Aardrijkskunde "Ons eiland in de ruimte" PDF

Summary

Dit document behandelt de samenstelling van het zonnestelsel, hoe de ouderdom van de aarde kan worden gemeten, en de verschillende lagen van de aarde. De tekst bespreekt relatieve en absolute geologische tijdschalen, en beschrijft de verschillende lagen die de aarde vormen, gebaseerd op samenstelling en viscositeit.

Full Transcript

***[Aardrijkskunde "Ons eiland in de ruimte"]*** **1)Hoe is het zonnestelsel opgebouwd?** - Het zonnestelsel bestaat uit de zon en acht planeten die eromheen draaien. De planeten zijn verdeeld in twee groepen: de terrestrische (steengestelde) planeten en de gasplaneten. De vier binnenste...

***[Aardrijkskunde "Ons eiland in de ruimte"]*** **1)Hoe is het zonnestelsel opgebouwd?** - Het zonnestelsel bestaat uit de zon en acht planeten die eromheen draaien. De planeten zijn verdeeld in twee groepen: de terrestrische (steengestelde) planeten en de gasplaneten. De vier binnenste planeten, Mercurius, Venus, de Aarde en Mars, bestaan uit steen. De vier buitenste planeten, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, zijn gasplaneten. De zon zorgt voor het licht en de warmte die het leven op aarde mogelijk maken. Het zonnestelsel maakt deel uit van het grotere Melkwegstelsel, een sterrenstelsel. **2)Hoe wordt de ouderdom van de aarde gemeten?** - De ouderdom van de aarde wordt op twee manieren gemeten: 1. **Relatieve geologische tijdschaal**: Deze is gebaseerd op de volgorde van gesteentelagen en fossielen die in verschillende tijdsperioden zijn ontstaan. 2. **Absolute geologische tijdschaal:** Deze meet de werkelijke ouderdom van gesteenten door bijvoorbeeld het gebruik van radioactief verval. Door de afbraak van radioactieve isotopen kan men de tijd bepalen sinds het gesteente is gevormd, waardoor de ouderdom van de aarde wordt berekend op ongeveer 4,6 miljard jaar. **3)Hoe is de aarde opgebouwd?** De aarde is opgebouwd uit verschillende lagen, zowel qua samenstelling als qua viscositeit (stroperigheid): - **Volgens die samenstelling: De aarde uit drie hoofdlagen:** 1. De kern: Deze bestaat uit een mengsel van ijzer en nikkel. De binnenkern is vast, terwijl de buitenkern vloeibaar is. 2. De mantel: De mantel is onderverdeeld in de ondermantel (plastisch, taai-stroperig) en de asthenosfeer (bovenste deel van de mantel), die ook plastisch is maar gemakkelijker kan stromen dan de ondermantel. 3. De aardkorst: Dit is de buitenste laag van de aarde en bestaat uit licht materiaal. De continentale korst (graniet) is dikker dan de oceanische korst (basalt). - **Volgens viscositeit:** 1. Binnenkern: Vast. 2. Buitenkern:Vloeibaar. 3. Ondermantel en asthenosfeer: Plastisch (taai-stroperig). 4. Lithosfeer (aarde + aardkorst):Vaste, breekbare laag die op de asthenosfeer drijft en bestaat uit aardplaten die over de asthenosfeer kunnen bewegen. De lithosfeer is onderverdeeld in platen die stijf en onbuigzaam zijn en drijven over de meer plastische asthenosfeer. Door de lagere dichtheid van de continentale korst (graniet) ligt deze hoger dan de oceanische korst (basalt) op de asthenosfeer. **4) Wat is het actualiteitsprincipe?** - Het actualiteitsprincipe is de idee dat de processen die we vandaag de dag op aarde waarnemen, ook in het verleden hebben plaatsgevonden. Dit principe stelt dat het heden de sleutel is tot het verleden, oftewel: de geologische processen die nu actief zijn (zoals vulkanisme, aardbevingen en erosie) hebben in het verleden dezelfde werking gehad en kunnen ons helpen om de geologische geschiedenis van de aarde te begrijpen. Het actualiteitsprincipe verving de eerdere catastrofetheorie, die stelde dat de aarde gevormd werd door plotselinge, grote catastrofale gebeurtenissen. Dit nieuwe principe werd breed geaccepteerd, omdat het verklaarde dat de aarde miljoenen jaren oud was, veel ouder dan men voorheen dacht. **5)Hoe ontwikkelden zich de bewijzen voor het bewegen van de aardplaten?** - De theorie over het bewegen van aardplaten, ook wel continentverschuiving genoemd, werd in 1912 voorgesteld door de Duitse meteoroloog Alfred Wegener. Wegener vond verschillende aanwijzingen die suggereerden dat de continenten ooit aaneengeschakeld waren in een supercontinent genaamd Pangea. De belangrijkste bewijzen die Wegener aandroeg waren: 1. **Fossiele overeenkomsten**: Hij ontdekte overeenkomsten in fossielen van planten en dieren op verschillende continenten die tegenwoordig ver van elkaar verwijderd zijn. Dit suggereerde dat deze continenten ooit deel van een groter geheel waren. 2. **Geologische overeenkomsten**: In Zuid-Amerika, Afrika, India en Australië vond Wegener bewijs van vroegere ijskappen en tropische moerassen, wat erop wees dat deze gebieden ooit in andere klimaten lagen. 3. **Gebergten en gesteenten**: Wegener ontdekte dat gebergten en gesteenten aan de kusten van Zuid-Amerika en Afrika precies op elkaar aansloten, wat erop wees dat de continenten ooit verbonden waren. - Latere bewijzen voor de beweging van de aardplaten kwamen uit ontdekkingen op de oceaanbodem: 1. **Mid-oceanische ruggen**: Onderzoek in de oceanen liet zien dat er bergketens onder het wateroppervlak liepen, de zogenaamde mid-oceanische ruggen. Deze ruggen bleken de plekken te zijn waar nieuwe oceanische korst werd gevormd, wat het idee ondersteunde dat de oceanen zich uitzetten en de continenten uit elkaar werden geduwd. 2. **Aardmagnetisme**: Onderzoek naar het magnetisme in de oceanische korst gaf verder bewijs. Wanneer lava stolt, worden ijzerdeeltjes in de lava uitgelijnd met het magnetisch veld van de aarde. Het bleek dat het aardmagnetisch veld in het verleden vaak van richting was veranderd, wat leidde tot zogenaamde magnetische reversals in de oceaanbodem. Deze reversals waren symmetrisch aan beide zijden van de mid-oceanische ruggen, wat aantoonde dat de oceanische korst zich verspreidde vanaf deze ruggen, wat het idee van de plaatbeweging bevestigde. **6. Hoe werkt de aandrijving van de platentektoniek?** - De platentektoniek wordt aangedreven door de hitte die vanuit de aardkern naar het aardoppervlak stijgt. Dit proces veroorzaakt convectiestromen in de mantel, die de aardplaten in beweging zetten. Convectiestromen zijn opwaartse bewegingen van heet gesteente uit de diepe mantel naar de lithosfeer, waar het afkoelt en zwaarder wordt, waarna het weer naar beneden zakt. Dit resulteert in een circulaire stroming die de aardplaten kan verplaatsen. - Er zijn twee belangrijke krachten die bijdragen aan de platentektoniek: 1. **Slab pull (trekkracht):** Bij een subductiezone zakt een afgekoelde oceanische plaat naar beneden in de mantel, en trekt de rest van de plaat mee door de zwaartekracht. Dit is een belangrijke kracht die de platen naar elkaar toe trekt. 2. **Ridge push (duwkracht):** Aan mid-oceanische ruggen wordt nieuwe oceanische korst gevormd door opstijgend magma. Dit magma duwt de platen aan de randen van de rug verder weg van het midden, waardoor de platen verder van elkaar af bewegen. - Samen zorgen slab pull en ridge push voor de beweging van de platen, die zich langs convergente (naar elkaar toe), divergente (van elkaar af) en transforme (langs elkaar) plaatgrenzen kunnen verplaatsen. **7) Welke drie bewegingen maken de aardplaten en welke kenmerkende verschijnselen zijn daarbij te zien aan het aardoppervlak?** Er zijn drie hoofdbewegingen van de aardplaten, die elk kenmerkende verschijnselen veroorzaken: - **Convergente plaatbeweging:** 1. Subductie: Bij subductie beweegt een oceanische plaat onder een continentale plaat de mantel in. Dit veroorzaakt een subductiezone met een diepe trog, gebergtevorming, en vulkanisme. De vulkanen kunnen explosief zijn door de hoge viscositeit van het magma, dat rijk is aan waterdamp en gassen. 2. Plooiingsgebergte: Als twee continentale platen naar elkaar toe bewegen, ontstaan plooiingsgebergten (bijv. de Himalaya). Hier is geen subductie, maar de platen worden tegen elkaar geduwd, waardoor bergen ontstaan. 3. Aardbevingen: Bij zowel subductiezones als bij plooiing van continenten komen vaak zware aardbevingen voor. - **Divergente plaatbeweging:** 1. Riftvallei en riftschouders: Bij divergentie bewegen de platen van elkaar af, waardoor een riftvallei ontstaat. Dit gebeurt vaak aan de randen van continenten of in de oceaan. Vulkanisme kan leiden tot het ontstaan van riftschouders langs de breuken. 