Woordenlijst - Woordjes PDF

Document Details

Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen

Princess Gyan

Tags

woordenlijst zakelijke communicatie juridische communicatie studie materiaal

Summary

Dit is een woordenlijst met definities van zakelijke en juridische termen. De woordenlijst is specifiek gericht op de cursus 'Zakelijke en juridische communicatie I' aan Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen.

Full Transcript

lOMoARcPSD|18841557 Woordenlijst - woordjes Zakelijke en juridische communicatie I (Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen) Scan to open on Studocu Studocu is not sponsored or endorsed by any college or university...

lOMoARcPSD|18841557 Woordenlijst - woordjes Zakelijke en juridische communicatie I (Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen) Scan to open on Studocu Studocu is not sponsored or endorsed by any college or university Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 1. Aantijging = beschuldiging 2. Abominabel = belabberd, afschuwelijk 3. Abrupt = plotseling 4. Acclimatiseren = aan een ander klimaat aanpassen, andere omgeving 5. Accuraat = nauwkeurig 6. Achilleshiel = een zwak punt in iemand karakter 7. Achterban = mensen die iets steunen zonder zelf actief mee te doen 8. Acuut = plotseling, dadelijk 9. Adaptatie = aanpassing 10. Adequaat = correct, voldoende 11. Aimabel = vriendelijk, aardig 12. Alliantie = militair bondgenootschap 13. Allooi = goudgehalte, waarde 14. Altruïsme = mensen helpen zonder eigenbelang 15. Ambigu = dubbelzinnig 16. Analogie = naar verwantschap met, naar overeenkomst met 17. Anciënniteit = rang, rangorde 18. Antecedent = voorafgaand feit, voorafgaande gebeurtenis 19. Anticiperen = rekening houden met wat er kan gebeuren 20. Antisemitisme = joden discriminatie 21. Apathisch = lusteloos, onverschillig, zonder enthousiasme iets doen 22. Arbitrair = willekeurig 23. Argeloos = niet bewust van gevaar, naïef 24. Artificieel = kunstmatig ( medisch ) 25. Assimileren = aanpassen, gelijkmaken 26. Asymmetrisch = niet gelijk, 27. Authenticiteit = echt, origieel 28. Autonomie = zelfbestuur 29. Aversie = tegenzin, afkeer, walging 30. Banaal = alledaags, ordinair 31. Baten= nut, opbrengst 32. Blamage = afgang 33. Boycot = uitsluiting van het sociale of economische 34. Buffer = stootkussen, schokbreker 35. Bureaucratie = ambtenaarheerschappij 36. Catalogeren= indelen, klasseren 37. Causaal = oorzakelijk 38. Certificaat = getuigschrift, bevestiging 39. Chauvinisme = overdreven liefde voor eigen volk 40. Chronisch = continu, langdurig 41. Claimen = opeisen, aanspraak maken op 42. Clausule = paragraaf in een overeenkomst, aparte bepaling 43. Coalitie = verbond van 2 of meerdere partijen 44. Colloqueren = iemand gedwongen laten opnemen 45. Communautiar = de gemeenschap betreffend 46. Competent = bekwaam, geschikt zijn voor bv een functie 47. Condoleren = medeleven betuigen 48. Confederalisme = een samenwerkingsband tussen onafhankelijke staten Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 49. Confrater = collega, vakgenoot 50. Connotatie = bijbetekenis, gevoelswaarde 51. Consensus = akkoord, overeenstemming 52. Consequent = steeds op dezelfde manier, rechtlijnig, logisch, trouw 53. Conservatief = niet bereid tot verandering, behoudend 54. Continuïteit = voortduring, iets wat nauwelijks tot niet verandert 55. Contradictie = tegenstrijdigeheid, tegenspraak, 56. Controversieel = omstreden, aanvechtbaar 57. Conventioneel = ouderwets, traditioneel, afgezaagd 58. Convocatie = uitnodiging voor een vergadering of bijeenkomst 59. Correlatie = onderlinge of wederzijdse samenhang, een band, relatie 60. Culpabiliseren = iemand valselijk beschuldigen 61. Cumuleren = optellen, opstapelen, opeenhopen 62. Decennium= periode van 10 jaar 63. Deductie = afleiden van iets, conclusie, methode 64. Delegeren = overdragen van een