GPM- Geschreven samenvattingen PDF

Summary

These are notes from a Geography, Planning, and Environment (GPM) course, covering topics including globalization, place, and space, and their interconnectedness. The notes include summaries of various chapters and discussions about the course content.

Full Transcript

College 2: "Mondialisering: Veranderend denken over plaats en ruimte" Deze lijst bevat de belangrijkste begrippen en lessen uit de collegeslides van Dr. Joris Schapendonk over mondialisering en het veranderend denken over plaats en ruimte. I. Plaats (Place) Plaats/Place: Meer dan alleen een...

College 2: "Mondialisering: Veranderend denken over plaats en ruimte" Deze lijst bevat de belangrijkste begrippen en lessen uit de collegeslides van Dr. Joris Schapendonk over mondialisering en het veranderend denken over plaats en ruimte. I. Plaats (Place) Plaats/Place: Meer dan alleen een locatie. Het is een combinatie van locatie en de verbinding die mensen met die plaats hebben. o Plaatsen zijn sociaal geconstrueerd, met een gelaagde historie en identiteit. Ze hebben "multiple meanings" en roepen emoties op. o Plaatsen hebben "power": ze belichamen ideologieën en wereldbeelden. Politics of Place: Placemaking kan ook leiden tot exclusie. Placemaking: Het proces waarbij mensen een verbinding aangaan met een plaats ("finding a sense of place"). o Dit kan gepaard gaan met territorialiteit: het claimen van een ruimte door een individu of politieke eenheid. Territorialiteit: Een geografische strategie om mensen en dingen te controleren door controle over een gebied. Van Afgescheiden Regio's naar 'Global Places': o Vroeger werden regio's gezien als gesloten systemen met een specifieke manier van leven (genre de vie). o Later verschoof de focus naar de beschrijving van regionale verschillen en de processen die een regio uniek maken. o Uiteindelijk kwam de nadruk te liggen op ruimtelijke relaties en verspreiding, waarbij regio's niet langer als afgescheiden entiteiten werden beschouwd. Twee Belangrijke Processen: o Globalisering: De wereld is steeds meer onderling verbonden en in beweging. o Theoretische/Filosofische Verandering: Het denken over regio's is veranderd; ze worden nu gezien als sociale en politieke constructies. Ruimte (Space): o Absolute Ruimte: Een fysieke, begrensde ruimte waarin menselijke activiteit plaatsvindt. o Sociale Constructie/ Re-scaling Territory: Ruimte krijgt betekenis door de manier waarop mensen ermee omgaan. II. Globalisering Globalisering: Een complex proces met maatschappelijke, sociaal-culturele en economische dimensies. Kan worden gezien als zowel een maatschappelijke context als een politiek project. Het Ontstaan van Massatoerisme: De Chicago Convention (1944) stimuleerde de internationale luchtvaart en droeg bij aan de groei van het massatoerisme. Stromingen in het Denken over Globalisering: o Wereldsysteemdenken: Een theorie die de wereld indeelt in kern-, semi- periferie- en periferielanden. o Dependency Theory en Post-Development: Kritische perspectieven op ontwikkeling als een Westerse ideologie. o Van Georganiseerd naar Ongeorganiseerd Kapitalisme: De overgang van ▪ Fordisme (massaproductie en -consumptie) naar ▪ post-Fordisme (flexibilisering, globalisering van productieprocessen). o De Netwerkmaatschappij: De opkomst van informatie- en communicatietechnologieën heeft geleid tot een meer verbonden en genetwerkte wereld. o Globalisering en Cultural Change: ▪ Cultural Convergence: Het naar elkaar toegroeien van culturen. ▪ Hybridity: Het samensmelten van verschillende culturele elementen. ▪ Glocalisation: Lokale, nationale en mondiale elementen die samenwerken op verschillende schaalniveaus. III. Terug naar 'Plaats' Place Unbound: Plaatsen zijn niet langer gebonden aan een specifieke locatie, maar zijn verbonden met andere plaatsen door middel van relaties en mobiliteit. A Global Sense of Place: o Interconnected: Plaatsen worden gevormd door hun relaties met andere plaatsen. o Dynamisch: Plaatsen zijn voortdurend in verandering. o Layered Meanings: Plaatsen hebben verschillende betekenissen voor verschillende mensen. Educatie vanuit een Relationeel Plaats Perspectief: Studenten moeten worden aangemoedigd om na te denken over de verbindingen tussen plaatsen en de invloed van globalisering op hun eigen leven. V. Conclusies Het denken over plaats en ruimte is veranderd van een "bounded" naar een "global", "relational" en "mobile" perspectief. Deze verandering in denken is verbonden met maatschappelijke, sociaal- culturele en economische ontwikkelingen, met name globalisering. Globalisering is meer dan een maatschappelijke context; het is ook een politiek project. Plaats en mobiliteit zijn belangrijke thema's in onderzoek en bieden een lens om naar verschillende vraagstukken te kijken. College 3: “Vergroening van de Internationale Politiek" De bronnen bieden een overzicht van de ontwikkeling van internationale milieupolitiek, met de nadruk op de factoren die hebben bijgedragen aan de 'vergroening' van de internationale politiek sinds 1970. 1. Waarom Internationale Milieupolitiek? Grensoverschrijdende Milieuproblemen: Veel milieu-uitdagingen beperken zich niet tot nationale grenzen. Voorbeelden zijn luchtvervuiling die zich over landsgrenzen verspreidt (zoals in de zaak van de smelterij in Trail, Canada), en de noodzaak van internationale samenwerking bij het beheer van gedeelde natuurlijke bronnen zoals visbestanden (zoals in het geval van het Europese visserijbeleid). Gedeelde Natuurlijke Bronnen: De noodzaak om natuurlijke hulpbronnen die door meerdere landen worden gedeeld, te beheren, vereist internationale samenwerking. Nationaal Beleid met Internationale Gevolgen: Nationale beleidsmaatregelen op milieugebied kunnen grensoverschrijdende effecten hebben. Een voorbeeld is de discussie over de vliegbelasting, waarbij de invoering van een belasting in één land kan leiden tot verschuivingen in vliegverkeer naar naburige landen. Mondialisering/Globalisering: De toenemende interconnectie van de wereldeconomie heeft geleid tot een globalisering van milieuproblemen, zoals de problematiek van elektronisch afval (e-waste) die ontstaat in ontwikkelde landen en vaak in ontwikkelingslanden wordt gedumpt. Transnationale Bewegingen: Activistische groepen en ngo's spelen een belangrijke rol in het bevorderen van milieubescherming op internationaal niveau, door middel van bewustwordingscampagnes en lobbywerk. 2. Factoren die Bijdragen aan Vergroening: Toenemend Bewustzijn van Milieuproblemen: Publicaties zoals "Limits to Growth" van de Club van Rome in 1972 en de VN-conferentie over de Menselijke Omgeving in Stockholm in datzelfde jaar hebben het bewustzijn van milieu- uitdagingen vergroot. Concept van Duurzame Ontwikkeling: Het Brundtland-rapport "Our Common Future" (1987) introduceerde het concept van duurzame ontwikkeling, dat pleit voor het voldoen aan de behoeften van de huidige generatie zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Einde van de Koude Oorlog: Na de Koude Oorlog was er meer ruimte voor internationale samenwerking op andere gebieden, waaronder milieu. Groeiend Aantal Internationale Milieuverdragen: De bronnen geven een tijdlijn van belangrijke milieuverdragen, waaronder CITES (1963), de World Heritage Convention (1972), het Montreal Protocol (1982), het Biodiversiteitsverdrag (1992), het Klimaatverdrag (1992), het Kyoto Protocol (1997) en het Akkoord van Parijs (2015). Deze verdragen weerspiegelen de toenemende internationalisering van milieubescherming. Transnationalisering van de Milieupolitiek: De betrokkenheid van niet- statelijke actoren, zoals ngo's, bedrijven en investeerders, is gegroeid. 3. Trends in Internationale Milieupolitiek: Mainstreaming van Duurzame Ontwikkeling: Duurzame ontwikkeling is een centraal thema geworden in de internationale politiek en is geïntegreerd in beleidsagenda's. Transnationalisering: De toenemende rol van niet-statelijke actoren in de internationale milieupolitiek. Nieuwe Vormen van Governance: De opkomst van "governance by goals," gekenmerkt door het stellen van niet-bindende doelen en het gebruik van "zachte" instrumenten. Grotere Rol van Ontwikkelingslanden: Ontwikkelingslanden spelen een steeds actievere rol in de internationale milieupolitiek, met een focus op kwesties als klimaatadaptatie. Gebruik van Marktinstrumenten: Toenemend gebruik van marktinstrumenten, zoals emissiehandel, om milieu-doelstellingen te bereiken. 4. Kernbegrippen: Harm Principle (Schadebeginsel): Het principe dat staten de plicht hebben om ervoor te zorgen dat activiteiten binnen hun rechtsgebied geen schade toebrengen aan het milieu van andere staten. Polluter Pays Principle (Vervuiler-betaalt-principe): Het beginsel dat de vervuiler verantwoordelijk is voor de kosten van het voorkomen, beheersen en herstellen van milieuschade. Duurzame Ontwikkeling: "Het voldoen aan de behoeften van de huidige generatie zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen." Transnationale Governance: "Processen waarin niet-statelijke actoren regels opstellen die proberen gedrag in minstens twee staten te sturen richting een gedeeld, publiek doel". Governance by Goals: Een vorm van internationaal bestuur gekenmerkt door het stellen van gezamenlijke, niet-bindende doelen en het gebruik van "zachte" instrumenten. 5. Open Vragen: Effectiviteit: In hoeverre is de vergroende internationale politiek effectief in het aanpakken van milieuproblemen? Rol van Transnationale Actoren: Is de grotere rol van transnationale actoren positief, of leidt dit tot 'greenwashing'? Eerlijkheid: Is internationale milieupolitiek eerlijk, dragen de breedste schouders de grootste lasten en hebben arme landen de meeste baat bij internationaal milieubeleid? College 4: “Mobiliteit als GPM-Thema" De bronnen bespreken mobiliteit als een centraal thema in de Geografie, Planning en Milieu (GPM) studies. De lessen belichten de verschuiving van een traditionele focus op plaats naar een meer dynamisch perspectief op mobiliteit en de ruimtelijke relaties die hierdoor ontstaan. I. Belangrijke Begrippen: Modal Split: De verdeling van vervoerswijzen (modaliteiten) die mensen gebruiken, zoals auto, fiets, openbaar vervoer, etc. Space of Flows: Een concept van Manuel Castells dat de nadruk legt op de stromen van informatie, goederen, mensen en kapitaal die de hedendaagse samenleving vormgeven, in tegenstelling tot een statische "space of places". Nodes: Knooppunten in de "space of flows", zoals steden, havens en luchthavens, die van cruciaal belang zijn voor connectiviteit en mobiliteit op mondiale schaal. Non-Places (Marc Augé): Plaatsen die worden gekenmerkt door een gebrek aan identiteit, geschiedenis en sociale relaties, vaak geassocieerd met globalisering en mobiliteit. Voorbeelden zijn luchthavens, winkelcentra en snelwegen. Genius Loci & Genius Fluvii: Begrippen die verwijzen naar de "geest" of identiteit van een plaats, respectievelijk gerelateerd aan de fysieke locatie en de stromen die er doorheen bewegen. Transit Oriented Development (TOD): Een planningsconcept dat gericht is op het creëren van synergie tussen openbaar vervoer en andere stedelijke functies (wonen, werken, ontspanning) binnen loopafstand van OV-knooppunten. Livelihoods: De diverse activiteiten waarmee mensen in hun levensonderhoud voorzien, inclusief economische, politieke, sociale en ecologische aspecten. Translocality: Een concept dat de verwevenheid van lokale en globale processen benadrukt, waarbij mensen en gemeenschappen banden hebben met meerdere plaatsen tegelijk. Mobilities Turn: Een theoretisch perspectief dat mobiliteit centraal stelt in het begrijpen van de sociale wereld en de vormgeving van ruimte. Mobility Justice: Een concept dat de ongelijke toegang tot mobiliteit en de gevolgen daarvan voor sociale rechtvaardigheid benadrukt. Mobility Relations: De complexe relaties tussen verschillende vormen van mobiliteit en de invloed daarvan op individuen, gemeenschappen en de ruimtelijke ordening. II. Kernthema's en Lessen: Mobiliteit als Motor van Verandering: Mobiliteit is een drijvende kracht achter ruimtelijke transformaties, economische ontwikkeling en sociale interactie. Van Plaats naar Mobiliteit: De focus verschuift van een statisch begrip van "plaats" naar een meer dynamisch perspectief op "mobiliteit" en de stromen die de ruimte vormgeven. Het Belang van Knooppunten: In een "space of flows" zijn knooppunten cruciaal voor connectiviteit en mobiliteit. De Uitdaging van Non-Places: Globalisering en mobiliteit kunnen leiden tot de opkomst van "non-places" die een gevoel van anonimiteit en gebrek aan identiteit creëren. TOD als Planningsvisie: TOD is een belangrijk concept voor het bevorderen van duurzame steden en het integreren van openbaar vervoer in de stedelijke omgeving. Livelihoods en Translocality: Mobiliteit is verweven met de manieren waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien en de translokale banden die ze onderhouden. Mobiliteit en Macht: Toegang tot mobiliteit is ongelijk verdeeld en heeft implicaties voor sociale rechtvaardigheid en machtsverhoudingen. Mobiliteitsrelaties: De mobiliteit van de één beïnvloedt de mobiliteit van de ander, van verkeerslichten tot geopolitiek. III. Open Vragen: Hoe kan TOD effectief worden geïmplementeerd om de nadelen te minimaliseren? Welke rol spelen immobilities (infrastructuur, regelgeving) in de vormgeving van mobiliteit? Hoe kan mobility justice worden bevorderd in een wereld die steeds mobieler wordt? De bronnen bieden een waardevol inzicht in de complexiteit van mobiliteit als GPM- thema en de uitdagingen en kansen die dit met zich meebrengt. College 5: “paradox duurzaam reizen" Voluntourism: organisatie die geld verdient aan het bieden van vrijwilligerswerk Tourismleakage: geld wat niet naar bestemming gaat maar naar extern (bv cruise) Positieve effecten reizen - Community based tourism o Accommodaties investeren in lokale economie o Landelijke gebieden in leven houden Negatieve effecten reizen - Over toerisme o Gentrificatie(stijging prijzen huizen) o Vervaging cultuur College 7: “verstedelijking en global cities”Begrippen Verstedelijking: Het proces waarbij de concentratie van mensen in stedelijke gebieden toeneemt, wat leidt tot de groei en uitbreiding van steden en gemeenten. Verstedelijking omvat veranderingen in grondgebruik, infrastructuur, economische activiteiten, sociale dynamiek en culturele praktijken, evenals verschuivingen in migratiepatronen en bevolkingsspreiding. Global Cities: Grote stedelijke centra die centraal staan in de wereldeconomie, gekenmerkt door economische macht, internationale connectiviteit, culturele diversiteit en vaak grote ongelijkheid. Deze steden spelen een vitale rol in de stroom van kapitaal, informatie en mensen over de grenzen heen. Stedelijke Anomie (normloosheid): Gebrek aan regels, structuur en organisatie in de stad, wat leidt tot veranderende vormen van solidariteit en een verlies van sociaal tot stand gekomen normen. Zintuiglijke Overstimulatie (Neurasthenie): De overvloed aan prikkels en ervaringen in de stad, wat kan leiden tot verhoogde gevoeligheid en blasé gedrag. Gentrificatie: Het proces waarbij rijkere inwoners armere buurten overnemen, wat leidt tot de verdringing van de oorspronkelijke bewoners. Aerotropolis: Een stad die gebouwd is rond een luchthaven, met goed verbonden transportnetwerken en commerciële en residentiële ontwikkelingen. Expatriatie: Een strategie van bedrijven om werknemers naar het buitenland te sturen om 'globale kennis' te benutten en te verspreiden. Creatieve Klasse: Een groep mensen die werkzaam is in creatieve beroepen en die bijdraagt aan de economische groei en levendigheid van steden. Liveability Rankings: Ranglijsten die steden beoordelen op basis van factoren die de kwaliteit van leven beïnvloeden, zoals veiligheid, infrastructuur, cultuur en onderwijs. New Urban Agenda: Een wereldwijd actieplan om duurzame steden te creëren, aangenomen tijdens de Habitat III-conferentie in 2016. Incrementele Woningbouw: Een aanpak waarbij woningen stapsgewijs worden gebouwd en uitgebreid, zodat ze betaalbaar blijven voor mensen met lage inkomens. Lessen Verstedelijking is een complex proces met kansen en bedreigingen. Het kan leiden tot economische groei, innovatie en culturele diversiteit, maar ook tot armoede, ongelijkheid en milieuproblemen. Planning is essentieel om de negatieve effecten van verstedelijking te beperken en de positieve effecten te versterken. Dit vereist een integrale benadering die rekening houdt met economische, sociale en ecologische aspecten. De geschiedenis van de stadsplanning laat zien dat er verschillende benaderingen zijn om met verstedelijking om te gaan. Van filantropische modelwoningen tot grootschalige herontwikkelingsprojecten, elke aanpak heeft zijn eigen voor- en nadelen. Globalisering heeft een grote invloed op steden en leidt tot de opkomst van global cities. Deze steden concurreren op wereldschaal om investeringen, talent en toerisme. Sociale ongelijkheid is een groot probleem in veel steden, vooral in global cities. Dit vereist beleid dat gericht is op het verminderen van ongelijkheid en het bevorderen van sociale inclusie. Duurzaamheid is een belangrijke uitdaging voor steden in de 21e eeuw. Steden moeten manieren vinden om te groeien en te ontwikkelen zonder het milieu te belasten. De New Urban Agenda biedt een kader voor het creëren van duurzame en inclusieve steden. Deze agenda benadrukt het belang van geplande en beheerde verstedelijking, met aandacht voor regels en wetgeving, financieel planning en ruimtelijke organisatie. College 8: “Woningbouwcrisis" Begrippen Aanbodelasticiteit: Geeft aan hoe sterk het aanbod van woningen reageert op prijsveranderingen. Een hogere elasticiteit betekent dat het aanbod sterker reageert. Nederland heeft een lage elasticiteit (0,4) in vergelijking met andere landen, wat wijst op een trage reactie van het woningaanbod op de vraag. Harde plancapaciteit: Het aantal woningen waarvoor daadwerkelijk een bouwvergunning is afgegeven. Zachte plancapaciteit: Het aantal woningen dat in de planning staat, maar waarvoor nog geen bouwvergunning is afgegeven. Onrendabele top: Het verschil tussen de kosten van een project en de opbrengsten. Als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten, is er sprake van een onrendabele top. Residuele waarde: De waarde van de grond na aftrek van de ontwikkelingskosten. Planbaten: De waardestijging van grond als gevolg van een bestemmingswijziging. Planbatenheffing: Een heffing over de waardestijging van grond als gevolg van een bestemmingswijziging. Stalled sites: Locaties waar de bouw van woningen is stilgelegd. Lessen Woningtekort: Nederland kampt met een groot woningtekort. Trage woningbouw: De woningbouw in Nederland verloopt traag in vergelijking met andere landen. Dit komt onder meer door: o Lange procedures o Gebrek aan capaciteit en expertise o Complexe grondposities o Strategische overwegingen van grondeigenaren Hoge kosten: Woningbouw is in Nederland duur, onder meer door: o Stijgende bouwkosten o Hoge verwervingskosten van grond o Toenemende eisen aan plannen Verdeling planbaten: De waardestijging van grond komt vaak niet ten goede aan de gebiedsontwikkeling. Oplossingen: Mogelijke oplossingen voor de woningbouwcrisis zijn: o Vergroten van de plancapaciteit o Actief grondbeleid o Woningbouwsubsidies o Invoering van een planbatenheffing College 9: De Stad van Morgen Kernbegrippen Smart City: Een stad die gebruik maakt van technologieën zoals IoT, Big Data en AI om de efficiëntie te verhogen, duurzaamheid te bevorderen en de levenskwaliteit van burgers te verbeteren. Smart City Concepten: De verschillende benaderingen van smart cities, waaronder: o Alomtegenwoordige digitale infrastructuren: Het creëren van een stad die volledig verbonden is via digitale technologieën. o Overheidsgestuurde smart city-programma's: Initiatieven van de overheid om de ontwikkeling van smart cities te stimuleren en te coördineren. o Infrastructurele enclave-ontwikkelingen: De creatie van afgesloten, technologisch geavanceerde gebieden, vaak gericht op welgestelde bewoners en bedrijven. o Slimme (KI) projecten voor stedelijke diensten: Het gebruik van KI om stedelijke diensten te optimaliseren, zoals vervoer, afvalbeheer en openbare veiligheid. o Platformtechnologieën: Digitale platforms die data verzamelen en analyseren om de efficiëntie van stedelijke diensten te verbeteren. Global City: Een stad met een sterke internationale positie op economisch, politiek en cultureel gebied. Smart cities en global cities werken vaak samen. Gated Community: Een afgesloten woongemeenschap met gecontroleerde toegang en vaak luxe voorzieningen, die kan leiden tot sociale segregatie. Smart cities kunnen soms kenmerken van gated communities vertonen. Groene Stad: Een stad die zich inzet voor duurzaamheid en milieubescherming. Smart city-technologieën kunnen bijdragen aan het realiseren van een groene stad. Aerotopolis: Een stedelijk gebied gecentreerd rond een luchthaven, dat fungeert als een knooppunt voor transport en economische activiteiten. Songdo, Zuid- Korea, is een voorbeeld van een smart city die ook een aerotopolis is. Belangrijke Lessen De rol van technologie: Technologie speelt een cruciale rol in smart cities, maar het is belangrijk om te erkennen dat technologie slechts een hulpmiddel is. Efficiëntie vs. rechtvaardigheid: Smart city-initiatieven richten zich vaak op efficiëntie, maar het is essentieel om ook rekening te houden met sociale rechtvaardigheid en inclusie. Top-down vs. bottom-up: Zowel top-down als bottom-up benaderingen zijn belangrijk in de ontwikkeling van smart cities. Burgerparticipatie en lokale kennis zijn cruciaal. De complexiteit van steden: Steden zijn complexe systemen en het is belangrijk om te erkennen dat er geen "one-size-fits-all" oplossing is voor het creëren van een smart city. De noodzaak van een holistische benadering: Een succesvolle smart city- ontwikkeling vereist een holistische benadering die rekening houdt met sociale, economische en ecologische aspecten. Conclusie De ontwikkeling van smart cities biedt zowel kansen als uitdagingen. Het is essentieel om te streven naar een evenwichtige benadering die technologie gebruikt om duurzame, inclusieve en rechtvaardige steden te creëren die de levenskwaliteit van alle burgers verbeteren. Hier is een studiewijzer over mens-natuur relaties, gebaseerd op de verstrekte bronnen: College 10: Mens-Natuur Relaties Studiewijzer Inleiding Milieustudies is een interdisciplinair veld dat zich richt op de problemen in de relaties tussen mens, samenleving en milieu. Debatten over mens en milieu zijn eeuwenoud en nog steeds actueel. Duurzaamheidsvraagstukken staan centraal in deze debatten. Grondoorzaken van Milieucrises 1. Bevolkingsgroei: Thomas Malthus (1798): Bevolkingsgroei leidt tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen en hongersnood. Club van Rome (1972): "Limits to Growth" - Als alle groeitrends zich voortzetten, zullen de grenzen van de groei binnen 100 jaar worden bereikt, wat leidt tot bevolkingsafname en afname van industriële productie. Kritiek op Malthus: Rekening houden met technologische vooruitgang en eerlijke verdeling van hulpbronnen. 2. Economische Groei: Club van Rome: De noodzaak om economische groei te ontkoppelen van ecologische impact. Eco-economic Decoupling: Relatieve, absolute ontkoppeling en Degrowth. Tim Jackson (2009): "Prosperity Without Growth". 3. Antropocentrisme: Westerse visie: Natuur als eigendom en hulpbron voor menselijke behoeften. Diepgeworteld (westerse) antropocentrisme? Alternatieve ecocentrische oorsprongsverhalen: Inheemse Amerikaanse tradities, Aboriginal Dreamtime, Boeddhisme, Hindoeïsme, Taoïsme. Rechten van de natuur: Erkenning van de natuur als een juridische entiteit. Christopher D. Stone (1972): "Should trees have standing?" - Juridische status voor bomen, dieren, landschappen en ecosystemen. 4. Bestuur en "Tragedy of the Commons": William Forster Lloyd (1833) & Garrett Hardin (1968): Individueel eigenbelang leidt tot uitputting van gemeenschappelijke hulpbronnen. Oplossingen: Regulering, privatisering, matigheid stimuleren. Kritiek op "Tragedy of the Commons": Mensen hebben door de geschiedenis heen samengewerkt om gemeenschappelijke hulpbronnen te beheren. Elinor Ostrom (2009): Socio-Ecological Systems - Zelfregulering als middel om de "Tragedy" te voorkomen. "Commoning": Samenwerking en gemeenschappelijk beheer van hulpbronnen. Duurzame Oplossingen Bevolkingsgroei aanpakken. **Ontkoppelen van groei: **eco-economische ontkoppeling. Governance centraliseren of juist meer democratie? Alternatieve economische/bestuursmodellen/mens-natuur visies die leiden tot een duurzame, eerlijke, groene wereld. Conclusie De bronnen bieden verschillende perspectieven op de grondoorzaken van milieucrises en mogelijke oplossingen. Ze benadrukken het belang van: Het aanpakken van bevolkingsgroei en economische groei. Het heroverwegen van onze antropocentrische visie op de natuur. Het vinden van effectieve manieren om natuurlijke hulpbronnen te besturen en te beheren, rekening houdend met zowel individueel gedrag als collectieve actie. Hier is een studiewijzer over inheemse volken en lokale gemeenschappen in milieubeheer, op basis van de verstrekte bronnen: College 11: Inheemse Volken en Lokale Gemeenschappen in Milieubeheer Westerse manieren van milieubeheer Kenmerken: o Regelgebaseerd: Formele institutionele regelingen die acties en gebruiksregels bepalen. Kaders voor het reguleren van gebruik van en toegang tot bronnen. o Dualistisch: Scheiding tussen natuur en cultuur, versterkt door wetenschappelijke discoursen en expertise. o Instrumenteel: Milieu (bossen, rivieren, oceanen, dieren) worden erkend als "waardevol" voor mensen. Milieubeheer- en regimes richten zich op "toewijzing van bronnen" om economieën en waarden te behouden. o Utilitair: Waarde van natuurlijke bronnen wordt bekeken in mensgerichte en utilitaire termen. Het milieu wordt gezien als "substanties en materialen". Inheemse principes van milieubeheer Kenmerken: o Waardegericht: Institutionele regelingen die de lokale omgeving en levenswijzen weerspiegelen. o Holistisch: Land, zoet water, zout water en luchtsystemen worden gezien als holistische, onderling verbonden entiteiten. o Relationaliteit: Mensen en meer-dan-mensen (dieren, planten, rivieren, bergen, enz.) zijn verbonden door verwantschapsbanden. Wederzijdse plichten gebaseerd op de ethiek van intergenerationele zorg voor elkaar. Voorbeeld: Tukano-vrouwen vragen toestemming aan de kleigrootmoeder om klei te verzamelen voor keramiekproductie, en voeren dialoog met inheemse familieleden, niet-inheemse mensen en natuurwezens. o Heiligheid: Verschillende meer-dan-menselijke wezens hebben cultureel en spiritueel belang. o Kennisoverdracht: Inheemse kennissystemen worden behouden door mondelinge geschiedenis, verhalen en praktijken, gericht op interactie met en zorg voor voorouderlijk grondgebied. o Verwantschapsgerichte ontologie: Verantwoordelijkheid voor actieve zorg voor rivieren, net als voor een lid van hun menselijke familie. Kolonisatie en de gevolgen Verstoring van inheemse bestuurssystemen: Koloniale vormen van bestuur verstoorden inheemse systemen. Waterkolonialisme: Zoet water wordt voornamelijk gedistribueerd ten behoeve van bevoorrechte groepen. Inheemse volken moeten onderhandelen met overheidsinstanties en bedrijven om hun kennis, wetten en prioriteiten in het beheer van hun voorouderlijke rivieren te waarborgen. Probleem van "stakeholder"-status: Het behandelen van inheemse volken als slechts een andere belangengroep negeert hun lange geschiedenis en diepe banden met hun land. Dekolonisatie van waterbeheer Doelen: o Uitdagen van de dominantie van westerse kennissystemen. o Creëren van een dekoloniale toekomst. o Transformeren van besluitvormingsprocessen die inheemse volken uitsluiten (culturen, waarden, politieke autoriteit). Co-governance Definitie: Een model dat een middenweg vindt tussen inheems en koloniaal bestuur. Erkenning: Erkent inheemse volken als belangrijke politieke actoren, meer dan alleen belanghebbenden, vanwege hun lange bewoning van hun grondgebied. Voorbeeld: Het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan een rivier, berg of "Moeder Aarde" om de "rechten van de natuur" te beschermen. Extractivisme Definitie: Toeeigening van natuurlijke rijkdommen, wat leidt tot schade of uitputting van de bron, mogelijk onomkeerbaar. Kenmerken: o Gebaseerd op kapitaalaccumulatie en centralisatie van macht. o Voortkomend uit machtsverschillen en vervreemding. o Geanalyseerd als stroom van rijkdom in tijd en ruimte (lokaal, nationaal, regionaal, wereldwijd). o Een vorm van kapitaalaccumulatie in de huidige mondiale kapitalistische ontwikkeling die het leven van bijna alle mensen en meer-dan-mensen beïnvloedt. Vragen ter overweging Hoe verschillen westerse en inheemse benaderingen van milieubeheer? Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor inheemse volken bij het beschermen van hun land en bronnen? Hoe kan co-governance bijdragen aan een rechtvaardigere en duurzamere toekomst? Wat zijn de implicaties van het erkennen van inheemse ontologieën in milieubeheer? Hier is een studiegids over transformatieve governance, gebaseerd op de verstrekte bronnen: College 12: Transformatieve Governance Wat is transformatieve verandering? Het is een fundamentele, systeem-brede reorganisatie van technologische, economische en sociale factoren. Dit omvat ook paradigma's, doelen en waarden. Het gaat om een transformatie van onderliggende maatschappelijke oorzaken en waarden (indirect drivers). Wat is governance? Governance omvat alle formele en informele (publieke en private) regels, regelgevende systemen en actor-netwerken op alle niveaus van de menselijke samenleving die transformatieve verandering mogelijk maken richting biodiversiteitsbehoud en duurzame ontwikkeling. Waarom is transformatieve verandering nodig? De huidige structuren vertegenwoordigen de indirecte drijfveren van milieuproblemen. Deze indirecte drijfveren zijn bijvoorbeeld demografisch, sociocultureel, economisch, technologisch of gerelateerd aan instituties, governance, conflicten en epidemieën. Deze indirecte drijfveren zijn de onderliggende oorzaken van de belangrijkste directe drijfveren van wereldwijde ecosysteemverandering, zoals verandering in land- en zeegebruik, directe exploitatie van organismen, klimaatverandering, vervuiling en invasieve soorten. Voorbeelden van transformatieve verandering De Neolithische landbouwrevolutie (~10.000 jaar geleden) bracht een verschuiving van jager-verzamelaars naar een agrarische samenleving. De Industriële Revolutie (18e eeuw) leidde tot mechanisatie van landbouw, productie en transport. Deze transformaties hadden zowel positieve als negatieve gevolgen, zoals voedselzekerheid, verbeterde levensstandaard, economische groei, technologische vooruitgang, maar ook ontbossing, bodemerosie, biodiversiteitsverlies, ongelijkheid en milieuschade. Waarom gaat het mis met duurzaamheid en governance? Er is veel ambitie, maar weinig implementatie. Afspraken worden niet nagekomen. Onderliggende oorzaken van duurzaamheidsproblemen worden niet aangepakt. Patronen worden niet doorbroken en structuren blijven grotendeels ongewijzigd. Mentale modellen/paradigma's blijven hetzelfde. Verschillende scholen van denken over duurzaamheid Commons School: Richt zich op het behoud van gedeelde hulpbronnen met specifieke regels, zoals voor bossen en oceanen. Prioriteringsschool: Stelt dat economische belangen vaak de oorzaak zijn van ernstige milieuproblemen. Economische Optimalisatieschool: Ziet alle problemen als economisch optimaliseerbaar, gericht op maximalisatie van economisch nut. Compromisschool: Zoekt een evenwicht tussen economische voordelen en bredere sociale en milieudoelen. Transitie en transformatieve governance De Multi-Level Perspective Transition Theory beschrijft hoe transities plaatsvinden, met een focus op innovaties en de mainstreaming ervan. Er is kritiek op deze theorie, omdat deze te sterk focust op sectoren, groei en schaalvergroting van innovaties, en te weinig aandacht heeft voor 'degrowth', het stoppen met bepaalde activiteiten, en ethische aspecten zoals fairness en justice. Kenmerken van transformatieve governance Integratief: Brengt verschillende standpunten en benaderingen samen. Inclusief: Zorgt voor representatie van diverse perspectieven en strategische participatie. Adaptief: Erkent dat kennis over transformatieve verandering evolueert en dat er ruimte moet zijn voor leren, experimenteren en monitoring. Pluralistisch: Betrekt verschillende kennissystemen en manieren van weten, inclusief ondervertegenwoordigde stemmen. Anticipatoir: Houdt rekening met onzekere toekomstige ontwikkelingen, vooral bij nieuwe technologieën, en past het voorzorgsbeginsel toe. Wat is er nodig voor transformatieve governance? Passend beleid, wet- en regelgeving Onderzoek en ontwikkeling Open data en informatiedeling Focus op de lange termijn Betrekken van maatschappelijke stakeholders, met name de meest ondergerepresenteerden Leren van fouten en inbouwen van feedback en reflexiviteit Samenwerking op verschillende niveaus en schalen College 13: De rol van banken en investeerders in de samenleving Inleiding: Dit college gaat over de rol van banken en investeerders in de samenleving, met nadruk op duurzaam bankieren en investeren. De geschiedenis van banken wordt besproken, beginnend met de eerste moderne banken in de 12e en 13e eeuw in Florence, Venetië en Genua. Het verschil tussen bankieren en investeren wordt belicht, met de VOC in 1602 als voorbeeld van de eerste beursgenoteerde aandelen. Duurzaam bankieren en investeren: Wat is duurzaamheid en hoe kan het gemeten worden in de financiële sector? De link tussen duurzaamheid en de financiële sector wordt onderzocht, inclusief de tegenstrijdige prikkels, bubbels en investeringen die tegen het algemeen belang ingaan. Duurzaam bankieren richt zich op het sturen van maatschappelijke impact, met voorbeelden van banken en investeerders die ontstaan zijn vanuit een duurzame missie of een gemeenschappelijk belang. De financiering van windenergie in de jaren 80 wordt als voorbeeld genoemd. De ecologische impact van duurzaam bankieren via de energietransitie wordt besproken. Een voorbeeld van de sociale impact van duurzaam bankieren wordt gegeven. Hoewel 100% duurzaam bankieren nog relatief klein is, doen grote banken in volume meer. Nederlandse pensioenfondsen zijn enorme investeerders en stellen steeds meer duurzaamheidseisen aan hun vermogensbeheerders. Grote banken bieden nu ook duurzame financieringen aan, gedreven door de populariteit bij een groeiende doelgroep en de toenemende regelgeving. Regelgeving en de toekomst: Niet-duurzaamheid wordt steeds meer gezien als een officieel risico voor banken. Banken moeten steeds meer weten en rapporteren over de bedrijvigheid die ze financieren. De vraag is of regelgeving banken kan dwingen of verleiden tot duurzaam bankieren, of dat het in hun DNA moet zitten. Belangrijke begrippen: Duurzaam bankieren Duurzame investeringen Tragedy of the commons Shareholders vs stakeholders Externaliteiten True price Duurzaamheidsrisico's

Use Quizgecko on...
Browser
Browser