L8B DE 20e EEUW 1 roman PDF
Document Details
![SoulfulRetinalite7608](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-8.webp)
Uploaded by SoulfulRetinalite7608
Sint-Jozefscollege
Tags
Summary
Dit document onderzoekt de literaire-historische situering van de roman. De tekst behandelt ontwikkelingen in de 20e eeuw, waaronder het vitalisme, 'nieuwe zakelijkheid' en experimentele romans. Besproken auteurs zijn onder meer Franz Kafka en Gerard Walschap.
Full Transcript
| DE 20e EEUW (1) L8B LITERAIR-HISTORISCHE SITUERING ROMAN MIJN VERWERKING In het begin van de 20e eeuw wordt het wezen zelf van de klassieke (of traditionele) roman – de roman dus die staat voor ‘realistisch prozaverhaal, waarin gebeurtenissen, karakteran...
| DE 20e EEUW (1) L8B LITERAIR-HISTORISCHE SITUERING ROMAN MIJN VERWERKING In het begin van de 20e eeuw wordt het wezen zelf van de klassieke (of traditionele) roman – de roman dus die staat voor ‘realistisch prozaverhaal, waarin gebeurtenissen, karakteranalyse en/of karakterontwikkeling gesitueerd worden in, of tegen de achtergrond van, een bepaald historisch milieu’ – in vraag gesteld. Rond 1900 verschoof de belangstelling meer en meer van het sociale naar het psychologische vlak. De modernistische auteurs stellen het identiteitsprobleem centraal. Hun personages verkennen niet zozeer de ‘reële realiteit’, wel hun eigen binnenwereld, die ze als onkenbaar ervaren (depersonalisatie) - overigens is ook de buitenwereld helemaal niet altijd begrijpelijk en vatbaar. Beïnvloed door de psychoanalyse van Freud en het filosofisch existentialisme, legde men in de psychologische roman de nadruk op de rol die het onderbewustzijn speelt in het menselijk gedrag en denken. Steeds vaker wordt een (autobiografische) antiheld de centrale figuur. Franz Kafka (1883-1924) schiep personages die volledig worden verpletterd door hun absurde omgeving (Der Prozess, 1915). In Vlaanderen schrijft Maurice Roelants (1895-1966) de eerste psychologische roman met Komen en gaan (1927), maar het is Cyriel Buysse (1859-1932) die met Tantes (1924) een meesterwerk zal afleveren. Tegelijk verschoof de aandacht van de vertelinhoud naar de manier waarop verteld werd. Dit leidde tot vormexperimenten. Drie tendensen zijn daarbij opvallend: Het zwaartepunt van romans lag vaak niet meer in uiterlijke gebeurtenissen, maar in het innerlijk bewustzijn van romanfiguren dat men zo direct en waarheidsgetrouw mogelijk gestalte probeerde te geven. Dat deed men met technieken als de innerlijke monoloog, de stream of consciousness zoals men die vindt in Ulysses (1922) van James Joyce (1882-1941). Later ook gebruikt, volgens sommigen, in de Alfa-cylus (1963-1979) van Ivo Michiels (1923-2012). Dit boek betekent, in ieder geval, de doorbraak van de experimentele roman in Vlaanderen. De menselijke beleving van tijd en ruimte kreeg veel aandacht als thema van verhalen of als een element van vormgeving. Men experimenteerde met de tijd: simultaan vertellen kan, of herinneringen inlassen of totaal niet chronologisch vertellen: Marcel Proust (1871-1922) is hiervan een goed voorbeeld met A la recherche du temps perdu (1913-1927). Ten slotte werd er ook geëxperimenteerd met nieuwe verteltechnieken. Het aandeel van het verhaal vermindert: een roman is niet langer een verhaal dat op een chronologische manier verteld wordt. Alle mogelijke genres en tekstsoorten kunnen door elkaar gebruikt worden. De alwetende verteller maakte plaats voor andere, ironische of objectieve manieren van vertellen. Van zichzelf vervreemde personages, een onbevattelijke en onvatbare werkelijkheid, vormelijke experimenten: de experimentele roman is een feit. L8B.1 | v h u f – 20 e eeuw 1 – roman 0 geen 1 markering 2 schema+ 3 verband 4 vragen 5 links L8B.1 HET VITALISME (1920-1940) In het spoor van filosofen als Henry Bergson (1858-1941) en Friedrich Nietzsche (1844-1900) verkiest het vitalisme intuïtie en instinct boven ratio, lichaam boven geest, vlees en bloed boven verstand, een primitieve oerwereld boven een gestructureerde maatschappij. In één woord: (oer)natuur boven cultuur. Het vitalisme verheerlijkt het leven, en scheppen van leven is het doel van de mens. De beschavingskritiek die zich vooral richt tegen het utilitarisme, de technologie, het economisch vooruitgangsdenken en het vervlakkende grootsteedse leven, gaat gepaard met een vereren van de natuur en een romantisch heimwee naar ‘le bon sauvage’ (= de primitieve, onbedorven instinctmens die de organische band met de natuur niet verloren heeft). Nauw verbonden met het ongeremde, instinctieve leven is de vruchtbaarheidsritus, met terugkerende motieven zoals de aarde als moederschoot en als vrouwelijk lichaam, de cirkelgang van het leven, de complementariteit van geboorte en dood. Die elementen, alsook de verheerlijking van de animale erotiek en heroïsche dadendrang en een sterk paradijsverlangen vindt men in het buitenland terug in vitalistisch werk van Ernest Hemingway (1899- 1961), John Steinbeck (1902-1968)(Of Mice And Men, 1937) en D.H. Lawrence (1885-1930)(Lady Chatterley’s Lover, 1928). In Vlaanderen is Felix Timmermans’ (1886-1947) Pallieter (1916) het eerste vitalistische werk. De teleurgang van de waterhoek (1927) is Stijn Streuvels’ (1871-1969) visie op de botsing tussen natuur en cultuur. De belangrijkste vertegenwoordiger van het vitalisme in Vlaanderen is Gerard Walschap (1898-1989) met Houtekiet (1939). L8B.2 DE NIEUWE ZAKELIJKHEID (1916-) Rond 1925-1930 ontstond er een tendens naar versobering, zowel van de stijl als van de inhoud. Deze tendens is zich blijven voortzetten tot op onze dagen. De nieuwe zakelijkheid is de meest representatieve romanstijl tussen beide wereldoorlogen. De auteur noteert daarbij in een reportageachtige stijl: zakelijk, helder en sober, met een directe, nuchtere en waarheidsgetrouwe benadering van de onderwerpen. De toon is afstandelijk en koel. Het verhaal is liefst gesitueerd in de stad, maar bevat verder geen echte beschrijvingen van het milieu. De psychologie van de personages is weinig uitgewerkt (of gebeurt alleen maar in functie van de uitwerking van de intrige), er is weinig karaktertekening en gevoelsuitingen worden sterk gereduceerd. Er wordt gestreefd naar een zo sober mogelijke vormgeving, zonder versiering. Die soberheid van taal en stijl resulteert in de zogenaamde ‘gewapende betonstijl’: koele, korte afstandelijke zinnen; korte, kernachtige, precieze formulering; gebruik van vreemde adjectieven; overvloedig gebruik van werkwoorden; weinig of geen stijlfiguren; stroef om lezen. In Nederland schrijft Ferdinand Bordewijk (1884-1965) klassiekers in deze stijl, in Vlaanderen oogst Willem Elsschot (1882-1960) er succes mee. L8B.2 | v h u f – 20 e eeuw 1 – roman 0 geen 1 markering 2 schema+ 3 verband 4 vragen 5 links