Sofisten PDF
Document Details
Uploaded by JoyfulFrancium2289
Radboud University
Tags
Summary
Deze tekst geeft een overzicht van de Sofisten, een invloedrijke groep filosofen in de Griekse oudheid, en hun ideeën over kennis, recht, taal en religie. Ze bekritiseerden traditionele opvattingen en legden de nadruk op welsprekendheid en argumentatie.
Full Transcript
Vanaf ca. 500 v Chr. verschuift politieke en culturele zwaartepunt naar Griekse vasteland, m.n. Athene. Er ontstaan in verschillende Griekse steden, o.a. in Athene, democratieën. Athene trekt allerlei kunstenaars en intellectuelen aan, waaronder natuurfilosofen en sofisten. Letterlijk: beoefenaar va...
Vanaf ca. 500 v Chr. verschuift politieke en culturele zwaartepunt naar Griekse vasteland, m.n. Athene. Er ontstaan in verschillende Griekse steden, o.a. in Athene, democratieën. Athene trekt allerlei kunstenaars en intellectuelen aan, waaronder natuurfilosofen en sofisten. Letterlijk: beoefenaar van wijsheid (sophia); knappe kop, expert. Waren rondreizende leraren, in welsprekendheid, taal, politiek, voortreffelijkheid en algemene ontwikkeling. Ze lieten zich duur betalen voor hun diensten, vooral in dienst van mensen uit de hogere klassen. Hielden openbare optredens: dissoi logoi (argumenten voor en tegen). Laten zien dat ze alles kunnen betogen wat ze willen. Scepticisme t.a.v. kennis van de natuur: ‘waarheid’ onkenbaar > niet bestaand / relatief Relativisme t.a.v. menselijke verhoudingen, en zelfs religie Nomos‐phusis‐debat: komen menselijke instellingen en verhoudingen voort uit de natuur (phusis) of uit conventie (nomos)? Dan hadden we net zo goed iets anders kunnen afspreken. Zouden menselijke instellingen en verhoudingen voort moeten komen uit de natuur (phusis)? Methode van de stelselmatige tegenspraak verheven tot beginsel. Tornen aan wereldbeeld dat de orde der dingen aanvaardt als vanzelfsprekende en voor de hand liggende gevolgtrekking uit zo'n wereldbeeld: tegen een bepaalde logos. Methode van de tegenspraak is paren van betogen, spreker moet het vermogen bezitten om van de zwakste logos de sterkste te maken. Gedachte dat niet de zaak maar de spreker bepaalt. Bezwaren tegen de sofisten: ondermijning van de publieke moraal (door het relativeren van normen) en het aanbieden van hun diensten voor geld (welsprekendheid in dienst van de hoogste bieder). Protagoras Wettelijke instellingen als verlengstuk van de natuur. Recht en wet zijn aangeleerd doch noodzakelijk, gelijk aan middelen waarover dieren beschikken om zich te verdedigen. “De mens is de maat van alle dingen; van die welke zijn dat ze zijn, en van die welke niet zijn dat ze niet zijn.” (B1 D‐K) Lijkt het idee van de universele waarheid te ondermijnen, doch niet 100% zeker. Kennis is iets anders dan wat een mens voorkomt. Relativist: uitspraken zijn waar, zolang ze voor de meerderheid werken. “Van goden kan ik niet weten dat ze zijn en ook niet dat ze niet zijn, en evenmin wat voor gedaante ze hebben. Verschillende dingen staan deze wetenschap in de weg, niet alleen het feit dat we ze niet kunnen zien, maar ook de korte duur van een mensenleven.” (B4 D‐K) Soort eerste agnost. Personage in Plato’s dialoog de Protagoras, zo goed als geen eigen werk. Georgias Er is geen waarheid, alleen overtuiging door het woord (vgl. Verdediging van Helena -> werd door alle Grieken geminacht, hij kon haar toch verdedigen) Over de natuur of het niet‐zijnde, probeerde te beweren dat er niets is: 1. Er is niets. 2. Áls er al iets was, zouden wij het niet kunnen kennen. 3. Áls wij het zouden kunnen kennen, zouden wij het niet kunnen mededelen. Wij beheersen de werkelijkheid niet, die beheerst ons. Het is lang niet vanzelfsprekend wat natuurlijk is en wat niet. Personage in Plato’s dialoog de Gorgias. Hippias Introduceerde het concept van het natuurrecht. Elke wet moet op een manier gegrond zijn in wat we in de natuur kennen/hebben. Van nature is al wat gelijksoortig is verwant, de dwang van de conventie drijft het uiteen. Wij moeten ons hiernaar gedragen want hebben natuur der dingen onderkend. Encyclopedisch geleerde Personage in Plato’s dialogen de Hippias 1 & 2. Prodicus Taal: onderscheid van synoniemen. Echte synoniemen bestaan niet. Taal heeft telkens een andere betekenis. Met de bepaling van die betekenis is het inzicht in de werkelijkheid steeds nauwkeuriger. Religie: goden zijn vergoddelijkte zaken en weldoeners uit een verleden, gewoon dode mensen. Mensen zijn gaan vereren wat hen het meeste voordeel bracht. Allegorie van ‘Heracles op de tweesprong’ (Xenophons Memorabilia 2.1) Bijrol in Plato’s Protagoras, en vermeld in enkele andere dialogen.