H1 Kijken in de Tijd - Aardrijkskunde - Samenvatting
Document Details
Uploaded by PersonalizedSpessartine
SiVi - Sint-Rembert
Tags
Summary
Dit document behandelt de principes van ouderdomsbepaling in de aardrijkskunde. De tekst beschrijft zowel relatieve als absolute methoden voor datering, gebruik makend van geologische lagen, fossielen en de C14-methode. Het omvat ook onderwerpen als gebergtevorming en de evolutie van het leven op aarde.
Full Transcript
***H1: kijken in de tijd (aardrijkskunde)*** 1. ***Ouderdomsbepaling*** 1. **[*Relatief dateren*: de ene gesteentelaag is ouder dan de andere.]** - Losse sedimentaire gesteenten bovenop harde sedimentaire gesteenten. - Door de druk van nieuwe lagen worden losse gesteenten met de tijd...
***H1: kijken in de tijd (aardrijkskunde)*** 1. ***Ouderdomsbepaling*** 1. **[*Relatief dateren*: de ene gesteentelaag is ouder dan de andere.]** - Losse sedimentaire gesteenten bovenop harde sedimentaire gesteenten. - Door de druk van nieuwe lagen worden losse gesteenten met de tijd harde gesteenten - Zo kan je ***de relatieve ouderdom*** gaan meten - Vb: grand canyon 1. **[Relatief dateren met afzettingen]** - Gelaagdheid maakt gebruik van ***superpositie*** - Er is een principe van ***oorspronkelijke horizontaliteit*** - Na de oorspronkelijke horizontaliteit kunnen lagen veranderen van positie: 1. ***Plooiing*** = de oorspronkelijke laag van vast gesteente plooit en buigt. (gebergtes) 2. ***Scheefstelling***= de oorspronkelijke lagen komen omhoog of zijn een overblijfsel van een plooi 3. ***Breuk*** = de oorspronkelijke laag is gebroken en de lagen zijn verschoven. - Uitzondering op principe van superpositie: - Intrusie : magmatische gesteenten (stollingsgesteenten) die van de binnenkant van de aarde zich tussen de sedimentaire gesteenten nestelt. - Intrusie is jonger dan de gesteentelagen errond. - Afbeelding met tekening, ontwerp, kubus, illustratie Beschrijving automatisch gegenereerd met gemiddelde betrouwbaarheid 2. **[Relatief dateren met fossielen ]** - ***Fossielen*** = afdrukken van vroeger leven (planten/ dieren) - ***Biologische evolutie*** = levensvormen zijn telkens complexer geworden - Gesteentelaag met eenvoudige fossielen is ouder dan een laag met complexe fossielen. - ***Gidsfossielen*** = uit bepaalde periode, waardoor we de gesteentelaag errond kunnen dateren. - ![Afbeelding met tekst, tekenfilm, illustratie Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image4.png) 2. ***[Absoluut dateren met de C14- methode ]*** - Absoluut dateren: de gesteentelaag is 'x' aantal jaar oud. - C14- methode = koolstof 14- methode - Radioactieve vorm van koolstof - Elk organisme heeft een stabiele hoeveelheid C14 in de cellen, en we weten hoeveel C14 er 50.000 jaar geleden in de atmosfeer hing. - Wanneer een organisme sterft, halveert de hoeveelheid C14 om de 5.730 jaar - Door de hoeveelheid C14 te bepalen, kunnen we van organismen ( of zaken die gemaakt zijn van organismen zoals hout, papier , wol ,mummies,...) de ouderdom tot 50.000 jaar geleden precies gaan achterhalen. 2. ***[de geologische tijdschaal]*** 3. ***[resultaat van het dateren: de geologische tijdschaal ( GT)]*** - GT start 4.5 miljard jaar geleden (ontstaan aarde ) - Onderverdeeld in 4 eonen - Eonen worden opgedeeld in era's - Era's worden opgedeeld in periodes - Periodes worden opgedeeld in tijdvakken - Data niet vanbuiten weten ( foto op dia 14 niet, staat in atlas) - Op een geologische kaart kan je zien uit welke periode of tijdvak een bodem/ gesteente komt 4. ***[Gebergte vorming ]*** - Gebergtevorming , ligging van platen en plooiingsfases staan ook op een geologische tijdschaal. - Ze zijn belangrijk voor de geologische geschiedenis. - ***Plooiingsfases/ gebergtevormingsfases*** zijn periodes met veel gebergtevorming. - Niet alle gebergtes zijn dus even oud - De meest recente gebergtevorming was de ***alpiene plooiingsfase*** - De alpen, de Andes en het Himalaya gebergte zijn toen gevormd door de botsing van platen in de platentektoniek - 66- 23 miljoen jaar geleden - De ***Hercynische plooiingsfase*** is ouder. - Het Oeral gebergte en de Ardennen zijn toen gevormd - 300 miljoen jaar geleden - ***De Caledonische plooiingsfase*** is nog ouder. - Het Scandinavisch Hoogland en de schotse Higlands zijn toen gevormd - 420 miljoen jaar geleden - Na de vorming van de gebergtes in plooiingsfases ontstaat er erosie. - Het puin komt door wind, water,... elders te liggen. - Bv. In de Ardennen zijn er veel gesteenten uit het Devoon ( Caledonisch. ) 5. ***[De evolutie van het leven]*** - Bewijs voor de evolutietheorie door fossielen - De ***evolutietheorie*** van Darwin = enkel de best aangepaste soorten overleven, de rest sterft uit. - De biosfeer ontwikkelde zich tot een grote diversiteit. - Soms komen er veel nieuwe soorten bij, op andere momenten sterven er veel soorten uit. - Momenten van massale uitsterving noemen we ***periodes van massa- extinctie*** - 5 gekende massa-extincties - Vormen vaak grens tussen 2 periodes - Veroorzaakt door enorm grote meteorietinslagen en/ of vulkaanuitbarstingen - Momenteel zitten we in de 6^e^ - Eerste keer niet natuurlijk, maar door de mens - Dinosaurussen stierven massaal uit tijdens de 5^e^ 6. ***[De grenzen in de geologische tijdschaal ]*** - Pleistoceen -\> kenmerk is veel ijstijden en tussentijden - Antropoceen -\> nieuwe tijdvak van de mens - Discussie over in wetenschap - Waar grens? - Wss pas in 20^e^ eeuw -\> vanaf dan laat de mens sporen na in de ondergrond die te achterhalen zijn. ( chemicaliën, radioactiviteit.) 3. ***[klimaatveranderingen in het verleden]*** - sedimentaire gesteenten geven info over het klimaat van vroeger - bv. Krijt en steenkool ( biogene sedimentaire gesteentes) 7. ***[gesteenten als klimaatgids in de tijd]*** - ***krijtlagen als bewijs voor een warm afzettingsmilieu:*** - ontstaat door het calciet in ééncellige algen - deze algen komen enkel voor in warme zeeën - conclusie: krijt wijst dus op een warme periode tijdens de afzetting - datering wijst op een ouderdom van 145 tot 66 miljoen jaar geleden. - ***Steenkool als bewijs voor een warm afzettingsmilieu:*** - Steenkool ontstaat door plantaardig materiaal dat afsterft en dan afgesloten raakt van zuurstof -\> inkolingsproces ipv rotten - Bij het inkolingsproces ontsnapt er CO2, water en methaan, waardoor de concentratie koolstof telkens toeneemt - Dit duurt miljoenen jaren -\> enkel bij grote hoeveelheden planten en in een vochtig en warm klimaat is dit mogelijk - Conclusie: steenkool verwijst op een warm klimaat op het moment van afzetting. - Periode waarin veel steenkool ontstond: het carboon - In Belgie, frankrijk, nederland en duitsland werd 310 miljoen jaar geleden steenkool gevormd - Er waren toen minder broeikasgassen en een lagere gemiddelde temperatuur op aarde (12°C ipv 18°C ) - Hoe kan het dan dat er zich toch steenkool vormde? - De continenten lagen nog volledig anders dan vandaag door de platentektoniek ( toen lag West Europa ter hoogte van de evenaar) 8. Klimaten in het verleden - Hoe weten we de temperatuur van jaren geleden? - Obv gesteenten en de platentektoniek - Door analyse van het aantal broeikasgassen in luchtbellen in de ijslagen van de polen - Door dendrochronologie ( de dikte van de jaarringen van bomen) - Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname, algebra Automatisch gegenereerde beschrijving 9. ***[Inzoomen op het klimaat in het quartair ]*** - ijstijden en tussenijstijden wisselen elkaar af - Afwisselende warmere en koudere periodes - ***Quartair*** = recentste periode - In ijstijden koelen de polen meer af dan de intertropen - Permanente temperatuur in de poolgebieden zakte onder de 0°C - Hierdoor ontstonden de ijskappen op de noord- en zuidpool - Klimaat en vegetatie tijdens de recentste ijstijd - Laatste echte ijstijd was 115 000 - 11 700 jaar geleden - De ijskappen waren tegen het einde veel dikker en kwamen veel verder richting de evenaar. - Het zeepeil lag 125m lager dan nu - Er was geen noordzee = dit was een poolwoestijn - Ten zuiden hiervan was er een steppe- toendra klimaat - Door de noorderwind werd er zand en leem naar hier geblazen - Het pleistoceen= tijd van de ijstijden - In die periode (38. 000 jaar geleden) kwamen de eerste mensen aan in het huidige België. - Het holoceen= tussenijstijd - Dit is het meest recente tijdvak. 4. ***[oorzaken van de klimaatveranderingen in het verleden en het heden]*** - het klimaat is in het verleden nooit stabiel geweest - door externe/ interne factoren 10. ***[externe factoren]*** - de positie van de aarde ten opzichte van de zon bepaalt hoeveel zonne-energie de aarde ontvangt. 1. ***Vorm van de baan van de aarde rond de zon*** - De baan van de aarde verandert om de 100 000 jaar van cirkelvormig in ellipsvormig en terug. - Cirkelvormig: de aarde ontvangt heel het jaar evenveel zonne- energie. - Ellipsvormig: de aarde ontvangt 24% minder energie in het aphelium ten opzichte van het perihelium 2. ***Stand van de aardas*** - De hoek van de aardas varieert doorheen de tijd. - De richting van de aardas verandert - 13 000 jaar geleden stond de aardas gekanteld in vergelijking met vandaag - Toen was de aardas in januari in het noordelijk halfrond naar de zon gekeerd, nu staat de aardas op dat moment weg van de zon - Momenteel staat de aardas op de poolster gericht, maar is dus niet altijd zo geweest 11. ***[Interne factoren]*** 1. ***Ijs beïnvloedt het albedo en de zeespiegel*** - Koude periode -\> meer ijs op de ijskappen -\> groter albedo - Koude periode -\> meer ijs op de ijskappen -\> meer water dat bevriest op het land (na neerslag) -\> minder water in de oceaan -\> daling van de zeespiegel -\> meer plaats voor ijs - Dit zijn 2 positieve terugkoppelingen. De temperatuur wordt versterkt 2. ***Koolstofdioxide in de atmosfeer*** - Hoe meer CO2 in de atmosfeer, hoe hoger de temperatuur - Hoe meer tektonische activiteit -\> hoe meer vulkaanuitbarstingen -\> hoe meer CO2 in de atmosfeer 3. ***Platentektoniek*** - Als continenten verplaatsen doorheen de geologische geschiedenis, komen ze dichter of verder van de evenaar te liggen - Als er meer land bij de noord- en zuidpool ligt, kan er ook meer landijs zijn, een hoger albedo en een lagere zeespiegel - Als veel continenten 1 geheel vormen, zijn er minder botsingen en is er minder vulkanisme 4. ***Thermohaliene circulatie*** - De zon warmt de atmosfeer op, maar ook de oceanen - De bovenste laag van de oceaan is veel warmer dan het water eronder - Door de wind ontstaat er stromingen in het oppervlaktewater - In de Atlantische oceaan wordt het warme oppervlaktewater zo tot bij Groenland gebracht. - Het water koelt er af (thermo), waardoor de massadichtheid groter wordt. Bovendien neemt door verdamping het zoutgehalte toe (halien). - Door afkoeling en groter zoutgehalte zinkt het oppervlaktewater naar de diepte. - Als het water op de bodem komt, stroomt het richting het zuiden rond Afrika in de indische en grote oceaan - In die gebieden stijgt het water naar de oppervlakte en warmt het op - Aan de oppervlakte aangekomen stroomt het terug richting Atlantische oceaan en dan terug naar groenland - Dit thermohalien circulatiesysteem ontstaat dus door het verschil in temperatuur en zoutgehalte. - Dit systeem is de basis van de zeestromen op aarde en de zeestromen hebben een invloed op de temperatuur - Warme zeestromen zorgen voor een warm klimaat, koude zeestromen zorgen voor een koud klimaat. 12. ***[Klimaatverandering vandaag]*** - De thermohaliene circulatie is aan het stilvallen - Indien dit systeem volledig stilvalt, zullen klimaten nog drastischer veranderen - Dit komt doordat warmte en koelte veel minder zullen worden afgewisseld tussen continent en tussen de atmosfeer en hydrosfeer - IPCC = intergovernmental panel on climate change - Onderzoeksgroep van VN die klimaatrapporten publiceert - De opwarming van de aarde is begonnen in de industriële revolutie in de 19^e^ eeuw - Ondertussen is de gemiddelde wereldwijde temp gestegen met 1.2°c - In Vlaanderen is er reeds een gemiddelde stijging van 2.6 °C - De opwarming gebeurt steeds sneller - De huidige opwarming gebeurt 10x sneller dan na de laatste ijstijd van nature het geval was. - ***Toekomst*** - IPCC voorspelt tegen 2100 een gemiddelde wereldwijde stijging van 1.5°C - Maar in combinatie met andere factoren is gemiddelde wereldwijde stijging mogelijk tot 4°C - Een stijging vanaf 2°C zorgt voor ernstige verstoringen in de biosfeer - 6^e^ rapport IPCC (2023) stelt dat alle regio's op aarde gevolgen zullen ondervinden, maar niet overal even sterk: - Oceanen warmen trager op dan land. Continentale gebieden zullen meer opwarmen dan kustgebieden. De noordpool zal het meest opwarmen - Meer en langere hittegolven - Meer wereldwijde neerslag met een hogere intensiteit - Bij 1.5 °C opwarming zal de zeespiegel stijgen met 1m tegen 2100. - Bij 4°C opwarming zal de zeespiegel stijgen met 7m tegen 2100 - De ***voedselproductie*** komt in de problemen in landen met extreme klimaten - Drinkwatervoorziening komt in de problemen door het smelten van gletsjers. (tussen de 20% bij 15°C en 50% bij 4°C minder zoet water wereldwijd) - ***Klimaten schuiven op*** waardoor ***biotopen*** verdwijnen. Planten en dieren moeten mee opschuiven en indien niet mogelijk sterven ze uit. Koraal zal hoogstwaarschijnlijk uitsterven - ***Transitie in vlaanderen is nodig*** - Doordat vlaanderen zo verstedelijkt is, warmt het sneller op dan het wereldwijde gemiddelde ( momenteel 2.6°C ipv 1.2°C) - Vlaanderen heeft een klimaatbeleid gebaseerd op 1. ***Adaptatie***: zich aanpassen aan de veranderingen ( vergroenen, verblauwen, wateropvangbekkens,...) 2. ***Mitigatie***: de oorzaak aanpakken ( minder CO2) - ***Overstromingsgebieden en opvangbekkens*** - De neerslag is extremer geworden: meer droogte in de zomer en meer neerslag in de winter - Vlaanderen wil verbieden om nog te bouwen in ***overstromingsgebied*** - ***Opvangbekkens*** dienen om overstromingen tegen te gaan en het water te kunnen gebruiken in tijden van droogte - ***Onttrekken van CO2 aan de atmosfeer*** - Men wil CO2 uit de lucht halen door afvanginstallaties - Men wil tegen 2030 10 000 hectare bos aanplanten - De efficiëntste manier om minder CO2 in de atmosfeer te hebben is er minder uitstoten - De ***energietransitie***= de overgang van fossiele brandstoffen ( aardgas, aardolie steenkool,...) naar energiebronnen die weinig broeikasgassen uitstoten - Windenergie ( windmolens op land en op zee) - Zonne-energie ( zonnepanelen) - Waterkracht ( waterdammen) - Geothermie ( warmte uit de ondergrond gebruiken met een warmtepomp) - Biomassa ( biologische restproducten ( mest, afval,... gebruiken als energiebron)