Vergelijkende Biologie Samenvatting PDF
Document Details
Uploaded by UseableBiedermeier6374
Katholieke Universiteit Leuven
2020
Yasmine Berrag
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt verschillende aspecten van vergelijkende biologie, inclusief celbiologie, celdeling en virussen. De tekst is een overzicht van de verschillende onderwerpen besproken in de vergelijkende biologie cursus aan de Katholieke Universiteit Leuven en dateert uit 2020. De samenvatting is georganiseerd in hoofdstukken per onderwerp, zoals de cel, celdeling, en virussen.
Full Transcript
lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie samenvatting Vergelijkende biologie (Katholieke Universiteit Leuven) StuDocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) ...
lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie samenvatting Vergelijkende biologie (Katholieke Universiteit Leuven) StuDocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Inhoud Hoofdstuk 1) De cel 2) Celdeling 3) Levensboom 4) Virussen 5) Prokaryoten 6) Protisten 7) Diversiteit + evolutie bouwplan 8) Protostomen 9) Protostomen + deuterostomen 10) Deuterostomen 11) Opbouw + regulatie lichaam 12) Musculoskeletaal systeem 13) Spijsverteringsstelsel 14) Ademhalingsstelsel 15) Zenuwstelsel 16) Sensorische systemen 17) Endocrien systeem 18) Bloedvatenstelsel 19) Osmoregulatie 20) Voortplanting 21) Dierlijke ontwikkeling 1 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1. De cel 1.1 De celtheorie Alle organismes zijn opgebouwd uit cellen Kleinst levende dingen Ontstaan uit reeds bestaande cellen Celgrootte is gelimiteerd Alle cellen Genetisch materiaal Cytoplasma Membraan 1.2 Prokaryote cellen vs eukaryoten Prokaryoten: micorbiologie Eukaryoten: celbiologie Geen kern Nucleus omgeven door membraan Cytoplasma Complexer Plasmamembraan + celwand Organellen + membranair systeem Ribosomen Cytoskelet: steun Geen membraanomgeven Dierl (lysosomen) + planten (celw, organellen plasten, vacuole) Eenv cytoskelet Roterend flagellum Prokaryoten Archaea Bacteriën Geen peptidoglycaan Wel peptidoglycaan Gram + Gram - 2 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1.3 Eukaryoten cel: structuren Celkern Gen materiaal Chromatine: DNA + eiw Nucleaire enveloppe Nucleolus: rRNA genen + rRNA + r proteinen Ribosomen ALLE CELLEN HEBBEN DIT Ribosomaal RNA Eiwitsynthese Endomembranair ER + GA + lysosomen Systeem ER RER: synthese eiwi SER: synthese lipiden, intracellulaire Ca-opslag, detoxificatie GA Golgi cisternae Voork: cis trans Post-translationele modificaties (glycolysatie) v eiw en lipiden Synthese celwandcomp Aanmaak lysosomen Lysosomen Digestieve enzymes Zure pH: pas vanaf activatie Microbodies Peroxisomen Vacuolen Plantaardige lysosomen Tonoplast Opslag(vet)/ contractiel/centrale Mitochondria Eigen DNA (cicrulair) suiker ATP Oxidatief metabolisme Alle euk cellen Chloroplasten Chlorofyl Eigen DNA Licht: suiker + ATP genereren Cytoskelet Motorproteine A + microtubli + intermed filam Extracell struct Celwand: planten(cellul), protisten (cellul), fungi ((chitine) ECM: dierl (glycoprot + fibr eiw) connectie via integrines Celbeweging Flagella (euk: 9+2 microtubuli) Cilia 1.4 Argumenten voor de endosymbiosetheorie 2 membranen: gastheer + eigen membraan Eigen DNA (cirkelv) + ribosomen Grootte = prokaryote cel Splijting (zoals bacteria) 3 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 2. Celdeling 2.1 Bacteria Binaire splijting Enkelv, circulair, dubbelstreng DNA: gerepliceerd Bidirectioneel Septum septatie = clonale reproductie 2.2 Eukaryoten Chromosomen Homologen: matern + patern kopijen Zusterchromatiden verbonden met elkaar via chosine eiwitten Celcyclus: mitose Interfase o G1: celgroei o S: x2 DNA o G2: condensatie chromosomen, replicatie organellen en mitochondia Mitose o Profase o Prometafase o Metafase o Anafase Anafase A: kinetochoormicrotubuli Anafase B: poolmicrotubuli o Telofase Cytokinese Meiose: vorming gameten Meiose I/II o Profase I/II o Metafase I/II o Anafase I/II o Telofase I/II Geen DNA replicatie na meiose I! Meiose Mitose Synapsvorming + crossingover 2 identieke cellen Zusterchromatiden samen thv centrom Kinetochoren zelfde pool gehecht Geen DNA replicatie tss I en II Haploide verschillende cellen crossing over + independent assortment 4 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 3. De levensboom 3.1 Classificatie Aristoteles: dieren vs planten Basiseenheden/genera (paarden vs katteb) Linnaeus: binomiale benaming (homo sapiens) taxonomie 3.2 Hierarchie Linnaeus Domein eukarya eukaryoten (vs archaea en bacterien) Rijk animalia dierenrijk Phylum arthopoda geleedpotigen Klasse insecta insecten Orde hymenoptera vliesvleugeligen Familie apidae bijen en hommels Genus apis honingbijen Species appis mellifera bij 3.3 Limitaties van de hierarchie fylogenetische en systematische revolutie 5 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 4. Virussen 4.1 Eigenschappen Geen organisme geen rijk Parasitaire chemicalien met DNA/RNA in eiwit verpakt GEEN cellen, WEL virirons (buiten gastheercel) Reproductie binnen levende cel Variatie in grootte en vorm o Basisstructuur: nucleinezuurkern + mantel (capsid) DNA/RNA, lineair/circulair, enkel-/dubbelstrengig In capsid: enzymes reverse transcriptase (retrovirussen) geven cellen gastheer bevelen Dierl virussen: omg door enveloppe Host range (specifieke gastheer) vs weefseltropisme (specifiek weefsel/celtype) Vormen Helicaal vs icosahedraal/ complex Met enveloppe: polymorf 4.2 Virale genomen DNA virus RNA virus (70%) DELING IN KERN EUK GASTHEERCEL DELING IN CYTOPLASMA Eerst uitschakelen gastheer DNA Transcriptie tot mRNA Geen transcriptie Expressie eiwitten: Expressie eiwitten: DNA polym duplic viraal DNA (vroeg) RNA polym replicase (vroeg) Capsid-eiw (laat) Capsid- eiw (laat) Negatieve strand vs positieve strand RNA virus 4.3 Bacteriofagen: virussen die bacterien infecteren Lytische cyclus Lysogene cyclus Doodt gastheercel Incorporeert in genoom cel Virulent: veel vermenigvuldigen Gematigd: gen materiaal parkeren in Eindresultaat: lyse = bacteriele cel gastheercel 1. Adsorptie 1. Penetratie 2. Penetratie 2. Integratie/lysogenie lysogene bacterie 3. Synthese profaag 4. Assemblage 3. Propagatie 5. Vrijzetting 4. Inductie: switch naar lytisch Bv herpes: koortsblaasjes 6 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 4.4 Ziekten veroorzaakt door virussen Acuut griep, verkoudheid Traag kanker veroorzakende virussen Latent herpes Chronisch HIV 4.5 Toepassing: Influenzavirus (griepvirus) RNA- genoom Opbouw 2 types o Type A: ernstig, mens en dier o Type B: mild, humaan Subtypes die verschillen in eiwitspikes o H: Hemagglutinine (entry) o N: Neuraminidase (exit) Muteren contant = geen algemeen griepvaccin Mutatie kan ook door 2 virussen samen cel infecteren = genetische recombinatie = antigene shif) Creëren van nieuwe spikes Oorzaak pandemieën 4.6 Human Immunodeficiency Virus (=retrovirus) Retrovirus (RNA) dat latent aanwezig is in het genoom van de gastheer 7 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Veroorzaakt acquired immune deficiency syndrome Virus infecteert WBC= CD4+ cellen (vooral T-helpercellen) = weefseltropisme hebben als functie een effectieve immuunrespons te creeren Test? detectie anti-HIV antilichamen Resistent: mutatie in CCR5 gen Behandelingen Blocking entry o Fusion-inhibitors o Coreceptorantantagonists Blocking replication o Reverse transcriptase inhibitors Blocking integration o Integrase inhibitors Blocking maturation o Protease inhibitors 4.7 Virussen en kankers Virussen 15% v de humane kankers Onco-virussen = DNA virussen veroorzaken kanker door groei humane cellen te wijzigen Initieren expressie v oncogenen Inhiberen tumor-suppressor genen Opkomende virussen Hantavirus : longontsteking Ebola virus: erge koorts