Mentimeter Vragen - Cellulaire Biochemie (Vrije Universiteit Amsterdam) PDF

Summary

These are questions for a cell biology or biochemistry course, possibly for the Vrije Universiteit Amsterdam. They cover various topics including energetics, DNA replication, and protein folding. The questions include multiple choice and short answer components.

Full Transcript

lOMoARcPSD|47311137 Mentimeter vragen Cellulaire biochemie (Vrije Universiteit Amsterdam) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Dancing Flower...

lOMoARcPSD|47311137 Mentimeter vragen Cellulaire biochemie (Vrije Universiteit Amsterdam) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 3 Vraag 1: D Vraag 2: Welk van de onderstaande reac琀椀es is energe琀椀sch guns琀椀g? A. Base + suiker + fosfaat  nucleo琀椀de B. Aminozuur + aminozuur  pep琀椀de C. CO2 + H2O  suiker D. Sucrose  CO2 + H2O E. N2 + H2  ammonia Vraag 3: De delta G is de verandering in vrije energieniveau wanneer een reactant (X) wordt omgezet in een product Y. Wanneer [X] = [Y] dan is delte G gelijk aan ….? A. Delta G0 + RT B. RT C. ln[X]/[Y] D. delta G0 Vraag 4: welke van de volgende redeneringen is NIET GOED om te verklaren waarom cellen enzymen gebruiken ipv warmte om biochemische reac琀椀es te versnellen? A. De temperatuurverhoging is nodig om een reac琀椀e merkbaar te versnellen is vaak te groot B. Zonder enzymen kunnen reac琀椀es niet aan elkaar gekoppeld worden C. Een enzym katalyseert maar 1 of een zeer klein aantal verschillende reac琀椀es; warmte beinvloed alle reac琀椀es in een cel D. Enzymen veranderen het evenwicht van biochemische reac琀椀es E. Enzymen kunnen veel meer versnellen dan warmte Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 6 Vraag 1: Telomeren zijn ‘’kapjes’’ aan de uiteinden van chromosomen. Welk van de volgende statements over telomeren is FOUT? A. De telomeren van de leading-streng worden niet compleet gerepliceerd door DNA polymerase B. Telomeren bestaan uit herhalende sequen琀椀es C. Er worden extra herhalende sequen琀椀es toegevoegd aan de template-streng D. De laatste stap in telomere DNA synthese gebeurt door DNA polymerase en DNA ligase Vraag 3: Welk van de volgende statements over nieuw gesynthe琀椀seerde DNA-strengen is WAAR? A. Het is gesynthe琀椀seerd vanuit 1 origin of replica琀椀on in 1 con琀椀nue synthese B. Het is gesynthe琀椀seerd vanuit 1 origin of replica琀椀on in een ,ix van con琀椀nue niet- con琀椀nue synthese C. Het is gesynthe琀椀seerd vanuit meerdere origins of replica琀椀on in niet-con琀椀nue synthese D. Het is gesynthe琀椀seerd vanuit meerdere origins of replica琀椀on in een mix van con琀椀nue en niet-con琀椀nue synthese Vraag 4: Homologe recombina琀椀e is een belangrijk machanisme om DNA-schade te repareren. Welk van de volgende punten hee昀琀 een cel niet nodig om homologe recombina琀椀e uit te voeren? A. DNA streng 3’ overhangs B. DNA streng 5’ overhangs C. Een lang stuk met een gelijke DNA sequen琀椀e D. Nucleases E. Al het bovenstaande is nodig Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 7 Vraag 1: Een RNA nucleo琀椀de hee昀琀 ….? A. Een 2’OH groep B. Een 3’OH groep C. Een 5’ OH groep D. Een 2 OH en een 3 OH groep E. Een 2 OH en een 5 OH groep F. Een 3 OH en een 5 OH groep Vraag 2: Waar of niet waar: rRNA wordt gemaakt door RNA polymerase II - Niet waar, het wordt gemaakt door RNA polymerase ! Vraag 3: De laatste stap in het koppelen van twee 昀氀ankerende exonen gebeurt via: A. Een aanval van de 3 OH groep van de 5’splice-site op de 3’ splice-site B. Een aanval van de 2 OH groep van de 5’ splice-site op de 3’ splice-site C. Een aanval van de 3 Oh groep van de 3’ splice-site op de 5’ splice-site D. Een aanvan de 2 OH groep van de 3’ splice-site op de 5’ splice site Vraag 4: Beschadigde of incorrect gevouwen eiwi琀琀en worden gedegradeerd door het proteasome nadat …. Hee昀琀 plaatsgevonden op de eiwi琀琀en? A. Fosforyla琀椀e B. Ubiqui琀椀na琀椀e C. Methyla琀椀e D. Splicing E. Adenyla琀椀e F. Acetyla琀椀e Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 8 Vraag 1: Welk van de volgende stellingen over gedi昀昀eren琀椀eerde cellen is JUIST? A. Cellen van verschillende weefsels expresseren een niet-overlappende set van transcrip琀椀efactoren B. Wanneer een cel gedi昀昀eren琀椀eerd is kan het niet langer zijn gen-expressie aanpassen C. Wanneer een cel gedi昀昀eren琀椀eerd is zal het niet langer RNA transcriberen D. Sommige eiwi琀琀en in gedi昀昀eren琀椀eerde cellen komen ook in alle andere celtypes voor Vraag 2: Welke van de volgende eiwi琀琀en neemt deel aan post-transcrip琀椀onele gen expressie regula琀椀e A. Enhancer B. Dicer C. Mediator D. TFIID E. Geen van bovenstaande Vraag 3: Welke stelling over miRNA is waar? A. Zijn 32 bp lang B. Komen alleen voor in prokaryoten zijn betrokken bij RNA-stabiliteit C. Zijn betrokken bij transla琀椀onale elonga琀椀e Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 12 Vraag 1: In het 昀椀guur hieronder wordt links de normale expressive van eiwit A weergegeven (zwarte s琀椀ppen). Wat voor een defect kan de oorzaak zijn van het patroon aan de rechterkant A. Een non-func琀椀oneel glycola琀椀e-enzym in het ER B. Een dele琀椀e van een gen die voor 琀椀ght-junc琀椀ons codeert C. De dele琀椀e van een eiwit uit de extracellulaire matrix D. Een non-func琀椀onele 昀氀ipase Vraag 2: Het fosfaat systeem katalyseert de import van fosfaat tegen de chemische gradiënt in. Dit is a昀栀ankelijk van het pH gradiënt en is een voorbeeld van …? A. Passieve di昀昀usie B. Gefaciliteerde di昀昀usie C. Co-transport D. Osmose Vraag 3: Welk van de volgende statements over membraaneiwi琀琀en is FOUT? A. Een integraal membraaneiwit precipiteert (valt uit oplossing) in een waterige oplossing zonder detergen琀椀a? B. Sommige hydrofobe aminozuren in membraaneiwi琀琀en staan niet in contact met de lipide dubbellaag C. Sterke detergen琀椀a kunnen membraaneiwi琀琀en en niet-membraaneiwi琀琀en ontvouwen D. In transmembrane eiwi琀琀en die een porie door een membraan vormen toont de binnenkant van de porie hydrofobe zijketens Vraag 4: Welke van de volgende parameters kan de vloeibaarheid van het membraan veranderen? A. De cholesterolconcentra琀椀e B. Verschillende soorten kopgroepen voor vetzuren gebruiken, zoals fosfa琀椀dylserine C. Het zout gradiënt over het membraan aanpassen D. Het elektron gradiënt over het membraan aanpassen Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 13 en 14 Vraag 1: Welke van de onderstaande cellen is a昀栀ankelijk van de glycolyse voor de produc琀椀e van ATP: A. Anaeroob groeiende gistcellen B. Aeroob groeiende bacteria C. Spiercellen D. Plantencellen Vraag 2: Wat gebeurt er in de laatste stap met het elektron in de ademhalingsketen? A. OH- wordt geoxideerd tot O2 B. O2 wordt gereduceerd tot H2O C. Pyruvaat wordt geoxideerd tot CO2 D. NAD+ wordt gereduceerd tot NADH Vraag 3: Welke statement over NAD+ is CORRECT? A. NAD+ wordt gereduceerd tot NADH 琀椀jdens de glycolyse, oxida琀椀e van pyruvaat en de citroenzuurcyclus B. NAD+ bevat meer chemische energie dan NADH C. NAD+ wordt geoxideerd door hydrogenases D. Glycolyse gaat gewoon door zonder NAD+ Gedownload door Dancing Flower ([email protected]) lOMoARcPSD|47311137 Men琀椀meter vragen Hoofdstuk 16 Vraag 1: Welk statement is correct? A. Een agonist is een ligand die een receptor ac琀椀veert B. Een antagonist bindt aan een receptor en helpt een agonist om de receptor te ac琀椀veren C. Neurotransmi琀琀ers zijn signaalmoleculen die als antagonist func琀椀oneren D. De meest voorkomende signaalmoleculen in ons lichaam zijn antagonisten Vraag 2: De duur van het signaal van een G eiwit wordt bepaald door …? A. De GTPase ac琀椀viteit van het Galpha eiwit B. De ac琀椀viteit van de fosfatase die de G eiwi琀琀en defosforyleren C. De ac琀椀viteit van de fosfatases die GTP omze琀琀en in GDP D. Het a昀戀reken van de Gbeta/gamma eiwi琀琀en Vraag 3: Tumor suppressors coderen voor …? A. Eiwi琀琀en die oncogene worden zodra ze gemuteerd zijn B. Eiwi琀琀en die de cel prolifera琀椀e kunnen remmen C. Eiwi琀琀en die betrokken zijn bij GPCR-gerelateerde signaalroutes D. Genen die snel afgebroken worden Gedownload door Dancing Flower ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser