College HC3 Filosofie voor Pedagogen-2 PDF
Document Details
Uploaded by RadiantBambooFlute
Vrije Universiteit Amsterdam
2024
Edwin Koster
Tags
Summary
These lecture notes cover various aspects of philosophy and pedagogy, focusing on the lectures of Aristotle and Plato. They discuss topics such as Plato's theory of knowledge, Aristotle's virtue ethics and methodology.
Full Transcript
Filosofie voor studenten Pedagogiek FGB, Vrije Universiteit Derde College (HC3), 10 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud: 1. Terugblik en vervolg: Plato’s Ideeënleer 2. Aristoteles: leven en werk 3. Aristoteles: echte kennis 4. Aristoteles: ethiek...
Filosofie voor studenten Pedagogiek FGB, Vrije Universiteit Derde College (HC3), 10 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud: 1. Terugblik en vervolg: Plato’s Ideeënleer 2. Aristoteles: leven en werk 3. Aristoteles: echte kennis 4. Aristoteles: ethiek van het juiste midden 5. Aristoteles: de tragedie, deugdethiek en geluk 6. Aristoteles: logica en retorica 7. Praktische zaken 2 Aristoteles Actuele kwesties in de pedagogiek ❑ Opvoeden: baseren op ‘meningen’ of op ‘echte kennis’ (vervolg)? ❑ Hoe wordt het karakter gevormd (deugdethiek en katharsis)? ❑ Bildung: logica (‘waarheid en rede’) EN retorica (‘welsprekendheid’ – verbaal en non-verbaal)! 3 1. Terugblik en vervolg: Plato’s Ideeënleer 4 1.1 Plato’s Kentheorie Vier manieren van kennen, hiërarchisch geordend in twee domeinen: 1. Domein van het zichtbare: domein van het menen dat iets waar is – de veranderlijke waarneming. A. Voorstellingen. B. Concrete verschijnselen. 2. Domein van het kenbare: domein van het inzien of weten dat iets waar is – stabiele, algemene en abstracte begrippen. A. Object van het redenerend denken (uitgangspunt: het concrete). B. De dingen denkend genomen (gerelateerd aan het hoogste principe). 5 Toelichting op het schema ‘rechtvaardigheid’ 1. Domein van het zichtbare: domein van het menen dat iets waar is – de veranderlijke waarneming. A. Een beeld / voorstelling wordt voor waar gehouden: uit ver- halen opmaken dat bv. Socrates een rechtvaardig persoon is. B. Uit concrete waarnemingen en ervaringen een (feilbare) conclusie trekken: “Socrates is rechtvaardig”. 2. Domein van het kenbare: domein van het inzien of weten dat iets waar is – stabiele, algemene en abstracte begrippen. A. Op grond van concrete ervaringen al redenerend komen tot een algemeen (en abstract) concept van ‘rechtvaardigheid’. B. Komen tot een zuiver rationele, begripsmatig idee (of vorm) van ‘rechtvaardigheid’ (via socratisch gesprek of bv. vanwege de dood (…). Ideeënwereld 6 Intermezzo 7 1.2 De verhouding tussen de twee domeinen Afbeeldingsresultaat voor botticelli venus Idee (vorm) van ‘schoonheid’ als voorbeeld. ❑ Waarneembare dingen zijn afschaduwingen van de Ideeën. ❑ Ideeën als ordeningsprincipes in de zintuiglijke wereld. ❑ Ideeën overstijgen het kennende subject en het gekende object. ❑ Mensen worden met kennis van de Ideeën geboren. 1.3 De dood van Socrates Het lichaam is ‘de kerker van de ziel’: zonder de binding aan het lichaam zou de ziel rechtstreeks in de Ideeënwereld kunnen binnendringen. Socrates en de gifbeker Geen angst voor de dood, want ‘vrij zijn van het lichaam geeft de mogelijkheid van ware kennis’. Laatste woorden Socrates: “Kriton, we zijn Asclepios nog een haan verschuldigd. Vergeet niet dat te regelen.” 9 2. Aristoteles: leven en werk Het leven van Aristoteles (384-322 v. Chr.) Meest briljante leerling van Plato. 384: geboren in Noord-Griekenland. 367-347: Bij Plato in Athene (Academie). 347 (dood van Plato): vlucht uit Athene. 347-335: veel empirisch (natuur)onderzoek (buiten de stad). 342: mentor van Alexander (de Grote). 335: terug naar Athene: sticht het ‘Lyceum’ (niet naar Academie). 323: dood van Alexander; opnieuw gevlucht uit Athene. 10 Het werk van Aristoteles ❑ Kende de werken van zijn tijdgenoten (‘de lezer’). ❑ Veel eigen waarnemingen (biologie / politiek / astronomie / …). ❑ De ‘mythe’ van het verloren gegane werk…, wel: het is onaf. ❑ Was Aristoteles – als ‘uitvinder’ van ἐντελέχεια filosofische taal – de eerste filosoof? ❑ Invloed: ‘de Filosoof’ volgens de late Middeleeuwen. Leven en werk 11 3. Aristoteles: echte kennis Aristoteles gaat consequent empirisch te werk (belangrijke rol voor de observatie), maar: ❑ Niet experimenteel. ❑ Niet kwantitatief. De observatie levert echter geen ‘echte, onveranderlijke kennis’, maar uitsluitend ‘ervaringskennis’ van de concrete dingen (‘accidenten’ en ‘substanties’). Accidenten zijn de ‘toevallige’ eigenschappen van de dingen. Substanties zijn de fundamentele bestanddelen van de werkelijkheid: de (‘dragers’ van de) afzonderlijke eigenschappen. 12 ‘Echte kennis’ gaat over de substantie (stap 1). Substantie: het geheel van vorm (het wezen van de substantie) en materie (het materiaal waarvan de substantie is gemaakt). Vorm: datgene wat iets maakt tot wat het werkelijk is, het wezen: ‘de factor die het potentieel ervan realiseert’, (*) zodat het datgene wordt wat het is (een ‘mes’, een ‘mens’, etc.). ‘Echte kennis’ gaat over de vorm van de substantie (stap 2). Aristoteles: ook de mens is een geheel van vorm en materie, van ziel en lichaam. ‘De ziel is het beginsel van al wat leeft.’ PLATO ARISTOTELES Rafaël: ‘De Atheense school’ 14 PLATO ARISTOTELES Wat is hét verschil tussen deze denkers? Leg je antwoord uit door te verwijzen naar het hoofdkenmerk van de filosofie van de Oudheid: ‘De ware werkelijkheid ligt buiten de mens’ 15 4. Aristoteles: ethiek van het juiste midden Over deugdethiek ‘Deugdzaam’ ❑ bij Aristoteles niet het tegengestelde van ‘ondeugend’ gedrag. ❑ niet associëren met ‘burgerlijk’ of ‘braaf’. Deugd bij Aristoteles: ‘de karakterhouding die ons in staat stelt een verstandige keuze te maken die in het “midden” ligt.’ Of: ‘deugden zijn kwaliteiten waarin je excelleert’. Deugden: gericht op een gelukkig leven. Te verwerven door oefening en opvoeding / vorming. 16 Vorming van zo’n karakterhouding in twee stappen, eerste stap: ❑ Het vermijden van extremen. Vb1: Moed tussen onbesuisdheid en lafheid. Vb2: Vrijgevigheid tussen verkwistende spilzucht en gierigheid Vb3: Overspel tussen …? Nuance aanbrengen door te kijken naar verschillende aspecten van een situatie: het wat, waarom, waar, wanneer, (voor) wie, hoe, waarmee, … In elke (‘echte’) deugd zijn de vier ‘kardinale deugden’ vereist en verondersteld: moed, maat, rechtvaardigheid en verstandigheid. Vorming van zo’n karakterhouding in twee stappen: ❑ Vermijding van extremen (zie vorige sheet). ❑ Imitatie van voorbeelden van gepast handelen. ▪ Voorbeelden bestuderen. ▪ Voorbeelden imiteren. Steeds rol voor ‘moreel gevormde verstandigheid’ (‘phronèsis’). Vb1: Moed tussen onbesuisdheid en lafheid. 18 Phronèsis (‘praktische wijsheid’) als vorm van redeneren Kenmerken: ❑ centraal staat een uniek, concreet geval. ❑ geen logische afleiding, maar het resultaat van afwegingen. ❑ een ethische dimensie. ❑ bemiddeling tussen vuistregels en unieke situatie. Phronèsis staat tegenover andere vormen van redeneren, zoals de theoretische kennis (noodzakelijke, beredeneerde kennis). Voorbeeld theoretische kennis: De redenering die leidt tot de aanname van een onbewogen Beweger. 19 5. Aristoteles: tragedie, deugdethiek en geluk Plato en Aristoteles over ‘poëzie’… Aristoteles’ verdediging van de ‘poëzie’: ❑ Plezier verschaffen. ❑ Uitbeelding van het algemene. ❑ Een katharsis bewerkstelligen. De Poetica gaat (vooral) over de tragedie: ‘een uitbeelding van handelingen (ommekeer, herkenning en lijden) die de emoties van vrees en medeleven bij het publiek voortbrengen’. Vrees (of ‘huiver’): want het kan ons ook overkomen. Medeleven (of ‘jammer’): want zonder dat iemand het verdient, overkomt hem of haar tegenspoed. 20 De katharsis als voorbeeld van de voltrekking van een breuk met dat wat als vanzelfsprekend wordt ervaren. Katharsis: het effect – een directe, emotionele respons – dat toeschouwers van een tragedie kunnen ondergaan (dus geen eigenschap van de tragedie zelf). Katharsis: als hoogtepunt van de reactie van het publiek: ❑ Beleven van ‘de logica’ van het verhaal. ❑ ‘Meevoelen’ van vrees en medeleven. ❑ Het effect van katharsis. 21 Om welk effect gaat het in het geval van katharsis? Het ondergaan van de ervaring van vrees en medeleven zorgt voor een ‘intellectuele en ethische zuivering van emoties’: een verheldering van fundamentele patronen van het menselijke leven. Daardoor is er sprake van een vormend effect. In the Name of the Father Zuivering of verheldering via ❑ Een directe, emotionele respons. ❑ Een reflectie op afstand gemaakt. (Pedagogiek & toneel/ film/ literatuur/…) Deugd bij Aristoteles: ‘de karakterhouding die ons in staat stelt een verstandige keuze te maken die in het “midden” ligt.’ Deugden zijn gericht op een gelukkig leven. Samengevat Karaktervorming volgens Aristoteles in meerdere stappen: ❑ vermijding van extremen (moed, vrijgevigheid, overspel). ❑ imitatie van voorbeelden van gepast handelen. ❑ katharsis. ❑... En een rol voor ‘moreel gevormde verstandigheid’ (‘phronèsis’). Het vinden van het juiste midden … om te excelleren in bepaalde deugden met als doel ‘welbevinden’ of ‘geluk’. ❑ … niet: om te genieten van het leven. ❑ … niet: om een leven van luxe te kunnen leiden. ❑ … niet: om eer, macht en succes te verwerven. ❑ … maar geluk bereik je via de deugdethiek. Geluk volgens Aristoteles: het hoogste goed waarnaar ieder mens streeft en waarop ook de (politieke) gemeenschap is gericht, namelijk ‘het goede leven’. 24 Geluk volgens Aristoteles niet afhankelijk van ‘persoonlijke smaak’, maar gelegen in een leven waarin (i) je bepaalde deugden jezelf hebt eigen gemaakt en (ii) dat wordt geleid in overeenstemming met de logos (rede of ratio (verstand)). Maar: geluk is niet slechts een ‘goed’ dat individuen nastreven, de deugdethiek is gericht op het welzijn van de polis als geheel. Disclaimers: ‘Ethiek voor de elite’ ‘Niet voor slaven’ 25 Intermezzo 26 6. Aristoteles: logica en retorica De deugdethiek is gericht op ‘de polis als geheel’ (vorige slide). Nodig: anderen van de waarde van jouw keuzes overtuigen. Hoe overtuig je jouw publiek van een bepaalde opvatting? Het overtuigen van het publiek berust volgens Aristoteles op: ❑ Logica (argumentatie). ❑ Retorische middelen (verbaal en non-verbaal): Technieken van welsprekendheid (volgende slide). De persoonlijkheid van de redenaar (zelfkennis nodig). Kennis van de psychologie (motieven, affecties,.. ) van de mens in het algemeen en van je publiek in het bijzonder. Wat elke redenaar moet doen: ❑ Inventio: wat wil je beweren? (‘materiaal verzamelen’). ❑ Dispositio: ordenen van het gevonden materiaal (‘rangschikking’). ❑ Elocutio: formulering of verwoording van het betoog (‘stijl’). ❑ Actio: de feitelijke voordracht (‘presentatie’) ❑ Memoria: uit het hoofd leren. Doelstellingen van het betoog: ❑ Docere: onderrichten of informeren. ❑ Movere: bewegen of tot iets aanzetten. ❑ Placere: behagen of genoegen verschaffen. 28 7. Praktische mededelingen Ideale planning (zie Canvas!): Bestuderen: teksten uit reader behorend bij HC3 (zie ‘Digitale reader’). Maken: ZSO-2, compleet. A.s. donderdag: tweede werkcollege volgen. Volgende week: aandacht voor de presentatieopdracht. Bijlage: laatste sheet met belangrijke onderwerpen HC3. 29 Plato’s Ideeënleer en de dood van Socrates Aristoteles ❑ Echte kennis gaat over de (universele) vorm van de substanties. ❑ De ziel is de vorm van het lichaam. ❑ Deugdethiek: karakterontwikkeling zodat je verstandige keuzes maakt en gelukkig wordt. Vermijding van extremen. Imitatie van voorbeelden. Emotionele respons & katharsis. Verstandige afweging. 30 ❑ Logica en retorica: waarheid en welsprekendheid.