Hoofdstuk algemeen ziekteverschijnselen
Document Details
Uploaded by Luuk.nd
LOI
Tags
Full Transcript
Hoofdstuk algemeen ziekteverschijnselen De definitie van ziek: Een dier is ziek als het niet gezond is. Met ziek zijn komt tot uiting ziekteverschijnselen(symptomen). Er zijn **twee groepen symptomen**: - Symptomen die je aan een willekeurig deel van het lichaam kan zien (geen direct verba...
Hoofdstuk algemeen ziekteverschijnselen De definitie van ziek: Een dier is ziek als het niet gezond is. Met ziek zijn komt tot uiting ziekteverschijnselen(symptomen). Er zijn **twee groepen symptomen**: - Symptomen die je aan een willekeurig deel van het lichaam kan zien (geen direct verband houdend met de plek van ziekte). - Symptomen die een specifiek orgaan(systeem) betreffen en ook op die plek ten uiting komen. **Groep een:** - Algemeen onwel bevinden (ook wel algehele malaise genoemd) - Verminderd alertheid, minder actieve houding van kop en lichaam, duidelijk zichtbaar zijn van derde oogleden, staart tussen poten, verminderd uithouding vermogen, vermagering, doffe vacht, afwijkende ademhaling, pols en temperatuur, slechte eetlust of helemaal niet eten(anorexie) en niet willen drinken. - Wanneer een dier een of meer van deze verschijnselen vertoont noem je dat algemeen ziek. Hiermee wordt bedoeld dat het dier ziek is maar dat er (nog) geen bepaalde ziekte is vastgesteld (geen diagnose). **Groep twee:** - De verschijnselen uit deze groep zijn talrijker. - Het duidt erop dat er met een bepaald orgaan iets mis is, het zijn dus orgaan specifieke symptomen. (Bijv. een kat hoest er is dus een afwijking aan ademhalingsapparaat of het hart.) Vaak maar niet altijd gaan ziekten gepaard met symptomen uit de beide groepen. (Bijv. een hond met ernstige darmontsteking is vaak algemeen ziek en heeft als specifiek symptoom diarree wat ook een symptoom is van algemeen ziek zijn.) **Syndroom** Een syndroom, ook wel ziektebeeld, is een groep samenhangende symptomen die vaak (maar niet altijd) bij een specifieke aandoening horen. Syndromen hebben niet altijd bekende oorzaak, soms is het samenvallen van de verschijnselen zo opvallend dat men ze toch samenvoegt tot een syndroom. **Subklinische ziekte** Wanneer een dier een ziekte doormaakt zonder dat er symptomen tot uiting komt. Bijvoorbeeld toxoplasma bij de mens. Toxoplasma is een eencellige parasiet die o.a. in ontlasting van katten veel gevonden wordt. Vele Nederlanders hebben antilichamen tegen toxoplasma in het bloed, ze zijn er al eens mee geïnfecteerd en hebben een immuunrespons ontwikkeld. **Drager en uitscheider** Wanneer een persoon de ziekteverwekker bij zich draagt maar zelf geen verschijnselen toont noemen we hun een drager. Geeft de drager de ziekteverwekker door aan andere noemen we hun ook een uitscheider. **Pathognomonisch** Wanneer een symptoom zeer specifiek is voor een bepaalde ziekte noem je dat pathognomonisch. **Etiologie** Het beschrijven van de oorzaak en het verloop van een ziekte wordt etiologie genoemd. **Idiopathische ziekte** Als de (dier)geneeskunde nog niet in staat is een oorzaak van een bepaalde ziekte te vinden spreek je van een idiopathische ziekte. Bijvoorbeeld Idiopathische alopecia(haarziekte) bij de kat. **Congenitaal** Aangeboren(congenitaal) wilt zeggen: al bij geboorte aanwezig, bijv. door erfelijke afwijking. Aangeboren afwijkingen hoeven niet erfelijk te zijn, het kan ook ontstaan tijdens dracht (mutatie van het DNA) waarbij in de embryonale fase een hartafwijking optreedt. Wanneer zon dier nakomelingen krijgt, hoeven deze geen hartafwijking te hebben. **Erfelijke aandoeningen** Erfelijke aandoeningen berusten op een afwijking van het DNA die van de ouders op de nakomelingen worden overgedragen. Bijv. de aanwezigheid van heupdysplasie. Erfelijke aandoeningen kunnen bij geboorte al aanwezig zijn maar ook pas lang na de geboorte duidelijk worden. **Verkregen aandoeningen** Verkregen ziekten loopt het dier gedurende zijn leven op en zijn dus niet aanwezig bij geboorte. **Iatrogeen** Wanneer een ziekteverschijnsel wordt veroorzaak door de dierenarts, noemen we dit iatrogeen. Het houdt in dat door medisch ingrijpen een bepaald verschijnsel optreedt dat ook bij ziekte gezien kan worden. **Trauma** Trauma is het beschadigen van weefsels door een mechanische, fysische of chemische oorzaak. **Hernia** Een hernia is een ander woord voor breuk of uitstulping. Bij een hernia wordt een deel van een structuur verplaatst naar een plek waar deze niet thuishoort. Er zijn twee soorten hernia's: - De inwendige hernia - Niet te voelen of direct te zien. Bijv. hernia diafragmatica (middenrifbreuk). - De uitwendige hernia - Van buitenaf te zien en te betasten. Bijv. de navelbreuk. Een hernia kan aangeboren zijn maar ook door trauma ontstaan. **Breukpoort** Een voorbeeld van een uitwendige hernia is wanneer de huid dicht is maar de buikspieren niet vergroeid is er een onderhuidse opening in de buikwand. De buikinhoud zoals de darmen kunnen dan door de opening heen tot onder de huid en uitpuilen. Je ziet dan een zakje onder aan de buik hangen. Die opening heet een breukpoort. En de zak met inhoud heet een breukzak. **Corpus alienum (meervoud corpora aliena)** Vreemde voorwerpen die van buitenaf komen en niet in het lichaam thuishoren worden corpus (meervoud corpora aliena) genoemd. Ze kunnen organen afsluiten of beschadigen. Door materiaal(toxicatie), grootte en locatie (afsluiting en beschadiging) kunnen ze veel oorzaken geven tot gevaar. **Tumoren** Een tumor is een ziekelijk weefselvorming gepaard gaande met groei van nieuwe cellen, ofwel een zwelling. Zwelling kan worden veroorzaakt door toename van vocht, toename van cellen of combinatie van beide. Kenmerken van een tumor bestaande uit cellen: - Woekerende en ongecontroleerde groei. - De cellen zijn min of meer afwijkend van de gezonde cellen waaruit zij zijn ontstaan. - De cellen hebben geen structurele rangschikking. - De cellen hebben geen nuttige functie. Een tumor kan goedaardige(benigne) of kwaadaardige(maligne) eigenschappen hebben. Met kanker worden doorgaans kwaadaardige tumoren bedoeld. **Kwaadaardige(maligne) tumoren** Kenmerken van kwaadaardige tumoren: - Snelle groei - Infiltratie van onderliggende of omliggende weefsels - Houdt in dat de afwijkende cellen zich tussen de gezonde cellen bevinden en zich steeds verder uitgroeien waardoor er geen duidelijke grens meer is tussen gezond en tumorweefsel. - Uitzaaiing(metastasering). - Verspreiding via bloedbaan. (Tumorcellen komen in longen, lever of nieren) - Verspreiding via lymfe. (Tumorcellen komen eerst in de plaatselijke lymfeknopen terecht) Kenmerken goedaardige tumoren: - Blijven op een plek - Tumoren kunnen erg groot worden maar infiltreren de omliggende weefsels niet. Ze zijn dus los en liggen afgegrensd van de omliggende weefsels. - Niet de neiging tot uitzaaiing. **Naamgeving weefsel en type tumor** Een *adenoom* is een goedaardige tumor uitgaande van klierweefsel. Een *adenosarcoom* is een kwaadaardige tumor uitgaande van klierweefsel. Een kwaadaardige tumor van het epitheel wordt een *cacinoom* genoemd. Een kwaadaardige tumor van het bindweefsel wordt een *sarcoom* genoemd. **Carcinogeen** Een stof die kankerverwekkend is wordt carcinogeen genoemd. **Infecties** Infecties worden veroorzaakt door micro-organismen, parasieten of virussen. **Micro-organismen** Zijn levensvormen die met het blote oog niet zichtbaar zijn, zoals bacteriën en schimmels. Virussen zijn geen micro-organismen omdat ze niet classificeren als levensvorm. Micro-organismen kunnen infecties veroorzaken maar er zijn ook nuttige varianten bijv. darmflora. Hier is dan sprake van *symbiose*, de gastheer en gast hebben er beide voordeel aan. Als het micro-organisme wel ziekte veroorzaakt dan is het *pathogeen*. Ook kunnen ze voorwaardelijk *pathogeen* of *opportunistisch* zijn, wat inhoudt dat door hun aanwezigheid normaliter geen ziekte ontstaat, doordat het afweerapparaat ze in het gareel houdt. Als het afweersysteem dan verzwakt raak kunnen ze zich dan toch wel vermenigvuldigen en een ziekte veroorzaken. Dat heet dus *opportunisme*. **Virulentie** De mogelijkheid van een ziekteverwekker om ook daadwerkelijk een ziekte te veroorzaken heet virulentie. Een grote virulentie in combinatie met een zwak dier zal leiden tot ziekte, terwijl een kleine virulentie en gezond dier niet zal leiden aan een ziekte. **Parasiet** Is een organisme dat op een zogeheten gastheer leeft, de gastheer hoeft hier geen last van te hebben maar is vaak wel zo. Parasieten kunnen onderverdeeld worden in: - Ectoparasieten - Zitten buiten op het lichaam van gastheer. - Bijv. vlooien, mijten en schimmels. - Endoparasieten - Leven binnen het lichaam van gastheer. - Bijv. wormen, bepaalde bacterie soorten en sommige gisten. **Secundaire infectie** Een secundaire infectie is elke infectie die boven op een al bestaan infectie plaatsvindt. **Porte d'entree** De porte d'entree (toegangspoort) is de plek waar ziekteverwekkers het lichaam binnendringen, de meest optimale toegangspoort kan per ziekteverwekker verschillen. **Incubatietijd** De tijd die ligt tussen het moment waarop het micro-organisme het lichaam binnendrong en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen heet de incubatietijd. **Verspreiding** Het doel van een ziekteverwekker is verspreiden, oftewel vermeerderen en andere dieren ook te infecteren. Bijvoorbeeld door meer snot te produceren en te niezen, het virus gaat zich dus vermeerderen op het neusslijmvlies. **Zoönose** Zijn micro-organismen die niet alleen besmettelijk zijn voor dieren maar ook voor de mens. Ze kunnen dus van dier op mens overgaan. Bijv. schimmelinfecties van de huid en giardia. Een ziekteverwekker die kan overgaan van mens op dier maar bij de mens geen klachten geeft is **geen** zoönose. **YOPI** YOPI staat voor Young, Old, Pregnant, Immunodeficient. Dit zijn de risicogroepen waar het nog belangrijker is om infectie te voorkomen. **Aangifteplichtige ziekten** Sommige ziekten kunnen zulke ernstige verschijnselen veroorzaken dat er direct op moet ingegrepen worden. Deze ziekte zijn aangifteplichtig of meldingsplichtig. Meldingen worden gemaakt bij NVWA (nederlandse voedsel-en warenhuisautoriteit). Voorbeelden bij honden en katten : rabiës, brucellose, tuberculose, tularemie en miltvuur. **Afwijkingen aan het afweersysteem** Er zijn drie soorten afwijkingen van het afweerstelsel: - Allergieën - Auto-immuunziekten - Verminderd functioneren van afweersysteem (immuundeficientie) **Allergie en overgevoeligheid** Is een te heftige reactie van het afweerstelsel op een lichaamsvreemde stof(allergeen). Dit allergeen is niet per se schadelijk. Bijv. stof, uitwerpselen van huisstofmijt en bepaalde stoffen uit de voeding. De reactie op deze allergenen treedt vaak pas na herhaaldelijk contact op, bijv. astma en hooikoorts. **Anafylaxie** Een extreme reactie die levensbedreigend is. De symptomen bij een anafylaxie is dan ook geen resulataat van het allergeen maar de reactie van het afweersysteem. **Allergieën** Belangrijke groepen allergieën bij hond en kat zijn: - Atopie - Is een allergie waarbij het specifiek om allergenen gaat die uit de lucht ingeademd worden of op de huid terechtkomen. - Vlooienallergie - Contactallergie - Betekend dat een dier bij contact met een bepaald materiaal klachten krijgt, de plekken/klachten op de huid zijn dan op die specifieke plekken waar het contact mee was met het materiaal. - Voedselovergevoeligheid/voedsel intolerantie - Voedselovergevoeligheid(allergie) : Kan optreden bij het eten van iets waar de persoon allergisch voor is, een heftige reactie kan volgen waarbij de bloedvaten verwijden, de hartslag daalt en de weefsels in de keel zwellen en de keel dichtzet. - Voedselintolerantie: Hierbij praten we over meer langeretermijneffecten. **Auto-immuunziekte** Een auto-immuunziekte wordt veroorzaakt door een reactie van het afweerapparaat tegen de weefsels, het ziet de eigen weefsels dan als lichaamsvreemd. Het kan optreden bij een specifiek orgaan maar ook over het hele lichaam, in het laatste geval heet het auto-immuunziekte gegeneraliseerd. Bijv. ziekte van Crohn en lupus. **Immuundeficiëntie** Naast geboren afwijkingen zijn er ook verkregen immuundeficiënties. Bijv. kattenaids het wordt veroorzaakt door het Feline immunodeficientievirus (FIV). Hierbij zorgt de ziekte dat bepaalde typen witte bloedcellen aangetast worden waardoor deze niet meer goed functioneren. **Vergiftigingen** Vergiftiging of intoxicatie is een toestand die ontstaat na het in- of opnemen van giftige stoffen. Chocolade bevat een stof theobromide (behoort tot groep cafeïne). Hoe puurder de chocolade hoe meer theobromide er in zit en hoe gevaarlijker het is. Andere gevaarlijke middelen zijn paracetamols voor katten vanwege hemolyse (afbraak rode bloedcellen). Ook zijn rozijnen en druiven gevaarlijk voor honden vanwege acute nierfalen als gevolg. **Deficiëntieziekten** Wanneer een dier van bepaalde voedingsstoffen te weinig binnenkrijgt, ontstaan deficiëntieziekten. Vitamine-D-deficiëntie kan leiden tot rachitis(botaandoening) doordat de botten onvoldoende kalk kunnen opnemen. **Stofwisselingsziekten** Bij stofwisselingsziekten of endocriene ziekten verloopt de stofwisseling niet naar behoren. Bij stofwisseling zijn hormonen en enzymen betrokken, bij afwijking zullen er gevolgen zichtbaar raken zoals een te traag werkende schildklier zorgt voor langzaam metabolisme en het dier raakt dan slomer en dikker. Andersom bij een overactieve schildklier kan er teveel energie verbranden, dan ontstaat er toegenomen eetlust maar alsnog vermagering. **Verkeerd medicijngebruik** Door verkeerd gebruik van medicijnen kan ziekten worden veroorzaakt. **Doorbloedingsstoornissen** Aks een weefsel niet voldoende bloed krijgt, zal het afsterven. Zuurstoftekort in weefsel is ook wel ischemie genoemd, het afsterven van weefsel necrose. **Peracuut -- acuut -- chronisch** Peracuut : als een ziekteproces binnen enkele uren optreedt. Acuut : als de ziekte plotseling ontstaat en heftig verloopt. Chronisch : als een ziekte langer duurt (weken, maanden of langer). Recidiverende ziekte : als een ziekte in periodes terug komt. **Weefselreacties** Wanneer iets kleiner wordt of in omvang afneemt heet dat atrofie. Wanneer iets groter wordt of in omvang toeneemt heet dat hypertrofie of hyperplasie. Zowel bij hypertrofie als bij hyperplasie is er sprake van toename van weefselvolume. Het verschil is: - Trofie duidt op het volume in cellen = groter volume per cel, het cel aantal blijft gelijk. - Plasie duidt op het aantal cellen = meer cellen, het celvolume blijft gelijk. Vaak treden de processen tegelijk op. Neoplasie betekent dus nieuwe cellen (neo=nieuw) : kanker. Door ziekten kan degeneratie van een weefsel optreden. Dat is de benaming voor allerlei veranderingen in het weefsel waardoor de normale functie aangetast wordt. **Bloeduitstortingen** Bloeduitstorting(hematoom) is een type weefselreactie. Ontstaat meestal door trauma of door slechte bloedstolling. **Cysten** Cysten zijn zakjes gevuld met een min of meer vloeibare substantie. Talgcysten ontstaan doordat de afvoer van een talgklier verstopt is. **Ontstekingsreacties** Een ontstekingsreactie kan optreden door een infectie met micro-organismen of door trauma. In het eerste geval spreken we van een septische ontsteking. Hierbij wordt d.m.v. een antibiogram gekeken naar voor welk antibioticum de bacterie gevoelig is. Ook wel BO(bacteriologisch onderzoek) genoemd. In het tweede geval spreken we van een aseptische, ofwel steriele ontsteking(tenzij huid barrière gebroken is). Een ontsteking heeft vijf belangrijke lokale kenmerken: - Roodheid - Ontstaat door verhoogde doorbloeding en de aanmaak nieuwe bloedvaatjes. - Warmte - Warmte ontstaat door verhoogde doorbloeding en verhoogde cellulaire activiteit van de ontstekingscellen, verhoogd energieverbruik en daarmee warmte productie. - Zwelling - Ontstaat door uittreden van vocht uit de bloedbaan(oedeem) en in mindere mate door de aanwezigheid van groter aantal (ontsteking)cellen. - Pijn - Ontstaat door de druk die door de zwelling wordt uitgevoerd. En door bij ontstekingen bepaalde stoffen geproduceerd worden die pijnreceptoren stimuleren. - Functie verlies - Treedt op doordat het dier het ontstoken weefsel niet wilt belasten door pijn of door niet mogelijk ertoe te zijn. **Abces** Abces is een bijzondere vorm van een pussige ontsteking en is een nieuwgevormde holte die gevuld is met hoeveelheid pus. D.m.v. een abces probeert het lichaam de ontsteking in te kapselen en te scheiden van het lichaam. Abcessen kunnen door vergroeiing steeds dunner worden(rijpen) en dan open barten. Als het lang duurt opent de dierenarts het met een kleine incisie. Pus bestaat uit dode witte bloedcellen, bacteriën en resten van dood weefsel. Pus is meestal geel en heeft vieze geur. Sommige bacteriën veroorzaken geelgroene pus. Als een ontstekingsreactie heftig is kan ook de rode bloedcellen uit de vaten treden en zo een rode kleur aan de pus geven. **Bloedvergiftiging** Het in het bloed circuleren van bacteriën en toxinen heet bloedvergiftiging(sepsis). **Zweer** Een zweer(ulcus) is een ontsteking die zowel voor kan komen op de huid als op slijmvliezen. **Scheur** Een scheur in een orgaan of een bloedvat heet een ruptuur, het openscheuren hiervan heet ruptureren. **Fistel** Een fistel is een abnormale verbinding tussen twee holtes, maar ook tussen het lichaam en buitenwereld. **Wondgenezing** Bij genezing van wonden van de huid, onderhuid en ondergelegen (spier) weefsel, spelen twee factoren: - De verloren gegane onderhuid en andere dieper gelegen weefsels vervangen door granulatie weefsel. - De huid sluiten over het granulatieweefsel (jong, snel gevormd bindweefsel) **Wondgenezing manieren** Wondgenezing per secundam: - Wanneer het granulatieweefsel vanuit de randen het gat opvult, terwijl de huid iets later het granulatieweefsel van de randen af bedekt. Het gat in de huid en diepere lagen wordt zo gelijkmatig gevuld. Dit proces is traag en kan weken duren. Wondgenezing per primam: - Wanneer de chirurg de wond hecht door de wondranden tegen elkaar aan te leggen met hechtingen. De wondranden groeien dan aan elkaar zonder dat er granulatieweefsel gevormd hoeft te worden. - Na circa acht dagen is er volledig herstel en kunnen de hechtingen verwijderd worden. - Op voorwaarde dat de cellen in de wondranden nog levend zijn, acht uur na het trauma sterven de cellen van de wondrand af of zijn ze te geïnfecteerd. - Eventueel de dode wondranden verwijderen om alsnog te hechten. - Dood bacteriën - Ineffectief tegen virussen - Mag niet zomaar worden ingezet omdat bij gebruik ervan een resistentie van bacteriën tegen deze middelen kan ontstaan. Daarnaast kan het vervelende bijwerkingen hebben. - Smalspectrum antibiotica - Niet werkzaam tegen alle bacteriesoorten. - Breedspectrum antibiotica - Werkzaam tegen veel meer (zo niet alle) bacteriesoorten. - Maar daardoor ook meer bijwerkingen omdat ze ook lichaamseigen bacteriën treffen. **Ontstekingsremmers** Als ontstekingsremmer gebruikt men vaak corticosteroïden. Corticosteroïden zijn een synthetische (kunstmatige) variant van de hormonen die door de bijnierschors worden aangemaakt. Ze werken snel maar kunnen vervelende bijwerkingen hebben zoals meer eten of drinken. Ze onderdrukken het immuunsysteem en remmen ontstekingen. Kan ook mogelijk schade aan bepaalde organen opleveren bij langdurig gebruik. **Slechte afloop** Ziekte kan leiden tot dood. Een dier is dood als de ademhaling stilstaat, het hart niet meer klopt en de hersenen niet meer functioneren. Hartstilstand treedt meestal enkele minuten nadat de ademhaling is opgehouden pas op. **Rigor mortis** Wanneer een dier enig tijd dood is wordt het lichaam koud en raken de skeletspieren stijf. Deze lijkstijfheid noemt rigor mortis. **Infectieus** Wanneer een dier infectieus is moet je rekening houden met: - Solitair houden (apart van andere dieren) - Eigen spullen hebben (voerbak, drinkbak en speeltjes) - Omgeving hygiënisch houden - Iedereen die in contact komt moet handschoenen dragen of hun handen goed wassen **Basis van verzorging** De basis van verzorging is: onderdak, voedsel, water en het dier natuurlijk gedrag laten uitoefenen. **Preventie** Bij het uitzoeken van een pup/kitten is het raadzaam om op de volgende punten te letten: - Is de omgeving waar de pup is opgegroeid schoon en verzorgd? - In wat voor omgeving groeit de pup op, heeft het contact met kinderen? - Komen de teef en de pups u vriendelijk tegemoet? - Is de desbetreffende pup levendig en speels? - De vacht van een jonge hond is normaal dof en donzig, krabt hij, heeft hij luizen of kale plekken? - Is het diertje goed gevoed? Een pup moet normaal gespierd zijn op de rug, de borst en de achterhand, een dikke buik bij een relatief mager diertje kan op een worminfectie wijzen. - Zijn de ogen helder of waterig of zelfs gele korstjes aanwezig? - Is het gebit in orde, zijn de melktanden aanwezig? Sluiten de bovenkaak en de onderkaak goed op elkaar aan? - Zijn de oren schoon? - Is de neusspiegel schoon of zijn er tekenen van uitvloeiingen? - Hoe ziet de navel eruit, is het mooi droog of is het nat, gezwollen? - Loopt de pup normaal op vier pootjes? - Is de omgeving van de anus schoon of wijst iets op diarree of een worminfectie? - Als het om een reu ouder dan acht weken gaat, heeft het diertje dan twee testikels of slechts een teelbal? Gebits preventie: - Tanden poetsen met dierentandpasta om tandplak en tandsteen te voorkomen. - Geven van bepaalde kauwmaterialen geschikt voor voorkoming van tandplak. Hou hiermee rekening met eventueel gevaarlijke materialen die moeten dus niet gegeven worden. Bijv. waar een stuk kan worden afgebroken en in de keel of slokdarm komt vast te zitten. Ook opletten met vergiftigingen. **Vaccineren** Infectieziekten kan men deels voorkomen door dieren te vaccineren. Eerste vaccinaties vinden plaats van zes tot twaalf weken oud met basisinentingen (actieve immunisatie). **Ontworming** Ontwormen wil zeggen: middelen(tabletten, pasta's of pipetjes met vloeistof voor op de huid) toepassen om worminfecties (endoparasieten) in het lichaam te bestrijden. **Schadelijke raskenmerken** Veelvoorkomende schadelijke uiterlijke raskenmerken zijn: - Te korte snuit - Lange rug - Hele korte poten - Heel veel huidplooien - Extreem kleine schedels - Extreem kleine dieren - Overdreven veel haar - Geen/nauwelijks haar