SARS: veroorzaakt door een coronavirus Prions Misvouwing prioneiwitten TSE 5. Prokaryoten = archaea + bacterien 8 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 5.1 Algemene eigenschappen Oudste Meest voorkomend Meest simple Alomtegenwoordig (extremofielen) Verschillen met eukaryoten Unicellulair groeperen (biofilm) Celgrootte (1 micrometer) Chromosomen (overdragen v plasmiden) Binaire splijting aseksuele reproductie (plasmiden smelten samen: horizontale gentransfer) Interne compartementalisatie o geen kern, mitochondrien, ER, GA, lysosomen o wel ribosomen Flagella > flagelline (vs 9+2) Metabole diversiteit o Fotosynthese Zuurstofproducerend Niet-zuurstofproducerend (zwavel ofz) o Chemolithotroof E uit anorganische moleculen synthese carbohydraten Verschillen tussen bacterien en archaea (molec en biochem vlak) Bacterien Archaea Plasmamembraa Esterverbinding: lipiden op glycerolskelet Etherverbinding: lipiden op glycerolskelet n Lipiden kunnen vertakken Tetraethers: monolayers (hyperthermof) Celwand Peptidoglycaan Soms pseudopeptidoglycaan = pseudomurein Gram + Gram - DNA-replicatie Lijkt meer op die v eukaryoten Genexpressie Lijkt meer op die v eukaryoten 5.2 Opbouw van prokaryoten Celstructuur celwand bepaalt vorm, geen celw = geen vaste vorm Staaf Ron/ovaal Helicaal Bacteriele celwand Peptidoglycaan: polysachharideketens verbonden via peptide zijketens o Gram + 9 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Veel pept Kristalviolet o Gram – Weinig pept Paars vervangen door rood Extra laag: LPS Resistentie tegen antibiotica die inwerken op petidoglycaan Bescherming hypotone omg (bact kunnen niet tegen hypert) Externe lagen Interne strcuturen S-laag: adhesie + protectie Geen compartimentalisatie Capsule: beschermin tegen fagocytose + vasth Intern membraan: ademh + fotosynthese Flagella Nucleoid regio: circulair DNA ds ring Pili: adhesie + uitw gen info Plasmiden Ribosomen: target antibiotica Endosporen 5.3 Genetica bij prokaryoten Aseksueel: transfer DNA tssen cellen horizontale gentransfer Transformatie o Celdood: vrijstelling gen materiaal o DNA opgenomen door andere cel o Dubbele homologe recombinatie Transductie: gen materiaal door faag overgedragen v ene naar andere bacterie o Adhesie faag o DNA injectie v faag o Faag DNA replicatie, gastheer DNA degradatie o Faag verpakking o Faag met DNA bacterie aan andere cel o Injecteert chromosomaal DNA o Incorporatie door dubbele homologe recombinatie o Cel bevat DNA v donor Algemeen lytisch vs gespecialiseerd (kan lethaal zijn voor faag) lysogeen Conjugatie: afh v conj plasmide F plasmide (vgl crossing over) o F+ + F- o Conjugatiebrug (holle pilus) o SS synthese o F+ + F+ o Hfr Integratie vs excisie (spontane) mutaties UV 10 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 R plasmiden: antibioticum resistentie ziekenhuisbacterie E coli 5.4 Metabolisme van prokaryoten Autotroof C uit anorganisch CO2 o Foto-autotroof E uit licht Cyanobacterie o Chemolithoautotroof E uit oxidatie anorg molec Zwavel Heterotroof C uit org materiaal (bv glucose) o Fotoheterotroof Ethanol/carbohydraten Groenen nonzwavel bacteria o Chemoheterotroof Levende organismen eten Beschadigen/voordeel bieden Sapotroof Bact die org verbindingen uit dode organismen halen Meeste bact: aeroob Aantal: anaeroob obligaat/facultatief 5.5 Bacteriele ziekten bij de mens Schadeloze symbionten pathogenen TBC Tandbederf Maagzweer Chlamydia o Trachomatis (trachoom) o Pneumoniae Productie schadelijke stoffen door pathogene bacterien Exotoxines Endotoxines Afgescheiden/ vrijgekomen uit afgebroken bacterien Bestanddelen celw gram – Toxine = verantwoordelijk ziekte Schadelijk: bacterie dood en zet dit vrij Bv botulisme uit clostridium botulinum Koken helpt niet Koken: toxine neutraliseren Binden macrof koorts + infectiesympt 5.6 Voordelige prokaryoten Symbiose: mutalisme, parasitisme, commensalisme 6. Protisten 11 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 6.1 Ontstaan Via Horizontale gentransfer Instulpen membranen: ER + nucleaire enveloppe Andere cellen Hebben: Nucleaire enveloppe Cytoskelet: tubuline + actine Functionele cytoplams organellen Endosymbionten o Mitochondrien < puperbacterie o Chloroplasten < cyanobacterie 6.2 Algemene kenmerken Cyste (slapende vorm aannemen) Voeding o Fototroof Fotosynthese o Mixotroof NIET chemoautotroof o Heterotroof Fagotroof (voedselvaculo/fagosoom) Osmotroof (voedsel in vloeibare vorm) Voortplanting o Asexueel Mitose Splijting Budding schizogenie (eerst kerndelingen dan celding) o Sexueel Meiose haploide gameten en versmelting tot diploide zygote 6.3 Voorbeelden van protisten binnen de 6 supergroepen 1. Excavata: flagel a. Diplomonada b. Parabasalia c. Euglenozoa 2. Chromalveolata: afgevlakte vesikels a. Dinoflagellaten b. Apicomplexa c. Ciliata 3. Amoeba 1. Excavata A. Diplomonada 12 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 2 kernen Mastigontsystemen (=zweepsysteem) Parasieten/commensalen Vb. Giardia lamblia: Diarree + slechte darmabsoptie. besmetting via eten/ drinken besmet door cysten doden door koken of drogen B. Parabasalia (trichomonada) Voortbeweging: flagellata met golvend membraan Symbionten/parasieten Vb. Trichomonas vaginalis: Enige pathogene vorm veroorzaakt door trichomoniasis, parasiet van het urogenitaal stelsel. (trichomonas hominis en tenax) C. Euglenozoa Euglenoida Anterieure flagel Chloroplast: autotroof Geen chloroplast: heterotroof Asexueel reproductie = mitotische deling (longitudinale splijting) Euglenozoa – kinetoplastida 1 of 2 flagella Kinetoplast (lichaampje dat DNA bevat) Meestal parasieten darm (intestinale flagellaten) bloed of andere weefsels (hemoflagellaten) kan versch vormen aannemen Vb. Ziekteverwekkende kinetoplasten: Trypanosomas Slaapziekte door tseetseevlieg, chagas samenleven met reservoirdieren vergroten risisco tot overdracht Trypanosomen met tseetseevlieg als drager wijzigen voortdurend antigenischeaard van glycoproteine mantel: leven in darm vlieg, daar geen mantel; Vanaf in speeksel: schadelijk leven tussen de cellen in het bloed: veel plaatsen bereiken 2. Chromalveolata A. Dinoflagellaten Fotosynthetisch 13 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Unicellulair Twee flagella (kort en lang) Zee en zoetwater Niet pathogeen voor mens Asexueel Bevatten soms toxines wel schadelijk voor mens!! Vb. Saxitoxine bij Gonyaulax mosselvergiftiging Ciguatoxine eten tropsiche vissen (herbivore vissen gegeten door carnivore vissen) veroorzaken soms biolumeniscentie B. Apicomplexa Sporenproducerende parasieten Afwisseling geslachtelijk en ongeslachtelijk Apicaal complex rol binnendringen gastheercel Vb. 1) Plasmodium: verwekker van malaria Gastheren: mensen en vrouwelijke muggen (anopheles) bestrijding: kinine (werkt preventief) Heeft mitochondria maar leeft anaeroob!! schema voortplanting! 2) Toxoplasma gondii Overgedragen door katten C. Ciliata Heterotroof, unicellulair Dimorfe kernen: macronucleus (metabole functies -DNA transcriptie) en micronucleus (sexuele VP, synthese DNA, geen transcriptie generatievegeslachtskern) Transversale splijting Pulserende, contractiele vacuolen waarvan overschot cel verlaat via exocytose (excretie en osmoregulatie) Draait om de as Opname voedselpartikels door cytofarynx VP: ongeslachtelijk = binaire splijting, geslachtelijk = conjugatie (schema p 15) 3. Amoeba Eencellige amoeboide vormen Voeding en beweging via pseudopodia (schijnvoetjes) Actine en myosine microfilamenten 7. Diversiteit en evolutie van bouwplan 14 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 7.1 Definitie van een dier - belangrijkste kenmerken van Animalia Gemeenschappelijk Eencellig meercellig Heterotroof autotroof Actieve voortbeweging sessiel Flexibele celmembraan rigide celwand Kunnen zich seksueel voortplanten Hebben blastulastadium tijdens ontwikkeling Variaties 1. Weefsels Parazoa Eumetazoa geen weefsels (sponzen) wel weefsels (alle andere dieren) 2. Symmetrie Radiaal Bilateraal lichaamsdelen rond linker- en rechterhelf = centrale as spiegelbeeld (gescheiden door sagittale vlak) 3. Lichaamsholte Acoelomata Pseudocoelomata Coelomata geen lichaamsholte pseudocoel tss meso- en lichaamsholte omgeven (ecto, endo, meso) endoderm door mesoderm (coeloom) 4. Ontwikkeling Protostomia (oermondigen) Deuterostomia (nieuw mondigen) mond uit balstoporus, anus uit blastoporus hieruit ontwikkelt later anus mond uit ander deel v embryo platwormen chordaten 5. Segmentatie Segmentatie: 2 voordelen 1) elk segment adulte orgaansysteem: schade aansegment niet fataal 2) elk segment kan apart bewegen: meer efficiente en flexibele beweging Verschillen in lichaamsbouw Protos. Deutorost. Spirale klieving radiale klieving dochtercellen bestemming ligt vast identieke dochtecellen: totipotent coeloom direct uit mesoderm indirect uit archentron door invaginatie 7.2 Classificatie van dieren (dia’s!! schema kennen) 36 phyla Metazoa 15 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o Parazoa o Eumetazoa: Dipoblastisch ecto + endo Triploblastisch + meso Spiralia vs ecdyzoa 7.3 Porifera (sponzen) Lichaamsbouw Versch celtypes, geen weefsels Totipotent (re/de)differentiatie Adult sessiel, larven vrijzwemmend Osculum: uitstroomopening Lichaamsfuncties Watercirculatie via ostia en osculum Voeding via filtervoeders en intracellulaire vertering Diffusie : ademhaling Geen ZS VP: aseks. : knopv + fragmentatie, seks.:choanocyten/amoeboide cellen groeien uit tot zaad/eicel. Meerdere soorten: hermafrodiet kruisbestuiving Reaggregatie v cellen mogelijk Toepassingen Voedsel mariene organismen Productie chemische stoffen met antibacteriele werking Stamcelonderzoek (totipotent de/redifferentiatie) 7.4 Cnidaria (neteldieren) Lichaamsbouw Radiale symmetrie (mond – geen anus) 2 kiemlagen: epidermis en gastrodermis met daartussen mesogloa Geen organen: sensorische cellen 16 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Meduse (vrijzwemmend, tentakels rond mond aan 1 zijde) Poliep (sessiel, lichaamsopening is anus en mond, omring door tentakels) sommige cnidaria wisselen meduse en poliepstadium af Hydroskelet exoskelet Lichaamsfuncties Voeding: carnivoor, nematocyten (netelcellen) Ademhaling: diffusie Netwerk zenuwcellen Vp met generatiewisseling (ongeslachetlijke poliepgeneratie, geslachtelijke medusegeneratie) Beide generaties = diploid Schema! Toepassingen Afscheiden toxines die inwerken op ZS Bioluminescentie (GFP) 5. Ctenophora (ribkwallen) Lichaamsbouw Mesodermale spiercellen triploblastisch Colloblasten (kleefcellenb) ipv netelcellen op epidermis Voortbewging via rijen (kammen) van cilia Geen poliepstadium Seksuele VP Toepassingen Bioluminescentie Natuurlijke kleefstoffen 8 + 9. Protostomen 1. Platyhelminthes (platwormen) Lichaamsbouw Acoelomata (geen lichaamsholte) Circulaire en longitudinale spierlagen (kring- en lengtespieren) Bilaterale symmetrie cephalisatie (vorming hersenganglia) 17 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Vrijlevend/endoparasitair Lichaamsfuncties Voeding: pharynx Verteringsstelsel sterk gereduceerd: reeds verteerd voedsel opnemen van gastheer Ademhalingsstelsel: diffusie (geen circulatie!!) Excretiestelsel: vlamcellen ZS: anterior cerebraal ganglion + zenuwstrengen, fotoreceptoren VP: hermafrod. = kruisbestuiving, interne bevr en externe ontwikkeling Regeneratie: elk stuk kan uitgroeien tot een platworm Classificatie Turbellaria. Trilhaarworm Vrijlevend Trematoda. Zuigworm. Parasitair Cestoda. Lintworm Parasitair 1. Turbellaria Carnivoor 2. Trematodo Endoparasitair verterbraat gastheer, vastzetten: mond- en buikzuignap Meerdere gastheren (waaronder 1 vertebraat) Vb. Clonorchis sinensis (chinese leverbot) Galkanaal Hermafrodiet Miracidium komt vrij via faeces Cyclys dia 11! Schistosoma Schistosomiase bilharzia in bloedvaten en urineblaas 3. Cestoda Endoparasiet in darmen Geen eigen spijsvertering Vasthechting: scolex met zuignapjes/haakjes Vb. Taenia saginatia (runderlintworm) Scolex (met 4 zuignappen) – nek (ontstaan nieuwe proglottiden) – proglottiden (hermafrodiete eenheid. Hier rijpt ei en wordt dan gedifferentieerd tot embryo. Proglottide breekt af en embryo komt vrij via faeces opname nieuwe gastheer) Nut/nadeel Onderzoek regeneratievermogen Productieverlies veeteelt Infecties mens 2. Annelida (gelede wormen) Lichaamsopbouw Segmenten (inwendig gescheiden door septa) Gespecialiseerde segmenten (anterior: sensorische organnen gevoelig vr licht) Hydroskelet (vloeistof coeloom) Longitudinale (samentrekken: lichaam krimpt) en circulaire (samentrekken: lichaam verlengt en diameter daalt) spieren Chaetae (borstelhaartjes + spiercontractie: vasthechten) 18 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Ventrale zenuwstreng Spijsverteringskanaal Gesloten bloedsomloop (meerdere harten) Lichaamsfuncties Extracellulaire vertering Ademjhaling: lichaamswand Excretie: nephridia Gescheiden geslacht/ hermadrodiet Classificatie Polychaeta. Borstelworm. Oligochaeta. Aardworm. clitellata Hirudinea bloedzuiger. clitellata 1. Hirudinea Dorsoventraal afgeplat Geen inw segmentatie ½ zuignappen Hermafrod. , kruisbest, clittelium enkel tijdens broeitijd Bloedzuigende parasieten: ijnecteren anti-cloagulatie vloeistof (hirudine) Vb. Hirudo medicinalis Bloedzuiger wondheling (hirudine bv heparine) Nut/nadeel Mariene voedselketen! Risico overdracht schadelijke parasieten 3. Nematoda (rondwormen) Lichaamsbouw Bilateraal Epidermis met cuticula (exoskelet tegen uitdroging) wordt afgeworpen door groei (= Ecdyzoa) Pseudocoel: lichaamsholt emet maar 1 holte bedekt door mespderm Longitudinale spierlaag: verkorten, voortbeweging 2 excretiekanalen 2 zenuwstrengen (dorsaal en ventraal) Spijsverteringskanaal (mond anus) Geen ademhalingsstelsel: via cuticula 19 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Sexueel dimorfisme Vb. Caenorabditis elegans 4 larvale stadia Transparant Eutelie (959 lichaamscellen) ontwikkelingsbiologie (in begin: meerdere cellen, apoptose) Lichaamsfuncties Voeding via mond Ademhaling via diffusie VP: soms hermafrodiet Vrijlevend/parasitair Vb’en!! Nut/nadeel Elegans: modelorganisme v stidies Aaltjes: ecologisch belang Bodemnematoren: indicatie gezond Humane parasieten (filariasis, trichinosis) 4. Anthropoda (geleedpotigen) Lichaamsbouw Meest succesvolle dierenstam Alomtegenwoordig Bilateraal + gesegmenteerd (kop – thorax, cephalothorax, prosoma – abdomen) Exoskelet uit chitine – ecdysis (vervellende cicade) noodzakelijk Gelede aanhangsels Facetogen – ommatidia Ocelli Lichaamsfuncties Open circulatiestelsel Zs: dubbele ventrale zenuwstreng verbindt ganglia in segmenten en hersenen Excretiestelsel: variatie. Buisjes van Malpighi Lichaamsfuncties 20 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Ademhaling verschilt: Insecten: tracheeen (bedekt met cuticula, monden uit in spiracula) Crustcea: kieuwen Arachnida: boeklongen Gscheiden geslacht, parthenogenese Classificatie Chelicerata (arachnida) spinachtigen Crustacea. kreefachtigen Insecta = hexapoda Myriapoda : chilopoda (duizendpoten), diplopoda (miljoenpoten) Teken: parasieten ziekte van lyme, teek = vector mijten Hexapoda (insecten) In alle habitats Kop met antennes, labrum, mandibulae, maxillae en labium Thorax met 3 paar poten en abdomen Vleugels (thorax) Communicatie: geluid = ultrasoon of via feromonen Metamorfose Facetogen + Ocelli Gevoelsreceptoren – setae Tympanum (trachae) – opvangen geluid 9+10. Deuterostomen 1. Phylum echinodermata (stekelhuidigen) Lichaamsbouw Zeewater, deels sessiel Deuterostomia: blastoporus anus Endoskelet: harde kalkplaten onder epidermis Bilaterale symm voorouders Vrijzwemmende larva: bilateraal