Aardrijkskunde Toets 1 PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
This document discusses globalization, migration patterns, and economic inequality. It touches upon different concepts such as societal effects of global trade and cultural diffusion. There is considerable detail regarding topics such as push/pull factors affecting migration.
Full Transcript
H1 De grens tussen Mexico en de VS ontstond in 1853, na een oorlog waarbij Mexico veel grondgebied verloor. De grensregio is multicultureel met veel migranten, vooral hispanics. De VS is economisch ontwikkeld en behoort tot het centrum, terwijl Mexico semiperiferie is en lagere lonen heeft. Door NAF...
H1 De grens tussen Mexico en de VS ontstond in 1853, na een oorlog waarbij Mexico veel grondgebied verloor. De grensregio is multicultureel met veel migranten, vooral hispanics. De VS is economisch ontwikkeld en behoort tot het centrum, terwijl Mexico semiperiferie is en lagere lonen heeft. Door NAFTA en USMCA vestigden veel Amerikaanse bedrijven zich in Mexicaanse maquiladoras vanwege lage loonkosten, wat voor werkgelegenheid maar ook milieuvervuiling zorgt. In steden als Ciudad Juárez leidde dit tot snelle bevolkingsgroei, krottenwijken, en druk op de infrastructuur. De cultuur in het grensgebied mengt Amerikaanse en Mexicaanse invloeden, vooral in de tex-mex-cultuur. H2 Migratie naar de VS kent verschillende typen, waaronder economische, politieke, en sociale migratie. Push-factoren zoals armoede en geweld duwen mensen weg uit hun land, terwijl pull-factoren zoals betere kansen in de VS hen aantrekken. Netwerken en kettingmigratie spelen ook een rol, waarbij familie en bekenden anderen aanmoedigen om te migreren. Mexicaanse migranten kunnen tijdelijk werken (seizoenarbeiders) of zich permanent vestigen. Het zuidwesten van de VS, zoals Californië en Texas, is een populair vestigingsgebied, maar door strengere grenscontroles en een verzadigde arbeidsmarkt migreren sommigen naar andere delen van de VS. Veel migranten blijven in Noord- Mexico hangen en werken daar in de maquiladoras. Migratie heeft effecten op de herkomstgebieden, zoals verlies aan arbeidskrachten en afhankelijkheid van geld dat migranten terugsturen. Bovendien verandert de cultuur doordat migranten nieuwe ideeën en waarden meenemen. Door handelsverdragen als NAFTA en USMCA is de verwachting dat werk naar Mexico komt, maar in de praktijk leidde dit tot meer emigratie, vooral onder Mexicaanse boeren die niet kunnen concurreren met Amerikaanse boeren. Migranten uit Midden-Amerika, zoals uit Honduras en El Salvador, migreren via Mexico naar de VS. Ze zijn vaak laagopgeleid en treffen onderweg zware omstandigheden, zoals geweld en ontberingen. De kans op succes in de VS is onzeker vanwege grenscontroles en risico op uitzetting. H3 Rond 1900 was Groot-Brittannië een wereldrijk dat via kolonialisme zijn economie versterkte. India was een exploitatiekolonie, wat leidde tot sociale en economische veranderingen. Na de dekolonisatie migreerden veel Indiërs naar Groot-Brittannië. Groot-Brittannië was snel verstedelijkt door industrialisatie. India’s verstedelijking begon later en kent een grote kloof tussen rijke en arme wijken. Na 1945 raakte Groot-Brittannië in verval door de-industrialisatie, terwijl India na 1990 zijn economie liberaliseerde en SEZ’s oprichtte. Het BNP per inwoner wordt gebruikt om landen te vergelijken. India heeft een groeiend BNP, maar veel sociale ongelijkheid blijft bestaan. India zit in fase 3 van de demografische transitie, met snelle bevolkingsgroei en focus op gezinsplanning. India heeft een hoge groene druk, terwijl Groot-Brittannië een hoge grijze druk heeft door vergrijzing. Er is een centrum-periferie-verhouding waarbij rijke landen de wereldhandel domineren. Sommige arme landen, zoals de BRICS, zijn nu opgekomen en behoren tot de semiperiferie. H4 Globalisering verbindt economieën door handel, buitenlandse investeringen en multinationals. Dit wordt mogelijk door verbeterde transport- en communicatietechnologie. Positieve effecten zijn meer productkeuze en economische groei, terwijl negatieve effecten zoals werkgelegenheidsverlies, milieuvervuiling en grotere ongelijkheid optreden. De wereldwijde economische focus verschuift naar Azië, met de belangrijkste handelsgebieden als Europa, VS en Azië (triade) Multinationals verplaatsen productie naar goedkopere landen, wat leidt tot een internationale arbeidsverdeling. Reshoring kan plaatsvinden door automatisering en geopolitieke factoren. Migratie wordt gedreven door economische, sociale, politieke en natuurlijke factoren, vaak van periferie naar centrumgebieden. Het wordt beïnvloed door push- en pullfactoren en migratienetwerken. Culturen verspreiden zich door migratie, sociale media en toerisme (diffusie). Dit leidt tot culturele eenwording of globalisering, waarbij mondiale trends lokaal worden aangepast. Wereldsteden zijn centrale knooppunten in de mondiale netwerken en beïnvloeden wereldwijd economie, cultuur en politiek. Megasteden groeien, vooral in perifere gebieden. Begrippen H1 Assemblagebedrijf - Bedrijf waarin producten in elkaar worden gezet. (Maquiladora) Beroepsbevolking: - Mensen die betaald werk (willen) doen. Bevolkingsdichtheid - Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante km (inw/km2) Bevolkingsgroei - Toename of afname van de bevolking door geboorte, sterfte, emigratie en immigratie. Bevolkingsspreiding - De verdeling van mensen over een land of gebied. BNP per inwoner - Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar (bnp : aantal inwoners) Centrum - Begrip uit het centrum-periferiemodel: hoogontwikkeld, rijk land of gebied met veel economische en politieke macht. Dubbelstad - Stad die uit twee aan elkaar gegroeide steden bestaat. De twee delen kunnen door een grens van elkaar zijn gescheiden. Ecologische draagkracht - Het vermogen van de natuur om de gevolgen van menselijk handelen op te vangen, zonder dat het natuurlijke evenwicht wordt verstoord. Identiteit - Kenmerken van een persoon of een groep mensen die ze onderscheidt van andere personen of groepen mensen. Internationale arbeidsverdeling - Het verschijnsel dat landen zich toeleggen op de productie van bepaalde goederen of de levering van bepaalde diensten. Koopkracht - Het aantal goederen of diensten dat iemand van zijn geld kan kopen Liberalisering - Minder bemoeienis van de overheid met het bedrijfsleven, met als gevolg een betere marktwerking. Loonkosten - De totale kosten van het loon die betaald moeten worden om goederen of diensten te produceren. Migratie - Verhuizen van het ene naar het andere woongebied. Periferie - Begrip uit het centrum-periferiemodel: minder ontwikkeld gebied of land dat wordt gekenmerkt door afhankelijkheid, nadelige handelsrelaties, gebrekkige technologie en een lage productie. Ruimtelijk verschil - Verschil in inrichting van een gebied Semiperiferie - Begrip uit het centrum-periferiemodel: gebied dat een tussenpositie inneemt tussen het centrum en de periferie. Het zijn vaak opkomende landen door de groei van de industrie. H2 Arbeidsmarkt - De plaats waar vraag en aanbod van arbeid bij elkaar komen. Etnische spanning - Spanning tussen bevolkingsgroepen (binnen een wijk, regio of land). Geldzending - Geld dat migranten overmaken naar hun land van herkomst (remittances). Illegale migratie - Migratie waarbij de migrant de immigratiewetten van het bestemmingsland overtreedt. Informele sector - Ongeschoold, slecht betaald werk in de dienstensector dat niet officieel wordt geregistreerd. Heet ook vluchtsector, scharreleconomie of verborgen economie. Inkomen - Het geld dat iemand of een huishouden (gemiddeld) per jaar verdiend Leeftijdsopbouw - De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen, vaak weergegeven in een bevolkingsdiagram. Sociaal verschil - Groot (en meestal ongewenst) verschil in welvaart en ontwikkelingskansen tussen mensen.