Samenvatting Biologie PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt de basisprincipes van biologie, waaronder prikkels, receptoren, en het zenuwstelsel. De tekst beschrijft verschillende soorten prikkels, hun rol in het lichaam en hoe organismen hierop reageren.
Full Transcript
Een prikkel is een waarneembare verandering waarop een organisme kan reageren. Een receptor is een structuur die prikkels herkent en opvangt Het zenuwstelsel en het hormonaal stelsel zorgen voor de informatieoverdracht tussen receptor en effector; het zijn de geleiders of conductoren. Effectoren...
Een prikkel is een waarneembare verandering waarop een organisme kan reageren. Een receptor is een structuur die prikkels herkent en opvangt Het zenuwstelsel en het hormonaal stelsel zorgen voor de informatieoverdracht tussen receptor en effector; het zijn de geleiders of conductoren. Effectoren zijn spieren of klieren die de reactie uitvoeren Een regelsysteem is het geheel van geordende processen dat ervoor zorgt dat een organisme gepast reageert. kippenvel krijgen: De haartjes gaan rechtop staan. Het luchtlaagje tussen de haartjes zorgt voor isolatie. bibberen: De beweging van je spieren wekt warmte op. zweten: De verdampende watermoleculen in je zweet nemen warmte mee. bloedvaatjes vernauwen: Het verlies aan warmte wordt beperkt en je huid krijgt een witte kleur. bloedvaatjes verwijden: Er wordt meer warmte afgegeven via de huid en je huid krijgt een rode kleur. Homeostase is het stabiel houden van de inwendige parameters. Homeostase gebeurt met behulp van regelsystemen. De conductoren geleiden de informatie van de receptor tot bij de effector en zorgen ervoor dat het lichaam homeostase bereikt. In droge omstandigheden sluiten de huidmondjes zodat het aanwezige water niet kan verdampen. In vochtige omstandigheden openen de huidmondjes zodat het aanwezige water kan verdampen. Planten beschikken over regelsystemen om gepast te reageren. Bij veranderende gebeurtenissen en processen rondom het organisme streven ze naar het behoud van een evenwicht: homeostase. Een prikkel is een waarneembare verandering in een organisme, of in de omgeving van een organisme, die een reactie kan uitlokken. De prikkeldrempel is de minimumsterkte waarbij een prikkel waarneembaar is. Wanneer dezelfde prikkel langere tijd blijft duren, dan kan het gebeuren dat die prikkel niet meer opgemerkt wordt: dat is prikkelgewenning. De prikkelfilter is een filterstation in de hersenen dat bepaalt of en hoe sterk prikkels aan de hersenen worden doorgegeven. Uitwendige prikkels zijn prikkels die afkomstig zijn uit de omgeving van het organisme. Inwendige prikkels zijn prikkels die in het organisme ontstaan. Chemische prikkels hebben te maken met stoffen die prikkelend werken. Fysische prikkels zijn veranderingen als gevolg van kracht en energie. Dieren vangen uitwendige prikkels op via receptorcellen. Die cellen liggen verspreid of gegroepeerd in zintuigorganen. Mechanoreceptoren zijn gevoelig voor druk of beweging. Mechanoreceptoren komen voor in zintuigen zoals het oor en de huid. Chemoreceptoren reageren op een verandering in de aanwezigheid of concentratie van bepaalde stoffen. Thermoreceptoren reageren op een verandering in de temperatuur. Pijnreceptoren zijn receptoren die beschadigingen van het lichaam detecteren. Fotoreceptoren worden geprikkeld door bepaalde golflengtes van het stralingsspectrum (zichtbaar licht). Elektroreceptoren kunnen elektrische signalen detecteren. Magnetoreceptoren worden geprikkeld door magnetische velden. Voorwerpen krijgen de kleur van de golflengte die ze niet absorberen. Als je moet huilen, snottert je neus: Tranen worden geproduceerd door de traanklier, over het oog verspreid en afgevoerd via de traankanaaltjes naar het traanzakje, en via de traanbuis naar de neusholte. De wenkbrauwen zijn haartjes die vermijden dat water en zweet in het oog lopen. Oogleden verspreiden het traanvocht en ze beschermen de ogen tegen stof en fel licht. Wimpers zijn haartjes die ervoor zorgen dat er geen stofdeeltjes in je oog komen. Het traanvocht is een zoutig vocht dat wordt aangemaakt door traanklieren en het oog beschermt tegen uitdrogen en infecties. De talgklieren liggen rond het oog en scheiden stoffen af die de huid rond het oog beschermen. De oogkas is een uitholling in de schedel waarin het oog gelegen is. Het vetweefsel omringt de oogbol in de oogkas en beschermt het oog tegen schokken en stoten. Het bindvlies beschermt de buitenkant van het oog en produceert een slijmerige vloeistof die het oog vochtig houdt. Spieren helpen om de ogen te bewegen en de oogleden te openen en te sluiten. Zorgt voor de juiste druk in het oog: het glasachtig lichaam. Bevat veel bloedvaten en zorgt voor aan- en afvoer van stoffen: vaatvlies. Het netvlies is het deel dat de fotoreceptoren bevat. Het netvlies ligt aan de binnenkant van het vaatvlies. Het vaatvlies is een laag onder het hard oogvlies die sterk doorbloed is. Kringspieren trekken samen om de binnenkant van je oog te beschermen tegen te veel licht. Door samen te trekken zorgen ze ervoor dat de diameter van de pupil kleiner wordt. Straalspieren trekken samen om bij lagere lichtintensiteiten toch voldoende licht in je oog te laten vallen, zodat je voorwerpen goed kunt waarnemen. Door het samentrekken van de straalspieren wordt de diameter van de pupil groter. De accommodatiespier kan de kromming van de ooglens aanpassen. Als de accommodatiespier ontspannen is, zijn de lensbandjes aangespannen en is de lens plat. Als de accommodatiespier opgespannen is, hangen de lensbandjes slap en is de lens bol. Daardoor kun je zowel dichtbij als veraf staande voorwerpen scherp waarnemen. De buitenste laag is een pigmentlaag, die donkere korrels bevat. lichtgevoelige cellen of de fotoreceptoren die cellen vangen licht op en zetten het om naar een signaal. Er zijn staafjes en kegeltjes. bipolaire cellen. Dat zijn zenuwcellen die de lichtgevoelige cellen verbinden met de zenuwcellen meer naar het centrum van het oog, liggen zenuwcellen of ganglioncellen, In de gele vlek komen enkel kegeltjes voor In de blinde vlek liggen er geen staafjes en geen kegeltjes, omdat de oogzenuw daar naar buiten treedt. Staafjes zijn langwerpig van vorm. De staafjes liggen vooral aan de rand van het netvlies De kegeltjes hebben een spitse vorm. Verschillende kleuren kunnen we zien doordat één of meerdere soorten kegeltjes geprikkeld worden. Mensen die bijziend zijn, kunnen enkel beelden die dichtbij zijn scherp zien. Voor mensen die verziend zijn, is het net omgekeerd. Zij kunnen enkel veraf gelegen beelden scherp zien. kleurenslechtziendheid. Het treedt op als een of meer van de drie types kegeltjes niet of minder goed werken. Nachtblindheid is een stoornis van de staafjes. Ouderdomsverziendheid ontstaat door een vermindering van elasticiteit van de ooglens en een slappere accommodatiespier.