symm Adult: pentaradiaal symm Long + circ spieren Ambulacraal systeem (watervatenstelsel) ampulla in verbinding met zuignappen Coeloom: circulatie + respiratie via papulae (kieuwblaasjes) Open bloedsomloop ZS: geen hersenen Spijsvertering thv maag en klieren 21 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Lichaamsfuncties Ademhaling: papulae Excretie: papulae Collageen onder huid: regeneratievermogen Vp: asex = splijting, seks: metamorphose larve na ext bevruchting Classificatie Zeesterren embryologie: larven, blastocoel Zeekomkommers voetjes rond mond = voiding Slangsterren geen anus, voetjes = voiding, armen = rollen Zee-egels en zanddollars Zeelelies (1) en veersterren (2) (1): calyx verankerd in substraat, (2): steel tijdens larvale stadia, verplaasting: cirri Toepassingen Voedsel Autotomie (lichaamsdelen afscheiden) Regeneratievermogen Ontwikkelingsbio 2. Phylum chordata Niet alle chordaten (coeloom omg. Door mesoderme weefsels) zijn vertebraten (wervelkolom), omgekeerd wel!! Kenmerken 1) Dorsale zenuwstreng 2) Notochord( regio waar wervelkolom ontstaat) 3) Kieuwzakjes/spleten (instulpingen ecto maken contact instulpingen endo farynx) 4) Postanale staart 5) Myomeren (somieten = aanleg spieren) Classificatie 1) Urochordata (Manteldieren) Tunicaten = marien Sessiel/vrijzwemmend Larven=vrijzwemmend, ZS+ notochord (enkel in staartgedeelte) Adulten= verlies staart + notochord metamorfose, filtervoeders : cellulosewand (tunica) 22 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 2) Cephalochordata (lancetvisjes) ZS + notochord hele leven en gans lichaam Doorzichtige huid Voedsel = plankton via cilia-gegenereerde stromen Meer kieuwspleten dan vissen Dichtst bij vertrebraten 3) Somatochordata (vertebrata) Wervels ontstaan rond embryonala notochord, enkel in lichaam =somatochordata Wervelkolom Kop/schedel (craniata acraniata) Neurale crestcellen (vormen structuren) Interne organen Endoskelet (kraakbeen + bijzondere bewegingen) Evolutie: kieuwb tss kieuwspl groeien naar voren en hervirmen (meest anterieure) kaken (farynx) Subrijk vertebrata : subphylum vertebrata eerste vertebrata onstaatn in zee (agnatha) vissen met kaken amfibien op t land vervangers die beter zijn op land = reptielen vogels +zoogdieren 3. Vertebraten 1) Vissen 2) Amfibien 3) Reptielen 4) Vogels 5) Zoogdieren 1. Vissen Prikken en slijmprikken (eerste vissen) Agnatha Geen wervels Kieuwzakjes porien Zonder aanhangsels Prikken = schedel en begin kraakbeen Slijmprikken = schedel Evolutie kaken (kaakbijters/ gnathostomata): doornige of gepantserde vissen Echte vissen Meest divers Eigenschappen: 1. Wervelkolom 2. Kaken + gepaarde aanhangsels 3. Inw kieuwen 4. Enkelv bloedsoml 5. Nutritionele deficienties (geen aanmaak aromatische AZ) Chondrichthyes (Kraakbeenvissen) 23 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Kenmerken Kraakbeenskelet + gepaarde vinnen = superieure zwemmers Heterocercale staart Spoelv haaien, dorsoventraal afgeplat roggen Placoide schubben Ventrale mond met tanden Kieuwen + kieuwspleten 2 spiracula Lateraal lijnsysteem (sensorische organen onderhuids) Geen zwemblaas = blijven zwemmen!! Hart met 1 atrium +1 vesikel Levenswijze Meeste carnivoor + planktoneters Open water +. Bodem Inwendige bevruchting pups Classificatie Elasmobranchii (selachii = haaien, batoidea = roggen) Holocephali (spookvissen) Teleostei (beenvissen) Kenmerken Basisbouw = spoelvormig Operculum/ kieuwdeksel= bescherming kieuwen Gepaarde vinnen, homocercale staartvin 1 atrium+ 1 vesikel Zwemblaas (drijven) Levenswijze Zoet + zee Zijlijnsysteem Externe bevruchting Classificatie Actinopterygii (straalvinnigen) Sarcopterygii (waaier- en kwartsvinnigen) speciaal: sequentiele hermafrodieten bij clownvis 24 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 2. Amfibia Kenmerken Tetrapoda Choanae (inw neusgaten) Huid= naakt, vochtig, klierrijk Larve= kieuwen, adult = long + huidademhaling Longvenen = vervoer O-rijk bloed Hart = 2 atria + 1 vesikel (dubbele omloop: systemische, pulmonale) Uit waaiervinnige vissen Levenswijze Zoetwater + land Carnivoor uitgz larvale anura Metamorfose Bevruchting intern (anura) en extern (caudata apoda) waterig milieu vr eieren Classificatie Anura kikkers en padden zonder staart Caudata salamanders met staarr Apoda wormsalamanders zonder poten 25 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Anura (kikkers en padden) = zonder staart Huid kikkers = glad en lange poten huid padden = bobbels korte poten Metamorfose Uitw bevruchting in water Caudata (salamanders) = zichtbare staart Lang lichaam, staart, gladde natte huid en leven op vochtige plekken Spermatofoor Larven lijken op adulten Axolotl: metalorfose gaat niet helemaal op neotenie Apoda (wormsalamanders) = zonder poten Meestal blind Kaken en tanden , eten wormen Geen poten 3. Reptilia Kenmerken Tetrapoda Verhemelte ( amfibie) Verbeend skelet Droge huid (tegen uitdroging) Thoracale ventilatie bij longademhaling Hart: 2 atria + 2 ventrikels (onvolledig gescheiden. Bij krokodillen: volledig gescheiden 4kamerhart) Inw bevruchting: ovi-/vivipaar Rechtstrs ontwikkeling Cleidoisch, amnioot ei (lederachtige schaal), 4 extra-embryonale vliezen: amnion -allantois-dooierzak-chorion volledig vrij v water) figuur! Dubbele bloedsomloop (systemisch + pulmonaal) Levenswijze Landdieren Eieren ontwikkelen op land Herbi-/carnivoor Ecotherm ( endotherm) Interne bevruchting 26 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Evolutie + classificatie Anapsida (schildpadden) Synapsida (therapsiden zoogdieren) Diapsida (krokodillen = archosauria, hagedissen = lepidosauria …) 4. Aves Niet-vliegende vogels nu nog levend = oudsten (eerste = archaeopteryx) Kenmerken Tetrapoda Schubben op achterpoten, voorpoten vleugels Klierloze huid, buiten stuitklier Hoornsnavel Longen + buizenstelsel + luchtzakken Hart: 2 atria + 2 ventrikels Cleidoisch, amnioot ei met. Kalkschaam Vliegskelet Endotherm veren uit keratine: warmteregulatie zelf doen Levenswijze Aanpassingen vliegen: efficiente ademhaling: 1 richting (dubbele cyclus), efficiente circulatie: spieren zuurstofrijk bloed, snel kloppen hart, endothermie hoog metabolisme Kam op borst bij vliegvogels (aanhechting vliegspier) Cloacale kus (vp)/ cloacala appositie (inw bevruchting) Nestvlieders/nestblijvers 27 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Classificatie Op basis bek en poten Passeriformes (zangvogels) = grootste 5. Mammalia Kenmerken Tetrapoda met nagels, klauwen of hoeven Heterodont gebit Bijna volledig verbeend Diafragma tss thorax en abdomen Hart: 2 atria + 2 ventrikels Endotherm Klierrijke huid met haren (bv sensorische waarneming) Borstklieren voor lactatie Inw bevruchting Amnioot ei dat zich inw ontwikkelt Placenta Levenswijze Gespecialiseerde tanden volgens eetgewoonte (herbi-, carni-, insecti- en omnivoor) Ontwikkeling v hoeven en hoornen (keratine) Land/water Vliegende zoogdieren = vleermuizen (echolocatie) Zwemmende zoogdieren Classificatie 1) Prothotheria (monotremata) 2) Theria (methatheria met marsupialia) (eutheria = placentaire zoogdieren) Theria = levendbarend 28 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1) Orde Prototheria (monotremata) Eierleggende zoogdieren 1 opening = cloaca Zogen via melk die v onderbuik druipt 2) Orde theria 2.1 Marsupiala Ei: chrion + amnion maar geen. Schaal Na geboorte kruipt embryo in buidelzak en hecht. Aan tepel verdere ontwikkeling 2.2 Eutheria (placentalia) Placenta voor voeding groeiende embryo Primaten Evolutie van de primaten Grijpreflex arboreaal Binoculair zicht dieptezicht Promisianen (halfapen) Nachtdieren Anthropoiden (echte apen) Dagdieren Nieuwe wereld apen (ZA, breedneus, grijpstaart) oude wereld apen (AF, smalneus) Hominoiden 11. Opbouw en regulatie van het lichaam 11.1 Van cel naar orgaanstelsels + overzicht orgaansysteemen 1. Cellen, celtypes 2. Weefsels (4) ecto, endo en mesoderm a. Epitheelweefsel b. Steunweefsel c. Spierweefsel d. Zenuwweefsel 3. Organen 4. Orgaansystemen (11) a. ZS b. Endocrien stelsel c. Skelet d. Spierstelsel e. Spijsverteringsstelsel f. Circulair systeem g. Ademhalingsstelsel h. Excretiestelsel 29 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 i. Integument j. Reproductiestelsel k. Lymfe/immuunsysteem 11.2 Overzicht van lichaamsholten Lichaam vertebraten = buis in buis Binnenste = spijsvertering Buitenste = lichaam onderstuent door skelet Buitenste laag = integument 2 holtes in lichaam Dorsaal Ventraal o Thoracaal: hart en longen Pericardiaal Pleuraal o Middenrif/diafragma o Abdominaal: meeste organen Peritoneaal 11.3 Weefsels Steunweefsel en bindweefsel Steunweefsel Mesoderm Extracellulair materiaal = matrix Proteinevezels (collageen + elastine) ingebed door grondsubstantie Gewoon bindweefsel en speciaal bindweefsel Gewoon bindweefsel Fibroblasten: extracellulaire matrix (steun) Losmazig bindweefsel (bv vetcellen delen niet, wel heel rekbaar, kunnen vergroten en verkleinen) Compact bindweefsel met meer vezels o Compact regelmatig bindweefsel (pezen en ligamenten) o Compact onregelmatig bindweefsel (nieren, zenuwen, spieren en been) Speciaal bindweefsel 1. Kraakbeen Chondroitine (glycoprot) Chondrocyten (cyt = gematureerd) leven in lacunae in de grondsubstantie Geen bloedvaten diffusie! 2. Been Osteocyten in verharde matrix van calciumfosfaar 30 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Canaliculi = communicatie 3. Bloed Plasma Erythrocyten Leukocyten thrombocyten Spierweefsel Glad spierweefsel 1 kern Skeletspierweefsel Spiercontractie door myofibrillen, geordende AenMfilamenten Oiv wil Spiercellen = spiervezels (meerkernig) Hartspierweefsel Vertakt Meerdere kernen Geintercaleerde schijven Zenuwweefsel Neuron: 1) Cellichaam 2) Dendriet 3) Axon - CZ - perifeer 11.4 Orgaansystemen communicatie en integratie o Czs o Endocrien zs o Sensorisch zs steun + beweging o musculoskeletaal zs regulatie en behoud o spijsvertstelsel o ademhalingstelsel o circulatie o excretie bescherming o immuunsysteem o integument reproductie en ontwikkeling 31 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o vp 11.5 Het begrip Homeostase en feedbackmechanismen Endotherm: temp zelf reguleren via homeostase (bibberen en zweten) gebaseerd op negatieve feedback 1. stimulus kijkt voor afwijking. (te warm/te koud) 2. sensor 3. integratiecentrum 4. effector 5. respons negatieve feedback 6. sensor … kijk dia’s!! positieve feedback Bloedstolling Uitdrijven foetus 12. Musculo-skeletaal systeem 12.1 Types skelet Hydroskelet Exoskelet Endoskelet Zachte lichamen Omsluit lichaam (uitw) Intern skelet (invertebrata) Chitine Vormt lichaamsgeraamte Interne druk Bescherming (predatie) Opp spieraanhechting lichaamsvloeistoffen Aanhechtingsplaats Echinodermata: Musculoskeletale beweging spieren calciet skelet = ossicula + CaCO3 stekels in wormen: long en circ Ecdysis Vertebraten: (kraak)been CaPO4 spieren = peristaltiek Limiteert grootte lich 2 verbindingsweefsels: voorwaartse beweging Cutciula bij anthropoda been en kraakbeen (levend weefsel!) chitine (spieren en waterverplaatsing) Axiaal (schedel en wervels) Beweging vocht in lichaam Lichaamsas Terrestrisch en aquetaal Versteving + bescherming inw organen Appendiculair (schouder- en bekkerngordel) Ledematen + pectorale/ pelvische gordel 12.2 Opbouw van beenweefsel + beencellen Endocondrale beenontwikkeling (compl) Intramembranair ontwikkeling (eenv) 32 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1. Klein kraakbeenmodel 4. Ongedifferentieerde mesenchymale cllen (PMC’s) 2. Beenkraag (kraakbeen verbeent: proces intramembr 5. Osteablasten tss collageenvezels ontw), calciumhydroxapatiet binnenk = holte beenmerg, buitenk = periosteum 6. Vervanging sommige cellen beenmatrix 3. Eindigen met sponsachtige met gewrichtskraakbeen: 7. Veranderen in osteocyten in lacunae communicate lengtegroei mogelijk als epifysale 8. Communicatie: canaliculi kraakbeen plaat aanwezig 9. Osteoclasten: afbraak beenmatrix Lengtegroei (epifysale plaat) diktegroei (beenkraag) evenwicht afbraak – opbouw (lichaam onderhouden, weerstand bieden) 12.3 Beenstructuur (zoogdieren vs vogels/vissen) Zoogdieren Vogels/ vissen Vasculaire (endochondrale) beenderen met osteocyten Avasculaire beenderen: geen bloedvaten/ (celullaire beendern) cellen Kanalen v Havers Zonder osteocyten Systeem v havers: bloedvat met alles errond = acellulaire beenden 12.4 Gewrichten Articulaties = hechtingsplaatsen beenderen Onbeweegbare gewrichten Licht beweegbare gewrichten Volledig beweegbare Naden in schedel Kraakbeenverbindingen tss wervels Mbv vloeistof Verbinding sacrale wervels en vingergewrichten bekkengordel (continue gewrichten) 12.5 Opbouw van een skeletspier Via pezen gehecht aan periosteum v beenderen Agonist (samenwerken) antagonist (tegenwerken) Skeletspier < spierbundel < spiervezels < myofibrilen < myofilamenten < dunne A en dikke M A band (dunne en dikke myofilam) H band (centrum A-band, dike) I band (dunne) Sarcomeer (afstand 2 Z-lijnen) Spier contractie : myosine hoofdjes binden aan actine Glijdend filament mechanisme myosine subunits o 2 polyp ketens o Eindigt elk in bolv kop 33 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 2 actine proteineketens rond elkaar in helix o Troponine o Tropmomyosine Contractie-relaxatie cyclys 1. Hydrolyse ATP in ADP en Pi door myosine hoge-E configuratie in myosinekop 2. Cross-bridge 3. ADP en pi laten lossen (krachtinkortingsstoot) 4. ATP bindt aan myosinekop: A laat weer los ATP zowel nodig voor ontspanning als contractie Spier in rust: bindingsplaatsen verhinderd door tropomyosine (kan verwijderd worden door troponine) Ca2+ afh proces Lage Ca2+ concentraties: rust (tropomyosine blokkeert aanhechtingsplaats myosine) Hoge Ca2+ : binden aan troponine verplaatsing tropomyosine Waar komt Ca2+ vandaan? Motorneuron waar actiepotentiaal aankomt: Ach komt aan en bindt aan -receptor: depolarisatie sarcolemma Altijd spierconstractie bij vrijzetting Ach: depolarisatie sarcolemma via T-tubuli invloed kan hebben op sarcoplasm reticulum Ca2+ vrijstellen en tropo… op gang stellen 12.6 Types spiervezels Altijd contractie uitlokken (kortstondig of lange) Twitch (snel en kort) Trage type I Snelle type II Intermediair Actie lang aanhouden Snelel twitch type II vezels Combinatie Aerobe ademhaling Witte vezels (bv bij kip) Diepgelegen spier Rode vezels Anaeroob kuit Oog Summatie (twitch optellen) Tetanus (aanhoudiende stimulus) zolang Ach wordt vrijgesteld: aanhouden 34 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 13. Spijsverteringsstelsel (+ schema!) 