2. Mid-oceanische rug: Bij volledige divergente beweging in de oceaan ontstaat een mid-oceanische rug, waar nieuwe oceanische korst wordt gevormd. Het magma dat opstijgt zorgt voor effusieve erupties, wat rustige vulkanische uitbarstingen zijn. - **Transforme plaatbeweging.** 1. Zware aardbevingen: Bij een transforme plaatbeweging schuiven twee platen langs elkaar, wat meestal leidt tot sterke aardbevingen. Er is geen vulkanisme of gebergtevorming, maar de aardbevingen kunnen zeer destructief zijn, zoals het geval is bij breuken zoals de San Andreasbreuk. **8) Op welke manier hangen platentektoniek en gebergtevorming met elkaar samen?** Platentektoniek en gebergtevorming zijn nauw met elkaar verbonden. De beweging van de aardplaten zorgt voor de vorming van bergen en gebergten op de volgende manieren: - **Subductie en gebergtevorming:** 1. Wanneer een oceanische plaat onder een continentale plaat zakt (subductie), ontstaat er vaak een gebergte op de continentale plaat door de ophoping van sedimenten en gesteenten die door de subductie omhoog worden geduwd. Dit kan leiden tot vulkanen en diepzeetroggen langs de plaatgrenzen. 2. Bij subductie van oceanische platen onder andere oceanische platen kunnen eveneens gebergtes en vulkanen ontstaan, zoals de Mariana Trench en de vulkanen langs de Ring van Vuur in de Stille Oceaan. - **Continentale botsingen (plooiingsgebergte):** 1. Wanneer twee continentale platen tegen elkaar botsen, zoals bij de botsing van India met Azië, ontstaan enorme plooiingsgebergten, zoals de Himalaya. Deze gebergten ontstaan doordat de aardkorst geplooid wordt door de enorme druk die de platen op elkaar uitoefenen. - **Riftvalleien en gebergten bij divergentie:** 1. Bij een divergente plaatbeweging, zoals bij een riftzone in Oost-Afrika, wordt de aardkorst uit elkaar getrokken. Het gebied daartussen zakt vaak in en vormt een riftvallei. Aan de randen van de rift kunnen gebergten ontstaan door de rek- en schuifbewegingen van de platen. **9) Op welke manier hangen platentektoniek en vulkanisme met elkaar samen?** Vulkanisme is sterk verbonden met platentektoniek omdat vulkanen voornamelijk ontstaan aan de randen van de aardplaten. Er zijn twee belangrijke manieren waarop vulkanisme wordt aangedreven door platentektonische processen: - **Subductie (convergente plaatbeweging):** Bij subductie zakt een oceanische plaat onder een continentale plaat de mantel in. Het afkoelen van de plaat en het vrijkomen van water uit de subducerende plaat verlaagt het smeltpunt van het mantelgesteente, waardoor magma ontstaat. Dit magma stijgt op en kan een stratovulkaan vormen. Vulkanen die ontstaan in subductiezones hebben vaak explosief vulkanisme vanwege het hoge gehalte aan gassen en de taaiheid van het magma. - **Divergentie (divergente plaatbeweging):** Bij divergentie, zoals aan mid-oceanische ruggen, bewegen de platen van elkaar af, wat leidt tot het opstijgen van magma uit de mantel om de gapende ruimte op te vullen. Dit resulteert in effusieve erupties, waarbij het magma vrij vloeit en relatief rustig naar buiten komt. Dit type vulkaan heeft meestal de vorm van een schildvulkaan. Daarnaast komen vulkanen ook voor op plaatsen die ver van de plaatranden liggen, bij hotspots. Dit zijn plekken waar een mantelpluim (een opstijgende stroom van heet materiaal) door de lithosfeer breekt, wat vulkanisme veroorzaakt, zoals bij de vulkanen van Hawaii. **10) Welk verband is er tussen platentektoniek en aardbevingen?