Summary

Dit document beschrijft de verschillende soorten stemmingsstoornissen. Het richt zich specifiek op bipolaire stoornissen en geeft details over de criteria voor diagnose volgens DSM-V, met aandacht voor manische en depressieve episodes.

Full Transcript

Taak 1 Stemmingsstoornissen 1. Wat is een stemmingsstoornis en welke verschillende zijn er? Een stemmingsstoornis wordt gekenmerkt door langdurige verstoringen in stemming en emotie die van invloed zijn op het dagelijks functioneren. Een bipolaire stemmi...

Taak 1 Stemmingsstoornissen 1. Wat is een stemmingsstoornis en welke verschillende zijn er? Een stemmingsstoornis wordt gekenmerkt door langdurige verstoringen in stemming en emotie die van invloed zijn op het dagelijks functioneren. Een bipolaire stemmingsstoornis wordt gekenmerkt door recidiverende stemmingswisselingen, variërend van depressieve, manische, hypomanische tot gemengde episoden, afgewisseld met symptoomvrije periodes. Hoofdtypen bipolaire stoornissen: Bipolaire I-stoornis: depressieve episoden in combinatie met manische episoden. Bipolaire II-stoornis: depressieve episoden in combinatie met hypomanie, maar zonder volledige manie. Cyclothyme stoornis: milde, afwisselende depressieve en hypomanische symptomen die niet voldoen aan de criteria voor volledige episoden. Andere gespecificeerde of ongespecificeerde bipolaire stoornissen: stoornissen die niet volledig passen binnen de bovenstaande categorieën. Taak 1 1 Hoe stel je een diagnose bij stemmingsstoornissen? De diagnose van een stemmingsstoornis, specifiek bipolaire stoornissen, wordt gesteld op basis van de anamnese, psychiatrisch onderzoek en classificatiesystemen zoals DSM-V. Hierbij is een reconstructie van het ziektebeloop essentieel, ondersteund door instrumenten zoals de Mood Disorder Questionnaire (MDQ) en gestructureerde interviews zoals SCID-I. DSM-V criteria: Bipolaire I-stoornis Manische episode: A. Een duidelijke periode van abnormaal een aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en abnormaal verhoogde activiteit of energie, gedurende minstens 1 week, bijna elke dag. B. Tijdens deze periode moeten drie (of meer) van de volgende symptomen (vier als de stemming alleen prikkelbaar is) in significante mate aanwezig zijn en een duidelijke verandering van het gebruikelijke gedrag vertegenwoordigen: 1. Verhoogd gevoel van eigenwaarde of grandiositeit 2. Verminderde behoefte aan slaap (b.v. uitgerust gevoel na slechts 3 uur slaap) Taak 1 2 3. Mondiger dan normaal of druk om te blijven praten 4. Gedachtevlucht of subjectieve ervaring van versnelde gedachten 5. Afleidbaarheid (te gemakkelijk afgeleid door onbelangrijke externe prikkels) 6. Toename van doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie (opwinding) 7. Overmatige betrokkenheid bij activiteiten met een grote kans op pijnlijke gevolgen (b.v. ongeremde uitgaven, seksuele opdringerigheid) C. De stemming is ernstig genoeg om aanzienlijke beperkingen in het functioneren te veroorzaken of ziekenhuisopname noodzakelijk te maken, of er zijn psychotische kenmerken aanwezig. D. Niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of een medische aandoening. Hypomanische episode: A. Een duidelijke periode van abnormaal verhoogde of prikkelbare stemming en verhoogde activiteit of energie gedurende ten minste 4 opeenvolgende dagen, bijna elke dag. B. Tijdens deze periode moeten drie (of meer) van de volgende symptomen (vier als stemming alleen prikkelbaar is) in significante mate aanwezig zijn en een duidelijke verandering van het gebruikelijke gedrag vertegenwoordigen: ZELFDE ALS MANISCHE EPISODE. C. Duidelijke verandering in functioneren. D. Waarneembare verstoring door anderen. E. Niet ernstig genoeg voor aanzienlijke beperkingen of ziekenhuisopname. Geen psychotische kenmerken. F. Niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of een medische aandoening. Depressieve episode: A. Vijf (of meer) symptomen gedurende dezelfde periode van 2 weken, waarvan er één depressieve stemming of verlies van interesse/plezier moet zijn: 1. Depressieve stemming bijna elke dag Taak 1 3 2. Aanzienlijke vermindering van interesse of plezier in de meeste activiteiten 3. Aanzienlijk gewichtsverlies of -toename, of verandering in eetlust 4. Slapeloosheid of overmatige slaap 5. Psychomotorische agitatie of remming 6. Vermoeidheid of verlies van energie 7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige schuldgevoelens 8. Verminderde concentratie of besluiteloosheid 9. Terugkerend gedachten aan de dood, suïcidale gedachten of pogingen B. De symptomen veroorzaken aanzienlijke beperkingen in functioneren C. Niet toe te schrijven aan de effecten van een middel of een medische aandoening. Bipolaire II-stoornis Hypomane episoden & depressieve episoden A. Er is minstens één hypomanie episode en minstens één depressieve episode geweest B. Er is nooit sprake geweest van een manische episode C. De hypomane en depressieve episodes worden niet beter verklaard door schizofrenie of andere psychotische stoornissen D. De symptomen van depressie of onvoorspelbaarheid veroorzaakt door de afwisseling tussen depressie en hypomanie veroorzaken aanzienlijke beperkingen in functioneren Cyclothyme stoornis A. Gedurende tenminste 2 jaar (1 jaar bij kinderen en adolescenten) zijn er talrijke perioden geweest met hypomane symptomen die niet voldoen aan de criteria voor een hypomane episode, en talrijke perioden met depressieve symptomen die niet voldoen aan de criteria voor een depressieve episode. B. Gedurende deze periode van 2/1 jaar zijn de hypomane en depressieve perioden aanwezig geweest gedurende de helft van de tijd en de persoon is niet langer dan 2 maanden achter elkaar zonder symptomen geweest. Taak 1 4 C. De criteria voor een depressieve episode, manische episode, of hypomane episode zijn nooit volledig vervuld. D. De symptomen worden niet beter verklaar door een schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, schizofreniforme stoornis, waanstoornis, of een andere gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- oof psychotische stoornis. E. De symptomen zijn niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel (bijv. drugs of medicatie) of een medische aandoening (bijv. hyperthyreoïdie). F. De symptomen veroorzaken klinisch significante problemen of beperkingen in sociaal, beroepsmatig, of ander belangrijk functioneren. Cyclothyme stoornis wordt gekenmerkt door een chronische, fluctuerende stemmingsstoornis met talrijke perioden van hypomane en depressieve symptomen, waarbij deze symptomen nooit voldoende zijn om de volledige criteria voor hypomanie of depressie te bereiken. 2. Wat is de oorzaak van een stemmingsstoornis? De oorzaken van stemmingsstoornissen, zoals bipolaire stoornissen, zijn complexe en multifactorieel. Ze omvatten een samenspel van genetische, biologische, psychologische en omgevingsfactoren. Deze factoren interacteren op een dynamische manier, wat bijdraagt aan het ontstaan en beloop van de stoornissen. Kindling → De kindling-theorie legt uit hoe psychosociale stress en veranderingen in de hersenen samen het terugkerende verloop van bipolaire stoornis kunnen veroorzaken. Volgens deze theorie spelen levensgebeurtenissen een belangrijke rol bij de eerste episodes van de ziekte, maar na verloop van tijd worden de episodes meer automatisch, doordat de hersenen gevoeliger worden voor stress. Hierdoor is er steeds minder stress nodig om een nieuwe episode te veroorzaken. Taak 1 5 BIS en BAS → Behavioural Inhibition System (BIS): Het BIS wordt geassocieerd met gevoeligheid voor straf en signalen van bedreiging Bij depressieve episoden is er sprake van overgevoeligheid van het BIS, wat leidt tot terugtrekgedrag en een verhoogde gevoeligheid voor negatieve stimuli Behavioural Approach System (BAS): Het BAS is een motivationeel systeem dat betrokken is bij doelgericht gedrag en gevoeligheid voor beloning Bij bipolaire stoornissen is het BAS overactief, vooral tijdens manische episoden. Dit resulteert in verhoogde stemming, energieniveaus en doelgerichte activiteit Onderzoek naar BIS/BAS: Een studie toont aan dat patiënten met bipolaire spectrumstoornissen een hogere BAS-score hebben dan gezonde controles. Dit is voorspellend voor de kans