Samenvatting Antieke Filosofie PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
De tekst samenvat aspecten van de antieke filosofie, met nadruk op de verschillende denkers en hun ideeën. De tekst beschrijft de verschillende scholen en filosofen, en behandelt onderwerpen zoals de natuurfilosofie, scepticisme en ethiek, wat belangrijke thema's van de antieke filosofie zijn.
Full Transcript
Uitgangspunten: Theorie (vs. mythe), naturalisme (vs. toeschrijving aan goden), reductionisme (vs. veelheid aan verklarende factoren), kritisch individualisme (vs. traditionalisme) Verklarende principes: ‘Niets uit niets’, analogie Thema's Eerste beginsel (archê): waaruit is alles ontstaan?, ele...
Uitgangspunten: Theorie (vs. mythe), naturalisme (vs. toeschrijving aan goden), reductionisme (vs. veelheid aan verklarende factoren), kritisch individualisme (vs. traditionalisme) Verklarende principes: ‘Niets uit niets’, analogie Thema's Eerste beginsel (archê): waaruit is alles ontstaan?, elementen (stoicheia): waaruit bestaat alles?, ontstaan en vergaan, beweging/verandering Milesiërs Uit de stad Milete in Ionië Thales Dacht dat alles uit water kwam en dat de aarde dreef. Verklaarde zonsverduistering en voorspelde er een, deed dus af aan geloof goden. Anaximander Alles is apeiron: onbepaald, grenzeloos. Aarde is door apeiron ontstaan, vermenging van vocht met een schil van vuur, die breekt maar door nevel tegengehouden. Door gaten in de nevel zien we de zon, maan, sterren. Deel van het midden droogt op, dat is de aarde. Die beweegt dus niet want hoeft niet, regen is verdampt vocht, door de nevel komt ook zonsverduistering en stukken aarde zichtbaar. Levende wezens komen uit de zee. Anaximenes Hemel is een halve bol, niks komt onder de aarde door. De sterren zijn verder dan de zon. De aarde zweeft in de lucht en hoeft geen ondersteuning. Lucht is de oorsprong, goden bestaan uit lucht. Elementen veranderen uit zichzelf. Ioniërs Pythagoras Potentieel eerste sekteleider. Was helemaal into harmonieleer, alles heeft vaste verhoudingen. de oerstof is getal en harmonie. Mathematisering van de kosmologie. Dualistisch systeem, tien paren van tegendelen waaruit alles bestaat en waar alles naar terug te leiden is. Geloofde in zielsverhuizing en de onsterfelijke ziel dus vegetarisme is the way to go. Erg lastig om te stellen wat exact van hem kwam en wat niet. Vanaf ca. 500 v Chr. verschuift politieke en culturele zwaartepunt naar Griekse vasteland, m.n. Athene. Er ontstaan in verschillende Griekse steden, o.a. in Athene, democratieën. Athene trekt allerlei kunstenaars en intellectuelen aan, waaronder natuurfilosofen en sofisten. Letterlijk: beoefenaar van wijsheid (sophia); knappe kop, expert. Waren rondreizende leraren, in welsprekendheid, taal, politiek, voortreffelijkheid en algemene ontwikkeling. Ze lieten zich duur betalen voor hun diensten, vooral in dienst van mensen uit de hogere klassen. Hielden openbare optredens: dissoi logoi (argumenten voor en tegen). Laten zien dat ze alles kunnen betogen wat ze willen. Scepticisme t.a.v. kennis van de natuur: ‘waarheid’ onkenbaar > niet bestaand / relatief Relativisme t.a.v. menselijke verhoudingen, en zelfs religie Nomos‐phusis‐debat: komen menselijke instellingen en verhoudingen voort uit de natuur (phusis) of uit conventie (nomos)? Dan hadden we net zo goed iets anders kunnen afspreken. Zouden menselijke instellingen en verhoudingen voort moeten komen uit de natuur (phusis)? Methode van de stelselmatige tegenspraak verheven tot beginsel. Tornen aan wereldbeeld dat de orde der dingen aanvaardt als vanzelfsprekende en voor de hand liggende gevolgtrekking uit zo'n wereldbeeld: tegen een bepaalde logos. Methode van de tegenspraak is paren van betogen, spreker moet het vermogen bezitten om van de zwakste logos de sterkste te maken. Gedachte dat niet de zaak maar de spreker bepaalt. Bezwaren tegen de sofisten: ondermijning van de publieke moraal (door het relativeren van normen) en het aanbieden van hun diensten voor geld (welsprekendheid in dienst van de hoogste bieder). Protagoras Wettelijke instellingen als verlengstuk van de natuur. Recht en wet zijn aangeleerd doch noodzakelijk, gelijk aan middelen waarover dieren beschikken om zich te verdedigen. “De mens is de maat van alle dingen; van die welke zijn dat ze zijn, en van die welke niet zijn dat ze niet zijn.” (B1 D‐K) Lijkt het idee van de universele waarheid te ondermijnen, doch niet 100% zeker. Kennis is iets anders dan wat een mens voorkomt. Relativist: uitspraken zijn waar, zolang ze voor de meerderheid werken. “Van goden kan ik niet weten dat ze zijn en ook niet dat ze niet zijn, en evenmin wat voor gedaante ze hebben. Verschillende dingen staan deze wetenschap in de weg, niet alleen het feit dat we ze niet kunnen zien, maar ook de korte duur van een mensenleven.” (B4 D‐K) Soort eerste agnost. Personage in Plato’s dialoog de Protagoras, zo goed als geen eigen werk. Georgias Er is geen waarheid, alleen overtuiging door het woord (vgl. Verdediging van Helena -> werd door alle Grieken geminacht, hij kon haar toch verdedigen) Over de natuur of het niet‐zijnde, probeerde te beweren dat er niets is: 1. Er is niets. 2. Áls er al iets was, zouden wij het niet kunnen kennen. 3. Áls wij het zouden kunnen kennen, zouden wij het niet kunnen mededelen. Wij beheersen de werkelijkheid niet, die beheerst ons. Het is lang niet vanzelfsprekend wat natuurlijk is en wat niet. Personage in Plato’s dialoog de Gorgias. Hippias Introduceerde het concept van het natuurrecht. Elke wet moet op een manier gegrond zijn in wat we in de natuur kennen/hebben. Van nature is al wat gelijksoortig is verwant, de dwang van de conventie drijft het uiteen. Wij moeten ons hiernaar gedragen want hebben natuur der dingen onderkend. Encyclopedisch geleerde Personage in Plato’s dialogen de Hippias 1 & 2. Prodicus Taal: onderscheid van synoniemen. Echte synoniemen bestaan niet. Taal heeft telkens een andere betekenis. Met de bepaling van die betekenis is het inzicht in de werkelijkheid steeds nauwkeuriger. Religie: goden zijn vergoddelijkte zaken en weldoeners uit een verleden, gewoon dode mensen. Mensen zijn gaan vereren wat hen het meeste voordeel bracht. Allegorie van ‘Heracles op de tweesprong’ (Xenophons Memorabilia 2.1) Bijrol in Plato’s Protagoras, en vermeld in enkele andere dialogen. ACADEMISCH SCEPTICISME Arcesilaüs (315‐240 v.C.) Carneades (214‐129 v.C.) Philo (ca. 160‐83 v.C.) Cicero (106‐43 v.C.) PYRRHONISME ( Pyrrho (ca. 360‐270 v.C.) ) Isostheneia (evenwicht) -> Epochê (opschorting) -> Ataraxia (gemoedsrust). Ataraxia ligt in de acceptatie dat je het niet kan weten. Dagelijks leven. Phaenomena (dat wat toeschijnt): 1. Natuur 2. Gevoelens 3. Wetten en gewoonten 4. Vaardigheden Sextus Empiricus Empirische manier van geneeskunde bedrijven. Twee werken: Grondslagen van het Pyrrhonisme en Tegen de mathematici (tegen de geleerden, tegen dogmatische filosofen) Sceptici zijn niet per se dogmatisch. In het dagelijks leven speelt de filosofische houding geen rol. Je handelt gewoon en dat is verder genoeg. Dogma heeft twee betekenissen, was eerst gewoon 'mening'. En ja, mensen hebben wel eens een mening. Einddoel sceptische filosofie: dat waarom alles gedaan wordt en beschouwd wordt, terwijl het zelf nergens om gedaan wordt -> Aristoteliaanse definitie. Voor de sceptici is het tot nu toe in onverstoorbaarheid in zaken die met schijn en mening samenhangen en beheerstheid in onvermijdelijke situaties. Om mening te kunnen opschorten heb je alternatieven nodig, die kan je naast elkaar zetten, dan kan je besluiten dat je er niet uitkomt en ze naast elkaar zetten. Verschillen Academie en Pyrrhonisme Kenleer Academie: zekere kennis is voor een mens onmogelijk; er is wel ruimte voor probabilisme. Pyrrhonisme: geen uitspraak, de zoektocht naar waarheid blijft doorgaan. Ethiek Academie: geen ethisch doel; onder voorbehoud afgewogen acceptatie van ethische doelen van andere scholen. Criterium voor dagelijkse praktijk: to eulogon. Pyrrhonisme: scepticisme in dienst van ethisch doel (ataraxia). Criterium voor dagelijks leven: phaenomena. Midden en Neoplatonisme Ontwikkeling van Platonisme: Plato (427 – 347 v.C.) Vroege academie (347 – 269 v.C.) Sceptische academie (269 – ca. 80 v.C.) Midden‐Platonisme (ca. 80 v.C. – 240 n.C.) Neoplatonisme (240 n.C. – ca. 600 n.C.) Athene ingenomen door Romeinen, geen school meer, daardoor dus mensen die het zelf gingen doen allemaal. Belangrijke thema's De Ideeën: zijn & weten (t.o. worden & menen) Het Goede (to agathon) Het Goede als bron van de ideeën (Zonvergelijking in De Staat) Het Goede = Het Ene (ongeschreven leer) De schepping (in de Timaeus) Demiurg schept de waarneembare wereld naar voorbeeld v.d. Ideeën Veelheid en veranderlijkheid komen voort uit het substraat (materie + ruimte + tijd) Wereldziel Meer aan het zoeken naar overeenkomsten tussen Aristoteles en Plato, A als leerling van P, ipv ze te zien als grote tegenhangers. Invloed van Aristoteles: Eerste onbewogen beweger (Phys. VII‐VIII) Goddelijk Intellect dat zichzelf denkt (Meta. XII) Eeuwigheid van de wereld Belangrijke problemen: Onderlinge bepaling van de verschillende zijnsniveaus bij Plato (en Aristoteles) Tijdloze of temporele interpretatie van scheppingsverhaal in de Timaeus De ziel Wij hebben allemaal één ziel, maar door de materie verschillen we van elkaar, specifiek doordat we gelokaliseerd zijn. Ieder van ons draagt schepper van de aarde in ons, er zit iets groots en goddelijks in ons. Zelfs wanneer we het lichamelijke bewonderen, is het het leven zelf dat we bewonderen, niet de materie. We bewonderen eigenlijk de ziel in de materie. Plotinus 205 geboren in Egypte 233‐244 leerling van Ammonius Saccas te Alexandrië 244 deelname aan expeditie van Gordianus III tegen Perzen 245‐270 eigen school in Rome 253‐268 steun van keizer Gallienus: ‘Platonopolis’ 270 overlijdt op buitenverblijf in Campanië Voordrachten door Porphyrius gebundeld in 6 Enneaden De drie hypostasen Hypostase is zoiets als een zijnsgrond. Het ene/het goede -> loopt volledig over van goedheid, niet te bevatten. Is absoluut een. De geest/de ideeën -> ontstaan uit het ene. tweeheid want ontstaan uit iets anders. Denken en zijn vallen samen. Tegelijkertijd een en veel, kan veelheid van ideeën in een enkele gedachte bevatten. De ziel -> overloopsel van de geest. Kan zich nog maar op een idee tegelijk richten, dus gedachten na elkaar. Kan alleen maar denken door de externaliseren. De wereld -> al denkend geschapen door de ziel. De wereld is in permanente staat van wording, dus geen zijn, dus geen hypostase. Staat wel in verband met de ziel dus hoort er wel beetje bij. Voortgang is van het ene richting de ziel, terugkeer is van de ziel richting het goede. Ethiek Wij komen ook uit het ene voort. Anagôgê eis hen (‘terugvoering tot het Ene’) 1. Ethische fase: zuivering van de ziel door deugd. Losmaken van het lichamelijke door deugdelijk te zijn. - Ziel 2. Theoretische fase: overdenking van de Ideeën - Geest 3. Mystieke fase: extatische ‘eenwording’ (henôsis) - het Ene Belangrijke Neoplatonisten Plotinus (205‐270) Porphyrius (234‐305) Iamblichus (245‐325) Proclus (412‐485): Meest invloedrijke Neo‐Platonist van zijn tijd Simplicius (490‐560): Belangrijke Aristoteles‐commentator Philoponus (490‐570): Christelijke Neo‐Platonist 529 Definitieve sluiting van de Academie door keizer Justinianus Proclus' oplossing van participatieprobleem: Van elke soort, klasse of eigenschap is er één transcendente vorm. (Plato) Probleem: als een idee vertegenwoordigd is in alle afzonderlijke gevallen, lijkt het alsof het verdeeld moet zijn. Ieder individu van een soort, klasse of eigenschap is drager van een immanente vorm. (Aristoteles) Probleem: wat garandeert dat de mens-vorm in verschillende mensen dezelfde vorm is? Oplossing: deze immanente vormen zijn kopieën van die ene transcendente vorm. Vanaf ca. 300 v.C. nieuwe scholen en richtingen: Ca. 300 v.C. Epicurisme Ca. 300 v.C. Stoa Ca. 270 v.C. Sceptische Academie Ca. 80 v.C. Pyrrhonisme Kenmerken Dogmatisch (Epicurisme, Stoa) of sceptisch (Pyrrhonisme) t.o. Aristotelisme en Platonisme als ‘werk in uitvoering’ Sectarisch (Epicurisme, Stoa) je hoorde erbij of niet, t.o. openheid van Lyceum en Academie Egalitair (Epicurisme, Stoa): wezensgelijkheid van alle mensen (buitenlanders, vrouwen, slaven) Persoonlijke ethiek als doel en bekroning van de filosofie -> ‘levensfilosofie’: streven naar ataraxia (gemoedsrust) Epicurisme Epicurus Stichter van 'de tuin' the Athene, zijn School. Hij zou een groot oeuvre hebben gehad, zijn nog enkele brieven van over. Lucretius Romeinse dichter en aanhanger van Epicurus. Schreef leerdicht De rerum natura (‘Over de natuur der dingen’), en herschreef filosofie die er al was op Romeinse manier toegankelijk. Was vroeger waarschijnlijk helemaal niet bekend. Canonica - epicureische kenleer Alle waarnemingen zijn waar, uitspraken over de werkelijkheid kunnen waar of onwaar zijn. Twijfelen aan de input is onbegonnen werk, het gaat fout in vellen van oordeel of eigen mening meenemen. Dus, er zijn waarheidscriteria: Zintuiglijke waarneming, daar moet alles aan gekoppeld zijn. Ook het zesde zintuig telt, 'beeldvormende activiteit van het verstand', al is die wel aan verstoringen onderhevig. Prolêpsis, natuurlijk algemeen begrip, die door herhaalde waarneming tot stand komt. Pathê, genot en pijn, dat zijn eigenlijk de enige gevoelens (en de basis van de ethiek) Toetsen van oordelen: Waar Onwaar waarneembare verschijnselen epimarturêsis ouk epimarturêsis (bevestiging) (niet bevestiging) slecht/niet waarneembare verschijnselen ouk antimarturêsis antimarturêsis (niet weerlegging) (weerlegging) Als je iets niet kan zien, kan je ook niet tot een sluitend oordeel komen, dus kunnen meerdere verklaringen naast elkaar bestaan. Fysica Verwant aan Democritus. Alles bestaat uit atomen en lege ruimte, die zijn oneindig, daardoor zijn er ook oneindig veel werelden. Atomen hebben vorm, grootte en gewicht, alle andere eigenschappen zijn secundair. Voorkeursrichting van atomen is vrije val, maar, ze kunnen botsen, samenklitten, etc. Epicurus dacht ok dat ze een klein sprongetje of zwenking kunnen maken (the swerve), daardoor is er ruimte voor andere atomen om de vrije val te maken. Verschil met Democritus is dat die er deterministisch was en Epicurus daar juist angstig voor was. Waarneming gaat door middel van de vijf zintuigen. Visuele waarneming d.m.v. eidôla, flinterdunne membranen die de uiterlijke vorm van het object bewaren. Beeldvormende activiteiten van het verstand (dromen, herinneringen, gedachten), daar worden de eidôla meer verstoord. Door herhaalde waarneming ontstaat prolêpsis, natuurlijk algemeen begrip. Goden bestaan op basis van prolêpsis, zijn onsterfelijk en volmaakt gelukkig. Dat is de essentie van God, de rest is verzonnen. De ziel is materieel, dus onderhevig aan ontstaan en vergaan. Overige theorieën: Astronomie & meteorologie Fysische oorzaken, niks met Goden Meervoudige verklaring want je kan het niet met waarneming bevestigen Ontstaan van de kosmos Toevallige samenklontering van atomen ( open hand 2. synkatathesis (‘instemming’) -> gekromde vingers 3. katalêpsis (‘begrip’) -> vuist 4. epistêmê (‘kennis’) -> vuist omsloten door andere hand Waarheidscriteria: phantasia katalêptikê (‘begripsvormende voorstelling’). Alleen begrip is een soort kennis bouwen met rotte stenen. prolêpsis (algemene natuurlijke notie) -> oerkennis bij oude dichters Sceptische kritiek: Arcesilaüs: identieke tweeling, eieren, zandkorrels, etc. Perfecte waarneming kan ook tot niet kennis leiden. Carneades: phantasia pithanê (‘overtuigende voorstelling’) als alternatief Logica Propositielogica. Vijf onbewijsbare syllogismen: Vijf onbewijsbare syllogismen: 1. Als het 1 e dan het 2 e, maar het 1 e, dus het 2 e. (modus ponens) (x→y), x ∴ y 2. Als het 1 e dan het 2 e, maar niet het 2 e, dus niet het 1 e. (modus tollens) (x→y), ¬y ∴ ¬x 3. Niet (het 1 e en het 2 e), maar het 1 e, dus niet het 2 e. ¬ (x∧y), x ∴ ¬y 4. Òf het 1 e òf het 2 e, maar het 1 e, dus niet het 2 e. (x ∨ y), x ∴ ¬y 5. Òf het 1 e òf het 2 e, niet het 1 e, dus het 2 e. (x ∨ y), ¬x ∴ y Fysica Beginselen zijn lichamelijk, maar passief of actief. Actief: God, oorzaak, noodlot, natuur, rede, pneuma. Vuur en lucht. Passief: materie. Water en aarde. Pantheïsme De hele kosmos is een organische eenheid doortrokken van redelijkheid, die ook Natuur en God wordt genoemd. Teleologie De redelijkheid van de kosmos verraadt zich onder meer in de doelmatigheid van de natuur, en de regelmatige beweging van de hemellichamen. Natuurlijk is er een God. Voorzienigheid Alles verloopt volgens een goddelijk plan ten bate van de mens. Determinisme Het hele wereldgebeuren ligt onwrikbaar vast: het noodlot De kosmos begint en eindigt in vuur (ekpurôsis): daarna begint alles weer opnieuw, op precies dezelfde manier Universele natuur/individuele natuur: Menselijke natuur bij Aristoteles. Stoa hebben het over individuele natuur en universele natuur. Mens is onderdeel van de universele natuur net zoals blad onderdeel is van boom. God Het bestaan, de redelijkheid en de voorzienigheid van God blijken uit de orde van de schepping. Argument from design Ook de prolêpsis van god houdt in dat deze voorzienig is. Let op contrast met Epicurus! Er is één god die alles doordringt (pantheïsme) De goden van traditionele godsdienst zijn manifestaties van de ene God. Ethiek Het doel is te leven volgens de natuur, d.w.z. volgens de rede. Oikeiôsis: het zich stapsgewijs toeëigenen van de hele kosmos Classificatie van dingen en gebeurtenissen in inwendige en uitwendige: inwendige zaken zijn goed of slecht, uitwendige zijn moreel indifferent. Dit besef leidt tot autarkeia (‘onafhankelijkheid’). Sommige uitwendige goederen zijn wel verkieslijker dan andere Apatheia: het uitbannen van emoties (pathê) als onjuiste waarde‐oordelen t.a.v. indifferente zaken. Acceptatie van het lot (‘hond aan kar’) Geloof in divinatie Zelfmoord Epictetus: dingen liggen wel of niet in je macht. wat wel: alles wat tot onze taken behoort - vrij, onbelemmerd, ongehinderd - goed en kwaad. wat niet: alles wat niet tot onze taken behoort - is zwak, belemmerd, van een ander - indifferent (doen er in moreel opzicht niet toe). (Cicero zeg dat indifferente dingen nog steeds in te delen zijn in te verkiezen/afkeuren. Wij vinden dingen die met de natuur in overeenstemming zijn te verkiezen.) Vroeg stoicisme gaat er vanuit dat mensen niet de perfecte stoicijn zijn. Eerst bezighouden met dingen vermijden, want dat is makkelijker dan naar dingen streven. De dingen die al in onze macht liggen kosten al inspanning, dus mik je je ook nog op iets anders, kan het zijn dat je dan met niks eindigt - en niet rijk, en geen goed mens Wees er ook op voorbereid dat de mensen/dingen waar je van houdt bij je weggenomen kunnen worden: ze zijn een sterfelijk wezen of een breekbaar object. Toevoeging van Cicero: Stoïcijnse wijze is een boogschutter, beperkt tot dat wat in zijn macht ligt, maar heeft wel een extern doelwit nodig. Stoïcijn kijkt naar buitenwereld, die geeft richting van handelingen, maar welslagen ligt binnen macht van stoïcijn. Ook benadering dood als niet zo erg, maar verschil met Epicurus: Epictetus stelt dat onze eigen opvatting onszelf bang maakt. Als we die opvatting weghalen is er niks angstaanjagends aan de dood. 384 Geboren te Stagira in Macedonië 367 Toetreding tot Plato’s Academie 348/7 Dood van Plato 347‐343 Verblijf bij Hermias van Atarneus in Klein‐Azië 343‐336 Leraar van Alexander de Grote 335 Terugkeer naar Athene en stichting Lyceum 323 Dood van Alexander de Grote 322 Dood van Aristoteles, opgevolgd door Theophrastus Werken Werktuigen: logica en wetenschapsfilosofie Praktisch: ethiek en politiek Theoretisch: natuurfilosofie en metafysica Productief: rhetorica en poetica Allemaal werken bedoeld voor in de school. Zijn werken voor buiten de school zijn verloren gegaan, maar dat waren de echte mooie werken. Esthetisch vergelijken met Plato is dus niet helemaal eerlijk. Logica Hij was niet de eerste die met logica kwam, maar wel degene die logica als systeem opzette. Syllogismen, predikaatlogica. Combineren van drie proposities. Onderscheid in: subject (onderwerp, bijv filosofen), predikaat (naamwoordelijk deel van het gezegde, bijv sterfelijk), middenterm (kan zowel subject als predikaat zijn - verschillende functies, bijv mensen). 4 soorten proposities: universeel bevestigend/ontkennend, particulier bevestigend/ontkennend. Beperkingen van Aristoteles’ termen‐logica: geen modale proposities, geen andere dan subject‐ predicaat‐proposities. Nauwelijks toepassingen in Aristoteles’ eigen werk. Steeds inductiever, zelfs. Kennis Er is geen aangeboren kennis, alles komt door waarneming -> generalisatie + abstractie. Inductie! Onderzoek begint bij 'endoxa', aannemelijke opvattingen: opvattingen die door de meeste mensen worden aangehangen, opvattingen die door gezaghebbende personen (bijv. eerdere filosofen) zijn verkondigd. In relatie tot zijn eigen opvattingen: Aristoteles bezat het grote plaatje, andere mensen hadden iets kleins gezien. Alle dieren hebben de waarneming. Sommige hebben op basis van waarneming een geheugen, en leven met een geheugen en voorstelling/fantasie. De dieren die een geheugen en gehoor hebben, kunnen ook nog leren, en bij mensen ontstaat door het leren van herhaling (herinneringen aan dezelfde zaak) ervaring. Uit die ervaring ontstaat kennis en kundigheid, wanner er door uit ervaring opgedane inzichten een oordeel voortkomt. Kennis en kundigheid komen tot stand door middel van ervaring. Kundigheid ontstaat wanneer er uit door ervaring opgedane inzichten een oordeel voortkomt. Daarmee is ervaring (en handelen) het onderkennen van bijzondere gevallen, en kundigheid het onderkennen van algemene. Mensen met kundigheid vinden we toch over het algemeen verstandiger dan mensen met ervaring, doch niet in alle gevallen. Ervaring gaat over het 'dat', kennis en kundigheid over 'omdat' en de oorzaak. Ervaring is op individuen betrekkelijk, kennis en kundigheid op hele klasse. Echt lesgeven heeft betrekking op het algemene, daarom kan kennis en kundigheid beter onderwezen worden dan de ervaring. Daarnaast is het inzicht in het omdat ook nodig om les te kunnen geven. De kennis die gericht is op de vervulling van noodzakelijke behoeften kwam eerst, toen het veraangenamen van het leven, toen de rest. Pas wanneer behoeften zijn voorzien, is er tijd en ruimte om over andere dingen na te denken. De laatste van deze vormen van kennis getuigt van de meeste wijsheid, theoretische kennis is hogere wijsheid dan productieve. Kennis van de eerste beginselen en oorzaken. Filosofie is ontstaan door verwondering gewekt door dingen om hen heen, die ze gingen bevragen en bevragen tot ze bij grote kwesties uitkwamen. Dit is ook een vorm van theoretische kennis, want mensen begonnen met filosoferen om van hun onwetendheid af te komen, niet om de opgedane kennis praktisch toe te passen. Filosofie is het zoeken naar kennis omwille van haarzelf en het weten, niet om enig nut dat in de kennis ligt. Een wijze heeft dus bij uitstek inzicht in de verklarende oorzaken en beginselen, omdat het kennis is zonder praktische toepasbaarheid maar puur om het hebben van kennis. Wijsheid is de kennis die wordt verkozen omwille van haarzelf en van het weten, dan die welke verkozen wordt omwille van haar resultaten; wijsheid is eerder de kennis die de leiding geeft dan die welke diensten verleent. Categorieën 1. Substantie ((deze) man, (dit) paard) Accidenten: 2. Kwantiteit (twee meter lang) 3. Kwaliteit (geletterd) 4. Relatie (dubbel, groter) 5. Plaats (op de markt) 6. Tijd (gisteren, vorig jaar) 7. Houding (zitten, liggen) 8. (Aan)hebben (schoenen aanhebben) 9. Doen (snijden) 10. Ondergaan (gesneden worden) Manier waarop gesproken wordt komt overeen met werkelijkheid. Accidenten zijn afhankelijk van substantie, zeggen er iets over, zijn op zichzelf niets. Hij geeft wel toe dat deze 10 enigszins arbitrair zijn, maar de lijn tussen substantie en accident is erg belangrijk. Substantie Eerste substantie: het individuele wezen of ding. deze mens, Socrates Tweede substantie: de algemene klasse waartoe de eerste substantie behoort, de essentie, de watheid, de vorm. mens, levend wezen Taalkundige achtergrond is dat je hetzelfde kan zeggen over individu als klasse. Eerste substantie bestaat uit: materie: onbepaaldheid, potentie, individualiteit (deze mens) vorm: bepaling, actualiteit, soortelijke bepaaldheid (deze mens) Vorm Plato heeft het over een transcendente vorm (overstijgend, heeft betrekking op de bovenzinnelijke wereld, 'boven de dingen uitstijgend'), Aristoteles over een immanente vorm (hoort bij datgeen waar je het over hebt en reikt niet verder dan, intrinsiek, beperkt tot wereld van de ervaringen, 'in de dingen verblijvend'). Individuen kunnen een vorm delen, daarom weten we waar we het over hebben. Aristoteles gelooft ook in een soort essentie, maar de zit in ons, en wat 'doorgegeven' wordt van vader op zoon, al gelooft hij niet in een soort oermens. Probleem: wat onderscheidt de vorm van de mens? Aristoteles vorm komt overeen met Plato's idee, geven beiden aan dingen hun soortelijke bepaaldheid. Verschil is dus transcendent tegenover immanent, en dat Plato's ideeën zich over allerlei categorieën uitstrekken maar Aristoteles alleen vormen van natuurlijke primaire substanties erkent. Verandering Verandering is iets van de natuur, moet bestudeerd worden. Er is accidentele en substantiele verandering. Verandering is er alleen maar omdat iets anders hetzelfde blijft (afwezigheid van vorm). Accidentele verandering: een witte buste van Socrates rood maken Substantiele verandering: uit een blok marmer de buste maken. Er zit een potentie in dat blok, die wordt geactualiseerd, de actualiteit is de Socratesbuste. Zonder potentie is er geen afwezigheid van vorm. Oorzaken Materiele oorzaak: (omgevormd) marmer Vormoorzaak: hoofd van Socrates Bewerkstelligende oorzaak: beeldhouwer Doeloorzaak: verbeelden van Socrates Oorzaak kan je zien als een verklarende factor. Teleologie Aanname dat er in de natuur doeloorzaken aan het werk zijn. Intentionele teleologie zien we bij Plato en de Stoicijnen, bij Aristoteles zien we immanente teleologie. Voorbeeld: De doeloorzaak van het uitgroeien van een eikel tot een eik is het in de eikel ingebouwde, natuurlijke streven om een volwassen eik te worden. Drie soorten doelen: iets wat omwille van zichzelf wordt nagestreefd iets wat omwille van iets anders wordt nagestreefd iets wat soms omwille van zichzelf, soms omwille van iets anders wordt nagestreefd Geluk behoort tot iets wat altijd omwille van zichzelf wordt nagestreefd. Kosmologie De vijf elementen Kenmerk van een element is dat ze onveranderlijk zijn (net als bij Empedocles), maar door bepaalde processen kunnen ze wel in elkaar veranderen. Daardoor is er een cyclus, en is onze wereld oneindig Element + natuurlijke beweging: Aether (hemelse element), cirkelbeweging Vuur en lucht, omhoog van het midden vandaan Water en aarde, omlaag naar het midden toe Hemelsferen Elke hemelsfeer is een onbewogen beweger, d.w.z. dat deze geen bewerkstelligende oorzaak buiten zichzelf heeft. Buiten de buitenste hemelsfeer bevindt zich de eerste onbewogen beweger, die fungeert als doeloorzaak voor alle overige bewegingen. Beweging komt niet door God, die is een soort volmaakt in zichzelf gekeeerd. God Aangezien actualiteit volmaakter is dan potentie, moet het Goddelijk intellect een zuiver actueel intellect zijn, d.w.z. een daadwerkelijk denkend intellect. Aangezien er geen denkobject volmaakter is dan het Goddelijk intellect zelf, moet het Goddelijk intellect (aan) zichzelf denken. Het Goddelijk intellect is voorwerp van verlangen en navolging, en dus doeloorzaak, voor al het overige. De ziel De ziel is de vorm, de eerste actualiteit, van een natuurlijk lichaam dat in potentie leven bezit. Tussen lijk en levend mens maakt de ziel het verschil uit. Een eerste actualiteit (bijv. leven) is een actualiteit die een tweede potentie (bijv. waarnemingsvermogen) met zich meebrengt. De actualisatie hiervan leidt tot een tweede actualiteit (bijv. daadwerkelijk waarnemen). Soorten zielen 1. Vegetatieve ziel - groei, voeding, voortplanting - planten 2. Sensitieve ziel - waarneming, beweging - dieren 3. Cognitieve ziel - denkvermogen - mensen Hij stelt dat de relatie tussen meester en slaaf natuurlijk is, waarbij de slaaf een verlengstuk is van de meester, zoals het lichaam een verlengstuk is van de ziel. Hier is geen sprake van een conflict of overheersing, maar eerder van complementariteit: de ziel en het lichaam werken samen, waarbij het lichaam de uitvoerende kracht is die wordt geleid door de rede van de ziel. Dit weerspiegelt Aristoteles’ teleologische visie, waarbij hij de harmonie benadrukt tussen verschillende delen van een geheel. Ethiek Deugd, arete, aangeleerde karakterhouding die ons in staat stelt om het midden te vinden bij redelijke keuzes. Politiek De mens is een sociaal/politiek dier. Het goede leven kan daarom alleen binnen een (politieke) gemeenschap worden bereikt. Tot op zekere hoogte is het geluk van een individu ook afhankelijk van het geluk van de medemens, vooral die in de naaste kringen: familie, vrienden, medeburgers. nomos-fusis debat in slavernij: is slavernij natuurlijk (voor sommige mensen beter of rechtmatig) of tegennatuurlijk? Dominantie en ondergeschiktheid zijn volledig natuurlijke gegevens. Bij alles wat uit delen bestaat (gescheiden of gebonden), is het zichtbaar wat het dominante en ondergeschikte deel is, in bezielde wezens is dit zelfs op basis van een bepaalde natuurlijke wetmatigheid, maar bij dingen die geen deel hebben aan het leven is er ook een bepaalde dominantie te herkennen. Kritische vraag: hoe weet je of iets natuurlijk is? Als je het in een natuurlijke toestand gaat onderzoeken, is het dan nog in natuurlijke toestand? En wat is die natuurlijke toestand, wie bepaalt dat? Rechtvaardigheid bestaat in welgezindheid Rechtvaardigheid bestaat in de sterkere die zijn macht gebruikt Derde opvatting ontkent dat het kwalitatief hogere leiding moet geven en heersen Geluk Geluk is niet een goed tussen velen, want dan kan je de surplus verkiezen. Het geluk is gelegen in de eigen taak. Het volbrengen van die taak, goed uitoefenen van de eigen functie, leidt tot geluk. De taak van de mens als mens bestaat uit een activiteit van de ziel die zich volgens, of in ieder geval niet los van, de rede voltrekt. De taak is het voortreffelijk volgen van die ratio, handelen volgens de rede. Niet alleen de theorie perfect kennen, maar er ook naar handelen. Het menselijk geluk is gelegen in een soort volledig en voortreffelijk handelen, de deugd (aretê). Een enkele dag of een korte tijd van geluk stemt niet overeen met het meest volkomen geluk, dat kan eigenlijk pas na afloop (misschien wel aan het eind van het leven) beschouwd worden. Drie soorten goederen: Uitwendige goederen, goederen of kwaliteiten van de ziel, goederen of kwaliteiten van het lichaam. Geluk behoort tot goederen of kwaliteiten van de ziel, omdat geluk zoiets is als een goed leven of succes, en dat bereikt wordt door handelen in overeenstemming met de ziel. De andere twee werken wel mee aan geluk, maar meer als noodzakelijke voorwaarde. Geboren te Athene 428/7 Dood van Socrates 399 Stichting Academie 387 Toetreding Aristoteles tot Academie 367 Plato sterft, opgevolgd door Speusippus 348/7 Ideeënleer Een idee is het unieke, zuivere, zelfstandig bestaande, onvergankelijke prototype van een soort of een klasse of een algemeen begrip. Een idee is bij uitstek datgene wat andere dingen alleen maar zijn door participatie aan die idee (zelf‐predicatie, elk idee zegt iets over zichzelf). De Ideeën behoren tot de onzichtbare, onveranderlijke dingen. Plato stelt deze Ideeën tegenover de fysieke objecten in de zintuiglijke wereld, die veranderlijk en vergankelijk zijn. Het lichaam behoort tot de zichtbare en veranderlijke dingen, omdat het fysiek en sterfelijk is. Toepassingen Metafysica / ontologie Alleen de Ideeën bestaan werkelijk, de dingen om ons heen zijn hiervan slechts onvolmaakte afbeeldingen. Onvolmaakte kopieën van essentie (die werkelijk bestaat). Epistemologie Alleen van de Ideeën hebben we werkelijke kennis, over de dingen om ons heen hebben we slechts meningen (voortdurende staat van verandering -> Heraclites) Ethiek De deugden zijn niet relatief maar gefundeerd op eeuwige en onveranderlijke Ideeën. Er is een soort absolute rechtvaardigheid waaraan we kunnen toetsen of acties in deze wereld goed, slecht, etc. zijn. Drie vergelijkingen Zonvergelijking Net zoals de zon voor zichtbaarheid van het bestaan zorgt, zorgt het goede voor kenbaarheid van het bestaan. Grot Schaduwen zijn concrete objecten, gevangenen zijn wij, objecten zijn Ideeën, vuur is demiurg (?), de zon is het Goede. De drie bedden Een geschilderd bed is een imitatie door een schilder van het concrete object bed, dat weer een imitatie is door een handwerkman van De Idee bed, geschapen door God. Zelfkritiek Op een gegeven moment ook kritiek gegeven op zijn eigen Ideeënleer, Parmenides (128d– 132e). Ideeën van haar, slijk en vuil. Als Ideeën zulke intens verheven concepten zijn, klopt het dan wel dat er ook Ideeën van vuil etc zijn? Is er een perfecte eeuwige vorm van Vuilnis? Participatie‐probleem Iets participeert aan een Idee om zo aan eigenschappen te komen. Zelfpredikatie is hier het grote probleem. a. Participatie aan de hele Idee. Als een object participeert in de hele Idee, hoe kan die Idee dan tegelijk in meerdere objecten aanwezig zijn? Bijvoorbeeld, als een mooie bloem participeert in de volledige Idee van schoonheid, zou die Idee dan niet opgesplitst worden en daardoor haar eenheid verliezen? b. Participatie aan een deel van de Idee. Als een object slechts aan een deel van de Idee participeert, hoe kan die Idee dan nog als een ondeelbaar geheel worden opgevat? Dit lijkt de volmaaktheid en universaliteit van de Idee te ondermijnen. ‘Derde‐mens’‐probleem Gemeenschappelijke eigenschappen nodig om relaties tussen objecten te kunnen verklaren. Als we aannemen dat meerdere objecten (bijvoorbeeld mooie dingen) gemeenschappelijke eigenschappen hebben doordat ze participeren in de Idee van schoonheid, dan lijkt er nog een andere Idee nodig te zijn om de relatie tussen die objecten en de Idee van schoonheid te verklaren. Maar als we die nieuwe Idee introduceren, ontstaat hetzelfde probleem opnieuw: we hebben nóg een Idee nodig om de relatie tussen deze nieuwe Idee en de eerdere te verklaren. Dit leidt tot een oneindige regressie, omdat voor elke Idee een nieuwe Idee nodig is om de participatie te verklaren. Ideaal mens staat naast de andere mens want is zelfpredikaat, maar hoe verklaar je dan de relatie met de Idee? Onkenbaarheid van de Ideeën Als de Ideeën in een transcendente wereld bestaan en volledig losstaan van de zintuiglijke wereld, hoe kunnen we ze dan ooit begrijpen of kennen? Onze kennis lijkt immers afhankelijk van waarnemingen in de zintuiglijke wereld. Is het dan überhaupt nog wel nuttig om te proberen ze te kennen? De ziel Onsterfelijkheid De ziel is het levensbeginsel, dus nauwe relatie met (identiek aan?) Idee leven. Dus, immuun tegen tegendeel, dus ziel is onsterfelijk. Argumenten: 1. Cyclus van tegengestelden (Phaedo) 2. Herinnering van Ideeën (Phaedo / Meno) 3. Verwantschap met Ideeën (Phaedo) 4. Ziel als Idee van ‘Leven’ (Phaedo) 5. Ziel als zelf‐beweger (Phaedrus) 6. Geen vernietiging door eigen kwaal (Staat) Voortbestaan: Een onzuivere ziel is een ziel die tijdens het leven gehecht is aan het lichaam en fysieke verlangens. Na de dood blijft een onzuivere ziel gebonden aan de fysieke wereld en kan zij wedergeboren worden in een nieuw lichaam. Een zuivere ziel is een ziel die tijdens het leven afstand heeft genomen van lichamelijke verlangens en zich heeft gericht op de wereld van de Ideeën. Na de dood gaat een zuivere ziel naar een goddelijke en eeuwige sfeer, waar zij vrij is van fysieke beperkingen. Driedeling 1. Redelijk - in het hoofd 2. Strevend - in de borst 3. Begerend - in de buik Ziel Deugd Staat redelijk verstand bestuurders strevend moed helpers begerend ingetogenheid handwerkers Ziel Deugd Staat rechtvaardigheid De ziel is verwant aan de onzichtbare en onveranderlijke dingen, maar zolang de ziel verbonden is met het lichaam, is zij deels beïnvloed door de veranderlijkheid van het fysieke bestaan. Pas na de dood kan de ziel volledig zuiver en onveranderlijk zijn. Plato vergelijkt de ziel met een meester en het lichaam met een slaaf. De ziel moet het lichaam beheersen, net zoals een meester zijn slaaf bestuurt. De staat Wachters en gewone volk moeten literaire en muzikale vorming en fysieke training krijgen. Geen eigen bezit, geen gezin, gezamenlijke maaltijden, mannen en vrouwen gelijk, voortplanting na selectie. Bestuurders opgeleid in dialectiek en wiskunde. Degeneratie 1. Aristocratie: regering van de besten 2. Timocratie: regering waarin alles draait om roem 3. Oligarchie: regering van weinige (rijke) burgers 4. Democratie: regering van het volk 5. Tirannie: regering van één man (voor zichzelf) Zelfs als het lukt om een Ideale Staat te stichten, zal deze na verloop van tijd onverbiddelijk weer degeneren. De Ideale Staat is letterlijk een aristocratie, d.w.z. een heerschappij van de besten. Ondanks alle vormen van selectie zullen er vroeg of laat mensen tot de heersende klasse doordringen die zich meer door het strevende dan door het redelijke deel van hun ziel zullen laten leiden. Wanneer zulke mensen de overhand krijgen, gaat de aristocratie over in een timocratie: een heerschappij van mensen voor wie alles draait om (militaire) roem. Een voorbeeld van zo'n staat is Sparta. Wanneer bij de meerderheid van de leiders het begerende deel van de ziel de overhand krijgt, gaat de heerschappij over in een oligarchie: een regering door een rijke minderheid. Het besef dat de leiders zich moreel niet meer onderscheiden van het gewone volk, leidt vervolgens tot invoering van de democratie. Machtsbeluste figuren binden ontevreden groepen aan zich met valse beloften en grijpen de macht: de democratie maakt plaats voor een tirannie: de heerschappij van een man die slechts op eigen voordeel uit is. Niet alleen is de Ideale Staat moeilijk te verwezenlijken, maar wanneer hij er is, zal hij binnen enkele generaties weer afglijden naar slechtere staatsvormen. Wat moeten we dan met die Ideale Staat? De Ideale Staat is een Ideaalbeeld waarnaar we moeten streven, omdat zelfs het streven ernaar tot verbetering kan leiden, ook als het einddoel nooit bereikt wordt. Oorzaken 1. Werkelijke oorzaak 2. Noodzakelijke voorwaarde (‘datgene zonder hetwelk de oorzaak geen oorzaak kan zijn’) In de Phaedo (die overigens vooral gaat over de ziel en haar onsterfelijkheid) vinden we ook een passage waar Socrates reflecteert op oorzaken in de natuur. Na het lezen van Anaxagoras is hij teleurgesteld over de beperkte rol van de Geest (Nous) in diens werk. Volgens Socrates zou de Geest alles zo goed mogelijk moeten afstemmen op een doel. Dit, het Goede en het Doel, is volgens Socrates de werkelijke oorzaak, terwijl de materiële oorzaken (waartoe Anaxagoras bijna alles herleidt), alleen noodzakelijke voorwaarde zijn of zoals Socrates zegt: 'datgene zonder hetwelk de oorzaak geen oorzaak kan zijn'). Deze twee oorzaken keren later terug in een andere dialoog van Plato, de Timaeus. De werkelijke oorzaak wordt daar gevormd door de Ideeën, naar het voorbeeld waarvan de Demiurg de materiële wereld vormgeeft. Daarnaast speelt de materie een ondergeschikte rol als Noodzaak, oftewel een noodzakelijk substraat waar de Demiurg mee moet werken en die zijn eigen eigenschappen met zich meebrengt. Levensloop Geboren te Athene in 469 v CHr. Zoon van beeldhouwer en vroedvrouw Getrouwd met Xanthippe, drie zonen Peloponnesische oorlog 431‐404 Tirannie van de Dertig 404‐403 Gifbeker in 399 Er is maar 1 bron uit Socrates' eigen tijd, de komedie van Aristophanes De Wolken, met als hoofdpersonage Socrates. De rest komt van Plato, Xenophon en Aristoteles. De Socrates van Xenophon is een meer moralistische leraar, de Socrates van Plato daagt meer uit om zelf na te denken. Door Aristoteles weten we dat sommige dingen niet echt ideeën van Aristoteles waren, maar van Plato zelf, zoals de Ideeënleer. Filosofie In tegenstelling tot natuurfilosofen is hij meer geïnteresseerd in ethiek ipv fysica. Intellectualisme: deugd (aretê) is inzicht, als je de deugd echt kent bezit je 'm ook. Geen akrasia, lack of self control, dan ken je simpelweg de deugd nog niet. Moreel vergrijp is een gebrek in inzicht in het goede. Zoektocht naar algemene definities, komt vooral terug in de vroege dialogen van Plato. De ondervraagden schijnen daar toch vrij weinig te weten, dus de meeste algemene definities sneuvelen. Vaststellen van definities: wat is... Niet volgens jou, maar echt wat is. Maakt geen onderscheid tussen praktische en theoretische wijsheid. Methodes Aporetische methode Ironie (geveinsde onwetendheid) en elenchos (toetsing) Doen alsof hij meegaat in de definitie van zijn gesprekspartner, lijkt daarna toch niet zo te zijn. Strenge ondervraging op zoek naar de waarheid. Toetsing van standpunten, wat bedoel je met x of y. Ontmaskeren van drogredenen. Socrates vaak methodisch gezien een stap verder dan zijn gesprekspartners, pas wanneer zij hun onwetendheid inzien, bereiken ze de openheid van geest die nodig is om verder te kunnen. Best een aantal dialogen van Plato komen niet voorbij dit stadium: uitkomst is vaak aporie, impasse. De aporetische methode lijkt het meest overeen te komen met de werkwijze van de historische Socrates. Dit baseert men op getuigenissen van zijn tijdgenoten, zoals Xenophon en Aristophanes, en op Plato's vroege dialogen. De historische Socrates stelde zich vooral op als iemand die beweerde niets te weten ("ik weet dat ik niets weet") en als iemand die door kritische vragen anderen wilde helpen hun onwetendheid in te zien. Zijn werkwijze was sterk gericht op het ondermijnen van schijnzekerheden en het blootleggen van inconsistenties in denken, wat kenmerkend is voor de aporetische methode. Maieutische methode Er is een weg naar kennis: Socrates is een soort vroedvrouw, die kennis bij potentielen kan zien. Aporetische methode kan onderdeel van de maieutische methode zijn, maar verschil is dat er bij de maieutische methode daadwerkelijk kennis mogelijk is en in de impasse eigenlijk niet. Stuk constructiever, in ieder geval meer op zoek naar betere definitie van wat er dan niet geweten wordt. De maieutische methode, zoals uitgewerkt in Plato's latere werken, weerspiegelt waarschijnlijk meer Plato's eigen filosofische ontwikkeling en zijn interesse in systematisering en positieve kennis. Xenophanes Dichter‐filosoof, had kritiek op traditionele religie. God lijkt niet op mensen, kunnen wij ook niet echt begrijpen. Was best sceptisch: je kan niet echt iets zeker weten, want hoe kan je dat zeker weten? Oerstof aarde/water -> hemellichamen zijn vuur-geworden wolken. Info uit vragen Bekritiseerde de goden zoals voorgesteld, omdat zij precies doen wat als zondig wordt gezien wanneer de mens het doet. Zijn God onttrekt zich aan al deze kenmerken, is van een heel andere aard. Hij schaft de oude goden niet af, hij is henotheïst: een God is duidelijk verheven boven anderen. Drukt deze God vooral uit in wat hij niet is. Kennis behoort tot de Goden. Het kleine beetje kennis dat we hebben komt van de Goden af. Mensen kunnen naar kennis blijven zoeken, maar het maakt niet echt uit. Over God en waarheid zal niemand ooit iets weten, ook als ze het wel ontdekken weten ze het niet want de mening zal overheersen. Contrast tussen kennis en mening. Mening is onzeker en veranderlijk. Heraclitus Eerste die we het woord philosophos zien gebruiken. Element is vuur, maar centraal was eigenlijk meer een soort systeem. Eenheid der tegendelen: strijd/oorlog. In afwisseling vorm je eenheid, samenwerkend spanning creeeren en daarmee ook de werkelijkheid. Koppeling tussen hoe dingen zijn en hoe ze zouden moeten zijn: ethisch naturalisme Allesbepalende beginsel geeft eenheid en structuur aan de universele flux, verandering en veelheid. Verklaringen kosmologie ook verklaring menselijk leven -> ziel (psyche) kan plek van vuur in de kosmische cyslus innemen. Menselijke natuur geintregeerd in cyclische regels van de grote natuur, toch zullen wij haar nooit echt begrijpen. Wat we zien en horen is een goede basis voor kennis, maar hoe we die verwerken doet er ook toe. Kritiek op traditionele religie Asociale kluizenaar Info uit vragen Er is een waarheid en die kan bestaan zonder geformuleerd te worden. Erg overtuigd van zijn eigen gelijk. Filosofie is niet alleen veelweterij, maar er zit een soort diepgaand begrip onder, dat heeft hij. Niet alleen waarneming volstaat, zielen hebben die te taal verstaan om tot die diepere inzichten te komen. Tegenpolen hebben elkaar nodig -> twee kanten van dezelfde munt. Het ene betekent niks als de ander niet bestaat, dat is de eenheid der tegendelen. Een boog en boogpees. Maatschappelijke ongelijkheid is een soort feit en eigenlijk wel ok, want daardoor ontstaat strijd en strijd is de motor van alles. "recht van de sterkste", maar dat recht zal elke dag bevochten moeten worden, het is geen geboorterecht. Hij was geen democraat. Eleaten Parmenides van Elea Leerdicht over de natuur. 1. de weg van de waarheid, het zijnde is/het zijnde is niet. Elke uitspraak waarin zijn en niet samen zijn wordt geschrapt, kan je hier niet over hebben. Radicaal rationalisme. Wat niet is kan überhaupt niet gedacht worden. Zijnde (eon) behoort niet tot onze dagelijkse ervaringen, beweging en verandering buiten de sfeer van denken en zijn. 2. de weg van de mening, de oerstof is licht en nacht, de aarde is bolvormig. In tegenstelling tot zijnde zijn elementen beweegbaar, gaan tegen ontologie in. Eros, liefde, om elementdeeltjes te verbinden. Elementen is incorrecte manier waarop mensen het zijnde zien en benoemen, wanneer ze niet in staat zijn zijn van niet zijn te onderscheiden. Meer over de manier waarop wij denken en spreken, dan over fysische wereld. Mensen spreken alleen op basis van ervaring, wereld wordt zo niet snel echt cognitief toegankelijk. Zeno van Elea Vooral bezig met Parmenides beschermen door tegenovergestelde aan te nemen en te laten zien dat je altijd vastloopt. Gebruikte vaak dat een bepaalde redeneerstap tot in het oneindige moet worden herhaald. Mede door hem is er later meer aandacht besteed aan definities van kernbegrippen en theoretische onderbouwing. Best bewaard zijn bewegingsparadoxen: dichotomie, hardloper die telkens helft van de afstand loopt, komt nooit aan. Pijl die ergens is of niet is, staat continu stil. (Aristoteles zei over hardloper dat potentieel altijd deelbaar is, actueel niet). Rekenen uit het ongerijmde: waar is p, of niet p, p is niet waar, dus niet p is waar. Kloof tussen fenomenale wereld en de wereld van het denken. Pluralisten Worden zo genoemd omdat ze het hebben over kwalitatief verschillende zijnden. Daarnaast zagen ze de noodzaak om externe bewegingsoorzaken in te voeren. Empedocles Ook weer twee leerdichten, een over de natuur, een reiniging. Raadde eten van wezens ook af, geloofde ook in zielsverhuizing. Wat niet is kan niet zijn, ook niet ontstaan en vergaan, op zintuigen mogen we vertrouwen. Ontstaan en vergaan mag je gebruiken, als je daarmee vermenging en ontmenging bedoelt. Vier elementen: aarde, water, lucht, vuur. Die zijn onveranderlijk, niet-ontstaan en onvergankelijk, wel deelbaar en beweeglijk. Er is ook een samenbrengende liefde en een scheidende haat, een van die domineert telkens. Kosmogonie en zoögonie, vinden die per cyclus een of twee keer plaats? In het geval van cyclus van Liefde ontstaan eerst delen van levende wezens, die smelten zich vervolgens samen. Hij vond dat iedereen behalve hijzelf niet in staat is om de werkelijkheid te begrijpen. Menselijke kennis is adequaat, maar niet volledig. Anaxagoras Verschijnselen boven ons hoofd, daardoor aangeklaagd voor godslastering. Door waar te nemen kan je het verborgene ontdekken omdat het in het verlengde van het verschijnende ligt. Wereld is geen denkfout, is de verbinding tussen de wereld van het zijnde en de wereld van de ervaring, veranderlijke werkelijkheid past wel in het zijnde. Hij vindt ook dat iets niet uit niets kan komen, wat niet is kan niet zijn. Ontstaan vervangen met tezamen gemengd worden, vergaan met van elkaar gescheiden worden. Kwalitatieve verandering kan niet, deeltjes mengen en scheiden zich. Tegengestelde deeltjes sluiten elkaar niet uit. Er is geen absoluut groot of klein, altijd iets groter of kleiner. Wat we waarnemen is het ingredient (moira) dat in het deeltjesmengsel domineert. Elementaire deeltjes zijn waarneembaar, niet meer fundamenteel en tot terug te reduceren. Iedere stof kan uit iedere andere voortkomen. De wereld was ooit in een oertoestand, maar zo kleinschalig met elkaar vermengd dat niets kon domineren. Kosmogonie, geen nieuwe elementen, maar andere menging. Oorzaak van die menging is nous (= geest, verstand). Intellect is alwetend en kent iedere graad van menging en ontmenging, maar niet iets onstoffelijks. Wel zuiverste, want met niets anders vermengd. Intellect veroorzaakt draaiing, daardoor gaan bepaalde elementen domineren. Intellect zet kosmisch proces in gang, maar doet vervolgens niets meer. Intellect is van een andere orde dan de elementen, maar kent het wel, juist omdat datgene wat niet gelijk is gemerkt kan worden. Zaden (‘Alles in alles’) Atomisten Leucippus en Democritus Niet goed uit elkaar te houden. Elementaire factoren zijn atomen, niet deelbaar en verschillen niet van elkaar qua zintuiglijk waarneembare eigenschappen, alleen in vorm en grootte. Altijd in beweging en bewegen in het tegenovergestelde, de leegte (kenon). Niets is er even goed als iets, alles bestaat uit combinatie van atomen en lege ruimte, het zijn de combinaties die vergaan en ontstaan. Vorm, positie en volgorde van die atomen bepaalt karakter van wat wij zien. Er is geen kosmische kracht of bewegingsoorzaak nodig, geen doeleinden. Atomen bewegen zelf en in dat wervelen ontstaan dingen zoals de wereld. Wij nemen de atomen niet waar, wij nemen de beeldjes (eidôla) waar. Alles hangt af van interactie tussen zintuigen en waarnemingsobjecten, wat verklaart dat iemand soms iets als net iets anders ziet. Zintuigelijke waarneembare eigenschappen zijn conventioneel of traditioneel (nomoî), atomen en lege ruimte zijn er in werkelijkheid of echt (eteî). Zegt niet dat we niet kunnen weten, maar wel dat we eigenlijk niets weten: waarneming is van secundaire aard tegenover atomaire, diep gelegen realiteit. Kennis via het verstand is authentiek. Voor een gematigde en terughoudende levenswijze, waardoor zielsatomen gelijkmatig en constant bewegen. Parmenides Empedocles Anaxagoras Atomisten Veelheid nee ja ja ja Beweging nee ja ja ja Ontstaan/vergaan nee nee nee nee Verandering nee nee nee nee Leegte nee nee nee ja