Document Details

FreshJasper9953

Uploaded by FreshJasper9953

KU Leuven

Tags

social insurance types of insurance Belgian social security insurance system

Summary

This document details various types of insurance and the Belgian social security system. It discusses the differences between private and social insurance, highlighting the role of the government in social security. The text also covers key aspects of the system, such as contributions and benefits.

Full Transcript

HOOFDSTUK 1: SITUERING EN WETGEVING 1\. Soorten verzekeringen volgens maatschappelijk doel 1.1 Private verzekeringen 1.2 Sociale verzekeringen 2\. Stelsel van de Belgische sociale zekerheid 2.1 Historische achtergrond 2.2 Kenmerken van het sociale zekerheidssysteem 2.3 Sectoren van de sociale...

HOOFDSTUK 1: SITUERING EN WETGEVING 1\. Soorten verzekeringen volgens maatschappelijk doel 1.1 Private verzekeringen 1.2 Sociale verzekeringen 2\. Stelsel van de Belgische sociale zekerheid 2.1 Historische achtergrond 2.2 Kenmerken van het sociale zekerheidssysteem 2.3 Sectoren van de sociale zekerheid 2.4 Over de klassieke stelsels 2.4.1 Het werknemersstelsel 2.4.2 Het zelfstandigenstelsel 2.4.3 Het ambtenarenstelsel 2.5 Overheidsinstellingen 2.5.1 Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) 2.5.2 De ziekenfondsen 2.5.3 Identiteit via de elektronische identiteitskaart 3\. Ongevallen-, ziekte- en invaliditeitsverzekeringen 3.1 Overzicht ongevallen-, ziekte- en invaliditeitsverzekeringen 3.2 Arbeidsongevallen 3.3 Arbeidsongeschiktheid 3.4 Verzekering kosten geneeskundige zorgen 3.5 Verzekering Gewaarborgd Inkomen 3.6 Situering en belang van de ongevallen-, ziekte- en invaliditeitsverzekeringen 3.6.1 Algemeen 3.6.2 Ziektekostenverzekering 3.6.3 Verzekering gewaarborgd inkomen 3.6.4 Ongevallenverzekering 3.6.5 Hulpverlening 4\. Begrippen ongeval, ziekte en invaliditeit 4.1 Ongeval 4.1.1 Arbeidsongevallenwet versus ongevallen-, ziekte- en invaliditeitspolissen 4.1.2 Plotselinge gebeurtenis 4.1.3 Uitwendige oorzaak 4.2 Ziekte 4.3 Invaliditeit 5\. Wetgeving 5.1 Antidiscriminatiewet 5.2 Wet op de ziekteverzekeringsovereenkomsten 5.2.1 Algemeen 5.2.2 Toepassingsgebied van de wetgeving op de ziekteverzekerings- overeenkomsten 5.2.3 De andere dan de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomsten 5.3 Wetgeving m.b.t. de medische informatie 5.3.1 Wetgeving m.b.t. terrorisme Hoofdstuk 1: situreing en wetgeving **Soorten verzekeringen vogens maatschappelijk doel** ----------------------------------------------------- Wat is het verschil tussen privaatverzekeringen en socialeverzekeringen? - **Privaatverzekering** - Een verzekering gericht op het beschermen van persoonlijke en individuele belangen Voorbeeld: autoverzekering,brandverzekering - **Sociale verzekeringen** - Beschermen groepen mensen via een systeem van sociale zekerheid Voorbeeld : ziekteverzekering of werkloosheidsuitkering). Wat zijn de kenmerken van een sociale verzekering? 1. **Overheid**: Deze verzekeringen zijn opgezet door de overheid om de levensomstandigheden te verbeteren. 2. **Verplichte bijdragen**: Betaald door werkgevers, werknemers en zelfstandigen (werkgevers betalen meestal meer). 3. **Vastgelegde voorwaarden**: De voorwaarden worden door de overheid bepaald, niet door een individueel contract. 4. **Iedereen is verzekerd**: Er is geen strenge selectie of uitsluiting. Iedereen kan er gebruik van maken. 5. **Geen vrije keuze in bedragen**: De uitkeringen (zoals een vergoeding bij ziekte) zijn wettelijk vastgelegd. Meekreuzevragen : soorten verzekering volgens maatschappelij doel 1. **Wat is een privaatverzekering?**\ A. Een verzekering gericht op het beschermen van groepen mensen via sociale zekerheid.\ B. Een verzekering gericht op het beschermen van persoonlijke en individuele belangen.\ C. Een verzekering die uitsluitend door de overheid wordt gefinancierd.\ D. Een verzekering voor alle medische kosten van zelfstandigen. **Antwoord**: B 2. **Welke verzekering valt onder sociale verzekeringen?**\ A. Brandverzekering\ B. Autoverzekering\ C. Werkloosheidsuitkering\ D. Reisverzekering **Antwoord**: C 3. **Wat is géén kenmerk van een sociale verzekering?**\ A. Iedereen is verplicht verzekerd.\ B. De voorwaarden worden door de overheid bepaald.\ C. Het is volledig gefinancierd door de overheid zonder bijdragen van burgers.\ D. Er is geen strenge selectie bij deelname. **Antwoord**: C 4. **Hoe worden sociale verzekeringen gefinancierd?**\ A. Alleen door de overheid.\ B. Door bijdragen van werkgevers, werknemers en zelfstandigen.\ C. Door individuele premies die deelnemers vrijwillig betalen.\ D. Door inkomsten uit investeringen van verzekeraars. **Antwoord**: B 5. **Wat is een voorbeeld van een situatie waarin sociale verzekeringen tussenkomen?**\ A. Een gezin sluit een hospitalisatieverzekering af.\ B. Een gehandicapt kind wordt geboren en ontvangt steun.\ C. Een chauffeur neemt een autoverzekering voor schade aan derden.\ D. Een ondernemer verzekert zich tegen economische verliezen. **Antwoord**: B 6. **Wat gebeurt er met een pasgeboren kind binnen de sociale zekerheid?**\ A. Het kind moet apart verzekerd worden.\ B. Het kind wordt automatisch verzekerd via de ouders.\ C. Het kind ontvangt pas dekking na een medische keuring.\ D. Het kind wordt alleen verzekerd als de ouders een hospitalisatieverzekering hebben. **Antwoord**: B 7. **Wat gebeurt er als iemand in slechte gezondheid verkeert en een sociale verzekering aanvraagt?**\ A. Hij wordt uitgesloten vanwege het verhoogde risico.\ B. Hij wordt geaccepteerd, omdat er geen uitsluitingen zijn.\ C. Hij wordt alleen verzekerd als hij een verhoogde premie betaalt.\ D. Hij kan alleen een basisverzekering afsluiten. **Antwoord**: B Wat zijn de kenmerken van de sociale zekeherheidssteem? 1. **Solidariteit**: Iedereen helpt elkaar door middel van belastingen en sociale bijdragen..(nationaal solidariteit) 2. **Voldoende levensstandaard**: - **Minimuminkomen**: Geld voor mensen met weinig of geen inkomen, zodat ze in hun basisbehoeften kunnen voorzien. - **Vervangingsinkomen**: Geld voor mensen die tijdelijk niet kunnen werken, bijvoorbeeld door ziekte of een ongeluk. - **Aanvullingsinkomen**: Extra geld voor mensen die niet genoeg hebben van hun minimuminkomen. 3. **Verplicht karakter**: Iedereen moet verplicht bijdragen aan één organisatie (zoals de overheid),. 5. **Wanneer werden sociale verzekeringen in België verplicht?**\ A. Tijdens de Tweede Wereldoorlog.\ B. In de 19e eeuw.\ C. In de 20e eeuw.\ D. Na 2000. **Antwoord**: C 6. **Wat was een belangrijke verandering in de Belgische sociale zekerheid na de Tweede Wereldoorlog?**\ A. Afschaffing van verplichte verzekeringen.\ B. Uitbreiding van het systeem naar meer bevolkingsgroepen.\ C. Exclusieve bescherming voor landarbeiders.\ D. Financiering uitsluitend via pensioenbijdragen. **Antwoord**: B 13. **Wat is het basisuitgangspunt van sociale verzekeringen in België?**\ A. Solidariteit\ B. Vrijwillige deelname\ C. Gelijkstelling van alle bijdragen\ D. Commercieel belang **Antwoord**: A 14. Wie betaalt het meeste bij aan sociale verzekeringen?\ A. Werknemers\ B. Zelfstandigen\ C. Werkgevers\ D. De overheid **Antwoord**: C 15. **Wat gebeurt er als de bijdragen aan sociale zekerheid niet voldoende zijn?**\ A. De overheid vult het tekort aan.\ B. Werknemers betalen een extra bijdrage.\ C. Werkgevers betalen een hogere premie.\ D. Verzekeringen worden stopgezet. **Antwoord**: A 16. **Wat is géén voorbeeld van een sociaal uitkeringstype?**\ A. Dagvergoedingen RIZIV\ B. Pensioenen\ C. Arbeidsongevallenvergoeding\ D. Privaat spaargeld**Antwoord**: D Wat zijn de kenmerken van de sociale zekeherheidssteem? 4. **Solidariteit**: Iedereen helpt elkaar door middel van belastingen en sociale bijdragen.. 5. **Voldoende levensstandaard**: - **Minimuminkomen**: Geld voor mensen met weinig of geen inkomen, zodat ze in hun basisbehoeften kunnen voorzien. - **Vervangingsinkomen**: Geld voor mensen die tijdelijk niet kunnen werken, bijvoorbeeld door ziekte of een ongeluk. - **Aanvullingsinkomen**: Extra geld voor mensen die niet genoeg hebben van hun minimuminkomen. 6. **Verplicht karakter**: Iedereen moet verplicht bijdragen aan één organisatie (zoals de overheid),. Geef de sectoren van de sociale zekeherheidssteem? **RSZ en RSVZ** - RSZ = het innen van bijdragen van werknemers. - RSVZ = het innen van bijdragen van zelfstandigen. - Beide instellingen zorgen ervoor dat het geld goed wordt verdeeld en uitbetaald. **Sectoren van de sociale zekerheid**: 1. **Ouderdoms- en overlevingspensioenen (RVP)**: Zorgt voor pensioenen voor ouderen en nabestaanden van overledenen. 2. **Werkloosheid (RVA)**: Geeft uitkeringen aan mensen die hun baan verliezen. 3. **Arbeidsongevallen en beroepsziekten (FEDRIS)**: Geeft vergoedingen bij ongelukken op het werk of werkgerelateerde ziektes. 4. **Jaarlijkse vakantie (RJV)**: Zorgt voor vakantiegeld voor werknemers. 5. **Ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV)**: - Sector die uitkeringen Biedt en zorgt voor zorgkosten als je ziek of invalide bent. - Sector geneeskundige verzorging:terugbetaling doktor vb 6. **Kinderbijslag (FAMIFED)**: Geeft financiële steun aan gezinnen met kindere Meekreuzevragen : 1. **Wat is de belangrijkste taak van de RSZ?**\ A. Het beheren van ziekenhuizen.\ B. Het innen van sociale bijdragen van werknemers en werkgevers.\ C. Het rechtstreeks uitbetalen van kinderbijslag.\ D. Het bepalen van pensioenbedragen. **Antwoord**: B 2. Wat is een belangrijk verschil tussen de RSZ en de RSVZ?\ A. De RSZ regelt pensioenuitkeringen, terwijl de RSVZ dit niet doet.\ B. De RSZ int bijdragen van werknemers en werkgevers, terwijl de RSVZ dit doet voor zelfstandigen.\ C. De RSVZ regelt arbeidsongevallen, terwijl de RSZ dit niet doet.\ D. De RSZ is een private instelling, terwijl de RSVZ openbaar is. **Antwoord**: B 3. Welke instelling keert vervangingsinkomens uit aan zelfstandigen?\ A. RSZ\ B. FAMIFED\ C. RSVZ\ D. FEDRIS **Antwoord**: C 4. **Welke tak valt niet onder de klassieke sociale zekerheid?**\ A. Ouderdoms- en overlevingspensioen\ B. Arbeidsongevallen\ C. Gezinsbijslagen\ D. Wettelijke aansprakelijkheidsverzekering **Antwoord**: D 5. Welke instantie beheert de werkloosheidstak van de sociale zekerheid?\ A. RVP\ B. FEDRIS\ C. RVA\ D. RJV **Antwoord**: C 6. **Wat is een van de taken van FEDRIS?**\ A. Het organiseren van vakantiegeld.\ B. Het uitkeren van vergoedingen voor beroepsziekten.\ C. Het uitkeren van kinderbijslag.\ D. Het beheren van pensioenen. **Antwoord**: B 7. Wat doet de RJV?\ A. Het regelt arbeidsongevallen.\ B. Het biedt terugbetalingen voor medische zorg.\ C. Het beheert jaarlijkse vakantie-uitkeringen.\ D. Het beheert kinderbijslag. **Antwoord**: C 9. **Welke instelling is verantwoordelijk voor pensioenuitkeringen?**\ A. RIZIV\ B. RVP\ C. RVA\ D. FAMIFED **Antwoord**: B 10. **Welke instelling was verantwoordelijk voor kinderbijslag vóór de zesde staatshervorming?**\ A. FAMIFED\ B. RVP\ C. RJV\ D. RVA **Antwoord**: A 11. **Wat is sinds de zesde staatshervorming veranderd in de bevoegdheid voor kinderbijslag?**\ A. Het wordt nu beheerd door de federale overheid.\ B. De bevoegdheid is overgedragen naar de gemeenschappen en gewesten.\ C. Het wordt nu beheerd door de RVA.\ D. Kinderbijslag bestaat niet meer als aparte tak. **Antwoord**: B 12. **Welke instellingen maken deel uit van de sociale zekerheid?**\ A. RVP, RVA, FAMIFED, FEDRIS, RJV, RIZIV\ B. RVP, RVA, NMBS, FEDRIS, RIZIV\ C. RSZ, RSVZ, FAMIFED, WHO\ D. FEDRIS, RIZIV, UNICEF, RVA **Antwoord**: A Geef de 3 stelstel waaruit de klassieke scoiale zekerheidssyteem bestaat? 1. **Werknemersstelsel** **Verzekering**: Werknemers zijn verplicht verzekerd voor : - [Verstrekkingen:] geneeskundige zorgen, kinderbijslag - [Uitkeringen: ] - ziekte en invaliditeit - pensioen, - Werkloosheid - Vakantie - arbeidsongeval - beroepsziekte **Bijdragen aan de RSZ**: - **Werknemers** betalen **13.07%** van hun loon. - **Werkgevers (patronale bijdrage)** betalen **25-33%** van het loon. - De bijdragen zijn **niet genoeg** om alles te betalen, dus de **overheid helpt**. - Verdeling gebeurdt door **de RSZ** 2. **Het zelfstandigenstelstel** **Verzekering**: zelfstandige zijn verplicht verzekerd voor : - [Verstrekkingen:] geneeskundige zorgen, kinderbijslag - [Uitkeringen: ] - Ziekte en invaliditeit - Pension - rustpension - overlevingspension **Bijdragen aan de RSZ**: - **Zelfstandigen** betalen **20.5%** van hun inkomen. - Overheidstussenkomst: Ook zelfstandigen hebben **hulp van de overheid** nodig. - Verdeling gebeurdt door **de RSZV** **Overbruggingsrecht:** - Dit is een uitkering voor zelfstandigen die tijdelijk niet kunnen werken (bijvoorbeeld door ziekte of coronamaatregelen). 3. **Het ambtenarenstelsel** **Verzekering**: Ambtenaren hebben niet dezelfde sociale zekerheid als werknemers of zelfstandigen. GEEN VOLLEDIGE DEKKING - [Verstrekkingen:] geneeskundige zorgen - [Uitkeringen: ] - De overheid betaalt de sociale zekerheid voor ambtenaren, omdat ambtenaren voor de overheid werken ( direct financiering) **Bijdragen aan de RSZ**: - **Ambtenaren** betalen **0%** van hun inkomen. **Uitzondering** - Gepensioneerden: een extra bijdrage betalen van 3,55% over hun pensioen, Meekreuzevragen : 1. **Tegen welke risico's zijn werknemers verplicht verzekerd?**\ A. Alleen tegen geneeskundige zorgen en kinderbijslag.\ B. Tegen geneeskundige zorgen, kinderbijslag, pensioen, werkloosheid, vakantie, arbeidsongevallen en beroepsziekten.\ C. Alleen tegen pensioen en werkloosheid.\ D. Tegen alle risico's zonder uitzonderingen. **Antwoord**: B 1. **Wat is het percentage dat werknemers bijdragen aan de RSZ via hun brutoloon?**\ A. 10%\ B. 13.07%\ C. 20.5%\ D. 25% **Antwoord**: B 2. **Wat is het percentage van de patronale bijdrage die werkgevers betalen bovenop het brutoloon?**\ A. 13.07%\ B. 20.5%\ C. 25-33%\ D. 50% **Antwoord**: C 3. **Waarom zijn overheidstussenkomsten noodzakelijk in het werknemersstelsel?**\ A. Omdat werknemers geen bijdragen betalen.\ B. Omdat de bijdragen van werknemers en werkgevers onvoldoende zijn om de sociale zekerheid te financieren.\ C. Omdat de overheid alle kosten van sociale zekerheid wil dekken.\ D. Omdat werknemers meer verdienen dan de werkgevers kunnen bijdragen. **Antwoord**: B 5. **Welke verstrekkingen vallen onder het zelfstandigenstelsel?**\ A. Geneeskundige zorgen en kinderbijslag.\ B. Alleen pensioenen en ziekte-uitkeringen.\ C. Werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag.\ D. Arbeidsongevallen en beroepsziekten. **Antwoord**: A 6. **Wat is de sociale bijdrage van zelfstandigen op hun inkomen?**\ A. 13.07%\ B. 20.5%\ C. 25%\ D. 33% **Antwoord**: B 7. **Wat is het overbruggingsrecht voor zelfstandigen?**\ A. Een pensioenuitkering na het bereiken van een bepaalde leeftijd.\ B. Een vervangingsinkomen voor zelfstandigen die tijdelijk niet kunnen werken.\ C. Een toeslag op de kinderbijslag voor zelfstandigen.\ D. Een eenmalige uitkering bij het beëindigen van een bedrijf. **Antwoord**: B 8. **Wie verdeelt de bijdragen van zelfstandigen?**\ A. RSZ\ B. RSVZ\ C. RVA\ D. FEDRIS **Antwoord**: B 9. **Wat is een belangrijk kenmerk van het ambtenarenstelsel?**\ A. Ambtenaren betalen geen bijdragen voor hun sociale zekerheid.\ B. Ambtenaren hebben dezelfde sociale zekerheid als werknemers.\ C. Ambtenaren betalen dezelfde bijdrage als zelfstandigen.\ D. Ambtenaren hebben volledige dekking voor alle sociale zekerheidssectoren. **Antwoord**: A 10. **Wie betaalt de sociale zekerheid van ambtenaren?**\ A. De RSZ.\ B. De overheid als werkgever.\ C. De RVA.\ D. Het RIZIV. **Antwoord**: B 11. **Wat betalen gepensioneerde ambtenaren als extra bijdrage over hun pensioen?**\ A. 13.07%\ B. 20.5%\ C. 3.55%\ D. 7% **Antwoord**: C 12. **Waarom hebben ambtenaren geen volledige dekking binnen de sociale zekerheid?**\ A. Omdat ze werken onder een contract met een andere regeling.\ B. Omdat de overheid rechtstreeks voor hen zorgt en werkloosheidsuitkeringen niet van toepassing zijn.\ C. Omdat ze zelf hun sociale zekerheid financieren.\ D. Omdat ze geen pensioenrechten opbouwen. **Antwoord**: B 13. **Wat is een belangrijk verschil tussen het werknemers- en zelfstandigenstelsel?**\ A. Werknemers betalen een lager percentage sociale bijdragen dan zelfstandigen.\ B. Zelfstandigen zijn verzekerd tegen werkloosheid; werknemers niet.\ C. Werknemers hebben toegang tot werkloosheidsuitkeringen, zelfstandigen niet.\ D. Zelfstandigen ontvangen vakantiegeld via de vakantiekas. **Antwoord**: C 14. **Wat is een gedeelde verplichting van werknemers en zelfstandigen?**\ A. Ze zijn verplicht verzekerd tegen geneeskundige zorgen en kinderbijslag.\ B. Ze zijn beide verzekerd tegen werkloosheid.\ C. Ze betalen beide een vast percentage van 13.07% aan sociale bijdragen.\ D. Ze ontvangen beide uitkeringen via dezelfde instellingen. **Antwoord**: A 15. **Welk stelsel voorziet niet in werkloosheidsuitkeringen?**\ A. Het werknemersstelsel.\ B. Het zelfstandigenstelsel.\ C. Het ambtenarenstelsel.\ D. Alle stelsels voorzien hierin. **Antwoord**: C Leg de overheidtussenkomst bij de RSZ? De overheid speelt een belangrijke rol in de sociale zekerheid door financiële tussenkomsten. Deze worden geregeld volgens de wet van 17 april 2017. Er zijn drie soorten overheidsfinanciering 1. **Alternatieve financiering**:\ De overheid haalt geld uit [andere bronnen (niet] alleen belastingen) om de sociale zekerheid te helpen. 2. **Transparante en responsabiliserende evenwichtsdotatie**:\ De overheid helpt met [geld op een duidelijke manier,] zodat iedereen begrijpt waar het geld vandaan komt en hoe het wordt gebruikt. 3. **Klassieke rijkstoelage**:\ De overheid geeft [rechtstreeks belastinggeld] aan de sociale zekerheid Meekreuzevragen : 1. **Wat is een belangrijke rol van de overheid in de sociale zekerheid?**\ A. Het volledig financieren van alle uitkeringen.\ B. Het bieden van financiële tussenkomsten om tekorten te dekken.\ C. Het vervangen van de RSZ als instantie voor sociale bijdragen.\ D. Het bepalen van de hoogte van pensioenen. **Antwoord**: B 2. **Welke wet regelt de financiële tussenkomst van de overheid in de sociale zekerheid?**\ A. De wet van 1 januari 2000.\ B. De wet van 18 april 2017.\ C. De wet van 17 april 2017.\ D. De wet van 6 juli 2020. **Antwoord**: C 3. Wat houdt alternatieve financiering in?\ A. Het gebruik van belastinginkomsten voor sociale zekerheid.\ B. Het ophalen van geld uit andere bronnen dan alleen belastingen om de sociale zekerheid te financieren.\ C. Het volledig privatiseren van de sociale zekerheid.\ D. Het verlagen van werkgeversbijdragen via subsidies. **Antwoord**: B 4. **Wat is het doel van transparante en responsabiliserende evenwichtsdotatie?**\ A. Het volledig afschaffen van sociale bijdragen.\ B. Het duidelijk maken waar het geld vandaan komt en hoe het wordt gebruikt, terwijl eventuele tekorten worden gedekt.\ C. Het volledig vervangen van de klassieke rijkstoelage.\ D. Het creëren van overschotten in de sociale zekerheid. **Antwoord**: B 5. **Wat wordt bedoeld met een klassieke rijkstoelage?**\ A. Het financieren van sociale zekerheid met geld van private bedrijven.\ B. Het rechtstreeks gebruiken van belastinggeld voor de sociale zekerheid.\ C. Het verminderen van overheidssubsidies aan de sociale zekerheid.\ D. Het innen van extra bijdragen van werknemers en werkgevers. **Antwoord**: B 6. **Welke van de volgende financieringsmethoden is géén overheidsfinanciering voor de sociale zekerheid?**\ A. Alternatieve financiering.\ B. Transparante en responsabiliserende evenwichtsdotatie.\ C. Klassieke rijkstoelage.\ D. Verzekeringspremies van werknemers. **Antwoord**: D 7. Wat is een kenmerk van de alternatieve financiering in de sociale zekerheid?\ A. Het geld komt uitsluitend van belastingen.\ B. Het wordt gebruikt om tekorten in sociale bijdragen te compenseren.\ C. Het creëert overschotten in de sociale zekerheid.\ D. Het vervangt de bijdragen van werknemers volledig. **Antwoord**: C 8. **Wat is het belangrijkste verschil tussen alternatieve financiering en klassieke rijkstoelage?**\ A. Alternatieve financiering komt uit belastingen; klassieke rijkstoelage komt uit leningen.\ B. Alternatieve financiering haalt geld uit diverse bronnen; klassieke rijkstoelage gebruikt direct belastinggeld.\ C. Alternatieve financiering is vrijwillig; klassieke rijkstoelage is verplicht.\ D. Alternatieve financiering wordt door werknemers betaald; klassieke rijkstoelage door werkgevers. **Antwoord**: B 1. Wie is verantwoordelijk voor het toezicht op de RSZ en RSVZ?\ A. Het RIZIV\ B. De Commissie Financiën en Begroting (CFB)\ C. De Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (FOD SZ)\ D. De Nationale Bank van België **Antwoord**: B Welke instellingen zijn betrokken bij ziekte- en invaliditeitsverzekeringen (RIZV)? **1. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV):** - Het RIZIV is verantwoordelijk voor de organisatie van de **ziekte- en invaliditeitsverzekering** in België. **Partners** 1. Ziekenfondsen (vijf landsbonden), 2. De zorgsector (ziekenhuis,rusthuizen..) 3. Sociale partners (werkgevers- en vakbonden) 4. De overheid. **Inkomsten** - [Sector geneeskundige verzorging]**:** - Globaal beheer van sociale zekerheid: Dit betreft de algemene middelen die beheerd worden door instellingen zoals het RIZIV - Bijdragen van gepensioneerden: - Reeks bijkomende inkomsten: - Percentage brandrisico - Percentage hospitalisatieverzekering -....... - Persoonlijke bijdragen van verzekerden: Verzekerden (werknemers, zelfstandigen, etc.) dragen een percentage van hun inkomen bij aan de sociale zekerheid. - [Sector Uitkeringen:] - Globaal beheer: - Overdrachten van de Rijksdienst voor Pensioenen: Geld dat van de pensioendienst naar andere delen van de sociale zekerheid gaat. - bijzondere inkomsten: Zoals subsidies of extra fondsen. **Taken** - **Nomenclatuur beheren:** - Bepaalt welke medische behandelingen en kosten terugbetaald - Erkenning/ controle zorgverleners en verzorgingsinstellignen - Akkoorden sluiten tussen zorgverlerner en zieknenfondsen - Erkenning van de invaliditeit:Het RIZIV kijkt of iemand recht heeft op een uitkering voor ziekte of invaliditeit - Controle o de ziekenfondsen 1. **Ziekenfondsen** Als je gebruik wilt maken van de zorgverzekering en uitkeringen, moet je je aansluiten bij een verzekeringsinstelling. Deze instellingen betalen dingen zoals: Zij betalen voor: - Tegemoetkoming voor medische kosten - Arbeidsongeschiktheids- of invaliditeitsuitkeringen bij ziekte of ongevallen - Moederschapsuitkeringen tijdens zwangerschap Je kunt kiezen uit drie manieren om een verzekeringsinstelling te kiezen: 1. **Via een ziekenfonds**: Dit zijn grote organisaties die mensen helpen met zorg en uitkeringen. Je kunt kiezen uit vijf grote ziekenfondsen: - LCM (Christelijke ziekenfondsen) - NVSM (Socialistische ziekenfondsen) - LNZ (Neutrale ziekenfondsen) - LLM (Liberale ziekenfondsen) - LOZ (Onafhankelijke ziekenfondsen) 2. **Via de Hulpkas**: Dit kan bij een lokale dienst. 3. **Via de NMBS**: Dit is voor mensen die voor de Belgische spoorwegen werken. Meekreuzevragen : 1. **Wat is de primaire verantwoordelijkheid van het RIZIV?**\ A. Het uitbetalen van werkloosheidsuitkeringen.\ B. Het organiseren van ziekte- en invaliditeitsverzekeringen in België.\ C. Het beheren van pensioenen voor werknemers.\ D. Het financieren van ziekenhuizen. **Antwoord**: B 2. **Welke partijen zijn partners van het RIZIV?**\ A. Alleen ziekenfondsen en apotheken.\ B. Ziekenfondsen, de zorgsector, sociale partners en de overheid.\ C. Private ziekenhuizen en internationale organisaties.\ D. Werkgevers en banken. **Antwoord**: B 3. **Wat is een bron van inkomsten voor de sector geneeskundige verzorging binnen het RIZIV?**\ A. Globaal beheer van sociale zekerheid en persoonlijke bijdragen van verzekerden.\ B. Alleen premies van werkgevers.\ C. Enkel bijdragen van gepensioneerden.\ D. Subsidies van internationale instellingen. **Antwoord**: A 4. **Wat doet het RIZIV met betrekking tot de nomenclatuur van geneeskundige**\ A. Het bepaalt welke medische behandelingen en kosten worden terugbetaald.\ B. Het organiseert cursussen voor zorgverleners.\ C. Het bepaalt de lonen van artsen.\ D. Het beheert ziekenhuizen rechtstreeks. **Antwoord**: A 5. **Welke van de volgende is géén taak van het RIZIV?**\ A. Het sluiten van akkoorden tussen zorgverleners en ziekenfondsen.\ B. Het erkennen van invaliditeit.\ C. Het controleren van ziekenfondsen.\ D. Het berekenen van pensioenen. **Antwoord**: D 6. **Wat moet je doen om gebruik te maken van de ziekte- en invaliditeitsverzekering?**\ A. Je aansluiten bij een verzekeringsinstelling, zoals een ziekenfonds.\ B. Je registreren bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.\ C. Een aanvraag indienen bij het RIZIV.\ D. Je werkgever vragen om je te registreren. **Antwoord**: A 7. **Wat wordt door ziekenfondsen uitbetaald?**\ A. Alleen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.\ B. Tegemoetkomingen voor medische kosten, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en moederschapsuitkeringen.\ C. Pensioen- en werkloosheidsuitkeringen.\ D. Subsidies aan ziekenhuizen. **Antwoord**: B 8. **Welke van de volgende ziekenfondsen behoort niet tot de vijf grote landsbonden?**\ A. LCM (Christelijke ziekenfondsen).\ B. NVSM (Socialistische ziekenfondsen).\ C. NIC (Nationaal Intermutualistisch College).\ D. LOZ (Onafhankelijke ziekenfondsen). **Antwoord**: C 9. **Welke optie is beschikbaar als je niet wilt aansluiten bij een traditioneel ziekenfonds?**\ A. Inschrijving bij een Hulpkas.\ B. Lid worden van een private bankverzekering.\ C. Het afsluiten van een particuliere verzekering zonder wettelijke dekking.\ D. Directe betaling via de overheid. **Antwoord**: A 10. **Voor wie is de NMBS-ziekenfondskas bedoeld?**\ A. Iedereen die in België werkt.\ B. Werknemers in de NMBS en hun gezinnen.\ C. Gepensioneerden met een invaliditeitsverzekering.\ D. Alleen zelfstandigen. **Antwoord**: B 11. **Wat is het doel van de ISI+ kaart?**\ A. Het identificeren van kinderen en personen zonder Belgische eID voor sociale zekerheid.\ B. Het vervangen van de elektronische identiteitskaart (eID).\ C. Het direct ontvangen van terugbetalingen van ziekenfondsen.\ D. Het betalen van medische kosten aan ziekenhuizen. **Antwoord**: A 12. **Welke van de volgende is géén manier om je ziekenfonds terugbetaling te ontvangen?**\ A. Via eAttest door de arts of tandarts.\ B. Met kleefbriefjes.\ C. Direct bij het RIZIV.\ D. Via de derdebetalersregeling. **Antwoord**: C 13. **Wat zijn voordelen van het gebruik van eAttest?**\ A. Snellere terugbetaling, minder papiergebruik en geen fouten door onleesbare handschriften.\ B. Vervanging van de elektronische identiteitskaart (eID).\ C. Automatische aansluiting bij een ziekenfonds.\ D. Verzekering voor medische kosten zonder premiebetaling. **Antwoord**: A Leg de begrip ongeval uit? - Een fenomeen dat [plots] en [onverwacht] is en dat een externe oorzaak heeft. Het is een [uitwendige oorzaak] aan het menselijk lichaam (vreemd aan innerlijke gesteltenis van slachtoffer). Voorbeeld: ik werk in een horecazaak, het is druk en ik wil snel werken. Daardoor val ik op de vloer en breek ik mijn been. Dat is een arbeidsongeval. **Kenmerken** 1. **Plotseling**: Het ongeval gebeurt snel, binnen een korte tijd en de gevolgen zijn direct. Het gebeurt niet langzaam of geleidelijk. 2. **Abnormaal**: Het ongeval heeft onverwachte gevolgen en is niet iets wat normaal of vaak gebeurt. 3. **Externe oorzaak**: Het ongeval komt door iets van buitenaf en niet door de gezondheid van de persoon zelf. - **Voorbeeld**: Bij een auto-ongeluk komt de schade van de auto, niet door een ziekte van de persoon. Leg de begrip ziekte uit? - Een **ziekte** is een aandoening die niet veroorzaakt is door een ongeval. Het komt vaak door een infectie, een afwijking in het lichaam of andere interne oorzaken. **Uitzondering** - **Tetanus:** een infectie die ontstaat door een besmetting via een wond - **Er kan geen combinatie van ongeval en ziekte zijn** Leg de begrip invaliditeit uit? **Fysiologische invaliditeit** betekent dat je lichamelijk niet meer kunt werken, bijvoorbeeld als je een oog verliest. **Economische invaliditeit** betekent dat je je oude werk niet meer kunt doen, bijvoorbeeld als je een hand verliest, zelfs als je niet helemaal lichamelijk gehandicapt bent. Wat zijn de verschillen tussen invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, werkonbekwaamheid? - Invaliditeit = is voor altijd niet kunnen werken. - Arbeidsongeschiktheid = nu niet kunnen werken, maar het kan tijdelijk zijn. - Werkonbekwaamheid = je kunt je oude werk niet meer doen, maar je kunt misschien ander werk doen. Meerkzeuzevragen 1. **Wat is een kenmerk van een ongeval?**\ A. Het gebeurt geleidelijk over een langere periode.\ B. Het heeft een externe oorzaak en gebeurt plotseling.\ C. Het wordt veroorzaakt door een interne afwijking in het lichaam.\ D. Het komt alleen voor bij specifieke beroepen. **Antwoord**: B 2. **Wat is géén kenmerk van een ongeval?**\ A. Het gebeurt plotseling.\ B. Het heeft een abnormale en onverwachte oorzaak.\ C. Het is een gevolg van een interne ziekte.\ D. Het heeft een externe oorzaak. **Antwoord**: C 3. **Welk voorbeeld illustreert een ongeval?**\ A. Een werknemer krijgt een griepinfectie na contact met een zieke collega.\ B. Een kok glijdt uit in een drukke keuken en breekt zijn been.\ C. Een patiënt krijgt een aandoening door een genetische afwijking.\ D. Een werknemer krijgt rugklachten na jaren zwaar tillen. **Antwoord**: B 4. **Wat is een externe oorzaak bij een ongeval?**\ A. Een infectie in het lichaam.\ B. Een auto die een persoon aanrijdt.\ C. Een interne afwijking die leidt tot bewusteloosheid.\ D. Stress veroorzaakt door werkdruk. **Antwoord**: B 5. **Wat is een ziekte volgens de definitie?**\ A. Een aandoening die langzaam en geleidelijk ontstaat door externe oorzaken.\ B. Een aandoening veroorzaakt door een ongeval.\ C. Een aandoening veroorzaakt door infecties, afwijkingen of interne oorzaken.\ D. Een tijdelijke aandoening veroorzaakt door werkomstandigheden. **Antwoord**: C 6. **Welke situatie is géén voorbeeld van een ziekte?**\ A. Een werknemer krijgt tetanus na een besmette wond.\ B. Een patiënt ontwikkelt diabetes door een genetische afwijking.\ C. Een werknemer glijdt uit op een natte vloer en breekt zijn been.\ D. Een persoon krijgt een longontsteking door een bacteriële infectie. **Antwoord**: C 7. **Wat is de uitzondering waarbij een ziekte en een ongeval gecombineerd kunnen worden?**\ A. Wanneer de ziekte wordt veroorzaakt door een genetische afwijking.\ B. Wanneer de ziekte tetanus betreft, veroorzaakt door een wondinfectie.\ C. Wanneer een ongeval leidt tot langdurige stress.\ D. Wanneer een ziekte leidt tot een ongeval op het werk. **Antwoord**: B 8. **Wat is fysiologische invaliditeit?**\ A. Het niet meer kunnen uitvoeren van het oude werk.\ B. Het volledig verliezen van de mogelijkheid om te werken door een lichamelijke beperking.\ C. Het tijdelijk niet kunnen werken door een ziekte.\ D. Het gedeeltelijk verlies van inkomen door een beperking. **Antwoord**: B 9. **Wat is economische invaliditeit?**\ A. Een situatie waarin iemand geen werk meer kan vinden.\ B. Het niet meer kunnen uitvoeren van een specifiek beroep, ondanks geen volledige lichamelijke handicap.\ C. Een tijdelijke situatie waarin iemand zijn werk niet kan uitvoeren.\ D. Een situatie waarin de overheid financiële steun biedt aan invaliden. **Antwoord**: B 10. **Wat is invaliditeit?**\ A. Het tijdelijk niet kunnen werken door een ongeval.\ B. Het voor altijd niet kunnen werken.\ C. Het tijdelijk niet kunnen uitvoeren van het oude werk.\ D. Het gedeeltelijk verlies van inkomen. **Antwoord**: B 11. **Wat is arbeidsongeschiktheid?**\ A. Het voor altijd niet kunnen werken.\ B. Het tijdelijk niet kunnen werken door ziekte of ongeval.\ C. Het gedeeltelijk verliezen van werkcapaciteit.\ D. Het volledig verlies van werk door economische omstandigheden. **Antwoord**: B 12. **Wat betekent werkonbekwaamheid?**\ A. Je kunt je oude werk niet meer doen, maar mogelijk ander werk wel.\ B. Je kunt helemaal niet meer werken, ongeacht de omstandigheden.\ C. Je kunt tijdelijk niet werken, maar je werk blijft behouden.\ D. Je hebt recht op werkloosheidsuitkeringen. **Antwoord**: A 13. **Wat is het belangrijkste verschil tussen invaliditeit en arbeidsongeschiktheid?**\ A. Invaliditeit is tijdelijk, terwijl arbeidsongeschiktheid permanent is.\ B. Invaliditeit is permanent, terwijl arbeidsongeschiktheid tijdelijk is.\ C. Invaliditeit heeft altijd een economische oorzaak.\ D. Arbeidsongeschiktheid is altijd volledig, terwijl invaliditeit dat niet is. **Antwoord**: B 14. Welke situatie beschrijft werkonbekwaamheid?\ A. Iemand kan zijn oude werk niet meer doen, maar kan wel een ander beroep uitvoeren.\ B. Iemand kan helemaal niet meer werken door een ongeval.\ C. Iemand is tijdelijk ziek en kan daarna zijn oude werk hervatten.\ D. Iemand heeft recht op een invaliditeitsuitkering omdat hij permanent werkloos is. **Antwoord**: A

Use Quizgecko on...
Browser
Browser