Full Transcript

Kwantitatieve methoden 1\. Casus 1 1.1 Veldtheorie van Bourdieu - De belangrijkste spanningsvelden volgens Bourdieu worden voorgesteld in een as. Als je dit weet dan kan je veel maatschappelijke fenomenen hiermee verduidelijken. - Er zijn veel verschillende spanningsvelden dus niet a...

Kwantitatieve methoden 1\. Casus 1 1.1 Veldtheorie van Bourdieu - De belangrijkste spanningsvelden volgens Bourdieu worden voorgesteld in een as. Als je dit weet dan kan je veel maatschappelijke fenomenen hiermee verduidelijken. - Er zijn veel verschillende spanningsvelden dus niet alleen deze as. Verschillende sferen; religie, ras, gender. Verschillende ruimtes; land, organisatie, familie. - Spanningsvelden kunnen ook vertoond worden in een as. Als mensen meer sociaal gericht zijn dan zullen ze meer vertrouwen zijn. Als mensen meer zelfgericht zijn dan is het meer angst. - Habitus: - Representatie en praktijken die onze dagelijkse handelingen sturen. - Habitussen kan je situeren binnen een veld - Bourdieu spreekt van structures structurantes en structures structurées, mentale structuren en die structuur geven aan onze handen, hoe we gaan handelen etc maar bepalen dan ook de maatschappelijke praktijken. 1.2 Connectionisme - Als iemand vraagt "leg uit aan wat je denkt als ik het woord banaan zeg" dan zullen zogezegd reguliere studenten zoals ons aan basic woorden denken dus (yellow, curve, food, fruit,...) maar bv Chinese studenten kunnen aan drie andere handelingen associeren met banaan (boat, seks, india). 1.3 Neuropsychologie - Netwerk van concepten binnen je brein. Als iemand zegt wat denk je als ik "een dier met klauwen, bek en vleugels" zeg -\> dan denk je aan een vogel. - Dus representatie is zogezegd netwerken, connecties maken met wat je weet met de gegeven informatie - **Wat zijn connectiepatronen?** - Mentale structuren bestaande uit informatie-eenheden en de verbinding ertussen - Sterke en zwakke verbindingen - Eenmalige inputs worden opgeslagen in het kortetermijngeheugen en vervallen - Herhaalde inputs versterken verbindingen en worden opgeslagen in het langetermijngeheugen - **Cognitieve p**atronen zijn a**angeleerd** - Cognitieve patronen zijn adaptief maar hebben een hoge mate van **intertie** - **Perceptual Cycle** - We hebben een input, die activeert bepaalde connecties in ons brein, die roept bepaalde presentatie van de realiteit en die gaan we dan terug projecteren op de ware realiteit. - Cognitieve patronen kunnen misleidend zijn - Mensen projecteren ook informatie door inferentie met bestaande mentale patronen - **Resonantie** - Informatie met een hoge resonantie wordt eerder herkend, geassimileerd en onthouden dan informatie met een lage resonantie 1.4 Representatie ![](media/image4.png) - Een bepaalde groep gaat een input op een manier associëren en een andere groep gaat input op een andere manier associëren. Ze hebben dus beide een heel verschillende visie op de realiteit. - Deze verschillende zienswijze is niet toevallig, je kan dit verklaren door het te zetten in een bepaald **sociaal veld** - Ook wetenschappers bekijken de wereld vanuit een bepaalde positie - Bouwen een bepaalde representatie van de wereld - Methodologie is een keuze voor een bepaalde representatie van de realiteit Lezing 1 1\. Hoofdstuk 1 1.1 Doel van sociaalwetenschappelijke context - **Sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden** richten zich op het produceren van kennis die ons helpt de sociale wereld te begrijpen. - **Kritisch sociaal wetenschappelijk onderzoek** is gericht op het onevenwichtigheden in macht en sociale positie en de omstandigheden die deze onevenwichtigheden veroorzaken. - **Fundamenteel onderzoek** wordt voornamelijk gemotiveerd door de nieuwsgierigheid en interesse van onderzoekers in het produceren en theoretiseren van kennis. - **Toegepast onderzoek** probeert praktische problemen uit de echte wereld op te lossen. 1.2 Methodologische benaderingen - **Kwantitatief onderzoek:** Richt zich op het meten van variabelen, het testen van hypothesen en het verklaren van relaties. Deze benadering benadrukt **numerieke gegevens**, categorisering van gegevens, het principe van objectiviteit, **deductief redeneren**, representativiteit en **generaliseerbaarheid** van bevindingen. Voorbeelden: inhoudsanalyse, experimenten in laboratoria, veldexperimenten en enquêtemethoden. - **Kwalitatief onderzoek:** Richt zich op **subjectieve ervaringen en betekenisgeving** om sociale fenomenen te begrijpen en te beschrijven. Het gebruikt over het algemeen een **inductieve benadering** van onderzoek waarbij de theorie wordt opgebouwd uit de gegevens (in plaats van dat de gegevens worden verzameld om een vooraf bepaalde theorie te testen) en het ontwerp flexibel kan zijn en niet van tevoren vastligt. Bijvoorbeeld: tekstuele analyse, etnografie, focusgroepdiscussies, diepte-interviews, casestudies en op kunst gebaseerde onderzoeksmethoden. - **Mixed Methods Research: combineert** kwantitatieve en kwalitatieve methoden in één project. - **Community-based onderzoek:** gebruikt de gemeenschap als de **plaats of setting** voor kenniscreatie in plaats van een universiteit, bedrijf of overheidsinstelling. Het kan kwantitatieve, kwalitatieve of gemengde methoden omvatten en impliceert meestal dat onderzoekers **partnerschappen en samenwerkingsverbanden** aangaan met de gemeenschap. 1.3 Onderzoeksparadigma's - **Positivistisch paradigma**: Afkomstig uit de natuurwetenschappen en houdt in dat er voorspellingen worden gedaan in de vorm van **hypothesen** en dat er vervolgens gegevens worden verzameld om die hypothesen te testen. [Dit is per definitie een deductief proces. ] - **Post-positivistisch**: Behoudt het gebruik van hypotheses en deductief redeneren dat kenmerkend is voor de wetenschappelijke methode, maar verlaat het idee van een enkele werkelijkheid die ontdekt moet worden en erkent dat de **subjectiviteit** en invloed van de onderzoeker onvermijdelijk zijn. - **Constructivistisch paradigma**: Beschouwt **meerdere werkelijkheden en betekenissen** geconstrueerd uit meerdere ervaringen en interpretaties, in plaats van een enkele waarheid \'out there\' voor een onderzoeker om te ontdekken. - **Kritisch paradigma**: Plaatst een kritiek op de **verdeling van macht** en privileges in de samenleving centraal in het onderzoek, en positioneert onderzoek als een middel om direct in te grijpen in onderdrukking, onrechtvaardigheid en ongelijkheid. 1.4 Sleutelkenmerken van kwantitatief onderzoek - **Het principe van objectiviteit**: Het minimaliseren van **de rol die de eigen gevoelens, prioriteiten, ervaringen en meningen van de onderzoeke**r spelen bij het vormgeven van onderzoeksresultaten en de processen die deze opleveren. Mensen in het algemeen of beleidsmakers in het bijzonder zullen eerder overtuigd worden door onderzoek dat breder wordt gezien dan het standpunt van één onderzoeker. - **Aggregatie van numerieke gegevens**: In plaats van een onderzoeksdeelnemer die een enquête invult te vragen om bijvoorbeeld woorden te gebruiken om een mening die hij of zij heeft uit te leggen, meet de kwantitatieve onderzoeker meningen (of iets anders) numeriek en **voegt die getallen vervolgens samen** om aggregaten te vormen. - **Deductief redeneren**: **Hypothesen worden meestal afgeleid uit de toepassing van de bevindingen van eerdere onderzoeken** en de principes van bestaande theorieën op de nieuwe reeks omstandigheden die een individueel onderzoek onderzoekt. Vervolgens worden de gegevens gebruikt om te zien of die hypothesen steun vinden, waarbij uit de gegevens wordt afgeleid of de voorspelling geldt in de nieuwe omstandigheden. (Zie slides voor zijn commentaar, wat niet in het boek staat) 1.8 Samenvatting van hoofdstuk 1 - Kwantitatief onderzoek gebruikt numerieke gegevens om hypotheses te testen, variabelen te meten en relaties te verklaren. Kwalitatief onderzoek legt de nadruk op meer subjectieve ervaringen, diepgaande beschrijvingen en het geven van betekenis aan de sociale wereld. - Kwantitatieve methoden voor sociale rechtvaardigheid gebruiken de \"kracht van getallen\" en de wetenschappelijke methode om zinvolle en meetbare sociale verandering teweeg te brengen. - Kwantitatieve onderzoeksmethoden hebben drie belangrijke kenmerken: het principe van objectiviteit, aggregatie van numerieke waarden en deductief redeneren. 2\. Hoofdstuk 2 2.1 De waarde van ethiek - **Morele waarden** beïnvloeden **welke onderwerpen worden bestudeerd, welke methoden en theorieën worden gebruik**t, wie in het onderzoek worden geciteerd, wie de medewerkers en deelnemers zijn, hoe interacties met deelnemers aan het onderzoek worden gestructureerd, hoe het onderzoek wordt opgeschreven, hoe de onderzoeksresultaten worden verspreid en hoe de impact van dergelijk onderzoek wordt gemeten. - De **waardesystemen waarin onderzoekers** zijn gesocialiseerd, geven vorm aan aan de ervaring van het onderzoek door participanten en de beoordeling van onderzoek door de samenleving. **Principes zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid, billijkheid en zorgzaamheid moeten gehandhaavd worden.** - Ethisch wangedrag kan de professionele reputatie van wetenschappers in gevaar brengen en kan resulteren in het intrekken van financiering, het beperken van de toegang tot subsidies en het intrekken van steun voor specifieke personen of instellingen of **vertrouwensbreuk met de samenleving.** 2.2 Voorbeelden van wanpraktijken - **Milgram-experimenten**: Experiment uit 1960 van Stanley Milgram aan de universiteit van Yale waarbij elektrische schokken werden gebruikt om te testen hoe ver deelnemers zouden gaan in termen van het gehoorzamen van orders om anderen kwaad te doen. Deze experimenten baarden zorgen omdat ze deelnemers ernstig psychisch leed berokkenden. - **Stanford Gevangenisexperimenten**: Uitgevoerd in de jaren 1970 door Zimbargo en collega\'s werd een nagebouwde gevangenis gesimuleerd in de kelder van de afdeling psychologie door deelnemers de rol van bewaker of gevangene toe te wijzen. De deelnemers die de rol van gevangene kregen toegewezen, werden twee weken lang mishandeld en ervoeren ernstige stress, depressie en angst. 2.3 Ethische procedures - **Procedurele ethiek**: wettelijke regels en beleid die de ethiek van onderzoek binnen een bepaalde instelling, staat of natie bepalen. - **Professionele ethiek**: ethische richtlijnen en principes die zijn vastgesteld binnen professionele organisaties, die voor communicatiewetenschappers organisaties kunnen omvatten zoals de [The European Code of Conduct for Research Integrity by All European Academies (ALLEA)](https://www.allea.org/publications/joint-publications/european-code-conduct-research-integrity/)  - **Persoonlijke ethiek**: de eigen set van morele waarden en ethisch kompas van de onderzoeker die hun onderzoek sturen, zoals een ethiek van zorg of een toewijding aan eerlijkheid, die al dan niet altijd overlappen met wetten, institutioneel ethisch beleid en professionele ethische richtlijnen. 2.4 Ethische richtlijnen - **Deelname aan onderzoek** moet **vrijwillig** zijn en mag niet gepaard gaan met dwang. Het verkrijgen van geïnformeerde toestemming van deelnemers is zowel vanuit het perspectief van de deelnemer als voor onderzoekers belangrijk. Zelfs als deelnemers in eerste instantie schriftelijk **toestemming** hebben gegeven voor deelname, moeten onderzoekers aandacht besteden aan het proces van toestemming (bijv. zelfs als deelnemers bereid zijn om aan een onderzoek te beginnen, moeten ze nog steeds de mogelijkheid hebben om halverwege af te haken als ze dat willen). - **Opslag en bewaring** van gegevens na het onderzoek. Voorwaarden voor het **delen** van onderzoeksgegevens (open science). 2.5 Ethiek en sociale ongelijkheid - De bewegingen voor sociale rechtvaardigheid van de jaren 1960 en 1970 (zoals de burgerrechtenbeweging, de feministische beweging en de beweging voor LGBTQ+ rechten) speelden een cruciale rol in het vormen van waarden en het teweegbrengen van belangrijke veranderingen in wetenschap en onderzoek. - Onderzoek naar macht binnen het vakgebied en de sociale wetenschappen als geheel betekent een groter bewustzijn van de manieren waarop onderzoekers samenspannen met sociale hiërarchieën van onderdrukking zoals **racisme, seksisme, homofobie, xenofobie** en deze reproduceren. 2.6 Reflectiviteit en responsiviteit - **Culturele responsiviteit** betekent dat onderzoekers de dynamische aard begrijpen van de gedeelde betekenissen, **waarden en overtuigingen van de groepen en onderwerpen** die ze bestuderen binnen hun specifieke historische, politieke, sociale en economische context. - **Relationele ethiek,** komt uit feministische ethische benaderingen, bevordert wederzijds respect en waardigheid **tussen onderzoekers en deelnemers**. 2.7 Uitsluiting, tokenisme en deficitair denken - **Tokenisme** houdt kleine symbolische handelingen in om inclusief te lijken zonder een serieuze toewijding daaraan. - **Deficitaire denkwijzen** die uitgaan van de eigen culturele, ethnische of persoonlijke norm stelken minderheidsgroepen vaak voor als tekortschietend en inferieur. Ongelijkheid vaak impliciet toegeschreven aan de gemarginaliseerde groepen vanwege vermeende persoonlijke individual, tekortkomingen in plaats van structurele sociale factoren. 2.8 Aandachtspunten - **Inclusieve onderzoekssteekproeven** zijn een manier waarop de stem van ondervertegenwoordigde groepen prioriteit krijgt binnen het onderzoeksproces, waarbij onderzoekers op zoek gaan naar steekproeven buiten de populaties van meerderheidsgroepen die gemakkelijk toegankelijk zijn voor onderzoek. - Het is belangrijk om cultureel inclusief **taalgebruik** te gebruiken bij het ontwerpen van onderzoeksmateriaal. De taal die gebruikt wordt in schriftelijke en verbale communicatie zoals vragenlijsten, materialen die gebruikt worden in een experiment en toestemmingsformulieren moeten gevoelig zijn voor sociaal-politieke en culturele contexten. 2.9 Specifieke overwegingen - Sommige kwantitatieve onderzoeken gaan in de richting van **multi-site, multi-natie,** multi-methode benaderingen waarbij gegevens op grote schaal worden verzameld, vaak met inbegrip van biometrische gegevens. - **Bio-ethiek** is een bijzonder belangrijke overweging in kwantitatief Communicatieonderzoek, gezien de richting die verschillende deelgebieden zijn ingeslagen. - Op dit moment presenteren de meeste communicatiewetenschappers die Twitter-gegevens gebruiken conferentiepapers en tijdschriftartikelen in de veronderstelling dat dergelijke gegevens **\"openbare gegevens\"** zijn. Het is echter de vraag of dergelijke gegevens als anoniem kunnen worden beschouwd en voor onderzoek kunnen worden gebruikt zonder geïnformeerde toestemming. 2.10 Samenvatting van hoofdstuk 2 - Ethiek wordt vaak vooral besproken in termen van gegevensverzameling bij het werken met mensen. Ethiek heeft evenwel betrekking op alle aspecten van onderzoeksonderwerpen, vragen, methoden, deelnemers, instrumentatie, gegevensverzameling, analyse en verspreiding. - Het is belangrijk om reflexief te zijn over de eigen positie en aannames over machtsverschillen bij het uitvoeren van onderzoek naar sociale rechtvaardigheid. Onderzoekers bewust zijn van het belang om ook ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen te betrekken in het onderzoek en tokenisme en deficitair denken vermijden in onderzoek met minderheidsgroepen. Hoofdstuk 3: operationalisering 3.1 Conceptuele versus operationele definities - **Conceptualisatie** is het definiëren van termen die in een onderzoek worden gebruikt en operationalisatie is het beslissen hoe we ze gaan meten of observeren. - Met een **conceptuele (of theoretische) definitie** proberen we de betekenis van een concept onder zo **ondubbelzinnig** mogelijk onder woorden brengen. - **Operationalisatie** transformeert ons begrip van relatieve abstractie naar iets dat specifieker en concreter en dat **onderzoekbaar** of 'meetbaar' is. In vragenlijsten is er een probleem van **cognitie en** emotie en maatschappelijke groepen dat iedereen verstaat wat je wil zeggen en gaat het op dezelfde manier interpreteren, je gaat het doen op een ondubbelzinnige nauwkeurige manier doen. Commentaar Het woord 'meten' is van 'positivistische' inslag en verwart fysische en sociale realiteit In de sociale wetenschap is het acurater om te spreken van 'kwantificeren' dan van 'meten' \"Operationalisatie transformeert ons begrip van relatieve abstractie naar iets dat specifieker en concreter en dat onderzoekbaar of 'meetbaar kwantificeerbaar' is. In de sociale realiteit is zelden iets 'meetbaar'. Dit komt verder aan bod bij het punt over het gebruik van schalen 3.2 Variabele attributen en waarden - Een **variabele** is elk concept dat van belang is in een onderzoek en dat varieert, meer dan één waarde aanneemt. Het tegenovergestelde van een variabele in de kwantitatieve sociale wetenschap is een constante, iets dat niet varieert. In tegenstelling tot constanten hebben variabelen meerdere **attributen**, gedefinieerd als de reeks kwaliteiten of kenmerken van een variabele. Gegenereerde gegevens moeten worden weergegeven door waarden (getallen) in plaats van woorden en zinnen. VOORBEELD.: Meningen in enquêtes kunnen worden uitgedrukt als scores die de overeenstemming meten op een schaal van 1 (sterk mee oneens) tot 5 (sterk mee eens). ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, ontvangst Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image6.png) 3.3 operationalisering: indicatoren en dimensie - **Indicatoren**: **specifieke waarnemingen die de aan- of afwezigheid van een concept aantonen** - **Dimensies** zijn aspecten van **concepten die zich logisch laten groeperen**, een soort subgroepen die functioneren binnen de algemene betekenis van het concept **à** Er zijn verschillende aspecten Complexe concepten kunnen vele vormen aannemen en daarom is het goed mogelijk dat de maatstaf die je gebruikt om die concepten te observeren meerdere dimensies weerspiegelen en/of gebaseerd zijn op het gebruik van meerdere indicatoren. Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, document Automatisch gegenereerde beschrijving 3.4 Gebruik van gesloten vragen - Een **voordeel** van het gebruik van getallen om concepten te meten is dat ze **nauwkeurig** zijn. Toch kan het gebruik van getallen als middel om informatie over mensen en teksten te verzamelen ook eng en beperkend zijn, en onvoldoende inspelen op de rijkdom aan details en complexiteit. - Kwantitatief onderzoek maakt meestal gebruik van items met gesloten vragen, omdat ze **gemakkelijker te vertalen zijn in numerieke waarden**. De keuze voor de onderzoeksdeelnemer van één vast antwoord uit een reeks items met gesloten vragen is **minder vatbaar voor interpretatie door de onderzoeker** in vergelijking met de interpretatie die nodig is om antwoorden met open vragen te verwerken. (cf. **objectiveren**) VOORBEELD: Als een onderzoeker bijvoorbeeld geïnteresseerd is in het bestuderen van de mening van mensen over een bepaalde kwestie, kan hij een gesloten meting gebruiken met een vooraf bepaalde en eindige lijst van mogelijke antwoorden. 3.5 Numerieke schaal Onderscheidt maken tussen: - Een **categorische variabele** is een variabele die categorieën gebruikt voor waarden. Bij categorische variabelen worden waarden gegroepeerd. - Een **nominaal meetniveau** wordt gebruikt wanneer de waarden van de variabele willekeurig worden toegewezen aan getallen om reacties te classificeren op basis van een gemeenschappelijk kenmerk. Een variabele met slechts twee waarden wordt een **dichotome variabele** genoemd. ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image8.png) 3.6 Dichotome variabele **Hieronder staan een aantal uitspraken over water. ** *Geef aan of deze uitspraken volgens u waar of onwaar zijn. Indien u het antwoord niet weet, klik dan op 'Weet niet'. * Waar Onwaar Weet niet 1 2 88   a\) Een gemiddelde persoon kan 4 weken overleven zonder water te drinken  b\) Van Belgisch kraantjeswater kan je nierstenen krijgen  c\) Tegen de vervuiling van rivieren is het beter papieren zakken te gebruiken dan plastic zakken  d\) De Vlaamse overheid raadt af je auto te wassen met de tuinslang  e\) Vlaamse landbouwers hebben de laatste jaren vaak met watertekort te maken  f\) Aquafin is een van de grootste waterdistributie bedrijven in Vlaanderen  g\) Het niveau van grondwater is de afgelopen jaren gedaald in Vlaanderen  h\) Bijna al het drinkwater in België wordt behandeld met chloor  i\) Veeteelt verbruikt minder water dan voedselteelt  j\) Gezuiverd afvalwater (van riolering en afvoer) is vandaag wereldwijd de belangrijkste bron van drinkwater  Vaak gecodeerd als 1 en 2 3.6 Numerieke schalen - Een **ordinaal meetniveau** gebruikt stijgende of dalende waarden, waarbij veranderingen in waarden in deze meetvorm staan voor een grotere of kleinere hoeveelheid van wat gemeten wordt. (van klein naar groot) - Een **intervalniveau** is vergelijkbaar met ordinaal, maar de afstand tussen elke antwoordoptie is bekend, ligt vast en wordt verondersteld gelijk te zijn. ( altijd even grote afstand) VOOORBEELD : De **Likert-schaal** is een veelgebruikte enquête-onderzoekstechniek waarbij respondenten een stelling krijgen voorgelegd en hen wordt gevraagd aan te geven in welke mate ze die stelling onderschrijven. - Variabelen op **ratio-niveau** delen de eigenschappen van de voorgaande meetniveaus in die zin dat ze classificeren, ordenen en gelijke intervallen hebben. Voor een variabele op ratio-niveau wordt een specifiek getal ingevoerd als de gegevens. (nul waarde) 3.6 ordinaal- interval- ratio **Hier zijn enkele stellingen die iets zeggen over het koopgedrag van mensen. ** *Hoe vaak doet u deze dingen? Indien u het antwoord niet weet, selecteert u de knop NVT. * Altijd Heel Vaak Soms Zelden Heel Nooit NVT vaak zelden 6 5 4 3 2 1 0 a\) Ik koop voedingsproducten met een biolabel, zelfs als die duurder zijn dan gewone voedingsproducten  b\) Ik kies producten die het minst schadelijk zijn voor het milieu  c\) Ik koop producten als ik weet dat ze schadelijk kunnen zijn voor het milieu  d\) Indien mogelijk koop ik producten zonder verpakking of in herbruikbare verpakkingen  e\) Ik koop papieren producten (WC papier, zakdoeken, etc.) die van gerecycleerd papier zijn gemaakt of van papier afkomstig uit duurzame bosbouw  f\) Ik koop product waarvan ik weet dat de firma die het verkoopt onethisch is  g\) Ik koop producten van bedrijven waarvan ik weet dat ze hun personeel uitbuiten  h\) Ik koop duurzame producten ook al zijn ze iets duurder dan andere  i\) Ik betaal meer voor ethische producten zelfs indien er een goedkoper alternatief is  à Ordinale schaal Commentaar - Het **quantificeren** van ordinale schalen zorgt voor (schijn)intervallen Het toevoegen van een 0 suggereert vaak valselijk een ratioschaal (want er zijn geen vaste intervallen) Wiskundig en wetenschappelijk is het verschil tussen deze schalen belangrijk In de praktijk evenwel minder VOORBEELD: SPSS vraag enkel om het verschil tussen 'nominal' en 'scale' 3.8 Validiteit **Validiteit:** of onderzoekers **onderzoeken wat ze beweren te onderzoeken**; of hun variabelen daadwerkelijk de betekenis van de concepten of de realiteit in kwestie weergeven. Je validiteit bekijken een vorm van 'nauwkeurigheid'. (COMMENTAAR: weerspiegelen de concepten de relaliteit?; cf. supra) Elementaire controles: - **Ontwerp van vragen**: Stel duidelijke, onbevooroordeelde en **ondubbelzinnige** enquêtevragen op. - **Pre-test**: Test de enquête met een kleine groep om eventuele problemen met de **vraagformulering, volgorde of antwoordopties** te identificeren. Beoordeel de betrouwbaarheid van de enquête door te controleren op **interne consistentie**. Als je meerdere items hebt die hetzelfde construct meten, zorg er dan voor dat ze consistente resultaten opleveren (bijv. Cronbach\'s alpha voor schalen; en factor-analyse). Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, document Automatisch gegenereerde beschrijving COMMENTAAR: het gebruik van 'geen mening' 'weet niet' Grote discussies: vooral in beleids- en commercieel onderzoek worden deze opties weggelaten. **Opportunistisch:** respons verhogen / zou geen verschil maken volgens sommige onderzoeken Maar je dwingt antwoorden af (validiteit?): 'ik twijfel tussen twee opties' is niet hetzelfde als 'ik heb hier geen mening over'. Je verliest ook informatie: het kan belangrijke informatie zijn dat mensen iets niet weten, of niet *willen* beantwoorden (vb. morele weerstand) 3.9 Betrouwbaarheid - Betrouwbaarheid wordt gedefinieerd als de mate waarin dezelfde onderzoeksprocedure hetzelfde resultaat zou opleveren als deze **meerdere keren** zou worden toegepast. Drie belangrijke bedreigingen voor betrouwbaarheid: - Ten eerste kan de manier waarop items worden gemaakt **dubbelzinnig of onduidelijk** zijn. - Ten tweede kan de **lengte van het onderzoeksinstrument** de betrouwbaarheid beïnvloeden. - Ten derde is de **manier waarop het onderzoek wordt afgenomen** belangrijk; het onderzoek moet consistent (zonder variatie), duidelijk en professioneel worden afgenomen. Betrouwbaarheid testen - **De test-hertest methode** houdt in dat dezelfde vraag (of set vragen) twee keer wordt gesteld om te zien in welke mate de antwoorden variëren - **Split-half methode** wordt gebruikt om te controleren of een willekeurig gekozen helft van de items die gebruikt worden om een concept te meten dezelfde resultaten (meer of minder) opleveren als de andere helft. - **Intercodeurbetrouwbaarheid is** een manier om waarnemingen over teksten te vergelijken tussen verschillende waarnemers. 3.10 Samenvatting van hoofdstuk 3 We moeten onthouden dat de i**dentiteit en meningen** van de mensen die we bestuderen **complex** zijn en dat hun ervaringen zich afspelen in een bredere historische, culturele, sociale, economische en politieke context waarmee we als sociale wetenschappers zorgvuldig rekening moeten houden. **Het construeren van variabelen** op een manier die nauwkeurig, accuraat, duidelijk en betekenisvol is, draagt in hoge mate bij aan het leveren van gegevens die mensen kunnen vertrouwen. **Het afdwingen van antwoorden**, bijvoorbeeld door het opdringen van categrorieën of het gebruik van door suggestieve categorieën creëert een realiteit die er voor de respondent misschien niet is 4\. Steekproeftrekking (sampling, eng.) Steekproeven en populatie Een kleinere versie van een grotere groep met overeenkomstige kenmerken Populatie De volledige verzameling onderzoekseenheden van belang Als je gegevens van de hele populatie kunt verzamelen (een volkstelling), is een steekproef uit die populatie niet nodig Sociaal-wetenschappelijk onderzoek wordt gebruik gemaakt van steekproeven. **Steekproeftrekking is een methode waarmee onderzoekers** **informatie over een** **populatie kunnen afleiden uit een steekproef** **Waarom steekproeven?** Vaak is het **niet haalbaar** om alle individuen in de populatie te vangen (gebrek aan voldoende toegang, tijd of financiering) Kan worden gebruikt om de **generaliseerbaarheid** van bevindingen voor kwantitatief onderzoek vast te stellen De representativiteit van steekproeven EXAMEN Validiteit: betekenisvolle en nauwkeurige resultaten EXAMEN - **Externe validiteit**: de **mate waarin resultaten gegeneraliseerd** kunnen worden buiten het bereik van de individuele studie. Een studie heeft externe geldigheid als de waarnemingen die in de studie worden gedaan, ook gelden buiten de specifieke omstandigheden - de mensen, de timing, de setting, enz. - waarin het is onderzocht. Representatieve steekproef ↑ =\> externe validiteit ↑ - **Betrouwbaarheid**: **consistentie bij herhaling** van het onderzoek Het doel is het verkrijgen van representatieve steekproeven en generaliseerbare bevindingen Als ik met dezelfde methoden een nieuwe steekproef trek, vind ik dan hetzelfde? **Beiden hangen samen** Aselecte Steekproeven **[Op examen geen definitie van probability sampling of verschil maar wel bv zeggen ik wil dit soort resultaat, dit is mijn populatie, wat is de beste sampling methoden om het te doen en je krijgt de beschrijving erbij]** - **Probability sampling** (eng), ook wel **waarschijnlijkheidssteekproef of kanssteekproef** - Belangrijkste manier om de representativiteit van een steekproef te garanderen - **Elke eenheid van de populatie heeft een gelijke kans** om geselecteerd te worden voor de steekproef - **Random (willekeurige) selectie** → voorkom vertekening of ongepaste beïnvloeding Aselecte Steekproeven (technieken) - **Enkelvoudige aselecte steekproef (simple random sampling, eng.)** Steekproefkader: een volledige lijst van elke eenheid in de populatie en de eenheden krijgen een nummer toegewezen **Random getallengenerator** - **Systematische steekproeftrekking (systematic sampling, eng.)** Eenvoudiger te realiseren dan enkelvoudige aselecte steekproeftrekking Bij **systematische steekproeftrekking** kies je, nadat je een uitgebreide lijst van populatie-eenheden hebt verkregen**, een interval waarop je eenheden uit de lijst selecteert** in plaats van willekeurige getallen te gebruiken. (een vaste interval is redelijk toevallig tenzij er een patroon in je lijst zit. Je kunt het interval bepalen op basis van het totale aantal dat je uiteindelijk wilt hebben voor je steekproef. **Werkt goed als de lijst geen bepaald patroon heeft** ![Afbeelding met tekst, Lettertype, lijn, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image10.png) Minderheden groepen voelen zich vaak uitgesloten Aselecte Steekproeven - **Gestratificeerde steekproef (stratified sampling, eng)** Nuttig als de **populatie is verdeeld in subgroepen** (\"strata\") die van elkaar verschillen en de onderzoeker wil waarnemingen uit elke groep verkrijgen. Belangrijk: om een gestratificeerde aselecte steekproef te trekken, moet je ervoor zorgen dat het aandeel van de **subgroepen in de steekproef hetzelfde is 
als het aandeel van de subgroepen in de 
populatie.** Panel wordt gebruikt niet om naar diepste kennis of overtuigingen Aselecte Steekproeven - **Clustersampling/meerfasensampling** Nuttig als er zowel een populatie als **een subpopulatie van belang** is, met de subpopulatie genest binnen de populatie. Bijvoorbeeld: als je geïnteresseerd bent in het bestuderen van meningen onder inwoners van een geselecteerde stad, zou je kunnen beginnen met een lijst te maken van alle blokken in de stad en dan willekeurig een aantal blokken selecteren. Zodra je die blokken hebt geselecteerd, kan je het totale aantal huishoudens in elk geselecteerd blok bepalen en vervolgens willekeurig huishoudens selecteren. De huishoudens zijn in dit voorbeeld geclusterd of genesteld binnen blokken en het **steekproefproces verloopt dus in twee stappen** Vb. stadsonderzoek in Brussel, belangrijk om wijken en steden te identificeren. Selecte Steekproeven - **Non-probability sampling** (eng.) Individuen (of andere steekproefeenheden als het onderzoek betrekking heeft op teksten in plaats van mensen) worden **geselecteerd op basis van niet willekeurige criteria** en potentiële leden van de steekproef hebben geen gelijke kans om geselecteerd te worden. **Voordelen:** **gemakkelijker en goedkoper toegankelijk** **Nadelen:** je kunt er **geen geldige statistische gevolgtrekking** mee maken voor de hele populatie. Omdat jouw steekproef [doorgaans] niet representatief kan zijn. Soms is het niet mogelijk om willekeurig steekproeven te trekken en **kan een selecte steekproef toch belangrijke inzichten verschaffen.** [Kanssteekproeven] hebben nog steeds de voorkeur Selecte Steekproefmethodes - **Gemakssteekproef (convenience sampling, eng.)** Convenience sample is gewoon samengesteld uit **wat of wie beschikbaar is** Bijvoorbeeld: een universiteitsprofessor kan een aantal studenten op de campus kunnen vragen - **Doelgerichte steekproef (purposve sampling)** Steekproeven worden geselecteerd omdat de onderzoeker logisch heeft bepaald dat ze de **kenmerken** weerspiegelen **die de basis van het onderzoek vormen**. Een selecte steekproeftrekking die waarschijnlijk beter is dan convenience sampling (maar nog steeds minder goed dan toevalsteekproeven). - **Quotum steekproef (Quota sampling, eng.)** Een benadering die begint met het identificeren van **kenmerken van de populatie van belang** (zoals het percentage van de populatie dat vrouw en/of gekleurd is) en dan deelnemers selecteert (zonder aselect selectieproces) totdat de steekproef dezelfde proporties van die kenmerken bevat als de populatie. *Bijvoorbeeld* - **Sneewbalsteekproef (snowball sampling, eng.)** Dezelfde doelgerichte keuzes als hierboven identificeren een of meer **relevante leden** van de steekproef en vervolgens suggereren die leden op hun beurt anderen op een manier die \"sneeuwballen\" in een grote steekproef. Het is nuttig bij het bestuderen van populaties die moeilijk te bereiken zijn (zoals leden van de antifa-beweging), maar het kan simpelweg niet de hele populatie vertegenwoordigen. Bijvoorbeeld: Liang Chen, Yu Guo en Jingyuan Shi (2019) gebruikten sneeuwbalsteekproeven om homoseksuele mannen met hiv/aids in China te onderzoeken. Afbeelding met tekst, diagram, lijn, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving Chinese student heef gemerkt met zijn steekproef dat 60 40 mannen vrouwen zijn en de andere 20 80 dus moet hij extra mannen of vrouwen zoeken Normaalverdeling en steekproeffout - **Normaalverdeling (gauss curve) :** de statististische verdeling neemt de vorm van een klokvormige curve; gegroepeerd rond het gemiddelde van de populatie en uitlopend vanuit dat middelpunt. Bv als we schoenmaat van de mens hebt dan ga je ervan uit de meeste gaan in de donker blauwe zone liggen, je krijgt een normaal verdeling. Ga ervan uit dat je een willekeurig kenmerk gaat nemen van een populatie krijg je altijd dezelfde verdeling als de steekproef groot genoeg is. **De centrale limietstelling** (central limit theorem) stelt dat **de gemiddelden van steekproeven altijd normaal verdeeld zullen zijn** als je steekproeven van voldoende omvang neemt uit een populatie ![Afbeelding met schermopname, diagram, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image13.png) Hoe waarschijnlijk het is dat de statistische verdeling in de steekproef overeenkomt met de parameter in de populatie? **Steekproeffout:** De *steekproeffout* is de fout die ontstaat doordat niet de gehele populatie wordt onderzocht maar slechts een beperkt deel (een steekproef) daarvan. *Steekproeffout* verwijst naar de discrepantie tussen de kenmerken van een steekproef en de kenmerken van de populatie die deze vertegenwoordigt. Je krijgt een vertekening als er bv niet genoeg mensen zijn die bv dezelfde schoenmaat hebben, hoe kleiner de steeproef, hoe meer er kans is op een afwijking ten opzichten van u populatie. Steekproeffout - Steekproeffout = mate waarin variabelen afwijken van het gemiddelde / steekproefgrootte. **Dat is de mate waarin het afwijkt van het gemiddelde gedeeld door de steekproefgrootte ( vierkantswortel van het steekproefgrootte)** Vertrouwen hebben in je steekproef Aanvaarden we een is de steekproeffout 0.05 of 5% dan zal het betrouwbaarheidsinterval 95% zijn. Dit betekent dat, wanneer we het onderzoek 100 maal in dezelfde populatie met verschillende steekproeven zouden herhalen, 95 van de herhalingen een resultaat geven dat binnen het interval ligt. Dit noemen we een 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI). Meestal wordt een waarschijnlijkheid van 95% gebruikt, maar het kan anders.![](media/image17.png) Steekproefgrootte bepalen Over het algemeen geldt dat een grotere steekproefgrootte → **betere resultaten, maar er zijn ook afnemende opbrengsten.** Rekenmachine voor steekproefgrootte: https://www.qualtrics.com/blog/calculating-sample-size/ Algemene vuistregel: **30 gevallen per cel** nodig om verschillen tussen of tussen groepen te testen, zoals meestal het geval is in een experiment. Power-analyse is de meer nauwkeurige en geavanceerde optie: G\*Power: De onderzoekspraktijk Onderzoek is ingewikkeld en wordt vaak **beperkt door budget**, tijd en andere praktische zaken. Hoewel studies die gebruik maken van niet-waarschijnlijkheidssteekproeven niet kunnen generaliseren naar de bredere populatie, kan kennis over een onderwerp zich opstapelen en behoorlijk overtuigend worden - zelfs naar kwantitatieve maatstaven van sociale wetenschappen - als er meerdere studies over hetzelfde onderwerp worden gepubliceerd die gebruik maken van **niet-waarschijnlijkheidssteekproeven en die wijzen op min of meer dezelfde algemene bevindingen**. Belangrijke principes: - **Grotere steekproeven zijn zowel wiskundig als logisch te verkiezen** boven kleinere steekproeven in kwantitatief onderzoek. - **De variatie in de populatieparameter is ook een belangrijk onderdeel van de standaardfoutvergelijking**, en als de parameter minder variatie heeft, zal de steekproeffout ook kleiner zijn. - **Onderzoekers kunnen - vaak voordat ze een onderzoek uitvoeren - bepalen met hoeveel onzekerheid ze willen leven** als het gaat om de vraag of de resultaten die ze uit een steekproef verkrijgen waarschijnlijk generaliseren naar de populatie. **Aselect beter en representatief** maar vaak **niet haalbaar door budget**, heb je **goeie** steekproef dan spreken dat **ze betrouwbaar** is. Grote **steekproef is beter maar vanaf bepaalde** moment **niet groter**. We hebben een methode waarmee je op voorrand kan aannemen met hoeveel je foute marges hebt en dan kun je uw steekproef groter maken Hoofdstuk 5 Opinie-onderzoek en publieksenquêtes **Wat is een enquête (eng., survey) ?** "a social scientific method for gathering quantifiable information about a specific group of people by asking thegroup members questions about their individual attitudes, values, beliefs, behaviors, knowledge, and perceptions"Wrench, Thomas-Maddox, Richmond, & McCroskey, 2008 Commentaar: sleutel concepten - **Overtuigingen (beliefs):** aannames, waarde-geladen ('Ik geloof dat \...') - **Waarden (values):** moreel oordeel, iets is goed of slecht, positief or negatief - **Attitudes:** toepassing van een waarde op iets concreet (soms ook 'likes') - **Kennis:** factuele kennis -- conceptuele - procedurele kennis ( hoe moet ik iets doen) - **Gedragingen:** herhaalde 'automatische' handelingen (kunnen onze waarden en attitudes beïnvloeden -\> cognitive dissonantie) - **Perceptie:** zienswijse (hangt af van overtuigingen, waarden, attitudes en kennis- Voordelen van enquêtes Over het algemeen zelf gerapporteerd (**self-reports**, eng.) -\> geeft een stem aan de deelnemers -\> COMMENTAAR: ? Eenvoudig en kosteneffectief toe te passen ( goekoper dan andere methoden, maar zo geokoop ook weer niet) **Grote hoeveelheden** gegevens kunnen in korte tijd verzameld worden **Flexibiliteit**: enquêtes kunnen op verschillende manieren worden uitgevoerd - per post, telefoon, online Enquêtes zijn de methode bij uitstek als het centrale doel van een onderzoeksproject is om een representatief beeld te schetsen van **een breed** **scala aan kenmerken van een populatie.** Over het algemeen bieden enquêtes **een hoge externe validiteit en** **generaliseerbaarheid, uiteraard afhankelijk van de representativiteit** van de steekproef die voor een enquête wordt gebruikt de kwaliteit ervan. COMMENTAAR: hangt ook sterk af van validiteit en betrouwbaarheid van de Vragen Afbeelding met tekst, lijn, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving **Correlatie is geen maatschappelijk verband** - Vanaf een correlatie die sterker is dan 4 kan je beginnen spreken - We gaan heel snel bij het bestaan van een correlatie een connclusie trekken, ookal is de correlatie zwak(2,5) Nadelen van enquêtes Hoewel enquêtes kunnen helpen bij het bepalen van correlaties tussen variabelen, kunnen ze **geen oorzakelijk verband vaststellen** (moeilijk om de tijdsvolgorde van variabelen vast te stellen: wat komt eerst) (COMMENTAAR: opgelet voor lineair denken) Persoonlijk enquêtes en telefonische enquêtes kunnen tijd**, moeite en geld kosten** wanneer interviewers verschillende follow-ups moeten doen om de respondenten te bereiken. COMMENTAAR: tegenspraak met eerder **Het kan moeilijk zijn om mensen te laten reageren op enquêtes** COMMENTAAR: invloed op representativiteit?. Webgebaseerde enquêtes sluiten ook mensen uit die geen betrouwbare toegang tot het internet hebben,zoals huishoudens met een lager inkomen en huishoudens met oudere bewoners. COMMENTAAR EXAMEN hij vind enquêtes belangrijk Enquêtes in social ( wetenschappelijk) onderzoek Een **goed ontworpen social-wetenschappelijk** enquête zoekt **naar relevante informatie,** stelt respondenten in staat om hun ervaringen eerlijk en vertrouwelijk te delen en gebruikt de bevindingen om tot bruikbare resultaten te komen die de respondenten en hun gemeenschap dienen (het belang van de deelnemers in elke fase centraal stellen) Aangezien bij sociale kwesties vaak meerdere belanghebbenden met verschillende behoeften en motivaties betrokken zijn, kunnen enquêtes helpen **om waardevolle input** **te krijgen van relevante groepen** om het begrip van de kwestie op een efficiënte en relatief snelle manier te verbeteren. COMMENTAAR: enkel indien verwerkt in het ontwerp, een minderheid kan ook in een representatieve steekproef verdwijnen; onderzoekers zijn vaak blind voor het perspectief van niet-intellectuelen Enquêtes bieden de mogelijkheid om **gevoelige informatie te verzamelen** over onderwerpen zoals discriminatie, misbruik, geweld of ongelijkheid, terwijl de respondenten een veilige ruimte krijgen om zich te uiten zonder angst voor vergelding, schaamte of andere negatieve gevoelens die voortkomen uit het vrijgeven van persoonlijke informatie. - **Anonimiteit:** de situatie waarin niemand, inclusief de onderzoeker, de identiteit van de Deelnemer kent. - **Vertrouwelijkheid:** de onderzoeker kent de identiteit van de deelnemer, maar zorgt ervoor dat deze aan niemand anders bekend wordt gemaakt. Interculturele enquêtes Het is belangrijk om te begrijpen hoe verschillende culturele groepen verschillend kunnen reageren op dezelfde items, zelfs als hun ervaringen hetzelfde zijn. Sociale groepen verschillen sterk in **bereidheid en openheid.** Het is nuttig om de culturele norm, sociale verwachtingen en andere restricties van de doelgroep te begrijpen. Verschillende groepen kunnen sterk verschillen in hun **toegang tot** **infrastructuur**, waaronder toegang tot internet, mobiele telefoons en computers. Onderzoekers moeten een geschikte **methode kiezen** om hun enquêtes uit te voeren - **Politieke barriers:** Noord-Korea bijvoobeeld verbiedt - **Taal:** In sommige geografische regio\'s zijn respondenten tweetalig en - **Back translation:** de methode die onderzoekers gebruiken om een Omnibus enquêtes en openbare databanken Naast het verzamelen van gegevens uit de eerste hand, hebben enquêteonderzoekers nog twee andere opties. Ze kunnen een onderzoeksbureau inhuren om gegevens te verzamelen of ze kunnen enquêtegegevens gebruiken die al bestaan. - **Omnibusenquêtes** Een omnibusenquête is een enquête die een breed scala aan onderwerpen van meerdere onderzoekers bestrijkt. ( meerdere onderwerpen) ![](media/image19.png)Een onderzoeksbureau inhuren of bestaande enquêtegegevens gebruiken (brengt financiële kosten met zich mee) Voorbeeld. Onderzoeksbureaus zoals Qualtrics, Survey Monkey, Cap Gemini, iVox Bilendi, \... Amazon\'s Mechanical Turk (MTurk) platform - respondenten vinden Onafhankelijke organisaties zoals het National Opinion Research Center (NORC), VUB heft plannen. - **Publiek beschikbare datasets** Er zijn verschillende gemeenschapsgerichte organisaties die enquêtes houden over belangrijke sociale kwesties. ESS! Crossectionele versus longitudinale enquêtes Crosssectioneelà twee groepen met elkaar gaan vergelijken op één bepaald tijdstip **Soorten longitudinaal onderzoek\ ( geen definities, "ik doe dit soort onderzoek welke zou ik gebruiken")** - **Trendstudies** In een trendontwerp is de onderzoeker geïnteresseerd in hoe trends in de loop van de tijd veranderen met betrekking tot een onderwerp van hun interesse. Verschillende groepen mensen worden opgenomen als respondenten op verschillende tijdstippen, maar het onderwerp of de onderwerpen blijven hetzelfde. Interessant op trends te volgen en verschillende groepen mengen, er staat geen vast antwoord op. Voorbeeld. Verschillende grootschalige onderzoeken zoals de Amerikaanse National Election Studies, de General Social Survey en de Health Information National Trends Survey - **Cohortonderzoek** Bij een cohortstudie wordt een cohort mensen met een gemeenschappelijk kenmerk gedurende een bepaalde periode gevolgd. Een groep mensen met een bepaald kenmerk die je gaat opvolgen gedurende een bepaalde langereperiode Voorbeeld. Nagaan hoe de COVID-19 pandemie de geestelijke gezondheid van afgestudeerde middelbare scholieren beïnvloedt - **Panelonderzoek** Een specifiek type cohortonderzoek waarbij dezelfde individuele leden van het cohort gedurende de hele studie worden gevolgd, **waarbij in de loop van de tijd herhaaldelijk** **meerdere gegevenssets van dezelfde set individuen** worden verzameld. Ze worden vaak gebruikt in publieksonderzoek, het testen van nieuwe producten en in medisch onderzoek en leveren gedetailleerde gegevens op individueel niveau. Een groe pmensen met een bepaald kenmerk die je gaat opvolgen om de zo veel tijd ( bv om de vijf jaar etc.) Betrouwbaarheid en geldigheid Bij enquêtes verwijst betrouwbaarheid naar de mate waarin de antwoorden op enquête- items consistent zijn. Vaak voorkomende problemen: - **Meetfouten** verwijst naar problemen in de kwaliteit van enquêtes die worden - **Slechte steekproeftrekking** aangezien de kwaliteit van een enquête bepaald - Er is sprake van **non-respons** als deelnemers weigeren deel te nemen aan enquêtes of als ze deelnemen aan de enquête maar **een groot deel van de vragen overslaan.** Zijn de vragen en items noodzakelijk, onbevooroordeeld en duidelijk? Als je items voor een enquete schrijft: - Verwijs verwarrende formuleringen - Aanvulling: vermijd tweeledige antwoorden (vb. vindt u dit paasei lekker en smeuig) - Vermijd bevooroordeelde items - Dubbele negatieven vermijden - Vermijd dubbelzinnige items Alles wat verwarring kan meebrengen moet je vermijden **Voorbeeld: emotievraag** Als we erges aan denken, ervaren we meestal een bepaalde emotie, zelfs al is het maar heel zwak. Welke emoties associeert u met het moeten verminderen van u consumptie? Als u tegenstrijdige gevoelens heeft, is dat niet erg. Veel mensen hebben dat. Als geen enkele emotie voor u van toepassing is, kies dan gerust voor \'geen van deze\'. v **Betrouwbaarheid** en geldigheid Zijn de antwoordopties geschikt? **Collectief uitputtend**: onderzoekers moeten een volledig scala aan antwoordopties aanbieden. Evenwichtig aantal **\"negatieve\" en \"positieve\" antwoordopties**. **Wederzijds exclusief:** één en slechts één mogelijk antwoord voor elke respondent. Voorbeeld. Likert-schalen. Ervoor zorgen dat antwoorden niet overlappen. Zijn respondenten in staat de items te beantwoorden? Waarom zouden ze **niet kunnen antwoorden?** Hebben geen toegang tot informatie; Weten het niet; Kunnen het zich niet herinneren; Manieren om te verbeteren: **meer gerichte tijdsperiode, contextualisering** Zijn respondenten bereid de vragen te beantwoorden? **Alleen als respondenten bereid zijn te antwoorden, zijn de antwoorden geldig** **Sociale wenselijkheid:** Vertekening door sociale wenselijkheid: respondenten geven mogelijk \"aanvaardbare\" antwoorden in plaats van eerlijke antwoorden om te voldoen aan maatschappelijke verwachtingen. Oplossing: vertrouwelijkheid, zo niet anonimiteit, garanderen in onderzoek ![](media/image22.png)Omgaan met **twijfelaars en zwevers.** Oplossing: een \"weet niet\" optie opnemen;geen gedwongen keuze-items. Items Een vragenlijst is een instrument of formulier dat items en antwoordopties bevat en dat wordt afgenomen bij een groep mensen om informatie te verzamelen voor onderzoeken. **De items in de juiste volgorde organiseren** De enquête moet worden onderverdeeld in **brede thematische secties en elke sectie** **moet een duidelijke focus hebben.** Screening- of filtervragen: **vermijd irrelevante vragen** \` Over het algemeen **begint je beter niet met saaie, uitdagende of gevoelige vragen.** **Samengestelde meting: om de interne consistentie van een concept te verhogen** à Gebruik een schaal of index, dat is een reeks items die samen een concept aftoetsen. à Gebruik omgekeerde polariteit (aka. omgekeerde codering): om antwoordstijlvertekening te vermijden De volgorde en presentaties van items **De vragenlijst toegankelijk maken** - Eenheid van vorm en stijl: alle vragen zijn onderdeel van een gelijkvorming ontwerp - Visueel: open lay-out, nummering van de items en pagina\'s, groot lettertype, veel witruimte, enz. - Verbaal: gebruik eenvoudig te begrijpen taal zodat het toegankelijk is voor alle onderwijsniveaus - Een geautomatiseerd formaat kan nuttig zijn (vb. Qualtrics) Pretesten van enquêtes **Feedback krijgen** is een integraal onderdeel van het enquêteontwerp. Interne initiële feedback voordat je op zoek gaat naar externe feedback van onschatbare waarde. Hun eigen vragenlijsten invullen; een panel van experts samenstellen om feedback te geven; feedback krijgen van belanghebbenden zoals gemeenschapsleiders; hulp vragen aan vrienden, collega\'s of familieleden. **Het vergelijken van de hypotheses en onderzoeksvragen met de items is nuttig** om er zeker van te zijn dat je niets over het hoofd hebt gezien. Het toedienen van enquêtes **Door interviewer afgenomen enquêtes** Persoonlijke of persoonlijke interviews Hoogste respons; Tijdrovend en duur; Effecten op de interviewer; Veiligheid van de interviewer; **Telefonische interviews** Uitstekend voor open vragen; Geen problemen met accommodatie, maaltijden of veiligheid; Alleen zinvol als de doelgroep relatief veel toegang heeft tot de telefoon; lager responspercentage en kortere duur; **Enquêtes per post** Goed voor gevoelige onderwerpen en privacy; Kosteneffectief; Tijdrovend; **Online enquêtes** Geschikt voor een verscheidenheid aan interactieve en multimedia-elementen; Niet geschikt als er slechts beperkte toegang is tot elektronische apparaten; Leveren soms veel ontbrekende gegevens en vertekeningen in antwoordstijl op de respons op enquêtes te verbeteren Lage respons kan te wijten zijn aan\... **Slechte steekproefdekking** kan leiden tot steekproeffouten als het oorspronkelijke steekproefkader ontoereikend was. **Non-contact:** sommige individuen kunnen niet worden bereikt, hoewel ze deel uitmaakten van het steekproefkader. **Nonrespons: de personen weigeren het verzoek** om deel te nemen aan de enquête (unit nonrespons) of weigeren specifieke items in de enquête te beantwoorden (item nonrespons). Bij enquêtes die worden afgenomen door een interviewer kunnen respondenten weigeren deel te nemen als ze de interviewer als onvriendelijk, onprofessioneel, onbeleefd of ongeïnteresseerd ervaren. Item nonrespons: respondenten beantwoorden bepaalde items op de vragenlijst niet. Niet begrijpen; gevoelig of te persoonlijk; alleen items invullen die minder moeite kosten. Samenvatting van hoofdstuk 5 Enquêtes zijn veelzijdige, gemakkelijke, kosteneffectieve en efficiënte methoden voor sociale wetenschappers, die helpen bij het observeren van belangrijke patronen van relaties tussen variabelen om complexe sociale kwesties te begrijpen. Transversale enquêtes en longitudinale enquêtes Longitudinale onderzoeken kunnen trend-, cohort- of panelonderzoeken zijn. Onderzoekers kunnen ook onderzoeksbureaus, omnibusenquêtes of openbaar beschikbare datasets gebruiken voor hun projecten. Enkele anieren om de validiteit en betrouwbaarheid van enquêtes te vergroten zijn het verminderen van meetfouten, het verbeteren van de steekproefdekking en het verhogen van responspercentages. Onderzoekers moeten duidelijke en relevante vragen stellen die consequent begrepen worden door alle deelnemers. Sociale wenselijkheid moet geminimaliseerd worden door de nadruk te leggen op privacy, vertrouwelijkheid en niet oordelen door onderzoekers. Items in vragenlijsten moeten in een logische volgorde worden georganiseerd. (Filtervragen en patronen voor overslaan gebruiken) Hoofdstuk 8 8.1 Individuen en aggregatie Een statistischeanalyse wordt gebruikt om numerieke patronen te identificeren en relaties tussen en tussen variabelen te berekenen, waarbij wiskundige principes en procedures worden toegepast om te analyseren en interpreteren wat de gegevens suggereren over het onderzochte fenomeen. **Parsimonie** is een prinicpe van kwantitatief onderzoek, dat betekent dat statistische analyses de eenvoudigst mogelijke benadering moeten bieden die de beste verklaring biedt voor het onderzochte fenomeen. Hoe complexer de berekening, hoe meer **kans op vertekening** Eenvoudige modellen zijn doorgaans **robuuster** Makkelijker te **communiceren** **Aggregatie:** Meestal (maar niet altijd) worden in kwantitatief onderzoekgegevens **individueel verzameld** (van elke persoon in een enquête of experiment en dan **samengevoegd tot groepen** van individuen waarover conclusies worden getrokken (je gebruikt geen statistiek om conclusies te trekken over individuen, daarvoor is kwalitatief onderzoek veel beter geschikt). àVoobeeld: mannen vs vrouwen, mensen met positieve vs negatieve attitude, \... dus op het niveau van de de aggregatie van de steekproef per geslacht, attitudes, \..... Maar door ons te richten op aggregaten, lopen we ook het **risico gevallen niet op te merken** die tegen de primaire patronen ingaan die in de data geïdentificeerd zijn Aanvulling Wat zijn de twee basisvormen van aggregatie in de statistiek? à Mediaaan en gemiddelde Afbeelding met tekst, diagram, lijn, wit Automatisch gegenereerde beschrijving 8.2 Verschillende soorten statistiek Statistiek: Het gebruik waar we in dit gedeelte van het hoofdstuk naar verwijzen is statistiek als \"numerieke samenvattingen van gegevens verkregen door meting en berekening\" (Vogt, 1999, p. 278). - **Univariate statistiek** onderzoekt de waarden van één variabele per keer. - **Bivariate statistiek** onderzoekt relaties tussen twee variabelen. - **Multivariate statistiek** onderzoekt relaties tussen drie of meer variabelen. Univariate analyses worden gebruikt om te beschrijven, terwijl bivariate en multivariate analyses worden gebruikt om te **verklaren.** 8.3 Hypotheses toetsen Een **onderzoekshypothese** wordt gedefinieerd als **een verklaring** van (of vermoeden over) de relaties tussen devariabelen die een onderzoeker wil bestuderen **De nulhypothese** is het tegenovergestelde van de onderzoekshypothese - een voorspelling over wat de onderzoeker verwacht niet te vinden. (vaak is dat gewoon: 'er is geen effect', zie volgende pagina) Hypotheses toetsen **Niet-gerichteonderzoekshypothese vs. gerichte onderzoekshypothese** Een gerichte onderzoekshypothese verdient de voorkeur, omdat deze nauwkeuriger is. à Voorbeeld van een gerichte hypothese: als televisiekijken toeneemt, neemt ook de angst voor criminaliteit toe. à Voorbeeld van niet directionele hypothese: de hoeveelheid nieuwsconsumptie zal samenhangen met angst voor criminaliteit. **Opstellen van een hypothese** De hypothese moet **toetsbaar/falsifieerbaar** zijn. → De waarnemingen moeten de hypothese ondersteunen of weerleggen. De hypothese moet voldoende specifiek, concreet en duidelijk zijn om getest te kunnen worden. Aanvulling: een hypothese is falsifieerbaar als ze een **deel van de realiteit uitsluit** **Onderzoeksvraag** - Deze wordt gebruikt als er onvoldoende voorkennis is of als eerdere bevindingen tegenstrijdig zijn. - Het enige wezenlijke verschil met een hypothese is dat deze in de vorm van een vraag verschijnt. **AANVULLING: formuleer hypotheses over ons onderzoek (examen)** Variabelen - Inkomen & opleiding - Mate van milieubewuste consumptie - Mate van welzijnsgerelateerde activiteiten - Milieugerelateerde groeps- en zelfeffectiviteit - Materialisme (bezit, komen, status) EXAMEN Om een goeie hyposthese op te stellen moet ze toetsbaar zijn/ falscifieerbaaar. Hypothese moet kunnen worden weerlegd en ondersteund worden. Een goei ehypothese sleut een deel van de realiteit uit. ![](media/image24.png)Bv alle appele zijn groen, is dat een falscifieerbare hypothese? (domme hyhpothese)\ à het is niet waar, dat is een foàute uitspraak. Mpaar qua kwaliteit van de hypothese is het goed want het is waar dat niet alle apelen groen zijn. Het sluitt een deel van de realiteit Een hypothese moet worden getoets worden en laten zien dat het waar is of niet. Het is falsifieerbaar!Sommige zijn rood, sommige groen, sommige paarsà ook falsifieerbaar want appelen kunnen bv niet paars zijn. Het is een flauwe hyhpothese want je weet op voorrand dat het fout is. Het is gevaarlijk als u hypothese dom of flauw is. Een goeie hypothese gaat iets zijn dat andere niet aangetoond hebben maar ook niet voor de hand ligt Hypothese zou kunnen zijn: hoe hoger de graad van opleiding en inkomen vooral opleiding hoe hoger de mate van milieubeuste consumptie. 8.4 Significantie Mogelijke redenen waarom de hypothese verworpen is: 1. De voorspelling zelf was fout. 2. Fout of onzekerheid die optreedt bij het trekken van een steekproef We kunnen type II fouten proberen te vermijden door ervoor te zorgen dat de Niveaus van statistische significantie (de aanvaardbare waarschijnlijkheid van een Type I **fout**) à Als een bevinding niet significant is, is er een grote (niet aanvaardbare) kans dat dit niet overeenstemt met de realiteit AANVULLING: significantie = **de kans dat wat gevonden wordt geen toeval is** p \<.05 \| p \<.01 \| p \<.001 Als de onderzoeker een p-waarde krijgt binnen dit bereik (\< of =.05), dan is de waarschijnlijkheid dat de relatie tussen variabelen wordt gevonden kleiner dan 5 op 100. Als de onderzoeker een p-waarde krijgt binnen dit bereik (\< of =.05), kan hij de nulhypothese verwerpen. **Hoe kleiner de p, hoe aannemelijker de onderzoekshypothese is in vergelijking met de nulhypothese.** Lange traditie: het significantieniveau van.05 (5% kans dat ik mis ben) is de hoogste mate van onzekerheid en onnauwkeurigheid voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek. **Twee belangrijke factoren bepalen statistische significantie:** - **Steekproefgrootte** - de **sterkte van het verband tussen de variabelen** Grotere steekproefomvang of sterkere relatie tussen de variabelen à grotere kans om een statistisch significant verband tussen variabelen te vinden. **Enkele bijkomende punten met betrekking tot statistische significantie** Er is soms wat speelruimte toegestaan als het p-niveau net iets hoger is dan.05 voor een bepaald resultaat. **Significantie en sterkte niet verwarrren** Significantie zou technisch gezien niet gebruikt moeten worden voor een niet waarschijnlijkheidssteekproef. 8.5 Samenvatting hoofdstuk 8 - De aggregatie van gegevens - Univariate statistiek (om gegevens te beschrijven), bivariate en multivariate statistiek (om het verband tussen of tussen variabelen te testen) - Het *a priori* definieren van hypotheses - Type I en Type II fout - Statistische significantie Les 6: Experimentele methodes 6.1 Nut van experimenten Ondenderzoekshypothesen testen Experimenten stellen onderzoekers in staat om verschillen tussen of over groepen te observeren om te zien of een voorgestelde **hypothese** klopt of niet. Ze worden gebruikt om **de theoretische mechanismen** te begrijpen die ten grondslag liggen aan een **causale relatie:** waarom variabelen gerelateerd zijn als oorzaak en gevolg. Het experiment is waarschijnlijk de meest gebruikte methode om de **effecten van een** **interventie** te bestuderen. 6.2 Onafhanikelijke, afhankelijke, controle- en verstorende variabelen **Onafhankelijke variabelen** (of oorzaak- of voorspellende variabelen): de variabelen die gemanipuleerd worden door de experimentator. **Afhankelijke variabelen** (of effect- of uitkomstvariabelen): de uitkomstvariabelen die worden gemeten. Het zijn de variabelen waarvan de onderzoeker denkt dat ze beïnvloed worden door de onafhankelijke variabele. **Experimentele of behandelgroep (**treatement, eng.): de groep die de behandeling krijgt. Controlegroep: de groep die geen behandeling krijgt. **Externe (of derde) variabelen:** Alle andere variabelen dan de onafhankelijke en afhankelijke variabelen. **Controlevariabele**: externe variabelen waarmee de onderzoeker rekening heeft gehouden. **Verstorende variabelen**: Externe variabelen die niet zijn gecontroleerd. 6.3 Causaliteit en causale mechahnismen **Criteria voor het vaststellen van causaliteit** **Associatie**: De onafhankelijke en afhankelijke variabelen moeten op de een of andere manier met elkaar co- varieren. Maar dit is een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor causaliteit, want \"correlatie betekent niet causaliteit\". **Tijdsvolgorde:** We moeten er zeker van zijn dat de onafhankelijke variabele optrad vóór de afhankelijke variabele als we oorzaak-gevolgrelaties willen vaststellen. **Ongewenste relaties:** We moeten bevestigen dat de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen geen onechte relatie is die wordt veroorzaakt door een derde of externe variabele. à AANVULLING: regressive-analyse, voorbeeld kennis en opleiding = geen eenduidig verband 6.4 Causaliteit en causale mechahnismen **Causaal mechanisme :** Een causaal mechanisme is een proces dat **de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke** variabelen verduidelijkt. Het helpt verklaren waarom de onafhankelijke variabele veranderingen in de afhankelijke variabele veroorzaakt. Interveniërende of bemiddelende variabelen (ook wel **mediatoren** genoemd) zijn variabelen **die interveniërentussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele, als verklarende variabele** in het causale mechanisme. Modererende variabelen of **moderatoren** zijn variabelen die de **relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele sterker of zwakker maken.** 6.5 Echte Experimenten Echte experimenten worden meestal uitgevoerd in een **laboratoriumomgeving** met een hoge mate van controle. **Drie vereisten (Schutt, 2015):** Ten minste **twee onafhankelijke vergelijkingsgroepen** Tijdelijke volgorde: voor en na Willekeurige (**random**) toewijzing aan de **groepen** **Factorieel experiment** Een factorial design statement bestudeert **minimum twee onafhankelijke variabelen.** à Bijvoobeeld: het effect van postieve argumenten (A) en negatieve argumenten (B) op gedrag. Het experiment omvat dan minimum 3 behandelingen, plus een controlegroep: A -- B - A+B - controlegroepEchte experimenten 6.6 Echte (labo) Experimenten Alle echte experimenten moeten posttestmetingen omvatten, waarbij de variatie in de afhankelijke variabele(n) wordt gemeten nadat de experimentele groep de behandeling heeft gekregen. **Posttest-only controlegroepdesign:** de afhankelijke variabele wordt alleen gemeten na de behandeling **Pre-/posttest-controlegroepdesign:** de afhankelijke variabele wordt voor en na de behandeling gemeten; beperking is dat de blootstelling aan de pretest kan interfereren met hoe deelnemers reageren op de behandeling en de posttest-meting. **Solomon 4-groeps design:** combineert het posttest-only controlegroepdesign met het pretest/posttest controlegroepdesign (Babbie, 1989). Er zijn in totaal vier groepen, een pretest/posttest experimentele groep, een posttest-only experimentele groep, een pretest/posttest controlegroep en een posttest-only controlegroep. 6.7 Quasi-experimenten - **Quasi-experimenten** verschillen van echte experimenten doordat ze meestal **geen willekeurige toewijzing aan experimentele en controlecondities** hebben vanwege praktische of ethische beperkingen. Ze worden soms gebruikt omdat echte experimenten niet altijd haalbaar zijn. - **Kenmerken:** - Voorbeeld: Vergelijk experimentele groep met niet-gelijkwaardige vergelijkingsgroep (niet willekeurig toegewezen) Beweringen over causaliteit worden veel voorzichtiger gemaakt - Voorbeeld: de onderzoeker vergelijkt twee gemeenschappen die dichtbij elkaar wonen, één die deelneemt aan een programma over HIV/AIDS-preventie door veilige seks en een andere die dat niet doet. De leden van de gemeenschap werden niet willekeurig toegewezen aan de interventie- of controleomstandigheden omdat ze al in die gebieden woonden voordat het onderzoek begon. 8. Pre-experimenten - **Eén-groep pretest posttest pre-experiment:** Dit is het meest voorkomende type pre-experiment en **er is geen controlegroep**, maar de afhankelijke variabele wordt voor en na de behandeling gemeten. - Voorbeeld. Een onderzoeker op het gebied van communicatie kan geïnteresseerd zijn in het testen of het empathieniveau van de deelnemers significant verandert voor en na deelname aan een twee uur durende workshop over rassenverhoudingen. - **Eenmalige casestudy**: **zonder controlegroep of pretest/posttest-meting** - Voorbeeld. Een onderzoeker die geïnteresseerd is in het bestuderen van het gebruik van sociale media tijdens natuurrampen kan eenvoudigweg dergelijke gegevens verzamelen in de getroffen gemeenschappen met behulp van posttestmetingen, aangezien hij niet in staat is om een controlegroep te gebruiken of pre-/posttestvergelijkingen uit te voeren. - **Wanneer pre-experimenten worden uitgevoerd:** - Quasi-experimenten noch echte experimenten zijn mogelijk - Als eerste stap voor het uitvoeren van een echt experiment of quasi-experiment - Nuttig maar niet ideaal - Beweringen over causale verbanden zijn zwak 6.9 Veldexperimenten - **Veld- of natuurlijke experimenten**: Experimenten die worden uitgevoerd **in een natuurlijke, echte omgeving** - **Interventies** zijn programma\'s en strategieën die met opzet zijn ontworpen om verandering teweeg te brengen. - **Longitudinaal experimenteel ontwerp**: Een veldexperiment dat interventies beoordeelt met behulp van een longitudinaal ontwerp waarbij meerdere metingen worden uitgevoerd tijdens de interventie. Het laboratorium wordt meestal gebruikt om kortetermijneffecten te meten, terwijl de interventie in het veld vaak langer duurt. - *Voordelen*: - *Nadelen*: 6.9 Een experimentele studie ontwerpen en uitvoeren **Deelnemers werven** - Sommige onderzoekers kunnen een **studentensteekproef** gebruiken als een standaard \"gemakssteekproef - Probeer het aantal deelnemers evenwichtig te verdelen over de verschillende condities en het is altijd beter om meer deelnemers te werven dan de vereiste steekproefgrootte. **Toestemming verkrijgen** - Verkrijg **toestemming** van de IRB om het onderzoek op een ethische manier uit te voeren. - **Misleiding** is een ethische overweging - Deelnemers moeten van tevoren worden **geïnformeerd** over de mogelijke risico\'s en voordelen van het onderzoek, en ze moeten alleen vrijwillig deelnemen en zonder straf het onderzoek kunnen verlaten. **De onafhankelijke variabele manipuleren** - *Soorten manipulatie* - Deelnemers **blootstellen** aan stimulusmateriaal - Deelnemers **betrekken** bij verschillende soorten communicatieactiviteiten zoals rollenspellen - Gebruik maken van deelnemers die deel uitmaken van het **experiment zonder dat ze hiervan op de hoogte zijn (ethiek!)** - *Sterkte van manipulatie*: of de manipulatie sterk of substantieel genoeg is om veranderingen in de afhankelijke variabele teweeg te brengen - **Drempeleffecten**: Soms kunnen de effecten van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele zich pas manifesteren als **de manipulatie vrij sterk is** - **Manipulatiecontrole**: Een secundaire evaluatie binnen het experiment om er zeker van te zijn dat de manipulatie werkte **zoals bedoeld door de onderzoekers** **Deelnemers willekeurig aan condities toewijzen** - Willekeurige toewijzing betekent dat er geen systematische vooringenomenheid (zoals vooringenomenheid van de deelnemer of vooringenomenheid van de experimentator) mag zijn bij het toewijzen van deelnemers aan condities (Schutt, 2015). - Matched pairing is een ander alternatief, hoewel dit niet zo ideaal is als willekeurige toewijzing. **Controle voor externe variabelen: Twee bedreigingen** - Hawthorne-effect: alleen al **het feit dat je je ervan bewust bent dat je deelneemt aan een onderzoek** kan ervoor zorgen dat de deelnemers hun gedrag veranderen (Schutt, 2015). - Experimentereffecten: De veranderingen in de afhankelijke variabele die onbedoeld worden **beïnvloed door de experimentator.** - Een manier om rekening te houden met deze bedreigingen: dubbel blinde experimentele designs. (ethiek!) **Het meten van de afhankelijke variabele** - **Zelfrapportages**: Het individu vult zijn antwoorden op items in met behulp van een vragenlijst op papier en pen of op de computer. - **Observationele gegevens**: De onderzoeker observeert bepaald gedrag of andere variabelen bij de deelnemers. - **Fysiologische meting**: De onderzoeker monitort veranderingen in biofysiologische indicatoren zoals hartslag, oogbewegingen, huidgeleiding of bloeddruk. **Debriefing** - Het laatste aspect van het experiment waarbij de onderzoeker tijd uittrekt om de doelen van het experiment te bespreken en de deelnemers de gelegenheid geeft om vragen te stellen. 10. generaliseerbaarheid van experimenten - **Generaliseerbaarheid:** Onderzoekers moeten zich afvragen of de resultaten van hun studie uitgevoerd met de steekproef generaliseerbaar zijn naar andere contexten, culturele groepen/steekproeven, geografische locaties en tijdsperiodes. - **Externe validiteit** verwijst naar de vraag of de bevindingen van een onderzoek geldig zouden zijn in de externe wereld in alledaagse natuurlijke omgevingen - Experimenten in laboratoria bieden doorgaans een **hoge interne validiteit**, maar zijn geen afspiegeling van natuurlijke omgevingen. - **Manieren om generaliseerbaarheid te verbeteren:** - Laboratoriumsettings zo **realistisch en natuurlijk mogelijk maken**. - Experimenten **in het veld** zijn een goed alternatief omdat ze observatie van gedrag in realistische en naturalistische omgevingen mogelijk maken. - **Meer dan één onafhankelijke variabele manipuleren** om te proberen de nuances en complexiteit van communicatiegedrag in de echte wereld weer te geven. - **Representativiteit** van de steekproef. 6.11 Samenvatting van hoofdstuk 6 - Experimenten helpen om causale verbanden vast te stellen, hypotheses te testen, theoretische mechanismen te begrijpen en de effectiviteit van interventies te testen. - Drie criteria om causaliteit vast te stellen: (1) de variabelen moeten samen variëren, (2) de onafhankelijke variabele moet optreden vóór de afhankelijke variabele en (3) er mag geen vals verband zijn tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele veroorzaakt door een externe variabele. - Als de beste manier om causaliteit vast te stellen, moeten echte experimenten ten minste twee vergelijkingsgroepen omvatten, een tijdsvolgorde instellen zodat de onafhankelijke variabele voorafgaat aan de afhankelijke variabele en een willekeurige toewijzing aan de omstandigheden gebruiken. - Deelnemers aan experimenten, vooral laboratoriumexperimenten in universitaire omgevingen, zijn vaak gemakssteekproeven van studentenpopulaties. - Debriefing verwijst naar de laatste fase van het experiment waarin onderzoekers de doelen en het doel van het onderzoek bespreken en feedback verzamelen, vooral over ongemak of stress die deelnemers ervaren. Als er sprake is van misleiding, is het cruciaal om dit tijdens de debriefing te erkennen. Casus 6 ![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image26.png) - Hoog correlatie = significant - Sterkte van de relatie is dicht bij elkaar, significatie heeft daar nx mee te maken, het is gewoon een toeval -\> [kan examenvraag zijn] - Een spanningsveld tss mensen die het goed vinden en mensen die het niet goed vinden - Links -\> mensen vertrouwen in de wetenschap - 58% wordt dus verklaard door links-rechts tegenstelling (rechts is dus negatief) - 10% wordt dus verklaard door boven-beneden tegenstelling Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving - Controle test - De negatieve argumenten staan dichter tegen elkaar. Die bedoeling om mensen te waarschuwen dat wetenschappers zijn beginnnen onderzoeken heeft de angst aangewakkerd - Boven-onder verschil wordt irrelevant - Links-rechts verschil wordt versterkt ![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image28.png) - Bedoeld om mensen ongerust te maken - Bruin,zwart,groen,rood staan nog dichter bij elkaar. - De angst is dus nog versterkt Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving - Toevoegen van een motivator heeft het effect gehad om die angst te verminderen. De woorden staan nu verder uit elkaar. ![Afbeelding met tekst, schermopname, lijn, diagram Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image30.png) - Dit is een niet-gemanipuleerde versie HOC 7 Enquête bespreken - Te weinig gegevens? Zoals bv veel vrouwen maar niet genoeg mannen -\> dan toevoegen aan je enquête tot je de quota hebt -\> ook meer mannen dan - Hetzelfde bij te veel gegevens -\> verwijderen van gegevens om je quota te halen - Persoon die daar lang voor heeft gedaan om enquête in te vullen, controleren dat ze 100% van enquête hebben ingevuld, zo niet dan vuilbak - Persoon die daar te snel heeft gedaan om enquête in te vullen = onmogelijk alle vragen te hebben ingevuld, dus vuilbak - Enquête duurt 10min, wat zouden we kunnen toelaten? Minder dan 6minuten halen we eruit want die vullen toch niets in - Iemand heeft 5% van de enquête ingevuld, wat gaan we daarmee doen? Vuilbak (mogelijke soort examenvraag) - Iemand heeft 36% ingevuld van de enquête in het begin maar dan niet meer, wat doen we daarmee? We gaan die houden aangezien het wel nog steeds antwoorden kan opleveren op de sterke vragen in het begin. (mogelijke soort examenvraag) - Sommige locaties weggooien zoals locatie in Dubai -\> eruit, maar Nederland Duitsland etc. wel houden Exam: iemand heeft 5% van het enquete ingevuld wat doen we ermee? Weg ermee à hij heeft wel concepten ingevuld en dan weg ermee, wat doe je ermee? Beroepspersoon zou dat houden voor die ene vraag, andere niet Hoc 8: hoofdstuk 9 Cronbach's alfa Cronbach's alfa is een manier om de betrouwbaarheid van items (in een Likertschaal) te beoordelen door de hoeveelheid gedeelde variantie, of covariantie, tussen de items waaruit een instrument bestaat te vergelijken met de hoeveelheid totale variantie. Je vergelijkt als het ware de variantie van het item met de gemiddelde variantie van alle items. Het idee is dat als het instrument betrouwbaar is, er veel covariantie tussen de items moet zijn ten opzichte van de variantie. Cronbach's alfa wordt uitgedrukt in waarden tussen 0 en 1. Algemeen wordt aanvaard dat een item boven 0,650 moet scoren om betrouwbaar te zijn. Eigenwaarden (Eigenvalues, eng.) In een factoranalyse zijn de Eigenwaarden zijn een maat voor de hoeveelheid variantie die door een factor wordt verklaard. Deze Eigenwaarden kunnen bijgevolg gebruikt worden om te bepalen of een factor (ook wel 'dimensie' of 'component') voldoende verklarende waarde heeft om te behouden. Factoren met een eigenwaarde kleiner dan 1500 worden doorgaans niet meegenomen in de analyse. Kaizer criterium Hoe meer variabelen een bepaalde component dragen (d.w.z. een hoge correlatie hebben met de component), hoe belangrijker de factor is in het samenvatten van de gegevens. De eigenwaarde geeft aan hoe goed een component is als samenvatting van de gegevens. De Kaiser-regel is om alle componenten met eigenwaarden onder 1,0 te laten vallen omdat dit is de eigenwaarde die overeenstemt met de informatie bevat in een gemiddeld enkelvoudig item. Scree plot - Ook een manier om te zien als componenten significant zijn of niet. Punten dat boven zijn, zijn goed, maar naar beneden zijn niet significant. Factor analyse Factoranalyse is een statistische analysetechniek om een aantal aspecten die te reduceren tot een beperkt aantal of om na te gaan of de aspecten laden op een onderliggende dimensie. De term factoranalyse is de soortnaam voor een reeks soortgelijke analyses. De term factoranalyse zelf is één van de vormen. Bij een gewone factoranalyse uitgegaan wordt van de covariantiematrix om de factoren of 'componenten' te bepalen. De meest toegepaste vorm is de principale componentenanalyse (PCA). Bij de principale componentenanalyse wordt uitgegaan van de correlatiematrix. Daarom is de principale componenten analyse rekentechnisch gezien iets beter. - **Categorische principale componentenanalyse** (CatPCA) is een variant van PCA die speciaal is ontworpen om categorische variabelen te verwerken. In traditionele PCA zijn variabelen meestal continu, maar in veel echte datasets kunnen variabelen categorisch zijn of een mix van categorisch en continu. - **Meervoudige correspondentieanalyse** (MCA) kan MCA gezien worden als een toepassing van principale-componentenanalyse waarbj de te analyseren variabelen categorisch zijn in plaats van continu. Eenvoudig samengevat: PCA is geschikt voor ratio- en intervalschalen, CatPCA is voor ordinale schalen en MCA voor nominale schalen. Types hybride onderzoek (mixed methods) Hoofdstuk 10 Kwantitatief (in de breedte) \> Kwalitatief (verdieping) Zoeken van verklaringen Kwalitatief (verkenning) \> Kwantitatief (generalisering) Bijvoorbeeld om schalen op te stellen Combinatie: integratie van twee of meer methoden Vragen bij ons onderzoek ( kan op het examen) **Moet je bij het opschonen van je data respondenten die sommige vragen niet beantwoord hebben uit je dataset halen?** **Kan je iets aanvangen met de antwoorden van respondenten die weet niet, niet van toepassing of geen antwoord geven? (missing values)** **Waarom hebben we onze Likert schalen (interval) omgezet in categorische (ordinale) schalen? EXAMEN!!!!** **Welke techniek hebben we daarvoor gebruikt?** Categorische principale componentent**,** belangrijk dat je evrschillende factor analyses hebt. **Waarom hebben we de resultaten van onze schalen opgedeeld in 2 percentielen (50/50; hoog laag**)? Dat is een praktische beslissing om die data bruikbaar te maken. Omdat we om die variabele uit te zetten in de MCA moeten ze eigenlijk ook omzette naar heel simpele binaire variabele bv hoog en laag maar kan ook hoog middellaag maar je moet het simplifieren **Wat zijn de twee voornaamste vormen van hybide onderzoek en welke hebben wij toegepast?** Kwali en kwanti of een combinatie die beide combineert in een technologie **Welke qualitatieve methoden hebben we gebruikt?** Semanthisch coderen en tought lifting en mutliple corespondence anoucements **Waarom hebben we Multiple Correspondence Analysis (MCA) toegepast als kwantitative methode?** soort factor analoyse die geschikt is voor binaire variabele te analoyseren wat andere niet doen. Omdat we met categorsche variabele, binair werken en dat andere technikeken dat niet aankunnen **Wat zijn secondaire of supplementaire variablen in een MCA en welke rol spelen ze?** Achtergrond gegevens die je toevoegd, ze helpen je een interpretatie te geven aan wat je vind maar het zijn geen actieve variabele HOC 8 8.1 Cronbach's alfa - Cronbach's alfa is een manier om de betrouwbaarheid van items (in een Likertschaal) te beoordelen door de hoeveelheid gedeelde variantie, of covariantie, tussen de items waaruit een instrument bestaat te vergelijken met de hoeveelheid totale variantie. **Je vergelijkt als het ware de variantie van het item met de gemiddelde variantie van alle items.** - Het idee is dat als het instrument betrouwbaar is, er veel covariantie tussen de items moet zijn ten opzichte van de variantie. Cronbach's alfa wordt uitgedrukt in waarden tussen 0 en 1. Algemeen wordt aanvaard dat een item **boven 0,650** moet scoren om betrouwbaar te zijn. 8.2 Eigenwaarden - In een factoranalyse zijn de Eigenwaarden zijn een maat voor de hoeveelheid variantie die door een factor wordt verklaard. Deze Eigenwaarden kunnen bijgevolg gebruikt worden om te bepalen of een factor (ook wel 'dimensie' of 'component') voldoende verklarende waarde heeft om te behouden. - Factoren met een eigenwaarde kleiner dan 1500 worden doorgaans niet meegenomen in de analyse. - *Is een soort van cronbach alfa maar specifiek voor factoranalyse.* - *Als je een analyse doet tss de drie componenten dan ontstaat er een relatie.* - *Eigenwaarde is tss 0 en 1 maar dan op duizend, alles wat groter is dan 1 is goed, in onderzoek nemen we 1.5 als standaard.* 8.3 Kaizer criterium - Hoe meer variabelen een bepaalde component dragen (d.w.z. een hoge correlatie hebben met de component), hoe belangrijker de factor is in het samenvatten van de gegevens. De [eigenwaarde](https://docs.displayr.com/wiki/Eigenvalues) geeft aan hoe goed een component is als samenvatting van de gegevens. De Kaiser-regel is om **alle componenten met eigenwaarden onder 1,0 te laten vallen** omdat dit is de eigenwaarde die overeenstemt met de informatie bevat in een gemiddeld enkelvoudig item. - *Kaizer-regel, als het groter is dan 1 is goed, maar liever meer.* 8.4 Scree plot - Ook een manier om te zien als componenten significant zijn of niet. Punten dat boven zijn, zijn goed, maar naar beneden zijn niet significant. 8.5 Factor analyse - **Factoranalyse** is een statistische analysetechniek om een aantal aspecten die te reduceren tot een beperkt aantal of om na te gaan of de aspecten laden op een onderliggende dimensie. De term *factoranalyse* is de **soortnaam** voor een reeks soortgelijke analyses. - De term **factoranalyse** zelf is één van de vormen. Bij een gewone factoranalyse uitgegaan wordt van de covariantiematrix om de factoren of 'componenten' te bepalen. - De meest toegepaste vorm is de **principale componentenanalyse (PCA)**. Bij de principale componentenanalyse wordt uitgegaan van de correlatiematrix. Daarom is de principale componenten analyse rekentechnisch gezien iets beter. 8.6 Factor analyse, vervolg - **Categorische principale componentenanalyse** (CatPCA) is een variant van PCA die speciaal is ontworpen om categorische variabelen te verwerken. In traditionele PCA zijn variabelen meestal continu, maar in veel echte datasets kunnen variabelen categorisch zijn of een mix van categorisch en continu. - **Meervoudige correspondentieanalyse** (MCA) kan MCA gezien worden als een toepassing van principale-componentenanalyse waarbj de te analyseren variabelen **categorisch** zijn in plaats van continu. - Eenvoudig samengevat: PCA is geschikt voor ratio- en intervalschalen, CatPCA is voor ordinale schalen en MCA voor nominale schalen. - *Als het een normale schaal is, dan maken we gebruik van CatPCA.* - *Als het categorisch is, maken we gebruik van MCA* 8.7 Types hybride onderzoek (mixed methods) - Kwantitatief (in de breedte) \> Kwalitatief (verdieping) Zoeken van verklaringen - Kwalitatief (verkenning) \> Kwantitatief (generalisering) Bijvoorbeeld om schalen op te stellen - Combinatie: integratie van twee of meer methoden 8.8 Vragen bij ons onderzoek 1. Moet je bij het opschonen van je data respondenten die sommige vragen niet beantwoord hebben uit je dataset halen? - Omdat de antwoorden die ze gegeven hebben van de andere vragen nogsteeds kunnen gebruiken. 2. Kan je iets aanvangen met de antwoorden van respondenten die weet niet, niet van toepassing of geen antwoord geven? (missing values) - Ze weten het niet, maar we gaan proberen om er iets mee te doen, om te zien als ze mss andere vragen meer hebbben beantwoord. Als ze bv geen auto hebben dan is het logisch dat ze op 'niet van toepassing' drukken 3. Waarom hebben we onze Likert schalen (interval) omgezet in categorische (ordinale) schalen? - Gemiddele scores bij uitrekenen van variabele met meerdere items, is minder goed dan factorscores. Als je de afstand neemt dan zijn alle items evenveel waard. Tenzij je echt een reden hebt da je de gemiddle wilt. !!!!! 4. Welke techniek hebben we daarvoor gebruikt? - categorische principale -\> PCA 5. Waarom hebben we de resultaten van onze schalen opgedeeld in 2 percentielen (50/50; hoog laag)? - Gedaan voor de MCA's, binaire hoog/laag willen hebben omdat steekproef niet groot genoeg is om iets anders te doen. Niet genoeg respondenten dus opdelen in groepen hoog/laag. 6. Wat zijn de twee voornaamste vormen van hybide onderzoek en welke hebben wij toegepast? - Kwali en kwanti 7. Welke qualitatieve methoden hebben we gebruikt? - Thought listing, semantisch coderen bij MAXQDA 8. Waarom hebben we Multiple Correspondence Analysis (MCA) toegepast als kwantitative methode? - Soort factoranalyse voor binaire nominale te analyseren, de anderen doen dat niet, ze moeten nogsteeds ordinaal gerangschrikt zijn en hier dus niet bij MCA 9. Wat zijn secondaire of supplementaire variablen in een MCA en welke rol spelen ze? - Ze helpen met de interpretatie

Use Quizgecko on...
Browser
Browser