Genie: Biologie Thema 1: De Cel - PDF

Summary

Dit is een samenvatting van de PowerPoint presentatie over Genie: Biologie, Thema 1: De cel - hoofdstuk 2: de chemische samenstelling van nucleïnezuren (DNA en RNA), inclusief hoofdstukken over de structuur en functie van de nucleïnezuren. De presentatie is voornamelijk gericht op de uitleg rondom RNA.

Full Transcript

Genie: Biologie THEMA 1: DE CEL De chemische samenstelling van het leven HOOFDSTUK 2 PAGINA 25 2 HOOFDSTUK 2: De chemische samenstelling van het leven. 1 De chemische samenstelling van cellen ERZICHT 2 Anorganische moleculen in cellen 2.1 Wate...

Genie: Biologie THEMA 1: DE CEL De chemische samenstelling van het leven HOOFDSTUK 2 PAGINA 25 2 HOOFDSTUK 2: De chemische samenstelling van het leven. 1 De chemische samenstelling van cellen ERZICHT 2 Anorganische moleculen in cellen 2.1 Water A. De chemische eigenschappen van water B. De functies van water 2.2 Zuurstofgas 2.3 Koolstofdioxide 3. Organische moleculen in cellen. 3.1 Sachariden C. Monosachariden en disachariden D. Polysachariden 3.2 Lipiden E. Triglyceriden F. Fosfolipiden G. Steroïden 3.3 Eiwitten H. Aminozuren en peptiden I. De 3D- structuur van eiwitten J. De denaturatie van eiwitten K. De functies van eiwitten L. Enzymen 3.4 Nucleïnezuren M. Nucleotiden N. DNA O. RNA 3 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren Rosalind Franklin Watson en Crick 4 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren A. Nucleotide Nucleïnezuren = polynucleotide = een polymeer van nucleotiden DNA = Deoxyribonucleic acid = Desoxyribonucleïnezuur RNA = Ribonucleic acid = Ribonucleïnezuur Nucleotide bestaat uit 3 onderdelen: Monosacharide Stikstofbase fosfaatgroep 5 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren A. Nucleotide Twee soorten monosacharide: -desoxyribose  DNA - ribose  RNA 6 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren A. Nucleotide Vijf soorten stikstofbase: Gebonden aan 1’ C-atoom van sacharide In DNA :  adenine  guanine Purine  cytosine s  thymine Pyrimidin es In RNA:  uracil (ipv thymine) 7 3.4 Nucleïnezuren A. Nucleotide  4 verschillende basen :  Adenine A Purine basen (5+6-hoek)  Guanine G  Cytosine C Pyrimidine basen (6-hoek)  Thymine T 3.4 Nucleïnezuren A. Nucleotide Complementaire basen T Pyrimidine basen C A Purine basen G 3. Organische moleculen in cellen 3.4 Nucleïnezuren B. DNA Lange ketens aan elkaar gebonden nucleotides (fosfodi- esterbindingen) tussen fosfaat op 5’ C-atoom op een nucleotide en de OH-groep op 3de C-atoom van het andere nucleotide = ruggengraat o Polariteit: 5’  3’ 10 3. Organische moleculen in cellen 3.4 Nucleïnezuren B. DNA oNucleotiden covalent gebonden tussen fosfaat en de monosacharide volgende nucleotide  ruggengraat oDNA-dubbelehelixstructuur oWaterstofbruggen tussen stikstofbasen verbinden en stabiliseren beide ketens oDe ketens liggen antiparallel oDe ketens zijn complementair A=T Complementaire basen G≡C oVolgorde nucleotiden bepalen de genetische informatie oGenetische informatie tijdens eiwitsynthese vertaald naar eiwit 11 3.4 Nucleïnezuren B. DNA 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren B. DNA o Waterstofbruggen tussen stikstofbasen verbinden en stabiliseren beide ketens o De ketens liggen antiparallel De ene 5’  3’ De andere 3’  5’ o De ketens zijn complementair A= T Complementaire basen G≡C 13 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren B. DNA Dus: complementaire basen o Streng 1: AGGTAAGTT o Streng 2: TCCATTCAA o Dit noemen we de erfelijke code. 14 3.4 Nucleïnezuren B. DNA 15 3.4 Nucleïnezuren B. DNA 16 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren B. DNA Functie - Genetisch materiaal organismen - Bevat instructies om aminozuren in bepaalde volgorde aan elkaar te zetten - DNA bij celdeling verdubbeld en verdeeld over dochtercellen 17 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren B. DNA oef Veronderstel dat er in een bepaalde DNA-molecule 17% van de basen bestaat uit cytosine. Hoeveel % van de andere basen komt dan voor? Verklaar. 18 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren B. DNA oef Gegeven is een stukje DNA van de bacteriofaag M13 TAC GAA TTC CCG GGG 5’ ATC3’ Geef de complementaire DNA- sequentie Hoeveel fosfaatgroepen komen in de opgegeven streng voor? Hoeveel vrije OH-groepen komen in de streng complementair aan de opgegeven streng voor? Hoeveel purinebasen komen in de streng complementair aan de opgegeven streng voor? Hoeveel H-bruggen komen voor in de DNA dubbele helix gevormd door beide strengen? 19 3. Organische moleculen in cellen 3.4 Nucleïnezuren C. RNA Nucleotiden covalent gebonden tussen fosfaat ene en monosacharide volgende nucleotide  ruggengraat o Eén enkele nucleotidenstreng o Monosacharide = ribose o Geen thymine maar uracil als pyrimidine base oWaterstofbruggen tussen stikstofbasen binnen de streng bepalen 3D-structuur oVerschillende types die rol spelen in eiwitsynthese 20 3. Organische moleculen in cellen 3.4 Nucleïnezuren C. RNA oGeen thymine maar uracil als pyrimidine base o Thymine bindt met adenosine o Kan ruimtelijk opgevouwen zijn door basenparing 21 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren C. DNA + RNA Functie - rRNA (ribosomaal RNA) - mRNA (messenger RNA) - tRNA (transfer RNA) 22 3. Organische moleculen in cellen 3.4 Nucleïnezuren C. DNA + RNA 23 3. Organische moleculen in cellen p. 56 3.4 Nucleïnezuren C. RNA oef AAG CGG CAC CGG AAG GTC CTG 5’ Gegeven is een stukje DNA uit tarwe CGC GAC 3’ Geef de complementaire DNA-sequentie (polariteit !) Geef de complementaire RNA-sequentie (polariteit !) Hoeveel pyrimidinebasen komen in de DNA streng, complementair aan de opgegeven streng, voor? Hoeveel H-bruggen komen voor in de DNA dubbele helix gevormd door gegeven en complementaire DNA-streng? 24

Use Quizgecko on...
Browser
Browser