** Aardbevingen zijn het directe gevolg van de bewegingen van de aardplaten. De spanningen die zich opbouwen door de platentektoniek (de beweging van de platen) zorgen ervoor dat op bepaalde plekken de platen verschuiven en ontladen. Dit veroorzaakt seismische trillingen of aardbevingen. Er zijn verschillende manieren waarop deze aardbevingen optreden: - **Convergente beweging (naar elkaar toe):** Bij subductie, waar één plaat onder een andere duikt, ontstaan enorme spanningen die op den duur vrijkomen, vaak met zware aardbevingen. - **Divergente beweging (van elkaar af**): Bij het uit elkaar bewegen van platen, bijvoorbeeld aan een mid-oceanische rug, ontstaat er rek op de korst, wat ook aardbevingen kan veroorzaken. - **Transforme beweging (langs elkaar):** Wanneer twee platen langs elkaar schuiven (zoals bij de San Andreasbreuk), kunnen spanningen zich opbouwen langs de breuklijn, die plotseling vrijkomen, wat resulteert in aardbevingen. Het punt waar de spanningen zich voor het eerst ontladen heet het hypocentrum (de oorsprong van de aardbeving), en de plek op het aardoppervlak die loodrecht boven het hypocentrum ligt, is het epicentrum. De kracht van een aardbeving wordt gemeten met de momentmagnitudeschaal, waarbij elke stap op de schaal een 32 keer grotere hoeveelheid energie vrijgeeft. **11) Hoe ontstaan de verschijnselen die samenhangen met vulkanisme?** De verschijnselen van vulkanisme ontstaan wanneer gesmolten gesteente (magma) vanuit de magmakamer omhoogkomt naar het aardoppervlak. Er zijn verschillende processen die hierbij een rol spelen: - **Opstijgend magma:** Het magma stijgt vanuit de magmakamer door de aardkorst naar het oppervlak. Het kan daarbij gas en as meebrengen. Zodra het magma aan de oppervlakte komt, wordt het lava genoemd. - **Type uitbarsting:** Het type vulkanische uitbarsting hangt af van de viscositeit van het magma (hoe stroperig het is) en het gehalte aan gas en waterdamp: 1. Effusieve eruptie: Bij schildvulkanen, zoals die bij hotspots, is het magma dun en stroomt het rustig naar buiten. Dit leidt tot relatief milde uitbarstingen. 2. Explosieve eruptie: Bij stratovulkanen, zoals bij subductiezones, is het magma stroperiger en bevat het veel gassen. Dit veroorzaakt drukopbouw in de vulkaan en kan leiden tot explosieve uitbarstingen, waarbij lava, as en vulkanische bommen in de lucht worden geslingerd. - **Caldera**: Bij zeer krachtige uitbarstingen kan de magmakamer van de vulkaan instorten, waardoor een caldera ontstaat --- een grote depressie die gevuld kan worden met water en het een kratermeer vormt. **12) Wat zijn de kenmerken van een aardbeving?** Aardbevingen zijn trillingen die ontstaan door het plotseling vrijkomen van opgebouwde spanningen in de aardkorst. De belangrijkste kenmerken van een aardbeving zijn: - **Hypocentrum**: Het punt in de aarde waar de breuk begint en de spanning vrijkomt, meestal diep onder het aardoppervlak. - **Epicentrum**: Het punt op het aardoppervlak dat recht boven het hypocentrum ligt. Dit is meestal de plek waar de beving het sterkst gevoeld wordt. - **Aardbevingsgolven**: De trillingen die door de aardkorst bewegen. Er zijn verschillende typen golven, zoals de P-golven (primaire golven), die snel bewegen, en de S-golven (secundaire golven), die langzamer bewegen en meer schade veroorzaken. - **Momentmagnitudeschaal**: Aardbevingen worden gemeten met de momentmagnitudeschaal, die de energie meet die vrijkomt. Deze schaal is logaritmisch, wat betekent dat elke stap op de schaal een 32 keer grotere hoeveelheid energie vrijgeeft. **13) Hoe ontstaat een tsunami?** Een tsunami ontstaat meestal als gevolg van een zeebeving, waarbij de oceaanbodem plotseling verschuift. Het proces verloopt als volgt: - **Verplaatsing van water**: Wanneer de oceaanbodem verschuift door een aardbeving (meestal bij subductiezones), wordt een grote hoeveelheid water in verticale richting verplaatst, vaak met een hoogte van enkele tientallen centimeters tot enkele meters. - **Golven in open zee**: De eerste golven van een tsunami zijn meestal niet erg hoog (ongeveer 20 cm), maar kunnen zich met snelheden van tot wel 800 km/uur over de oceaan verspreiden. Deze golven kunnen duizenden kilometers reizen zonder veel verandering in hoogte. - **Afremming bij de kust**: Wanneer de golven de kust bereiken, wordt de waterdiepte ondieper. Hierdoor worden de golven afgeremd en worden ze hoger. Het achteropkomende water haalt het afgeremde water in, waardoor de golfhoogte kan toenemen tot wel 10 tot 30 meter. - Impact op de kust: De grote golven kunnen met enorme kracht de kust bereiken en verwoestende schade aanrichten. Tsunami\'s kunnen meerdere golven bevatten die elkaar snel opvolgen.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser