Dierkunde Spijsvertering PDF

Summary

This document details the digestive system in animals, covering topics such as structures and functions of different parts of the digestive tract, various kinds of digestive processes, and the nutritional requirements of different animals.

Full Transcript

o Worden opgenomen in bloed als: 3. Spijsvertering Bouwstof 3.1. Inleiding energieleverende stof regulerende stof Heterotrofe organismen afhankelijk autotrofe organismen Aanvoer organische verbindingen o zijn aanwezig in voedsel maar meestal onder niet opneembare vorm verteerd tot opneembare s...

o Worden opgenomen in bloed als: 3. Spijsvertering Bouwstof 3.1. Inleiding energieleverende stof regulerende stof Heterotrofe organismen afhankelijk autotrofe organismen Aanvoer organische verbindingen o zijn aanwezig in voedsel maar meestal onder niet opneembare vorm verteerd tot opneembare stoffen Naast water en anorganische ionen ook organische moleculen zoals: o niet verteerbare voedsel verlaat lichaam via mest Aminozuren Monosacchariden Vitaminen sommige vetzuren. Voedsel voor mens bestaat uit verscheidene voedingsmiddelen zoals: 3.2. Het spijsverteringsstelsel 3.2.1. Bouw van het stelsel 3.2.1.a. De mond vier delen onderscheiden: vlees, brood, ei, fruit, graanproducten en andere tong deze voedingsmiddelen samengesteld uit verscheidene verhemelte voedselbestanddelen zoals: speekselklieren sacchariden, eiwitten en vetten. gebit Voedingsstoffen of nutriënten zijn voedselbestanddelen in opneembare en vervoerbare vorm zoals: Glucose => koolhydraten Aminozuren => eiwitten Glycerol / vetzuren => vetten anorganische ionen vitaminen water 1) Tong: sterk gespierd orgaan bezet met smaakpapillen functie: smaken doorslikken voedsel voedselopneming roofdieren tong ong bezet met sterk verhoornde papillen overgang tussen wortel en kroon => hals rasp Hiertegen ligt tandvlees 2) Speeksel peekselklieren klieren: mens 3paar: ondertong ondertongspeekselklieren speekselklieren Vooraan snijtan snijtanden onderkaak onderkaakspeekselklieren speekselklieren achteraan chteraan kiezen kiezen oorspeekselklieren oorspeekselklieren konijn vier ier paar kroon met een breed oppervlak Tussen snijtanden en kiezen vaak hoektand hoektanden Zoogdier krijgt meestal twee gebitten: 3) Gebit zoogdieren dieren Melkgebit elkgebit a. Soorten tanden en plaats in gebit. volwassen gebit of blijvend gebit deel tand mondholte => kroon tandwisseling melkgebit tandwisseling: elkgebit vervangen volwassen volwassen gebit wortel zit in tandkas => holte in kaaksbeen kiezen zijn eigen aan volwassen gebit Tandformules b) Bouw tand Mens: 2.1.2.3 (1) = 32 of 28 tanden. 2.1.2.3 (1) Varkens: 3.1.4.3 = 44 tanden. 3.1.4.3 Rund : 0.0.3.3 = 32 tanden. 3.1.3.3 tandbeen => kern van tand midden => tandholte => gevuld met tandpulpa talrijke zenuwvezels en bloedvaten kroon bedekt met laag glazuur of email harde stof biedt weerstand tegen inwerking zuren wortel bedekt met laag cement Alleseters => knobbelkiezen Vleeseters => knipkiezen c) Beschrijving gebit zoogdieren bouw gebit staat in verband met aard voedsel vijftal soorten gebitten: insectenetergebit (insectivorengebit) allesetergebit (omnivorengebit) vleesetergebit (carnivorengebit) plantenetergebit (herbivorengebit) knaagdierengebit. samenstelling gebit weergeven door tandformule slechts één helft (linkerhelft) van gebit onder- en bovenkaak meestal niet symmetrisch tanden voorstellen in beide kaakhelften S H VK K 3. 1. 4 . 3 3. 1. 4 . 3 Insecteneters s = snijtand, H = hoektand, vK = voorkies, K = kies. Planteneters => plooikiezen (slijten) 3.2.1.b. Het spijsverteringskanaal 1) De voordarm slokdarm en maag Slokdarmholte lokdarmholte lokdarmholte: omringd door slijmvlies twee spierlagen: kringspierlaag daarrond overlangse spierlaag spieren boven bo deel slokdarm dwars dwarsgestreept gestreept spierweefsel => sl slikbeweging ikbeweging onderworpen derworpen aan de wil Onderaan gladde spieren. maag goed afge afgescheiden scheiden slokdarm drie delen: maagmond maagzak maagportier klieren maagzak en portier scheiden maagsap af o Voer wordt ook herkauwd snelle vulling maag met voedsel op onveilige plaats magen herkauwers => vier magen rustige vertering op veilige plaats pens: fermentatie voer pens: netmaag: fermentatie netmaag: o voedsel in lebmaag aanvang enzymatische vertering boekmaag: absorptie lebmaag gelijk eenmagigen lebmaag: 2) De middendarm dunne darm eerste deel => twaalfvingerige darm wand bevat kliercellen, scheiden verschillende soorten enzymen uit. grotere lengte bij planteneters dan bij vleeseters kat : 4,5/1 rund: 21/l schaap:28/1 hond: 5,3/l mens: 7-9/1 lengte staat in verband met verteerbaarheid o afgegraasd voedsel zonder kauwen ingeslikt => rijkelijk met speeksel vermengd => pens (100 l rund) rund fermentatie micro-organismen m organismen anaërobe fermentatie Vluchtige vetzuren Ook cellulose van celwanden gefermenteerd twee belangrijke klieren monden uit: lever => gal alvleesklier exocrien => alvleessap endocrien => hormoon insuline => hormoon glucagon in bloedbaan Naast verterende functie ook absorberende functie o darmwand bezit ringvormige of overlangse plooien, darmplooien, die in darmholte uitsteken o darmslijmvlies vertoont op en tussen darmplooien nogmaals uitstulpingen => darmvlokken. (Villi) o mens 20 tot 40 darmvlokken per mm2 totaal contactoppervlak ongeveer 500 m2 dit groot oppervlak wordt nogmaals vergroot door het borstelzoom => microvilli. 3) Einddarm 3.2.2.De De eigenlijke vertering drie delen: 3.2.2.a. Beweging voedsel doorheen spijsverteringsstelsel blinde darm dikke darm endeldarm eindigt in aars. kauwbewegingen => verkleinen voedsel en met speeksel mengen speekselafscheiding vrijwel doorlopend sterk geactiveerd door reflectorische mechanismen Meestal mondt dunne darm in dikke darm uit contact voedsel met tong en met wa wand nd mondholte => blinde darm uitstulping van dikke darm prikkel bij konijn mondt dunne darm in blinde darm uit zien en ruiken, of denken aan voedsel kan secretie activeren. einddarm kort bij vleeseters aanzienlijk bij planteneters voedselbrok of bolus naar achtereind mond en wordt ingeslikt. - slikken zeer complexe beweging vertering van cellulose kan hier plaatsvinden door de wil fermentatie meeste fasen verlopen reflectorisch: tongbeweging, minder bij herkauwers blinde darm eindigt bij mens, apen, knaagdieren in wormvormig aanhangsel (appendix) . opklappen zacht verhemelte ( afsluiten neusholte), neusholte afsluiten strottenhoofd door strotklepje en remmen ademcentrum, => geen voedsel luchtpijp bevat veel lymfeknopen bescherming tegen bacteriën dikke darm gaat over in sterk gespierde endeldarm => aars endeldarm vormt faeces of uitwerpselen en drijft ze uit voedselbrok => slokdarm slokdarm via peristaltische bewegingen naar maag 3.3. De vertering bij naderen peristaltische golf opent bovenste sluitspier maag sluit onmiddellijk achter de voedselbrok. afscheiding maagsap door kliercellen maagwand geregeld door: zenuwstelsel tussenkomst hormonen zien, ruiken of smaken voedsel veroorzaakt maagsapafscheiding slecht verteerd voedsel maagportier=> maagslijmvlies geprikkeld afscheiding hormoon gastrine in bloed prikkeling afscheiding maagsappen Polysacchariden Polysacchariden(zetmeel zetmeel)) afbraak in mond door amylase (ptyaline) uit vetrijk voedsel in darm twaalfvingerige darm hormoon enterogastrine remming afscheiding maagsap en beweeglijkheid maag voedselbrokken omgevormd tot vloeibare massa => chymus in kleine hoeveelheden maar twaalfvingerige darm Peristaltische en segmentale darmcontracties Voortbeweging menging Na vertering en absorptie resterende chymus verder gestuwd naar dikke darm resten gestapeld in endeldarm. speeksel peeksel maltose en klein deel glucose afbraak gaat verder in maag tot maaginhoud te zuur is zuur HCL gevormd door epithee epitheelcellen lcellen maagwand Cl- passief of actief door cel cellen len opgenomen uit extracellulair weefselvocht H+ afkomstig dissociatie water belangrijkste maagenzym => pepsine afgescheiden onder inactieve vorm als pepsinogeen pH lager dan 6 => actieve vorm pepsine eerst gevormde pepsine versnelt verdere omzetting autokatalyse Pepsine epsine breekt eiwitketens af tot polypeptiden in zuur midden maagklieren produceren ook lipa lipase se werkt erkt in op geëmulgeerde vetstoffen komen in voedsel niet veel voor scheiden den een "int "intrinsic rinsic factor" factor" af absorptie vitamine vitami B12 in dunne darm Faalt productie roductie Intrinsic factor ontoereikende opneming vitamine B12 anemie zure chymus uit maag prikkelt cellen twaalfvingerige darm Uitscheiding: Enterogastrone Enterogastrone remming afscheiding maagsap en beweeglijkheid maag bij vetrijk voedsel cholecystoki cholecystokinine galafscheiding active activeren ren secretine en pancreozymine alvleessapafscheiding activeren. alvleessapafscheiding pancreassap bevat enzymen (werken bij pH 8) zetmeelafbraak amylase => maltose maltase altase => glucose Proteïnasen Proteïnasen: Trypsine dat eiwitten afbreekt peptonen en andere polypeptiden losse aminozuren. inactieve pancreaslipase wordt geactiveerd door galzouten inwerken op vetstoffen vetzuren en glycerol uitscheiding nucleasen: enzymen die nucleïnezuren aantasten en afbreken. Pancreassap bevat, net als gal veel: Water natriumwaterstofcarbonaat neutraliseert zure chymus uit de maag ganse lengte dunne darm productie slijmachtige substantie darmsap bevat: enterokinase activeert pancreastrypsine maltase saccharase lactase andere disaccharidesplitsende enzymen vorming monosacchariden vertering over gehele lengte dunne darm absorptie meeste voedingsstoffen dikke darm in principe geen vertering meer nawerking resterende darmsappen absorptie ionen, glucose en aminozuren => actief transport draagmolecule of carrier => eiwitcomplex specifiek voor een welbepaalde stof dikke darm voornamelijk: waterresorptie door osmose vergt energie Vetzuren en glycerol door diffusie in epitheelcellen opslag ingedikte resten in endeldarm Vorming vetpartikeltjes of micellen bevat: Opname vetoplosbare vitaminen o onverteerde voedselbestandelen o afgestoten epitheelcellen van darm o afgestorven bacteriën uit darmflora Ook opname via pinocytose monosacchariden, aminozuren, ionen en water, via weefselvocht en endotheel haarvaten => bloed micellen (vetten) => lymfehaarvaten 3.4. Absorptie van de voedingsstoffen bloed darmen via poortaderstelsel naar lever opneming voedingsstoffen voornamelijk doorheen wand dunne darm. Water en enkele zouten => dikke darm opnemingsoppervlak dunne darm enorm vergroot door: darmplooien darmvlokken borstelzoom contact voedsel en epitheel nog verhoogd door: darmperistaltiek beweging van villi zelf borstelzoom is semi-permeabel voor water passieftransport door osmose factoren die absorptie bepalen: osmose, diffusie actief transport psychische factoren => stress en angst veranderingen in menu klimaatsfactoren. spreken van aanbevolen voeding. Voedingsbehoefte wordt bepaald door: Onderhoudsbehoefte Productie: Groei Arbeid Melk/eieren Klimaat Essentiële voedingsnutriënten Opname verplicht via voeding Men onderscheidt: bouwstoffen: opbouw organisme herstel van sleet aminozuren, mineralen en water energieleverende stoffen: 3.5. Voedingsvereisten 3.5.1.Rationele ationele voeding en aanbevolen voeding Nog steeds onderzoek naar hoe we ratione rationeel moeten voe voeren Wat moet een uitgebalanceerd menu bevatten aan: Hoeveelheden Hoeveelheden En welke nutriënten nutriënt Koolhydraten Vetten Zelfs eiwitten beschermende stoffen: tegen ziekte, infectie, koude en mechanische ras: bij Japanners hoger dan bij Chinezen basaalmetabolisme: invloeden volwassen man 7100 kJ/dag vitaminen/mineralen volwassen vrouw 6000 kJ/dag water (thermoregulatie) bij arbeid 70% tot 75% energie vrij onder vorm van warmte vetten (isolatie, wrijving) rendement arbeid: slechts 25% tot 30% basaalmetabolisme: energie nodig voor individu in totale rust (niet slapend) Energieverbruik volwassen man 70 kg /uur activiteit: adembewegingen grondstofwisseling: 295 kJ slaan van hart hout zagen 2100 kJ constant houden van lichaamstemperatuur slapen 340 kJ zwemmen 2200 kJ persoon ligt rustig in verduisterd lokaal zitten 420 kJ moet 8 uur nuchter zijn tennissen 2200 kJ kamertemperatuur 20 C schrijven 550 kJ lopen 2400 kJ wandelen 750 kJ wandelskiën 2400 kJ turnen 1200 kJ voetbalspelen 2500 kJ grotere massa grotere stofwisseling trappen bestijgen 1450 kJ geslacht: vrouw lager basaalmetabolisme alpien skiën 2600 kJ klimaat: lager in warm klimaat fietsen 1750 kJ o gemeten onder standaardvoorwaarden: o uitgedrukt Joule/uur/m2 praktijk aantal kJ /dag Factoren die grondstofwisseling beïnvloeden zijn o.a.: lichaamsoppervlak hoe kleiner hoe groter basaalmetabolisme This document was created with Win2PDF available at http://www.win2pdf.com. The unregistered version of Win2PDF is for evaluation or non-commercial use only. This page will not be added after purchasing Win2PDF.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser