Document Details

SublimeProbability9411

Uploaded by SublimeProbability9411

Het Stedelijk Lyceum

Tags

wetenschap filosofie van wetenschap epistemologie kennis

Summary

Dit document bevat een introductie tot de wetenschap en verschillende soorten wetenschap, zoals natuurwetenschappen, levenswetenschappen, menswetenschappen en formele wetenschappen. Het bespreekt verschillende theorieën over wetenschap en wetenschappelijke methoden, zoals de deductieve en inductieve methoden.

Full Transcript

wetenschap heeft zowel een descriptieve als een normatieve component descriptief component: ze beschrijft hoe wetenschap functioneert, zonder een waardeoordeel te vellen. normatief component: ze schrijft voor hoe wetenschap zou moeten zijn, hoe ze behoort te zijn. eerste betekenis w...

wetenschap heeft zowel een descriptieve als een normatieve component descriptief component: ze beschrijft hoe wetenschap functioneert, zonder een waardeoordeel te vellen. normatief component: ze schrijft voor hoe wetenschap zou moeten zijn, hoe ze behoort te zijn. eerste betekenis wetenschap: 1.​ menselijke activiteit om de wereld te onderzoeken en betrouwbare kennis te vergaren ​ wetenschappers doen observaties, metingen, experimenteren, stellen hypothesen op, trachten goede interpretaties te vinden, controleren elkaars bevindingen, enz. 2.​ wetenschap: duiden met ‘wetenschap’ ook het geheel van kennis aan dat voorkomt uit deze activiteit. 3.​ duiden met ‘wetenschap’ een aantal disciplines aan, zoals fysica, biologie, literatuurwetenschap, chemie en sociologie 1. Menselijke activiteit om de wereld te onderzoeken en betrouwbare kennis te vergaren. Vb. Observaties, metingen, experimenten 2. Geheel van kennis dat voortkomt uit deze activiteit. Vb. Evolutietheorie; relativiteitstheorie. 3. Een aantal disciplines Vb. Fysica, biologie, literatuurwetenschap, chemie, sociologie. Wetenschap: een manier (methode) om kennis te vergaren, te bevestigen (verifiëren) of te weerleggen (falsifiëren). Doel: verklaren (natuurwetenschappen) of begrijpen (geesteswetenschappen) = Erklären of Verstehen (Dilthey, p. 111). over het algemeen wordt wetenschap zo ingedeeld: Studieobject Voorbeelden Natuurwetenschappen De levenloze natuur, het Natuurkunde, scheikunde, universum kosmologie, geologie Levenswetenschappen Levende wezens Biologie, genetica, ecologie, geneeskunde Menswetenschappen De menselijke mentale Psychologie, sociologie, vermogens en hun producten economie, rechtsgeleerdheid, geschiedenis Formele wetenschappen Abstracte entiteiten (getallen, Logica, wiskunde, statistiek formele stellingen) -> discussie of geschiedenis onder wetenschap valt aangezien je geen voorspellingen kunt doen formele wetenschappen hebben een speciale plaats ​ deze wetenschappen doen niet aan empirische waarneming (in tegenstelling tot empirische ​ wetenschappen) maar bestuderen enkel abstracte objecten ​ -> worden niet altijd tot de wetenschappen gerekend scheidslijnen tussen verschillende disciplines zijn niet vast ​ er zijn verschillende grensgebieden te vinden(bv. neurologie grensgebied tussen levens- ​ en menswetenschappen) wetenschappen zijn zich steeds meer gaan specialiseren: onze kennis vordert -> verschillende takken in de boom van wetenschappen splitsen zich verder op -> problemen worden ingewikkelder inductie = redenering van het bijzondere naar het algemene ​ op grond van specifieke waarnemingen stel je een algemene regel op ​ vb: ik heb nog nooit een zwarte zwaan gezien -> alle zwanen zijn wit ​ je weet nooit zeker of conclusie juis is, want misschien is er iets wat je gewoon nooit hebt gezien Deze zwaan is wit (premisse minor) Die zwaan is wit (premisse minor) Oh, die ook enz. (premissen minor) Alle zwanen zijn wit (conclusie) premisse minor = vooronderstelling dat iets waar is sprong naar conclusie niet geldig: conclusie volgt niet uit zekerheid uit de premissen David Hume: inductieprobleem ​ totale zekerheid kan inductie nooit geven, want je weet nooit wat de toekomst brengt ​ alle kennis komt voor uit ervaringen (muv. wiskundige en logische waarheden) ​ voor algemene conclusies vinden we geen waarheid in onze ervaringen: zijn simpelweg ​ psychologische denkpatronen deductie = volgens aristoteles werkt wetenschap aan hand van deductieve methode ​ hierbij gebruiken we axioma’s aka. aannames / premissen die zo onlegbaar zijn dat ze als grondslag kunnen dienen ​ hieruit leiden we conclusie af, aan hand van logische gevolgtrekkingen/ conclusies voorbeeld: alle vogels kunnen vliegen -> pinguïns zijn vogels -> pinguïns kunnen vliegen van de premisse maior naar de premisse minor naar de conclusie. (Aristoteles) Als de premissen waar zijn, moet de conclusie ook waar zijn. ‘Waar zijn’ betekent hier: als de conclusie noodzakelijk volgt uit de premissen, dan is de redenering geldig. premisse 1: alle mensen eten vlees (premise maior) premisse 2: Babette is een mens (premisse minor) conclusie: Babette eet vlees (conclusie) dit is een syllogisme dit is een geldige redenering (de conclusie volgt noodzakelijk uit de premissen) ​ als premissen waar zijn is de conclusie ook waar ​ -> deductie geeft zekerheid, wat een belangrijk verschil is met inductie ​ behalve als premissen niet kloppen hoef je conclusie niet meer bij te stellen kanttekeningen bij deductieve methode: -​ beperkte methode -​ conclusies staan vast of vallen met premissen -​ Waar komen de premissen vandaan? -​ hoe weten we welke premissen we mogen aannemen? Geldig maar niet waar? het scheermes van Ockham ​ roep niet méér entiteiten in voor een verklaring dan strikt noodzakelijk is ​ dus: maak het niet al te ingewikkeld voorbeeld: konijntjes uit hoed ​ bovennatuurlijke kracht? goocheltruc? voorbeeld: paranormale gaven: ​ bovennatuurlijke kracht? psychologische kennis en onderzoeksteam? demarcatieprobleem: hoe moeten we goede wetenschap onderscheiden van onzin en pseudowetenschappen? ​ demarcatie verwijst naar scheidslijn goede - slechte wetenschap ​ pseudo = vals / onecht twee criteria om vast te stellen wat echt en wat pseudowetenschap is: 1) verificatie ​ je onderzoekt of uitspraak bevestigd wordt door waarneming ​ zo kunnen we vaststellen wat wel wetenschappelijk is en wat niet ​ belangrijke rol binnen logisch positivisme ​ vragen: ​ hoe kunnen we inductieve veralgemening toetsen? ​ door middel van verificatie - waarheid moet bevestigd worden door waarnemingen ​ kanttekeningen: ​ praktisch niet haalbaar ​ neemt iedereen wel hetzelfde waar? ​ alleen van toepassing op waarnemingen: te weinig? 2) falsificatie ​ theorie moet te weerleggen kunnen zijn = gefalsifieerd kunnen worden ​ één tegenvoorbeeld weerlegt al de veralgemening ​ niet gezocht naar bevestiging, maar naar tegenvoorbeelden ​ beginnen met algemene uitspraak (methode = deductief) die te weerleggen moet zijn (falsifieren) ​ -> betekent niet dat je haar daadwerkelijk altijd falsificeert ​ -> wetenschappelijke vooruitgang: door foute hypothesen te weerleggen komen we steeds dichterbij waarheid Popper en het falsificatiecriterium: -​ een hypothese moet kunnen worden weerlegd -​ theorie is van hogere wetenschappelijke kwaliteit naarmate ze grotere empirische risico’s neemt en meer pogingen tot falsificatie succesvol heeft doorstaan -​ wetenschap biedt geen zekere kennis (Aristoteles eerder al) wetenschappelijke theorie volgens Popper nooit bewezen: in het beste geval overleeft ze een lange reeks van falsificatie pogingen en biedt ze vruchtbare verklaringen voor verschijnselen voorbeelden ​ algemene relativiteitstheorie: wel wetenschap ​ psychoanalyse van Freud: geen wetenschap ‘op 12 december volgend jaar gaat het sneeuwen’ heeft een hogere mate van falsifieerbaarheid dan ‘het gaat volgend jaar sneeuwen’ ​ aanhangers freud meende overal bewijzen te zien, maar boeide niet voor Popper want er was ​ geen risico op falsificatie Thomas Kuhn oneens met Popper: ontwikkelde alternatieve wetenschapsfilosofie ​ Volgens hem zijn wetenschappelijke theorieën ingebed in grotere structuren: paradigma’s ​ omvatten netwerk van theorieën, methoden en strategieën om problemen op te lossen Kuhn: we kunnen twee fasen onderscheiden in verloop van wetenschap: -​ periode van normale wetenschap Iedereen werkt binnen hetzelfde paradigma, dat nauwelijks in twijfel wordt getrokken. Paradigma biedt een coherent denkkader dat wetenschappers vertelt welke hypothesen ze kunnen opstellen, hoe ze die kunnen onderzoeken, waartoe instrumenten dienen, hoe data te interpreteren zijn, enz. Af en toe duikt er anomalie (onregelmatigheid) op: wetenschappers hebben binnen hun paradigme geen verklaring hiervoor, zoals een waarneming die niet strookt met de theorie. zorgt niet voor verstoring van normale wetenschappen: hiermee Kuhn dus oneens met Popper: anomalie zet niet meteen een hele theorie of heel paradigma op helling. -​ dit gebeurt tijdens de wetenschappelijke revoluties Op bepaald moment beginnen anomalieën zich op te stapelen en raakt het paradigma verzeild in crisis. Revolutie wordt beklonken wanneer zich een nieuw paradigma opdringt, die het oude paradigma vervangt (denk aan nieuwe ontdekking / uitvinding). Dan vangt weer periode van normale wetenschap aan tijdens perioden van normale wetenschap leidt niet elke anomalie het einde van een paradigma in Wetenschappelijke hypothesen worden nooit getest in isolatie, maar in ‘bundels’ ​ wetenschapsfilosofen spreken over randvoorwaarden en begincondities die nodig zijn om de ​ hypothese in contact te brengen met de realiteit ​ bundels van theorieën = coherentie deze randvoorwaarden & begincondities: zitten vervat in Kuhns notie van wetenschappelijk paradigma, maar met meer algemene methodologische en metafysische aannames probleem voor Popper: als onze voorspellingen niet kloppen, kan dat dus aan verschillende zaken liggen ​ filosofen zeggen dat observaties een theorie onderdetermineren: de observaties op zichzelf zijn ​ onvoldoende om uit te maken welke theorie correct is ​ voorbeeld: Newton had misschien wel gelijk, maar we weten niet of de massa van de planeten ​ klopte, of de telescoop niet kapot was, of er niet iets verkeerd is ingetoetst. Pseudowetenschap is volgens Kuhn van wetenschap te onderscheiden door te kijken naar het niveau van de paradigma’s: we moeten kijken naar het probleemoplossend vermogen van een paradigma kijken. We moeten dus kijken naar het probleemoplossend vermogen van een paradigma. Goede wetenschap is vruchtbaar en slaagt erin om problemen op te lossen, terwijl pseudowetenschap nergens toe leidt. Een probleem van de analyse van Kuhn is dat het onderscheid tussen normale wetenschap en revoluties niet overeenkomen met de geschiedenis van de wetenschap. Er is eigenlijk zelden een periode van ‘normale wetenschap’. Er zijn continu wetenschappers bezig met vragen stellen over de aannames van hun paradigma. 2 perioden van wetenschap: 1. Normale wetenschap: iedereen werkt binnen hetzelfde paradigma. - Af en toe een anomalie = onregelmatigheid waar men geen verklaring voor heeft; geen verstoring. 2. Wetenschappelijke revolutie: paradigma is in crisis door veel anomalieën. - Nieuw paradigma > periode van normale wetenschap > revolutie > normale wetenschap enz. enz. Kanttekeningen bij Kuhn: - Binnen wetenschap werken soms verschillende paradigma’s. - Perioden van normale wetenschap en revoluties volgen elkaar vaak niet op: altijd kritiek binnen een paradigma. - Wetenschapper werkt soms binnen een paradigma dat hij niet aanvaardt. 4.2.3 Bundels van theorieën (p. 94) Algemene kritiek op Popper: hij beseft niet voldoende de theoriegebondenheid van de waarneming. - Een waarneming staat nooit los, maar is altijd verbonden met theorieën. P. Duhem (1861-1916): bundels van theorieën Hypothesen worden getest in bundels, d.w.z. randvoorwaarden en begincondities die nodig zijn om de hypothese in contact te brengen met de realiteit. Vb. Wetten van de zwaartekracht volgens Newton: massa van planeten, beginsnelheid, onderlinge afstand. pragmatische waarheidstheorie: ​ een theorie is waar als deze ‘werkt’ ​ als iemand een uitspraak doet die niet werkt, dan is dat een onware uitspraak ‘in nederland rijdt met in het verkeer links’ werkt niet en is dus onwaar coherentietheorie van de waarheid: ​ uitspraak is waar wanneer deze in overeenstemming is met de rest van onze uitspraken ​ uitspraak staat dus niet op zichzelf, maar is altijd aan andere uitspraken gerelateerd ​ ‘de aarde draait om de zon’ is waar want past binnen onze andere uitspraken over zonnestelsel ​ (kuhn volgt deze theorie) conventie theorie (=consensustheorie) van de waarheid ​ een uitspraak is waar wanneer op een bepaald moment in een bepaalde gemeenschap de ​ afspraak (conventie) bestaat dat die uitspraak waar is ​ in gemeenschap van natuurkundigen is kwantumtheorie waar ​ verschilt binnen gemeenschappen / groepen kenmerken pseudowetenschap onder andere: -​ niet falsifieerbaar -​ zelden specifieke voorspellingen -​ immunisatiestrategie -​ ad hoc uitvluchten -​ vaagheid en ambiguïteit context van ontdekking: ​ diverse manieren waarop wetenschappelijke hypotheses tot stand komen ​ niet relevant voor de wetenschappelijkheid ervan context van rechtvaardiging / bevestiging / verantwoording: ​ wel relevant voor wetenschappelijkheid ervan: ​ onderbouwing door een bepaalde methode ​ de vraag is welke methode juist is en of één methode juist is hypothetisch-deductieve methode ​ er is niet één wetenschappelijke methode (Paul Feyerabend) a.​ veel verschillende wetenschapstakken b.​ wetenschappen zijn niet in een keurslijf te dwingen vb: sociologie, scheikunde, geschiedenis, wiskunde, literatuurwetenschap c.​ methoden ontwikkelen zich: wetenschappelijke doorbraken betekenen vaak dat een gevestigde methode wordt opgegeven vaak onderzoeken wetenschappers niet één hypothese, maar vergelijken ze verschillende hypothesen met elkaar om te zien welke het best in overeenstemming is met de waarnemingen. ​ indien er geen twee alternatieven zijn, gebruiken wetenschappers concept: nulhypothese ​ te beschouwen als standaardpositie, de hypothese die aanneemt dat er niets aan de hand is voorbeeld: onderzoeken of aspirine werkt tegen hoofdpijn ​ nulhypothese: aspirine werkt niet tegen hoofdpijn ​ experimenten + resultaten statistisch analyseren -> welke hypothese meest waarschijnlijk? naast nulhypothese ook: alternatieve hypothese: ​ = aspirines werken wel theorie = samenhangend en coherent geheel van verklaringen over de wereld, dat is onderzocht en empirisch ondersteund wordt (op feiten berust) hypothese = een voorlopige formulering van een onmogelijke theorie empirische cyclus: rode draad in de wetenschap ​ voortdurende wisselwerking tussen waarneming - theorievorming ​ wetenschapper kan variëren in volgorde ​ wetenschapper kan blijven hangen in de theorievorming ​ wetenschapper kan verschillende hypothesen met elkaar vergelijken kernwaarden wetenschap: -​ eerlijkheid -​ interne kritiek en zelfcorrectie -​ respect voor waarheid -​ helder en ondubbelzinnig taalgebruik -​ wantrouwen tegenover tradities, autoriteit, dogma’s en vooroordelen -​ open en publieke discussie geen enkele wetenschappelijke opvatting is boven kritiek verheven ​ beste manier om tot waarheid te komen: elke theorie / opvatting publiekelijk representeren en aan strenge kritiek te onderwerpen feilbaarheid = die / dat wat fouten kan maken francis bacon: ​ flinke dosis argwaan tav. vermeende feiten ​ -> theorie van de idolen idolen - drogbeelden - voorbarige oordelen vier soorten idolen: -​ idolen die voortvloeien uit natuur van de mens (idola tribus) vb: neiging om te geloven wat we zien -​ idolen van de grot (idola specus) opvattingen ten gevolge van opvoeding, aanleg, overtuigingen -​ idolen van de markt (idola fori) opvattingen ten gevolge van de omgang met anderen vb: media / taal -​ idolen van het theater (idola theatri) opvattingen ten gevolgen van leerstellingen van filosofen, wetenschappers, theologen dus: we moeten onszelf bevrijden van vooroordelen ​ maar in hoeverre is dat mogelijk? ​ zijn we in staat naakte feiten te kennen? charles peirce: onderscheidt twee soorten twijfel -​ echte, doorleefde twijfel ​ tegendeel van overtuiging ​ psychologisch frustrerende toestand: leidt tot spanningen & besluiteloosheid ​ -> zoeken naar een (psychologisch) bevredigende overtuiging waardoor we kunnen handelen (pragma) -​ kunstmatige twijfel, twijfel op papier: papieren, artificiële twijfel, geen twijfel ‘in het hart’ levert niets op; kan ontaarden in een vernuftig spelletje geleerdheid duurzame twijfels zijn op te heffen door de methode van wetenschappelijk onderzoek consensustheorie van de waarheid: ​ waar i die overtuiging waarover alle onderzoekers het eens zijn / zouden worden als ze het onderzoeksproces helemaal hebben doorgevoerd of zouden doorvoeren pragmatische principe van peirce: wil je te weten komen wat een overtuiging, idee of begrip precies betekent , trek er dan empirische consequenties uit, handel daarnaar, kijk wat het resultaat is fallibillisme = -​ wij zijn feilbaar -​ wij kunnen ons vergissen: zekerheid vervalt -​ wij kunnen een overtuiging hebben zonder dat we met 100% zekerheid de onwaarheid ervan kunnen uitsluiten -​ maar is daardoor kennis geheel onmogelijk? neen WAT IS REDELIJKE TWIJFEL? sommige opvattingen boven redelijke twijfel verheven: 'daar kun je met je verstand toch niet aan twijfelen?’ Over andere opvattingen is redelijke twijfel mogelijk: wanneer leefde de gemeenschappelijke voorouder van mens en fruitvlieg precies? is wetenschap te traag? samenleving - wetenschap -​ wetenschap geeft meest betrouwbare informatie -​ wetenschap is een kwestie van voortschrijdend inzicht -​ maatschappij moet soms beslissingen nemen, terwijl wetenschap alle tijd heeft pleidooi voor waardevrije wetenschap: morele of politieke waarden spelen geen rol in de wetenschap -​ binnen wetenschap: religieuze of politieke opvattingen van onderzoekers mogen hun werk niet beïnvloeden -​ buiten wetenschap: politiek, overheid, kerk, bedrijfsleven mogen hun waarden niet aan wetenschappers opleggen verschil is - ought van David Hume ​ wetenschap kan niets zeggen over waarden ​ wetenschap kan ons leren hoe de wereld is, maar niet wat we behoren te doen constructivisten zeggen dat wetenschappers niet neutraal kunnen zijn, niet zonder waarden, dus waardevrij -​ feiten en normen zijn niet te scheiden -​ wetenschap werkt met andermans geld (overheid, bedrijfsleven) -​ wetenschappelijke methode is zelf al normatief paradigma maakt feiten; feiten zijn constructies wetenschap maakt zelf paradigma’s door de sociale context van wetenschap waardevrijheid dus onmogelijk volgens constructivisten ​ omdat feiten en normen niet te scheiden zijn wetenschap werkt met andermans geld -> achterliggende normen en waarden sluipen de wetenschap binnen: winst is belangrijker dan menselijk lijden daarnaast is wetenschappelijke methode zelf al normatief geladen: trekken hiermee inzichten van Kuhn extreem door -​ paradigma maakt de feiten: feiten zijn dus constructies (vandaar constructivisten) -​ sociale domein waarbinnen wetenschap werkt maakt op zijn beurt het paradigma (vandaar sociaal) constructief empirisme: Bas van Fraassen, bekendste Nederlandse wetenschapsfilosoof hij is empirist omdat hij net als de logisch positivisten meent dat de wetenschap metafysische aannamen buitendeur moet houden en zich dus moet beperken tot empirie constructief omdat hij (anders dan logisch positivisten) stelt dat het zowel onmogelijk als onwenselijk is dat wetenschappers een taal hanteren die niet theoriegeladen is ​ taal waarmee wetenschappers werken, draagt al theoretische vooronderstellingen in zich en construeert daarmee deels de uitkomsten van een onderzoek black box: stel je een zwarte doos voor, waarbij je van buitenaf niet kunt zien wat daar binnenin gebeurt. die doos is de wetenschap. af en toe komt daar een feit uit. voorbeeld: blackboxing presenteert ADHD zo als een kant-en-klaar feit, zonder duidelijk te maken hoe dat tot stand is gekomen en welke waarden eraan ten grondslag liggen Dehue en Latour willen de zwarte doos openen, laten zien hoe de wetenschap feiten construeert en op basis van welke waarden ze dat doet. samenleving kan zo die feiten beoordelen en over de onderliggende waarden meediscussiëren. -​ betrouwbaarheid wordt groter: legt het onderzoek uit aan mensen -​ actor-netwerk-theorie van Bruno Latour: laat zien hoe wetenschappers feiten construeren via allerlei actoren in het netwerk: de wetenschappers zelf, maar ook bijv. de aarde met planten, rivieren, bacteriën, etc. sommige voorstanders waardevrije wetenschap vinden het onnodig / gevaarlijk om de black box te openen + onnodig omdat constructivisten ten onrechte veronderstellen dat de wetenschap feiten constructeur. De wetenschappelijke methode zorgt er juist voor dat ze de feiten weergeeft zoals die echt zijn zonder daar zelf iets aan toe te voegen. twee vormen van overdrijven / het gevaar dreigt van twee kanten: -​ stelling dat feiten geconstrueerd zijn, leidt al snel tot relativisme. dan lijkt het alsof de aanspraken op kennis van de wetenschapper ‘ook maar opvattingen’ zijn en op gelijke voet staan met die van de leek, de geestelijke, de politicus en de ondernemer. dat heeft funeste gevolgen: omdat de maatschappij daarmee haar vertrouwen verliest in de wetenschap als onafhankelijke leverancier van de beste beschikbare kennis. -​ het openen van de black box leidt er ook toe dat allerlei belangengroepen zich gaan bemoeien met wetenschappelijk onderzoek. dat ondergraaft de onafhankelijkheid van wetenschap en daarmee haar betrouwbaarheid. anders gezegd: -​ onafhankelijkheid van de feiten, die kant-en-klaar op ontdekking liggen te wachten (overdrijving vanuit verdedigers van de waardevrije wetenschap en de black box) -​ de wetenschappers construeert volledig de feiten, en er bestaat geen wereld buiten deze constructies (overdrijving vanuit constructivisten) oplossing deze twee vormen van overdrijving: overtuiging relativisme - werkelijkheid relativisme > overtuiging is betrekkelijk, maar waarheid ook? blackbox kan ook betrouwbaarheid van de wetenschap ​ vergelijk maar met rechtsgang in democratie: in principe mag iedereen op publieke tribune zitten, met die in dictaturen, waarbij mensen in gevangenissen verdwijnen. welke rechtsgang vertrouw je het meest? ​ hoe weten we dat de aarde is opgewarmd door mensen? door thermometers, instituten, universiteiten waar wetenschappers zijn opgeleid, gegevens verwerkt enz. ​ Qilhelm Dilthey: geesteswetenschappen moeten volgens een andere methode handelen dan de natuurwetenschappen ​ levenloze dingen verklaar je (twee stenen laten vallen om zwaartekracht te bestuderen) ​ dit kan van buitenaf door empirische studie geesteswetenschappen daarentegen: houden zich bezig met producten van menselijke geest ​ die je wil begrijpen ​ om dit te kunnen moet je reizen naar gedachten en motivaties zij moeten dus met de hermeneutische methode werken ​ hierbij interpreteer je, gebruik je uiterlijke kenmerken (woorden, gebaren, handelingen) om innerlijke drijfveren te achterhalen ​ interpretatie gaat zelden rechttoe rechtaan hermeneutische cirkel: je gaat steeds heen en weer tussen deel en geheel ​ ‘hermeneutische spiraal’ zou betere term zijn: de interpretatie draait niet in een cirkel rond, maar komt op grond van nieuwe gegevens steeds dichterbij de kern volgens Anthony Giddens is er in geesteswetenschappen zelfs sprake van dubbele hermeneutiek ​ wetenschappers interpreteren mensen zoals zij zichzelf ook interpreteren constructivisten nuanceren het door Dilthey gemaakte onderscheid tussen natuur- en geesteswetenschappen: ook natuurwetenschappers interpreteren volgens hen de verschijnselen die ze waarnemen Latour: de twee vormen van relativisme werkelijkheids relativisme en overtuigings relativisme actor-netwerk-theorie

Use Quizgecko on...
Browser
Browser