taak, bevoegheden en verantwoordelijkheden 65. Delinquent = iemand die iets strafbaars doet, schuldige 66. Deontologie = plichtenleer 67. Desastreus = rampzalig 68. Desillusie = teleurstellend, ontgoocheling 69. Destructief = vernietigend, afbrekend, schadelijk 70. Diaboliseren = diabolisering  iets in een kwaad daglicht plaatsen 71. Dilemma = moeilijke keuze 72. Discretie = geheimhouding, bescheidenheid 73. Diskrediet = slechte naam, slecht imago 74. Dissident = anders denkend 75. Domicilie = officiële woonplaats 76. Draconisch = zeer streng 77. Dubieus = twijfelachtig 78. Effectief = werkelijk 79. Efficiënt = nuttig, doelgericht 80. Electoraal = als iets verband houdt met verkiezingen 81. Emissie = uitstoot, lozing 82. Empathie = inlevingsvermogen 83. Ensceneren = in scène zetten 84. Erkentelijk = dankbaar 85. Escaleren = uit de hand lopen, ernstiger worden 86. Esthetisch = smaakvol, chic, elegant 87. Ethisch = wat met goed en kwaad te maken heeft 88. Etnisch = betrekking op het volk of een bevolkingsgroep 89. Excelleren = overtreffen , uitblinken 90. Expansie = uitbreiding 91. Expertise = onderezoek door een deskundige, deskundig verslag 92. Expliciet = uitdrukkelijk 93. Extravagant = overdreven, apart 94. Extravert = naar de buitenwereld gekeerd, gericht op anderen en open zijn tegen anderen 95. Exuberant = overdadig, overtollig 96. Faliekant = verkeerd Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 97. Fictief = verzonnen, niet bestaand 98. Fiscaal = belasting betreffend 99. Flagrant = overduidelijk 100. Fragmentarisch = niet samenhangend, gedeeltelijk 101. Frappant = opvallend, opmerkelijk 102. Frauduleus = bedriegelijk 103. Geanimeerd = levendig, vrolijk 104. Gedetineerde = gevangene 105. Gedogen = toestaan, geduld, tolereren 106. Gedupeerd = bedrogen 107. Generaliseren = over één kam scheren 108. Genereren = voortbrengen, doen ontstaan 109. Genocide = volkerenmoord 110. Geprivilieerd = bevoorrecht 111. Gereputeerd = beroemd 112. Gestaag = voortdurend, gelijkmatig 113. Globalisering = mensen van de hele wereld en alle culturen komen samen 114. Gratuit = zonder reden 115. Hautain = arrogant, neerbuigend 116. Heikel = delicaat, gevaarlijk en met een groot risico 117. Hetze = lastercampagne 118. Hommage = hulde, eerbetoon 119. Homologeren = goedkeuren, bevestigen, officieel erkennen 120. Hypocriet = schijnheilig 121. Hypothese = veronderstelling 122. Ijveren = je best doen om iets te bereiken 123. Imam = islamitische geestelijk leider  vergelijkbaar met een priester 124. Immuum = onvatbaar/niet vatbaar 125. Impliciet = tussen de regels door 126. Imposant = indrukwekkend 127. Inauguratie = inhuldiging, inwijding 128. Inclusief = meegerekend, inbegrepen 129. Indicatie = aanwijzingen 130. Inferieur = minderwaardig 131. Inherent = eigen aan, verbonden 132. Insinuatie = aantijgingen, beschuldigingen 133. Integer = betrouwbaar, nobel 134. Integraal = volledig 135. Interneren = een verblijfpplaats opleggen, isoleren 136. Intimideren = schrik aanjagen, afschrikken 137. Intrinsiek = innerlijk, iets uit jezelf komt 138. Introvert = gesloten voor anderen, ingekeerd 139. Irrelevant = niet van belang, 140. Jargon = vaktaal 141. Kwartaal = 3 maanden, deel van een jaar 142. Labiel = onevenwichtig 143. Lasteren = kwaadspreken, belasteren 144. Latent = sluimerd, verborgen Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 145. Legislatuur = regeerperiode 146. Legitiem = rechtvaardig, wettelijk, legaal 147. Lobbyen = druk uitoefenen, beïnvloeden 148. Loyaal = trouw 149. Lumineus = schitterend, prachtig 150. Lustrum = 5 jaar, periode van tijd 151. Magistratuur = overheid 152. Malaise = slapte, crisis, ellende 153. Mandaat = bevel 154. Marginaal = klein 155. Markant = opvallend, aandachttrekkend 156. Meewarig = meedelijdend 157. Metafoor = beeldspraak, figuurlijk 158. Mondain = werelds 159. Nakend = nabij komen, dichterbij, naderen 160. Nefast = rampzalig 161. Negationisme = minimaliseren van historische gebeurtenissen 162. Netelig = gevaarlijk, de dood nabij 163. Notoir = berucht, bekend 164. Obscuur = duister, geheimzinnig, louche 165. Obstructie = belemmering, blokkade 166. Octrooi = vergunning, patent 167. Offensief= aanvallend, agressief 168. Onontbeerlijk = onmisbaar 169. Opponent = tegenstander 170. Opportunisme = handelen zonder rerekening te houden met principes 171. Opschorten = uitstellen 172. Opteren = kiezen 173. Ovatie = toejuiging, groot applaus 174. Palmares = erelijst, lijst van grote prestaties 175. Paraaf = verkorte handtekening, 176. Paradox = schijnbare tegenstrijdigheid 177. Parodie = grappige nabootsing 178. Pathetisch = dramatisch, zielroerend 179. Patriot = vaderlander 180. Penibel = pijnlijk, moeilijk 181. Perspectief = punt van waaruit je iets bekijkt 182. Plagiaat = letterdieverij, vorm van diefstal 183. Plenair = voltallig 184. Polariseren = uiteendrijven 185. Polemiek = geschil, woordenstrijd 186. Poneren = stellen, beweren 187. Populistisch = men speelt in op wat er op dat moment belangrijk is 188. Prangend = knellend 189. Precedent = besluit 190. Preventief = uit voorzorg, voorkomend 191. Primair = oorspronkelijk 192. Privilege = voorrecht Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 193. Progressief = vooruitstrevend 194. Protocol = gedragsrichtlijn 195. Provoceren = uitdagen 196. Punctueel = stipt, nauwkeurig 197. Quota/quotum = aandeel, evenredig deel 198. Quarantaine= afzondering, isolatie 199. Rabbijn = joodse geestelijke, joodse godsdienstleraar 200. Radicaliseren = ingrijpend veranderen 201. Rationeel = verstandelijk, weloverwogen 202. Recensie = beoordeling 203. Recidive = herhaling van strafbaar gedrag 204. Reclassering = organisatie die ex-getedineerde helpt na ze uit de gevangenis komen 205. Reduceren = verminderen 206. Referendum = volksstemming 207. Refereren (aan) = verwijzen (aan) 208. Rendabel = winstgevend, voordelig 209. Representatief = geschikt om te vertegenwoordigen 210. Resoluut = vastberaden 211. Retoriek= bombastisch 212. Rigoureus = zeer streng 213. Rivaal = concurrent 214. Schamel = armoedig, ellendig 215. Schrijnend = ellendig, onmenselijk 216. Secundair = bijkomstig, tweede plaats 217. Sensibiliseren = gevoelig maken 218. Separatisme = afscheidingsstreven 219. Sereen = kalm, vredig 220. Simuleren = nabootsen 221. Sluimeren = licht slapen, dommelen 222. Soelaas = steun 223. Soeverein= heerser 224. Solide = vast, betrouwbaar 225. Speculereren = gokken, gissen 226. Spenderen = besteden, uitgeven 227. Stagneren = stilstaan, haperen 228. Stereotiep = onveranderlijk, cliché 229. Stereotype = beeld van iets/iemand dat niet helemaal met de werkelijkheid klopt 230. Stigmatiseren = brandmerken, een slechte reputatie bezorgen 231. Subtiel = bijna niet merkbaar, scherp 232. Suïcidaal = zelfmoordneigingen 233. Synagoge = joods kerkgebouw, gebedshuis 234. Temperen = matigen, minderen, verzachten 235. Tiranniek= onmenselijk, hard, gemeen, gruwelijk 236. Traceren = nasporen, achterhalen 237. Transparant = doorzichtig, helder 238. Tribunaal = gerecht, hof 239. Ultimatum = dwingende eis, laatste voowaarde 240. Unaniem = eendracht, eenstemmig Downloaded by Princess Gyan ([email protected]) lOMoARcPSD|18841557 241. Universeel = iedereen, de hele wereld, allesomvattend 242. Utopie= verzinsel, waan, fantasie 243. Veilen = openbaar verkopen, verkopen aan hoogste bieder 244. Verdict = vonnis, uitspraak 245. Verifiëren = vaststellen van de waarheid, nagaan 246. Vitaal = levenskrachig, cruciaal 247. Voorbehoud = clausuke, beperking, voorwaarde 248. Vrijgeleide = garantie tegen geweld op vijandelijkgebied  men is beschermd 249. Xenofoob = vreemdelingenhater 250. Zelfbedruipend = zelfstandig kunnen functioneren Downloaded by Princess Gyan ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser