weer aan de slag te gaan ofwel noodgedwongen activiteiten opgeven door een slechtere gezondheid (Pearson, 2015, p. 200) Natuurlijk doorloopt niet iedereen deze stadia op dezelfde manier en ook de volgorde is niet universeel. Hoe iemand reageert heeft heel veel te maken met de reden waarom men gestopt is met werken en de psychologische insteek is vaak een voortzetting van het leven daarvoor. 5 Voor koppels betekent pensionering (Pearson, 2015, p.204): - De relatie opnieuw bekijken: men brengt nu vaak meer tijd samen door dan tijdens de actieve loopbaan - Herverdeling van huishoudelijke taken - Rolomkering in de machtsverhouding: mannen worden volgzamer en minder competitief 3.2 Veranderende gezinsrelaties in de midden- volwassenheid 3.2.1 Het lege nest Niettegenstaande er een trend is bij jongeren om langer dan vroeger in Hotel Mamma te blijven (nestblijvers), zullen ze toch vroeg of laat het ouderlijk huis verlaten. (https://www.gezondheidsnet.nl/overgang/lege-nest-syndroom) “Afscheid nemen van een kind dat uit huis gaat, is een emotionele gebeurtenis. Het huis, dat jarenlang een druk, gonzend nest was, is leeg. Alle kinderen zijn uitgevlogen. Sommige vrouwen worden daar depressief van. Zij lijden aan het Lege Nest Syndroom (Empty Nest Syndrome). Hoe je leven een nieuwe invulling geven? Het Lege Nest Syndroom speelt niet in elk huishouden waarvan de kinderen het huis verlaten. Maar veel vrouwen ervaren gevoelens van verdriet en leegheid als de jongste zelfstandig gaat wonen. Gemis en leegheid Zo'n twintig jaar lang draaide het grootste deel van hun tijd om de zorg voor de kinderen en het huis. Daaraan is ineens een einde gekomen. Geen chips kruimels meer op de 6 bank, geen sportkleren in de was. De tijd is voorbij gevlogen! Moeders voelen zich uitgerangeerd en worstelen met vragen als: "Welke taak heb ik nog als moeder en vrouw? Ben ik nog nuttig?" Het Lege Nest Syndroom is te vergelijken met een rouwproces, waarbij twee gevoelens overheersen. Het eerste is het 'fysieke' gemis van de kinderen. Je mist hun vanzelfsprekende tegenwoordigheid, hun verhalen aan tafel en de aanspraak. Ook het leven in huis dat kinderen genereren, zoals de gezelligheid van hun vriendenkring, valt weg. Het loslaten zelf doet ook pijn. Men is veel minder betrokken bij hun leven en moet leren afstand te nemen. Een tweede gevoel is doelloosheid of nutteloosheid. Het kan moeilijk zijn om de zeeën van tijd te vullen die ze voorheen aan de kinderen besteedde; van het rijden naar sport tot het helpen met huiswerk. Het huis wordt minder vuil en je hebt minder was, dus men is simpelweg minder tijd kwijt aan het huishouden. Wie moeite heeft die tijd zinvol te vullen, kan depressief worden. Bij sommige (echt)paren ontstaan relatieproblemen als de kinderen het huis uit gaan. De kinderen waren jarenlang het onderwerp van gesprek en nu blijkt er eigenlijk weinig over wat verbindt. Of er ontstaan spanningen: zij heeft eindelijk haar handen vrij en wil samen leuke dingen doen, terwijl hij nog steeds een job heeft. Reactieve depressie De psychologie karakteriseert het Lege Nest Syndroom als een 'reactieve depressie'. De gevoelens van leegte en verdriet zijn een reactie op een gebeurtenis in het leven, namelijk het uit huis gaan van de kinderen. Dit in tegenstelling tot een autonome depressie, waarvoor geen directe aanleiding te vinden is en die als het ware 'chemisch' van aard is. In andere levensfases kan men overigens soortgelijke gevoelens van rouw ervaren als men 'in een gat valt' na afronding van een groot project. Vooral vrouwen? De feministen hadden in zoverre gelijk dat het Lege Nest Syndroom vooral voorkomt bij vrouwen die zorg voor het gezin als belangrijkste taak in hun leven beschouwen. Als je geen of geen inspirerende werkkring hebt, valt het lege huis je extra zwaar. Ook 'controle freaks' en vrouwen met een beschermende opvoedingsstijl, die hun kinderen moeilijk los kunnen laten, lopen meer risico. 7 In veel gevallen valt het vertrek van de kinderen samen met de overgang. Naast lichamelijke klachten, zoals opvliegers, slapeloosheid en lusteloosheid, komt de stilte van het huis. In combinatie met de stemmingswisselingen door de overgangshormonen, kan het uitvliegen van de kinderen dan tot een serieuze depressie leiden. Vrouwen van wie de kinderen vanwege studie op kamers gaan wonen, hebben doorgaans minder last van het syndroom. De overgang naar zelfstandigheid verloopt meer geleidelijk. De studenten komen aanvankelijk ieder weekend nog thuis en er moet nog gewassen worden. In de loop van de studie komen ze steeds minder thuis tot ze uiteindelijk een baan vinden en een 'echte' woning betrekken of gaan samenwonen. Ongeveer een jaar nadat de deur werd dichtgeslagen, hebben de meeste vrouwen weer evenwicht in hun leven gevonden. Ze hebben een prettige dagbesteding, gaan op reis en besteden tijd aan hobby's. Als de depressieve gevoelens meer dan een jaar aanhouden, is het tijd voor de professionele hulp.” En de vaders? Mannen waren van oudsher minder betrokken bij de opvoeding en men ging er dan ook van uit dat het vertrek van de kinderen uit het ouderlijke huis voor hen gemakkelijker zou zijn. Onderzoeken wijzen echter uit dat ook mannen hun deel van de koek krijgen, de aard van het verlies kan echter anders zijn. Een survey bij vaders van kinderen die net het huis hadden verlaten, gaf aan dat een kwart van deze vaders zich ongelukkig voelden. Als reden gaven ze aan dat ze spijt hadden niet meer tijd met hun kinderen te hebben doorgebracht. (Pearson, 2015,p.123) 3.2.2 Van helikopterouders en boemerangkinderen De meeste ouders laten hun kinderen toe zelfstandig te worden, sommigen gaan zich storend mengen in het leven van hun volwassen kinderen. Deze helikopterouders zullen bijvoorbeeld (Pearson, 2015, p.123-124): - Ouders die de personeelsdienst bellen om hun kinderen als buitengewoon goede werknemers te beschrijven en aan te sporen om hen in dienst te nemen - Ouders die een CV doorgeven zonder dat zoon of dochter dat weet - Ouders die meegaan naar een sollicitatiegesprek - Ouders die meehelpen met het werk 8 Soms verlaten kinderen het ouderlijk huis en komen na een tijdje weer terug naar Hotel Mamma als ‘boemerangkind’. Meestal zijn het economische en/of emotionele motieven die hier een rol spelen: moeilijk of niet onmiddellijk een job vinden na het afstuderen, een slecht betaalde job, een relatiebreuk. Voor de ouders is dit opnieuw een aanpassing en een inbreuk van hun nieuwe vrijheid als koppel. Het is erg belangrijk dat er goede afspraken gemaakt worden over huisregels, privacy, huur betalen, en zo verder. 3.2.3 De sandwichgeneratie Veel mensen van middelbare leeftijd staan niet alleen voor de uitdaging om het leven op de rails te zetten zonder kinderen in huis, vaak komt daarnaast een groeiend appèl van de eigen ouder wordende ouders. Ze zijn het beleg tussen twee sneden brood, die aan beide kanten druk uitoefenen: zowel de eigen ouders als de opgroeiende of jongvolwassen kinderen oefenen psychologische druk uit doordat ze ieder met hun eigen vragen en behoeften zich opdringen. De sandwichgeneratie is relatief nieuw. Koppels krijgen later kinderen, mensen leven langer. Daardoor vallen drie levensfasen binnen één familie vaak samen: aandacht vragende opgroeiende kinderen of jongvolwassenen, ouders van middelbare leeftijd en ouderen die steeds meer verzorging en aandacht vragen. Meestal is de hulp financieel (in het geval van een klein pensioen) en instrumenteel (boodschappen doen, helpen poetsen). 9 De zorg voor de ouders kan psychologisch moeilijk zijn: - Rolomkering: kinderen nemen de ouderlijke rol over en ouders worden afhankelijk, dit leidt bij beide partijen tot verdriet - De rollen en onderlinge verhoudingen met opnieuw gedefinieerd worden: kinderen bepalen nu de situatie en in de plaats van een horizontale relatie die volwassen kinderen doorgaans met hun ouders hebben, wordt die nu vertikaal - Tot dan toe onafhankelijke ouderen vertonen weerstand en verzetten zich tegen de geboden hulp omdat ze hun kinderen niet tot last willen zijn - Heel wat ouderen willen daarom niet bij hun kinderen in huis gaan wonen Een goede oplossing is het kangoeroewonen: “een woning met daarin een kleinere, tweede wooneenheid. De bekendste vorm van kangoeroewonen is de zorgwoning. In dat geval trekt een oudere persoon of persoon met beperking in bij z’n familie, vaak de kinderen. Er wordt een aparte woonruimte voorzien, zodat ieder z’n eigen ding kan doen. Een goede combo: behoud van zelfstandigheid, maar er is altijd wel iemand in de buurt om een oogje in het zeil te houden”. (https://www.zimmo.be/blog/2018/03/12/een-kangoeroewoning-dit-zijn-de-regels/) Andere alternatieven zijn gekend: “assistentiewoningen, bieden hetzelfde gevoel van zorgeloze autonomie. In een assistentiewoning is er privacy en vrijheid en toegang tot gedeelde faciliteiten en de zorg van een professionele zorgverstrekker. In een rusthuis of woonzorgcentrum betrekt een oudere een flatje met een eigen badkamer. Deze oplossing is aangewezen voor mensen met een grote zorgbehoefte. Actieve senioren kunnen er natuurlijk ook voor kiezen om langer thuis te blijven wonen, al dan niet met hulp van mantelzorgers, thuishulp en thuisverpleging.” 3.3 Sociale relaties in de ouderdom (http://www.canongerontologie.nl/samenleving/sociale_relaties) “Bejaarde ligt weken dood in huis.” Soms lezen we zo’n bericht in de krant, en we kijken er niet echt van op. Ouderen wonen immers vaak alleen, maar zijn ze daardoor ook sociaal geïsoleerd? 10 Het eerste is waar: van de ouderen van 75 jaar en ouder woont zo’n 60 procent alleen. Omgekeerd betekent dat dat zo’n 40 procent met een partner samenwoont; in Nederland zijn andere samenlevingsvormen zoals wonen met een kind, broer of zus, zeldzaam. Onder de jongere ouderen woont een overgrote meerderheid samen met een partner. De partner is heel vaak een steun, toeverlaat en vertrouwenspersoon. Ouderen zijn vrijwel nooit sociaal geïsoleerd. Lang dood in huis liggen, komt dan ook vrijwel niet voor. Tot op hoge leeftijd beschikken vrijwel alle ouderen over verschillende personen in hun netwerk, waarmee ze een persoonlijke band hebben en regelmatig contact hebben. Afwisseling in het netwerk is belangrijk omdat er verschillende functies zijn. Zo zijn buren snel beschikbaar voor hulp, is er een vertrouwensband met vrienden, en is er vertrouwdheid met en langdurige hulp van familieleden. Ouderen met een laag opleidingsniveau en ouderen die van weinig geld moeten rondkomen, hebben vaak een klein of eenzijdig samengesteld netwerk van voornamelijk familie. De oudsten die nog redelijk gezond zijn, kunnen gemiddeld op zo’n tien mensen rekenen. Het netwerk van de alleroudsten wordt klein omdat hun leeftijdsgenoten overlijden, ze moeite hebben om nieuwe relaties met veel jongere mensen aan te knopen, en hun gezondheid achteruit gaat, zodat reizen of simpelweg anderen opzoeken, en zelfs telefoneren moeilijk wordt. Gegevens Statistiek Vlaanderen: Het aantal alleenwonende 67-plussers zal tussen 2020 en 2030 naar verwachting verder stijgen (+27%). Dat is een sterkere groei dan tussen 2010 en 2020 (+19%). Het Vlaamse Gewest zal in 2030 naar schatting bijna 93.000 meer alleenwonende 67-plussers tellen dan in 2020. Ook het aantal alleenwonende 40- tot 66-jarigen zal tussen 2020 en 2030 naar verwachting blijven stijgen tot bijna 381.000. Dat zijn er afgerond 14.000 meer dan in 2020 (+4%). Deze verwachte groei is minder sterk dan de groei tussen 2010 en 2020 (+16%). In 2030 zullen er naar verwachting ongeveer 26.000 18- tot 39-jarigen meer alleen wonen dan in 2020 (+13%). Tussen 2010 en 2020 groeide dat aantal met 7%. De groei van het aantal alleenwonenden concentreert zich dus voornamelijk bij de 67-plussers. Het aandeel alleenwonenden per leeftijdsgroep zal licht toenemen tussen 2020 en 2030: van 29% naar 30% bij de 67-plussers, van 15% naar 16% bij de 40- tot 66-jarigen en van 12% naar 13% bij de 18- tot 39-jarigen. De tijdelijke versnelde toename van het aantal alleenwonenden tussen 2020 en 2030 is een gevolg van de plotse daling van de internationale emigratie ten gevolge van de COVID-19-pandemie. In gewone omstandigheden zouden meer alleenwonende 18- tot 66-jarigen naar het buitenland emigreren. (Bevolkingsvooruitzichten: alleenwonenden | Vlaanderen.be) 11 3.3.1 Het huwelijksleven in de ouderdom Ouderen die getrouwd zijn en samenleven met een partner zijn tevreden met hun huwelijksrelatie: er is kameraadschap en emotionele steun en men kent elkaar door en door. Soms strooit pensionering van één of beiden wel eens roet in het echtelijke leven en de verstandhouding als de relatie onder druk komt te staan door de veranderingen in het leven. Als de druk te groot is en er is geen oplossing draait het wel eens uit op een echtscheiding. Mishandeling, alcoholmisbruik of een andere partner in het spel zijn andere redenen. 3.3.2 Zorgen voor elkaar: mantelzorg De meeste ouder wordende mensen hebben zich in hun jonger leven nooit voorgesteld dat zij een zorgbehoevende partner moesten gaan verzorgen. Nochtans is dit voor heel wat ouderen werkelijkheid. Dit kan heel wat frustraties en psychisch lijden met zich meebrengen. “Ik had nooit gedacht dat het zo zou zijn, ik huil veel. Ik had nooit gedacht dat ik de hele tijd zou bezig zijn met de wc schoonmaken, hem verschonen, hem wassen. Toen ik twintig was verzorgde ik mijn baby’s, nu verzorg ik mijn man.” (Pearson, 2015, p.204) “De term ‘mantelzorg’ werd in de jaren ‘70 door de Nederlandse professor Hattinga- Verschure geïntroduceerd. Hij wilde er de zorgactiviteiten mee benoemen die mensen in informele sfeer voor elkaar verrichten. Het gaat om zorg die de hulpbehoevende als een mantel omgeeft. De mantel is hierbij een metafoor voor alles wat ons met warmte omringt.” (https://www.ma-zo.be/mazopedia/definitie/) Anderen vatten deze zorgtaak positiever op en zien het als een laatste kans om hun liefde en verbondenheid te tonen én te ervaren. 3.3.2.1 Het profiel van een mantelzorger Onderzoek toont dat je tot een soort profiel van de mantelzorger kan komen (https://www.ma-zo.be/mazopedia/definitie/): - Eén op de vijf Vlamingen biedt regelmatig (wekelijks of dagelijks) zorg aan iemand uit zijn nabije omgeving. - Over het geslacht: evenveel mannen als vrouwen zorgen voor een hulpbehoevende persoon. Vrouwen bieden veel vaker regelmatige zorg, terwijl mannen eerder occasionele zorg bieden. 12 - Over de leeftijd: meer dan een kwart van de Vlamingen tussen de 45 en 65 jaar biedt regelmatig zorg. Daarmee zijn zij de absolute koplopers. De ‘sandwichgeneratie’, weet je wel … - Over voor wie er wordt gezorgd: het grootste deel van de mantelzorgers zorgt voor een huisgenoot of een niet-inwonend familielid. Ouders, partner, grootouders, kind, broer of zus: ze liggen nauw aan het hart en zijn belangrijk genoeg om voor te zorgen. - Over de gezondheidstoestand: over het algemeen vinden mantelzorgers dat hun gezondheidstoestand best bevredigend is. Een kleine minderheid geeft aan dat hun eigen gezondheidstoestand slecht tot zeer slecht is. - Over de draagkracht: mantelzorgers geven over het algemeen aan dat ze over voldoende draagkracht beschikken. Zij zien de taak die ze op zich hebben genomen als positief, verrijkend en zinvol. Het overgrote deel van de mantelzorgers zou het opnieuw doen. - Over de draaglast: gevoelens van onmacht, onzekerheid, hopeloosheid, tekortschieten en willen helpen maar niet weten hoe ondermijnen weleens de krachten van de sterkste mantelzorger. - Over het samenwerken met andere zorgverleners: voor ongeveer 18% van de mantelzorgers is de zorg voor een belangrijk iemand een solojob! Zij doen alles alleen en kunnen op niemand terugvallen. 3.3.2.2 Psychische en fysische alarmbelletjes Natuurlijk zijn er spanningen en emotionele zware momenten, maar positieve denkers passen zich snel aan de nieuwe situatie aan. Toch blijft ook dit een zware opgave, want we kunnen aannemen dat ook de verzorgende partner ouder is en daardoor niet meer helemaal in topvorm. Verder heeft mantelzorgen gevolgen voor de lichamelijke en psychische gezondheid. Zie het artikel in de canvasmodule. 3.3.3 Weduwschap The Social Readjustment Rating Scale van Holmes-Rahe noemt het overlijden van de partner als de meest stressvolle en pijnlijke levensgebeurtenis die er is. Het overlijden heeft daarnaast ingrijpende gevolgen voor de financiële en sociale situatie, en als de relatie goed was het verlies van een kameraad, minnaar, vertrouwenspersoon en helper. 13 Het zelfbeeld wordt door elkaar geschud, de identiteit volledig overhoop gehaald: men is alleen, een enkeling, men blijft achter als weduwe of weduwnaar en men is geen ‘partner’ meer. Er is geen metgezel met wie men beslommeringen en dagelijkse vreugdes kan delen. Aanvankelijk zullen familie en vrienden volop aanwezig zijn, maar deze steun ebt weg. Het sociale leven verandert ingrijpend: als getrouwd stel was men steeds samen bij anderen, nu voelt de achterblijver zich in sociale contacten vaker het vijfde wiel aan de wagen en laat hij daardoor activiteiten met vrienden snel achterwege. De vriendschap dooft dan uit, maar vaak vind men nieuwe vrienden bij andere alleenstaanden. Op financieel vlak is er achteruitgang, ook al is er het overlevingspensioen, een levensverzekering en spaargeld. Dit kan ertoe leiden dat de echtelijke woning waar men samen een leven heeft opgebouwd verkocht moet worden. 3.3.4 Eenzaamheid (http://www.canongerontologie.nl/individu/eenzaamheid) ‘Oud en alleen zijn’ is een schrikbeeld van velen wanneer zij aan het ouder worden denken. Inmiddels is duidelijk dat de meerderheid van de ouderen onder de 75 jaar niet eenzaam is; ongeveer 30% is eenzaam, waarbij 10% ernstig eenzaam is, net als op andere leeftijden. Boven de 75 jaar neemt eenzaamheid echter toe, vanwege de combinatie van verlies van leeftijdgenoten en fysieke veranderingenwaardoor het onderhouden van sociale relaties belemmerd kan worden. Volgens de gangbare definitie is eenzaamheid een onplezierig ervaring van gemis van een bepaalde soort relatie of een bepaalde kwaliteit in relaties. Hoe zwaar eenzaam is, heeft met tijdsbeleving te maken, of dit als tijdelijk ervaren wordt of als een uitzichtloze situatie (van Tilburg & de Jong Gierveld). De symptomen van eenzaamheid zijn o.a. gevoelens van verdriet, leegte, rusteloosheid, en concentratieproblemen. Eenzaamheid kan mensen stimuleren om meer aandacht te besteden aan hun sociale relaties; het kan ook als signaal dienen voor de omgeving dat iemand kwetsbaar is. Wanneer eenzaamheid langer duurt, kan dit veel negatieve gevolgen hebben en zelfs het proces van fysiek achteruitgang versnellen bij ouderen (Hawkley & Cacioppo). 3.3.4.1 Symptomen Naast de algemene symptomen zijn er specifieke symptomen voor de twee typen eenzaamheid. Bij emotionele eenzaamheid die ontstaat vanwege het gemis aan 14 intimiteit, hoort het verlangen naar een intieme relatie, een gevoel van dreiging, angsten spanning, en overgevoeligheid voor de reacties van anderen. Bij sociale eenzaamheid verlangt men naar gezelschap bij sociale activiteiten en ervaart men verveling, doelloosheid en/of het gevoel buitengesloten te zijn. Mensen die sterk eenzaam zijn ervaren vaak beide typen eenzaamheid en de bijbehorende symptomen. 3.3.4.2 Gevolgen van eenzaamheid Langdurige eenzaamheid heeft fysieke, cognitieve en gedragsmatige gevolgen. Vanaf middelbare leeftijd hebben eenzame mensen hogere bloeddruk; dit kan leiden tot diverse andere hartaandoeningen. Ook is er een grotere kans op obesitas (zwaarlijvigheid)bij eenzamen en roken zij vaker dan mensen die niet eenzaam zijn. Verder zijn er meer slaapstoornissen bij eenzamen; slecht slapen leidt tot gebrek aan energie, lusteloosheid of juist prikkelbaar zijn. Als mensen de ziekte van Alzheimer krijgen, is de voortgang van deze ziekte sneller bij eenzame mensen. Het risico om te sterven is groter voor eenzame oudere mannen vergeleken met niet-eenzame mannen. Voor vrouwen is dit risico ook groter, maar het verschil is minder groot dan bij mannen. Verder is aangetoond dat eenzamen mensen minder goed hun aandacht bij een bepaalde taak kunnen houden, minder goed kunnen plannen en activiteiten coördineren. Deze veranderingen in cognitief functioneren, maken het moeilijker voor hen om strategieën te bedenken en uit te voeren om hun eenzaamheid te verminderen (Cacioppo & Patrick, 2008). Door de fysieke en cognitieve gevolgen van langdurige eenzaamheid, kunnen ouderen in een negatieve spiraal komen. Daarom is er veel animo voor interventies gericht op eenzaamheid bij ouderen. VONK3, Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor de derde leeftijd (Thomas More Kempen) ontwikkelde een online tool met drie modules om inzicht te krijgen in het wat en omgaan met en preventie van eenzaamheid bij ouderen. De inhoud van deze tool is examenstof. Je vindt de tool in de canvasmodule. 15