13.1 Variaties in spijsverteringsstelsels: een overzicht Eencelligen en sponzen endocytose (met endosoom) Multicellulaire organismen extracellulaire vertering = binnen binnen spijsverteringsstelsel (onvolledig vs volledig) Onvolledig (mond = anus) volledig Cnidaria : gastrovasculaire holte Nematoden: eenvoudige, buisvormige darm Platwormen: gastrovasculaire holte Complexere diersoorten: gespecialiseerde farynx (voedsel al deels verteren) gebieden voor verschillende functies 13.2 Het menselijke spijsverteringsstelsel Wand spijsverteringsstelsel 4 verschillende lagen Epitheellaag = mucosa (in lumen, sterk gekronkeld groot oppervlakte voor voedsel te absorberen Bindweefsellaag = submucosa (bloedvaten en klieren) Spierweefsellaag: circulair + longitudinaal (muscularis) Bindweefsel = serosa (dunste laag) 35 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1. Mond en keelholte Functie kauwen = mechanische afbraak speeksel = waargenomen door zintuigen, water, buffer (neutrale pH), mucine = slijm, enzymes (amylase + lysozyme) Gebit herbivoor platte kiezen achteraan (cellulose vermalen) carnivoor scherpe kiezen en hoektanden (spierweefsel afrukken) omnivoor combinatie van beiden vogels tanden? mechanische afbraak in de maag: spiermaag klieren onder je oor parotis onderkaak submandibulair onder tong sublinguaal slikreflex voedsel door slokdarm naar maag, maar geen voedselpartikels in luchtpijp (anders longinfectie) huig in samenwerking met epiglottis 2. De slokdarm functie transporteren voedsel naar maag gespierde buis voedsel in kleine balletjes (bolus) peristaltiek gecoordineerd door autonoom ZS 3. Maag opbouw cardiale sfincter kringspier inhoud afsluiten van slokdarm (werkt niet supergoed bv zure oprispingen) wand beschermd door slijmlaag tegen zure inhoud cardia: gedeelte bij cardiale sfincter fundus: gedeelte bove cardiale sfincter pylorus: einde maag, gebied waar maag overgaat in dunne darm o overgang ook afgeschermd door de pylorussfincter afbraak tot chymus klieren wandcellen (productie HCl pH in maag zeer laag (1/2) bacterien/schimmels doden hoofdcellen: precursorenzymes produceren = pesinogeen en prorenine (in deze vorm zijn ze inactief, pas actief in zure omgeving maag afbraak melk en eiwitten naar kortere eiwitten) bekercellen 36 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o mucus (bescherming lage pH) o gastrine (hongergevoel) o vitamine B12 (intrinsieke factor) lage pH o denaturatie eiwitten in onze voeding (quaternaire/tertiaire structuur verliezen aminostreng) o kan ook voor onszelf schadelijk zijn: maagzweer (heliobacter pylori) mucus laag beschermt de maag niet meer efficient zweertjes functie initiele afbraak v eiwitten chymus verlaat maag via pylorissfincter naar dunne darm 4. Dunne darm Opbouw + functie Duodenum: ontvangt verteringsenzymes pancreas en lever gedeelte vertering Jejunum: veel verteringsenzymes : verdere afbraak + absorptie Ileum: absorptie Eptheliale wand is sterk geplooid (microvilli) groter darmopp waar absorptie kan plaatsvinden, productie lactase (afbraak melkproducten) Plooien in darm: darmplooien, kleine uitsteeksel = vili Absorptieproces Kleine voedingspartikel opnemen via darmlumen door epitheleale cel naar bloedvaten toe die voedinsspartikels gaan van bloedvaten naar. Lever (aminozuren en suikers) Dia 29!!! Wtaer Vitamines Nucleinezuren 5. Geassocieerde organen pancreas Exocrien o produceert groot aantal enzymes (lipasen, peptidasene n sacharasen) aanvoeren naar duodenum en zullen eerst inactief zijn. Voeding met lage pH passeert = activatie o natriumbicarbonaat = buffer om darm niet te fel te beschadigen exocrien 37 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o 2. Hormonen: glucagon en insuline lever en galblaas Lever o grootste orgaan uit heptatocyten o bloedeiwitten o glycogeen o detoxificatie o immuniteit galblaas o gal wordt aangemaakt door lever! o Gal = vertering vetrijke voedsel (emulsifieren tot micellen (galstenen)) o Bilirubine (bv geelzucht) o Natriumbicarbonaat = neutraliseren lage pH 6. Dikke darm opbouw 2 rudimentaire structuren o Caecum: afbraak cellulose o Appendix: immuunfunctie Colon, grotere diametere dan dunne darm Functie Beperkte. Absorptie water Opslag afvalmateriaal (faeces) in rectum cloaca 13.3 Aanpassingen van spijsverteringsstelsel afhankelijk van voedselinname Dieren kunnen geen cellulose verteren micro-organisme om deze te verteren Herbivoren = langer spijsverteringskanaal (meer tijd) Herkauwers = meermagensysteem (bevatten aparte enzymes) Coprofagie = faeces tweede keer heropeten (nog keer nutrienten eruit halen) 13.4 Regulatie van spijsverteringsstelsel 1. Regulatie Gastrine CCK GIP 38 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 secretine 2. Regulatie voedselopname Leptine = verzadigingsfactor (voldoende gegeten signaal stoppen met eten) geproduceerd in vetweefsel 3. Neuro-endocriene controle van voedselgedrag NP-Y honger, voedselopname stimuleren Alfa -MSH voedselopname verminderen 14. Het ademhalingsstelsel Interne ademhaling (cellulair) Externe ademhaling Op cellulair niveau bekijken = biochemisch proces Opname O2 en afgave CO2 O2 verbuiken en CO2 + ATP produceren Speciale systemen Ademhalingsorganen Aan/voer gassen Gasuitwisseling 14.1 Cellulaire ademhaling 1.1 principe van gasuitwisseling 1.1.1 Wet van Fick via diffusie: vloeibaar milieu dus waterlaag op ademhalingsepitheel wet v Fick S(diffusie)= DAp/d 1.1.2 Aanpassingen voor Wet van Fick geoptimaliseerd toe te passen unicellulaire organismen rechtstreekse diffusie cilia om waterstroom te verzekeren verhoogd drukverschil (dus grotere diffusiesnelheid) multicellulaire dieren aangepaste systemen voor gasuitwisseling verhoogde oppervlakte en verminderde diffusie-afstand 39 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 14.2 Kieuwademhaling kenmerken staan in contact met water groot opp waar diffusie kan plaatsvinden dunne wand niet alleen vissen Externe kieuwen Interne kieuwen blootgesteld aan omgeving Holtes in organisme (kieuwholtes) operculum eerste vissen, enkele amfibien Holtes: water pompen in organisme continu O2-rijk water: cst in beweging t houden Kieuwen afgesloten door dun huidvliesje snel beschadigd Werking interne kieuwen Water in mondholte (operculum nog gesloten), water stroomt over kieuwen heen en verlaat de vis via het operculum, bucale drukpomp: zorgt voor waterinstroom Vissen die veel E en O2 nodig hebben: operculum en mond voortdurend open = ramventilatie cste waterstroom Manier waarop water/bloed in kieuwen stroomt 2 kieuwbogen > 2 rijen kieuwfilamenten > lamellen (bloedvaten lopen hierdoor, hier moet O2 inkomen en CO2 verwijderd worden) Slide 9: Water stroomt naar R en bloed naar L = tegenstroomuitwisseling = maximale oxygenetie v het bloed Tegenstroomuitwisseling = bloed en water in tegenovergestelde richting Tegenstroomuitwisseling Gelijkstroomuitwisseling Water en bloed = verschillende richting Water en bloed = zelfde richting O2 rijk bloed: 85% in contact met 100% rijk water O2 arme bloed eerst in contact met zeer O2 arm bloed: 10% in contact met O2 arm water: zuurstofrijk water = drukverschil! 10% O2 in bloed Continu klein drukverschil (O2 in water- O2 in en 90% O2 in water snel diffusie (O2 stijgt in bloed) bloed, O2 in water daalt) Over ganse lengte: diffusie Evenwicht in de helf v de lengte v het bleodvat Veel meer zuurstof uit water halen Rest v de lengte: geen diffusie meer (50-50) efficient vr O2 uitwisseling! niet efficient! 14.3 Huidademhaling Dunne en vochtige huid grote opp: veel uitw nodig Schildpad, amfibien, platwormen, rondwormen, gelede wormen 14.4 Ademhaling bij insecten Via trachea-ademhalingssysteem 40 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Lucht via kleine buizen verdeeld over gans lichaam = tracheolen, hieruit vindt diffusie plaats naar de individuele lichaamscellen Openingen in exoskelet om O2 naar tracheen te brengen Tracheolaire cellen: in de wand, dunne buisjes 14.5 Longademhaling Zonder draagkracht water: kieuwen klappen dicht en uitdroging! niet goed systeem v bronchii en longen ontwikkeld, voldoende vocht moet aanwezig zijn: diffusie moet kunnen plaatsvinden! Efficiëntie longademhaling stijgt evolutief via opbouw longen systeem longventilatie 5.1 Longen van amfibie zakachtige uitstsulpingen darm positieve druk ademhaling/ passieve longventilatie o mondholte: + druk: lucht happen: lucht wordt via druk naar longen gestuurd 5.2 Longen reptiel negatieve druk (zoals mens)/ actieve longventilatie o ribbenkast uitzetten door contractie spieren rond ribben en diafragma o borstkas open o negatieve druk in longen lucht in longen gezogen 5.3 Longen vogels en zoogdieren Meer complex: hogere metabole activiteit (endotherm) Veel ATP nodig hebben: veel O2 nodig en veel CO2 uitstoten Negatieve drukademhaling 5.2.1 Anatomie Longblaasjes (groot diffusie-opp) Alveoli 5.2.2 Long werking mens Tweerichtingssysteem: O-arm lucht vermengd met O-rijke lucht: niet zo efficient als vogels 5.2.3 Long werking vogels Meest effeciente ademhalingssysteem Unidirectioneel: gescheiden arm-rijk o 2 cycli o cyclus 1 = ingeademde lucht wordt in de achterste luchtzakken gezogen en verder geduwd over de parabronchi in de longen o cyclus 2 = lucht wordt vanuit de parabronchi in de longen in de voorste luchtzakken gezogen en uitgeademd via de trachea 41 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 14.6 Transport van gassen: pwp Gasuitwissieling wordt bepaald door verschillen in partieeldrukken O2-rijk: hoge druk hemoglobine hemocyanine myoglobine 6.1 transport van zuurstof 6.1.1 Bohr shif 6.2 transport van CO2 15. Het zenuwstelsel (dia’s, figuren) 15.1. Organisatie van zenuwstelsel 1.1 typen neuronen ( geleiding zenuwimpulsen) Sensorische neuronen: o informatie verzamelen o afferent (impulsCZS) Interneuronen: o gegevens verwerken o associatieneuronen (schakel) Motorische neuronen: o op gepaste manier reageren o efferent (CZS effector) Receptor afferent neuron CZS efferent neuron effector (neuro)gliacellen: structurele + functionele ondersteuning 1.2 opbouw neuron Cellichaam met kern Dendrieten Axon met myelineschede 1.3 centraal versus perifeer Perifeer: sensorisch + motorisch Centraal: ruggenmerg + hersenen interneuron 42 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 1.3.1 somatisch versus autonoom Somatisch: willekeurig skeletspieren Autonoom: vegetatief gladde spieren, hartspier o Parasympatisch rust o Sympatisch in actie (orthosympatisch) 1.4 ondersteunende cellen Gliacellen Schwanncellen o Perifeer o gemyeliniseerde axonen zenuwen Oligodendrocyten o Centraal o Gemyeliniseerd = wit o niet-gemyeliniseerd = grijs myeline aanmaken 15.2 Mechanisme van de zenuwimpuls Potentieaalverschil (- cytoplasmatische zijde, + extracellulaire vloeistof zijde) -40 tot -90 mV Gemiddeld -70 mV Concentratiegradient behouden o 2 K+ binnenhalen voor elke 3Na+ die naar buiten worden gestuurd (dia 11! Na/K pomp) + buitenzijde - binnenzijde Graduele potentiaalverschillen Kleine tijdelijke veranderingen in membraan tgv activatie chemische/ligand- afhankelijke kanalen Ligand= hormoon/NT Depolarisatie: membraan + vs hyperpolarisatie: membraan – Summatie: som graduele potentialen Actiepotentialen Drempelwaarde bereikt door depolarisatie Voltagen/spanningsafhankelijke ionenkanalen o Na+: activatie + inactivatie gate o K+: inactive gate Drempelwaarde bereikt o Na+ opent snel o K+ opent traag 3 fasen (dia 16) 43 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o Stijgende o Dalende o Undershoot Snelheid geleiding vergroten o Myeline (vertebraten) saltatorische geleiding o Diameter axon vergroten (vooral bij invertebraten) 15.3Signaaltransductie in de synapsen Synaps Presynaptische cel verzendt actiepotentiaal Postsynaptische cel ontvangt (heef receptoren om NT te binden) 2 types o Elektrisch: directe cytoplasmatische connectie door gap junctions ( nefronen Filtratie Filtraat : water, kleine molecules en afvalproducten Reabsorptie: o product dat wordt buitengebracht: hypotone urine o hypertoon: zoogdieren en vogels Secretie Isotoon filtraat bij startsituatie Zoetwater beenvissen: lichaamsvocht dat hypertoon is tov omg Drinken geen water: hypertoniciteit: water dringt binnen Water weer naar buiten!n Verlies ionen compenseren: A transport v ionen uit het water Na door A transport weer opgenomen, Cl volgt door ladingsverschil Grote glomerus waar veel filtraat wordt gemaakt Kieuwen: A absorptie Na en water volgt osmotisch 62 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Mariene beenvissen: lichaamsvocht dat hypotoon is tov omg Water verlaat lichaam via osmose langs kieuwen drinken grote hoeveelheden water A transport v monovalente ioen uit bloed via kieuwen Productie isotone urine Zouwtaervissen: kleinere glomerus Kraakbeenvissen Ureum reabsorberen Bloed = isotoon tov omg Amfibien Productie verdunde urine Overgangsgroep: nieren mariene vissen e nook zoutklieren Vogels Hypertone urine lus van Henle 5. De nier bij zoogdieren De mens: Nier = vuistgroot Renale arterie Afvoer: ureter urineblaaas Urethra: uitweg buitenwereld Renale cortex en renale medulla Nefronen o Juctamedullaire: lang o Corticale: kort 3 basisfuncties: leiden samen tot het eindproduct 1) Filtratie: thv glomerulus via druk naar tubulus 2) Reabsorptie: A en P proces 3) Secretie Glomerulus Bloed komt toe via Afferent arteriole (bloedcomponeneten die niet worden gefilterd) mondt zelf uit in peritubulaire capillairen 1) Bloed komt aan renale arterie 2) Glomerulus 3) Peritubili capillaire 4) Vasa recta 5) Renale vene 63 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 6. Reabsorptie en secretie Reabsorptie heel nauw afgesteld In proximale nierkronkelbuis Glucose komt terecht in filtraat (niet urine!! Toch wel? Te hoge glucoseconcentraties in het bloed diabetes mellitus) Secretie: transport over membranen v de capillairen en de neirbuisjes naar het tubulair vocht toe 7. Excretie Eliminatie v potentieel schadelijke substanties die dieren eten of dirnken Gecontroleerde excretie! Nieren: homeostase!! 8. Transport in het nefron 1) Transport in proximalen nierkronkelbuis: start isotoon tov bloed 2) Transport thv de lus van Henle a. Countercurrent multiplier systeem b. Stijgende lus: impermeabel voor water c. Dalende tak: water door reabsoprtie uit buisje halen door osmose uit nefron d. Hoe langer lus: hoe meer water kan gereabsorbeerd worden e. Isotoon hypotoon 3) Transport in de distale nierkronkelnruis en verzamelbuis a. ADH heef effect op wtaerhuishouding: verhoogt doorlaatbaarheid voor water = meer ADH meer water reabsorptie 4) Verloop vasa recta a. Onderhoudt osmotische gradient 9. Hormonale controle van de osmoregulatie ADH productie in hypothalamus, vrijgezet in hypofyse en gescreteerd in het bloed door de posterieure hypofyse Permebealiteit beinvloeden Verhoogt reabsorptie Diabetes insipidus Aldosterone door adernale cortex Werkt in op distale tumulus ANH : actie aldosteron tegenwerken 20. Voortplanting 1. Seksueel versus aseksuele reproductie Seksuele reproductie Aseksuele repdroductie 64 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 meest algemeen Meest primitieve organismen: genetisch identieke cellen 1. productie van haploïde gameten (spermatozoa gevormd via mitose door een individuele oudercel (uit en eicellen) via meiose in de gonaden somatische, diploïde cellen) fragmentatie: individueel organisme wordt opgesplitst en 2. haploïde gameten versmelten via bevruchting elk deel wordt een afzonderlijk, identiek organisme om diploïde zygote te vormen (eencelligen) knopvorming: een deel van het ouderlijk lichaam wordt afgesplitst en vormt een nieuw organisme (cnidaria) 3. diploïde zygote ontwikkelt via mitose tot regeneratie : een stuk van een dier groeit aan tot een nieuw multicellulair organisme volledig dier (bv. anemonen, sommige wormen) 1.1 Atypische reproductie-strategieën Parthenogenese Hermafroditisme Aseksueel Testes + ovaria zelfbevruchting/kuisbruchting Koningin slaat sperma op Protogyny: vrouw man Onbevruchte eieren: darren (haploid) Protandry: man vrouw (clownvis) Bevruchte eieren: werkers, juiste hormonen: Simultaan hermafroditisme queen Bv Hamlet baars Anthropoda Seksuele rol wijzigen in zelfde paring Afwisselen geslachtelijk – ongeslachtelijk Wisselen gameten uit, verlaten elkaar elk met Honingbij bevrucht eieren na copulatie: kruisbestuiving Sequentieel hermafroditisme Bv lipvis Protogyneus: vrouw man 1 dominant mannetje: grootste vrouwtje vormt om tot dominant mannetje (blauwe) 2. Geslachtsdeterminatie Sommige dieren en vissen: omgevingsgebonden Zoogdieren en vogels: genetisch gecontroleerd gen bepaalt tot welk individu het uitgroeit Mens: switch ongediff – diff (na 40 dagen: migratie cellen dooierzak – ongediff embryologische gonaden) Mannelijk embryo XY Vrouwelijk embryo XX SRY sleutelgen komt tot expressie in Y chromosoom Embryonale gonaden ovaria waarin follikels Tubuli en Leydig ontwikkelen 3. Bevruchting en ontwikkeling bij vertebraten Externe bevruchting : mariene beenvissen Interne bevruchting Eieren en sperma versmelten in zeewater: snelle Nood aan vochtige omgeving (geen uitdroging verspreiding gameten) Vrijstellen: moet heel goed getimed worden: gelijktijd 65 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 MenV Maancyclus: maan dichter bij aarde: hogere getijden 3.1 Bevruchting 3 ontwikkelingsstrategien Ovipariteit Ovipariteit Vivipariteit Leggen bevruchte eieren af Productie eieren Levendbarend Ei buiten moederlichaam Binnen moederdier jongen lange tijd ontwikkelen in Interne bevruchting + externe jongen: afh voedsel via eierdooier moederdier ontwikkeling Via bloedbaan: voedseluitwisseling, umbilicale koord Vissen Meeste beenvissen: extern Kraakbeenvissen: intern (vivipaar of ovipaar) o Haaien: umbilicale koord o Hondshaai: ei Amfibieen Externe bevruchting (gameten vrijgezet door cloaca): getimede vrijstellingen Eieren in water ontwikkelen 3 fasen o Embryonaal: eierdooier o Larvaal: kikkervisje o Adult: metamorfose Uitzondering o Jongen ontwikkelen in vocale zakken en de maag: komen uit mond o Kikkervisjes op rug (broedzakken) Reptielen Copulatie met penisstructuur Ovipaar o Amneiotische/cleidotische eieren extra membryonale membranen o Eieren= lederachtige schaal: bescherming Vogels Interne bevruchting met cloaca (= penis) Eierleggend o Amneiotisch 66 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 o Passeren oviduct: albumine en harde kalkschaal Zoogdieren Interne bevruchting: copulatie met penis Vivipaar (levendbarend), of ovipaar (monotremata: vogelbekdier) Extra-embryonale membranen Gezoogd met melk 3.2 Reproductie in zoogdieren 3 types zoogdieren Monotremata Marsupialia Placentalia Ovipaar Vivipaar Vivipaar Leggen eieren (cfr Geboorte foetus: vroeg Volledige ontwikkeling in uterus reptielen) Beweegen naar Gevoed via placenta < chorion Meest primitieve broedzak Via diffusie: nutrienten moeder zoogdieren Tepels verkrijgen Incuberen jongen in nest Tepels Huid moeder aflikken: melk 4. Voortplantingsstesel 4.1 Anatomie van mannelijk voortplantingsstelsel Zaadcellen worden gevormd in de gepaarde testes, tubuli seminiferi (liggen gerangschikt in 250 afzonderlijke testislobjes) Testes < sterk opgerolde tubuli seminiferi Leydig cellen: o Gelegen in interstitiele weefsel tussen tubuli seminiferie o Testosteron: week 9-10 (GEEN? vrouweliijke organen) Kort voor geboorte: testes dalen in in scrotum (sperma: 34°C om ontwikkelen) 4.1.1 De spermatogenese (in wand tubuli seminiferi) vanaf puberteit Deling spermatogonia door mitose in 2 diploide kiemcellen o Blijf over als een spermatogonium o Primaire spermatocyt (diploid): meiotische deling 2 secundaire spermatocyten (haploid) door meiose I 4 haploide spermatiden door meiose II 1 primaire spermatocyt (diploid) 4 haploide spermatiden (haploid) Sertolicellen in tubuli seminiferie o Voeding kiemcellen o Spermatiden spermatozoa door wegnelen extra cytoplasma (= spermiogenese) 67 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Spermatogenese Spermatogonium deelt mitotisch tot een primaire spermatocyt (diploïd), dan gebeurt de eerste meiose ter vorming van secundaire spermatocyten (haploïd), dan de tweede meiotische deling tot spermatiden die dan differentiëren tot spermatozoa. De spermatozoa, zaadcellen worden van hieruit via de vasa efferentia naar de epididymis (bijbal) die op de testis ligt, gebracht, waar ze worden opgeslagen. Hier verblijven de zaadcellen tot ze volledig gerijpt zijn. Via een buis van ± 0,5 m lengte met gespierde wand, de zaadleider of vas deferens, worden de zaadcellen door middel van spiercontracties vervoerd naar de ampulla, een verbreding in de zaadleider, waar de zaadcellen opgeslagen worden. Spermiogenese De rijping van spermatide tot functionele zaadcel of spermatozoön, wordt spermiogenese genoemd (dus eerst spermatogenese tvv. de spermatiden, daarna spermiogenese, waarbij spermatiden differentiëren tot spermatozoa). Bij de mens heef de spermatide oorspronkelijk een grote kern, een Golgi-complex dat tegen de kern ligt, en een groot aantal mitochondria. Het Golgi-apparaat vormt een dunwandig blaasje dat van de kern naar de celmembraan migreert en hier het acrosoom vormt. Intussen migreren de centriolen naar de andere kant, waar later de staart van de zaadcel gevormd wordt. De mitochondria verplaatsen zich eveneens naar achter en schikken zich rond een deel van het flagellum. Deze streek van de zaadcel noemt men het halsgedeelte. Aan het einde van de spermiogenese verdwijnt het gedeelte van het cytoplasma dat niet gebruikt werd 4.1.2 Spermastructuur Kop o Bevat kern o Acrosoom (< GA) vergemakkelijkt penetratie eicel (enzymes die beschermende lagen afbreken) Lichaam o Veel mitochondria = voorziet energie Staart o Flagel: centriool beweging 4.1.3 Accessorische mannelijke geslachtsorganen Epididymis: opslag + verder rijping Vas deferens Urethra Semen (licht basisch om zure ph v vagina te neutraliseren) Vesiculae seminalis (zaadblaadjes) 60% Prostaatklier (citroenzuur) 30 % Bulbo-urethrale klieren (Cowper) 10% Het spierweefsel van de prostaat trekt samen bij een erectie, zodat de verbinding met de urineblaas afgesloten wordt 4.1.4 Penisstructuur en -functie 68 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 Erectie: zwellichaampjes die sterk uitzetten bij bloedtoevoer ejaculatie v 2-5 mL semen 2 corpora cavernosa (dorsaal) 1 corpus spongosium (ventraal) 4.1.5 Mannelijke geslachtshormonen GnRh (hypothalamus): stimuleert 2 gonadotropines o LH (leydig testosteron: behoud secund geslachtskenm) o FSH (Sertoli spermatogenese + inhibine) Testosteron + inhibine = negatieve feedback 4.2 Anatomie van vrouwelijk voortplantingsstelsel Ovaria ontwikkelen trager dan testes Clitoris (corpora cavernosa: erectiel) + labia majora afwezigheid testosteron Ovaria > ovariele follikels o Potentiele eicel o Primaire oocyt o Granulosa (follikel)cellen Eicellen worden geproduceerd in de ovaria. De vrijgave van een eicel door de ovaria wordt ovulatie (eisprong) genoemd. De eicel wordt in de buikholte gekatapulteerd en wordt opgevangen door de gecilieerde fimbriae van de eitrechter, aan het ene uiteinde van de eileider of oviduct (ook buis van Fallopio genoemd). De eicel wordt door de bewegingen van de trilharen op het epitheel en spiercontracties naar de baarmoeder geleid; deze tocht neemt ongeveer een week in beslag. Bij mensen en andere primaten is de baarmoeder of uterus een enkele kamer die aangepast is aan de ontwikkeling van één nakomeling tegelijkertijd. Het vernauwde uiteinde van de uterus, de cervix, bezit spieren die de baarmoeder afsluiten en klieren die een slijmprop produceren, die de uterus beschermt tegen bacteriële infecties. Rond de periode van de ovulatie wordt het slijm rekbaarder en worden er gangetjes gevormd in de cervicale slijmprop die de zaadcellen doorlaten. De cervix geef toegang tot de schede of vagina. De vagina creëert een zuur milieu (pH 5,5 - 6) doordat klieren in de wand glycogeen omzetten in melkzuur. Het zuur beschermt tegen bacteriën. De uitwendige geslachtsstreek noemt men de vulva. Deze omvat de grote en kleine schaamlippen en de clitoris, een gevoelig orgaantje (clitoris) dat een vergelijkbare structuur heef met de penis. Uterus: 3 lagen 1) Endometrium a. Veel bloedvaten b. Klieren 69 Gedownload door Yasmine Berrag ([email protected]) lOMoARcPSD|11434064 Vergelijkende biologie 2020 c. Voedingsstoffen embryo (glycogeen en vetten) d. Geen bevruchting: wordt periodisch vervangen menstruatie 2) Myometrium a. Gespierd b. Weeen induceren 3) Perimetreum a. Bindweefsellaag