PR Examenvragen en Antwoorden PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
This document contains exam questions and answers related to communication. The questions cover various aspects of communication theories and concepts, encouraging students to demonstrate their understanding of communication principles.
Full Transcript
PR examenvragen en antwoorden **Vraag 1 Leg de onderdelen van de Viktor uit en geef bij elk onderdeel een voorbeeld.** 1: verzender= zender= de gene die een boodschap verzend 2: inhoud= boodschap= wat er wordt gezegd 3: kanaal= kanaal= hoe het wordt gezegd 4: troep= ruis= waarom het wordt verst...
PR examenvragen en antwoorden **Vraag 1 Leg de onderdelen van de Viktor uit en geef bij elk onderdeel een voorbeeld.** 1: verzender= zender= de gene die een boodschap verzend 2: inhoud= boodschap= wat er wordt gezegd 3: kanaal= kanaal= hoe het wordt gezegd 4: troep= ruis= waarom het wordt verstoord 5: ontvanger= ontvanger= persoon die de inhoudt binnenkrijgt Communicatieruis= communiceert ruis ( dat heeft te maken met ruis/troep ) Facellen= invoershoek ( de manier waarop je iets bekijkt ) Stoorzender= iemand die voor ruis zorgt Verhinderen= de communicatie moeilijker maken **Vraag 2 Leg de volgende begrippen uit en illustreer met een zelfgekozen voorbeeld: kennen, miskennen, onderkennen:** Kennen= je gaat intern tonen hoe iemand is en wat iemand belangrijk vind. VB Je bent met iemand in gesprek en je blijft vragen stellen, je wilt veel te weten komen over die persoon, je gaat veel interesse tonen. Miskennen= als je iemand miskent dan wil je geen rekening houden met hoe iemand is, je kiest er dan ook bewust voor om die te negeren/ontwijken VB iem. Is in gesprek met iem. En je wilt iemand niet kennen dus je beslist om deze te negeren. Onderkennen= rekening houden met het feit dat iemand anders is. VB je voert een convo en je toont intresse **Vraag 3 Elkaar verstaan en elkaar onderkennen kan het samenleven gemakkelijker maken. Illustreer met een voorbeeld:** Ja, want als je tekening houdt met het feit dat iemand anders is en andere ideeën heeft en je kunt hier mee samenwerken is gemakkelijker dan als je niet met een andere persoon kunt omgaan/samenwerken omdat hij/zij anders is dan je. Je maakt dan gebruik van praktische communicatie, je gaat elkaar verstaan. Vraag 4 Licht het inhoudelijk niveau van het communicatiemodel van Von Thun toe: 8.1.1 het inhoudelijk niveau \- geen dubbele betekenis of net wel= ( geen homoniemen met een dubbele betekenis gebruiken, let op met de figuurlijke betekenis) \- de structuur moet overduidelijk zijn \- titels en tussentitels \- werken met puntjes \- vragen mee noteren \- witregels gebruiken \- tekst laten inspringen Maak je boodschap bondig: je gaat niet afwijken van het onderwerp. Maak je boodschap aantrekkelijk: je gaat niet overdrijven met je PowerPoint. Je houdt het kort en bondig Pas de stijl aan van je doelpubliek: - Je gaat jongerentaal spreken - Je gaat je aanpassen aan het doelpubliek Maak het niet moeilijker dan mogelijk - Geen overdreven taalgebruik **Vraag 5 Leg uit wat er bedoeld wordt met de facadetechnieken en de imponeertechnieken. Geef ook voorbeelden.** - Facadetechnieken= je gaat zwijgen en je gaat zo weinig mogelijk onthullen over je zelf. Je zegt niets, je bent niet helemaal jezelf en je durft ook niet op de voorgrond te stappen binnen in een groep. - Imponeertechnieken= je bent zelf zeker en je wilt hard opvallen binnen een groep, je praat continu je gaat ook overdrijven om een schild op te bouwen. Je doet dit voor zelfbescherming **Vraag 6 Licht het relationele aspect van het communicatiemodel van Von Thun toe:** - Als je een boodschap wil geven zal de hiërarchie meespelen - De invloed van hiërarchie - Het zijn regels waar je niets aan kunt doen - Je moet deze regels ook volgen, hetzelfde geldt voor leeftijd en gedrag. - Je gaat overdrijven met beleefd taalgebruik - Je gaat overbeleefd zijn op momenten waar het niet nodig is. - Je bent dus te beleefd. - Als je op voorhand je al gaat verontschuldigen ga je je het toestaan om fouten te maken. - Je gaat extra mogelijkheid uitbouwen: je gaat zeggen dat je het niet gaat kunnen. - De directe en indirecte vraag - Je stelt geen enkele vraag met geen enkele opmerking, wil dat mensen iets voor je doen. Vb: vinden jullie ook niet dat het etenstijd is? Uit beleefdheid: - Vb: je houdt de deur open voor iemand die in een rolstoel zit Het ontlopen van verantwoordelijkheid: - De leerkracht vraagt of iemand het bord wil afvegen, maar niemand antwoord. - Je ouders vragen je om je kamer op te ruimen en je antwoordt met straks, dit kan binnen 10min zijn of binnen 9uur - Je onderkent iemand als je aanvaardt dat die gene anders is, je gaat respect tonen naar de andere - Oordelen= een mening over iemand op basis van een feit ; je geeft je mening over iemand en je baseert je op gedrag dat er niet altijd iets mee te maken heeft. Vb: te laat komen verbinden met goed of slecht zijn. - Analyseren= je doet alsof je weet waarom iemand iets zegt of doet, je doet dit heel de tijd. - Commanderen= je gaat continu verwachten van anderen en ze dat ook zeggen, het is daarom niet onbeleefd, zelf doe je minder, je gaat continu instructies geven. - Interpreteren= je doet alsof je weet waarom iemand anders iets zegt of doet en dat de hele tijd. - Afleiden= er is geen duidelijke reden waarom je over iets anders begint - Beleren= uit de hoogte doen, je voelt je beter dan de andere - Preken/prediken= blijven zagen over 1specifiek onderwerp voor een redelijk lange tijd. - Sussen= je maakt iemand rustig met kalmerende woorden, je neemt de onrust weg.