op manische of hypomanische episoden Een verhoogde BIS-score bij bipolaire patiënten wordt geassocieerd met een kortere tijd tot een volgende depressieve episode Specifiek bij bipolaire stoornissen: Genetische factoren → Erfelijkheid: genetische factoren verklaren tot 85% van de variantie in bipolaire stoornissen. Dit maakt erfelijkheid een van de sterkste determinanten van het risico. Er is een aanzienlijke overlap in genetische predisposities tussen bipolaire stoornissen, schizofrenie en unipolaire depressie. Specifieke genen: meer dan 88 kandidaat-allelen zijn geïdentificeerd. Deze omvatten genen die betrokken zijn bij: Neurotransmissie: Serotonine (5-HT), dopamine, en NMDA-glutamaat Taak 1 6 Effect van medicatie: zoals het glucogeensynthasekinase-3B-gen (GSK3B) en claciumkanaalgenen (bv. CACNA1C) Circadiane ritmes: het CLOCK-gen is specifiek gekoppeld aan manische symptomen. Muizen met een CLOCK-mutatie vertonen manisch gedrag, zoals verhoogde motorische activiteit en verminderde slaap Biologische factoren → 1. Immuunsysteem: Bipolaire stoornissen worden geassocieerd met verhoogde activering van het immuunsysteem Een disbalans tussen pro-inflammatoire (bv. IL-1, IL-6) en anti- inflammatoire cytokinen is vaak aanwezig 2. Hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as): Bij patiënten met stemmingsstoornissen is er vaak een verhoogde activering van de HPA-as Dit leidt tot een verstoorde stressrespons en veranderingen in cortisolregulatie 3. Hersenstructuren: Regionale veranderingen in de prefrontale cortex, amygdala en limbische structuren zijn aangetoond MRI-studies tonen volumeverlies in bepaalde hersengebieden, wat bijdraagt aan symptomen zoals emotionele instabiliteit en cognitieve disfuncties 4. Neurotransmitters: Verstoringen in serotonine-, dopamine- en glutamaattransmissie spelen een sleutelrol in stemmingsregulatie Psychologische factoren → Persoonlijkheidstemperament: Hyperthym temperament (optimistisch en energiek) kan predisponeren voor bipolaire symptomen Cognitieve stijlen: Taak 1 7 Negatieve cognities en perfectionisme verhogen de kwetsbaarheid voor stemmingsstoornissen Cognitieve disfuncties: Veel patiënten behouden verminderde aandacht en geheugen, zelfs buiten episoden Omgevingsfactoren → 1. Vroege negatieve ervaringen Seksueel misbruik of mishandeling in de kindertijd wordt geassocieerd met een ernstiger beloop en eerdere aanvangsleeftijd 2. Stressvolle levensgebeurtenissen Zoals verlies van dierbare of werkstress, kunnen de eerste stemmingsepisode uitlokken. Herhaalde stress leidt tot ‘’kindling’’, waarbij minder stress nodig is om nieuwe episoden te veroorzaken. 3. Sociale steun Een gebrek wordt gekoppeld aan een ongunstiger beloop Doelgerichte type: patiënten hebben een positieve associatie met een verhoogde stemming en zetten vooral cognitieve en gedragsstrategieën in om de positieve stemming te versterken en de negatieve stemming te dempen. Dit type zal sneller en vaker (hypo)manische episodes ontwikkelen en meet fluctuerend beloop laten zien. Vermijdende type: zowel met een positieve als een negatieve stemming een negatieve associatie hebben, en vooral bang zijn voor controle verlies en de destructieve gevolgen van een manie. Hierdoor wordt elke affectieve Taak 1 8 verandering gedempt en worden situaties die (positieve) emoties oproepen vermeden. Dit type zal hierdoor een overwegend depressief beloop en een afgevlakt affect ervaren. Ook zal er sprake zijn van comorbide angststoornissen. → In welke categorie de patiënt valt hangt af van meerdere factoren, zoals persoonlijkheid en temperament, vroege levenservaringen en de ervaringen met bipolaire stoornis. Mensen kunnen ook van profiel wisselen in de loop van de tijd. Algemeen bij stemmingsstoornissen: Biologische factoren Veranderingen in neurotransmittersystemen (zoals serotonine en dopamine), verhoogde activering van het immuunsysteem, en structurele hersenveranderingen, zoals in de prefrontale cortex en amygdala, zijn geassocieerd met stemmingsstoornissen. Er zijn veel aanwijzingen gevonden dat stemmingsstoornissen geassocieerd zijn met een verhoogde activering van het immuunsysteem en een veranderd evenwicht tussen pro-inflammatoire en anti- inflammatoire cytokinen. Hiermee samenhangend is er een verhoogde activering van de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as met een verstoorde centrale glucocorticoïdreceptorgevoeligheid waarbij het negatieve feedbackmechanisme niet goed verloopt → verhoogde uitscheiding van cortisol in de bijnieren. Psychologische factoren Cognitieve stijlen zoals perfectionisme en gevoeligheid voor beloning dragen bij aan het risico op bipolaire stoornissen. Taak 1 9 Omgevingsfactoren Stressvolle levensgebeurtenissen en een gebrek aan sociale steun kunnen de eerste episode uitlokken of een terugval bevorderen Depressie Biologische factoren: verstoringen in de serotonine- en noradrenalinesystemen spelen een rol. HPA-as-disfunctie leidt tot verhoogde stressgevoeligheid Genetische factoren: erfelijkheid is significant, met hogere risico’s bij familieleden van mensen met depressie Psychologische factoren: cognitieve disfuncties, zoals negatieve attributies en perfectionisme, verhogen de kwetsbaarheid Omgevingsfactoren: stressvolle levensgebeurtenissen en een gebrek aan sociale steun spelen een uitlokkende rol Learned Helplessness Model ontwikkeld door Martin Seligman, stelt dat depressie ontstaat wanneer mensen herhaaldelijk worden blootgesteld aan oncontroleerbare negatieve gebeurtenissen en leren dat ze geen controle hebben over de uitkomst van hun situatie. Dit leidt tot gevoelens van hulpeloosheid en passiviteit, zelfs in situaties waarin ze wel controle zouden kunnen hebben. De latere attributiestijltheorie, een uitbreiding van het model, benadrukt dat de manier waarop mensen negatieve gebeurtenissen interpreteren, bepalend is voor hun gevoeligheid voor depressie. Mensen die negatieve gebeurtenissen toeschrijven aan interne (het ligt aan mij), stabiele (het zal altijd zo blijven) en globale oorzaken (het beïnvloedt alles in mijn leven), hebben een groter risico op depressie. 3. Wat zijn behandelingen voor een bipolaire stoornis? Farmacotherapie Dit vormt de basis van de behandeling voor bipolaire stoornis. Taak 1 10 Medicatie wordt gebruikt om stemmingsstabilisatie te bevorderen, met middelen zoals lithium en stemmingsstabilisatoren. Een acute manie wordt behandeld met: Lithium: eerste keuze middel vooral bij bipolaire I met euforische manische stemmingen Valporaat Carbama-zepine Antipsychoticum Een combinatie van bovenstaand en bij ernstige gevallen wordt er een antipsychoticum gegeven Benzodiapine: bij onrustig en slaapstoornissen Antidepressive wordt vaak gestaakt. Wanneer het toch wordt gebruikt moet dit in combinatie met bovenstaande medicatie. Bij een unipolaire stoornis wordt dit middel zo snel mogelijk afgebouwd. ??? Bij ernstige depressies wordt ECT gebruikt. De medicatie wordt vaak na het acute deel doorgegeven in een mildere vorm Psycho-educatie Het informeren van patiënten over de aard van de bipolaire stoornis. Gericht op het bevorderen van inzicht in de stoornis en het herkennen van vroege signalen van stemmingswisselingen. Zelfmanagement Patiënten worden aangemoedigd om een actieve rol te spelen in het monitoren van hun stemming en identificeren van triggers. Het ontwikkelen van vaardigheden om episodes van manie of depressie te voorkomen of te beheersen. Psychologische behandelingen Hoewel er geen eenduidig geprotocolleerd kader is, zijn er verschillende psychologische therapieën die worden toegepast: Taak 1 11 Cognitieve Gedragstherapie (CGT): Behandelprotocollen van Basco en Rush en van Scott hebben als basis gediend Gericht op het uitdagen van negatieve gedachten en het ontwikkelen van alternatieve gedragsstrategieën Beeldgerichte Cognitieve Therapie (Imagery-Based Cognitive Therapy, ImCT): Gericht op het gebruik van mentale beelden om stemmingsstabiliteit te bevorderen In Nederland geïntroduceerd door Van den Berg Manische Gedachtenlijst: Biedt inzicht in de cognities die een rol spelen bij manische episodes Onderdeel van de behandeling is vaak de zogenaamde sociaal ritme therapie (IPSRT), die zich richt op het stabiliseren van dag- en nachtritmes. De psychologische behandeling richt zich vaak op thema’s zoals: Ambitieuze doelen en perfectionisme Zelfbeeld en identiteit Emotieregulatie en opvattingen over stemmingstoestanden Het omgaan met ingrijpende ervaringen, zoals trauma Chronobiologische interventies Stabilisatie van biologische ritmes, bv. door middel van lichttherapie of slaapmanagent, om stemmingswisselingen te reguleren. Aanvullend: Er is toenemende aandacht voor psychologische mechanismen en geïntegreerde modellen zoals het Integrative Cognitive Model (ICM). Dit model richt zich op het begrijpen van affectregulatieproblematiek en het ontwikkelen van passende interventies. De behandeling wordt afgestemd op de individuele patiënt en kan variëren afhankelijk van factoren zoals persoonlijkheid, eerdere ervaringen en specifieke kenmerken van de stoornis. Taak 1 12 4. Prevalentie In Nederland is de lifetime prevalentie van bipolaire-I- en bipolaire II- stoornissen geschat op respectievelijk 1,2% bij mannen en 1,4% bij vrouwen. De twaalfmaandsprevalentie is lager, met 0,7% voor mannen en 1,0% voor vrouwen. Vrouwen hebben een iets hogere prevalentie van bipolaire stoornissen dan mannen. In internationale studies, zoals de National Comorbidity Survey Replication (NCS-R), wordt een vergelijkbaar patroon gezien: 0,8% van de mannen en 1,1% van de vrouwen heeft een bipolaire-I-stoornis, en 0,9% van de mannen en 1,3% van de vrouwen een bipolaire-II-stoornis. 5. Comorbiditeit Bipolaire stoornissen hebben een zeer hoge comorbiditeit. Veelvoorkomende geassocieerde stoornissen zijn angststoornissen, middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen. Onderzoek laat zien dat in populatiestudies een aanzienlijke overlap bestaat met deze stoornissen, wat het klinisch beeld vaak complexer maakt. 92% van de patiënten met een bipolaire stoornis type I, II of NAO ten minste een andere lifetime psychiatrische stoornis had, van wie 70% ten minste drie andere lifetime psychiatrische stoornissen. De meest voorkomende waren angststoornissen (75%), impulscontrolestoornissen zoals ADHD (63%) en misbruik of afhankelijkheid van alcohol of drugs (42%). Patiënten met een bipolaire stoornis vertonen veel vaker dan de algemene populatie misbruik of afhankelijkheid van alcohol. disruptive mood stoornis bij kinderen → 90% van kinderen die voldoet aan odd 65% voldoet aan ADHD 45% voldoet aan angststoornis 10% voldoet aan stemmingsstoornis Differentiaal diagnose Taak 1 13 Bij de differentiaaldiagnose van stemmingsstoornissen moeten andere psychiatrische aandoeningen worden uitgesloten: Borderline-persoonlijkheidsstoornis: De stemmingsinstabiliteit bij borderline is vaak negatief gekleurd en hangt sterk samen met omgevingsfactoren en duurt vaak enkele uren. De impulsiviteit bij borderline is continu aanwezig (trait) om vaak tot uiting in suïcidaal en zelfdestructief gedrag zoals suïcidepogingen en automutilatie. Terwijl deze bij manie episodisch is (state). Recidiverende unipolaire depressie: Indien een patiënt zich presenteert met een depressie, moet altijd ook aan een bipolaire stoornis warden gedacht. Het onderscheid wordt gemaakt door te letten op kenmerken zoals eerdere manische of hypomanische episoden, familiegeschiedenis, en de reactie op antidepressiva. Enkele kenmerken die op bipolariteit bij patiënten met een depressie kunnen wijzen, zijn: eerdere manie of hypomanie (per definitie bipolaire stoornis); eerdere manie of hypomanie bij gebruik van antidepressiva; hypomanie of manie bij eerstegraadsfamilieleden; leeftijd bij de eerste psychiatrische symptomen < 30 jaar; multipele (> 2) eerdere stemmingsepisoden; kortdurende depressie (< 1 maand) met abrupt begin en eind; non-respons of stemmingsinstabiliteit bij gebruik van antidepressiva; bij vrouwen: post-partumdepressie. Schizoaffectieve stoornis: Bij deze stoornis blijven psychotische symptomen bestaan, zelfs wanneer de stemming genormaliseerd is​​. Somatische aandoeningen: Depressieve symptomen kunnen ook veroorzaakt worden door medische aandoeningen of medicatie, zoals betablokkers Taak 1 14 Notes: Summary 1. 2. 3. Taak 1 15

Use Quizgecko on...
Browser
Browser