Hoofdstuk 7 - Samenvatting Development Through the Lifespan PDF

Document Details

SuitableSanDiego

Uploaded by SuitableSanDiego

Katholieke Universiteit Leuven

Henry Winter

Tags

cognitive development child psychology preschoolers piaget

Summary

This document is a summary of cognitive development in preschoolers, focusing on Piaget's preoperational stage. It outlines the key concepts, including symbolic representation, play, and the limitations of early thought processes.

Full Transcript

lOMoARcPSD|42729624 Hoofdstuk 7 - Samenvatting Development Through the Lifespan Ontwikkelingspsychologie, deel 1 (Katholieke Universiteit Leuven) Scannen om te openen op Studocu...

lOMoARcPSD|42729624 Hoofdstuk 7 - Samenvatting Development Through the Lifespan Ontwikkelingspsychologie, deel 1 (Katholieke Universiteit Leuven) Scannen om te openen op Studocu Studocu wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Cognitieve ontwikkeling in kleutertijd 1. Piagets preoperationeel stadium Dit stadium loopt van twee tot zeven jaar en volgt uit het sensorimotorische stadium. De meest duidelijke verandering is een buitengewone groei in mentale representatie. 1.1 Mentale representatie Piaget was van mening dat taal de meest flexibele vorm is van mentale representatie. Taal laat ons toe om efficiënter te denken dan voordien mogelijk was. Maar Piaget zag taal niet als het primaire ingrediënt voor te cognitieve verandering in de kindertijd. Sensorimotorische activiteit zorgt voor interne beelden van ervaringen en die interne beelden zetten kinderen dan om in woorden. 1.2 Verbeeldingsspel Piaget geloofde dat kinderen nieuwe representationele schema’s oefenen en versterken door verbeelding en te doen alsof. 1.2.1 Ontwikkeling van verbeeldingsspel Met toenemende leeftijd wordt verbeeldingsspel geleidelijk aan.  Meer los van reële levensomstandigheden  Ze hebben minder problemen om een voorwerp dat al een duidelijke betekenis heeft te gebruiken als symbool voor een ander voorwerp. Zo gebruiken ze bijvoorbeeld een kopje als hoed.  Vanaf twee jaar gaan ze met minder realistische speelgoedjes doen alsof. Zo gaan ze bijvoorbeeld met een speelgoedblokje een walkie talkie spelen.  Minder geconcentreerd op zichzelf  Kinderen gaan acties ondernemen ten opzichte van andere objecten. Zo gaan ze bijvoorbeeld hun pop eten geven.  Ze beseffen dat acties van verbeeldingsspel onafhankelijk van zichzelf kunnen zijn.  Meer complex  Ze gaan schema’s combineren met leeftijdgenoten in socio-dramatisch spel. Dat is het verbeeldingsspel dat samen met anderen gespeeld wordt vanaf tweeënhalf jaar en het heeft een snelle ontwikkeling in de volgende jaren. 1.2.2 Voordelen van verbeeldingsspel  Inoefenen en versterken van voorstellingsschema’s.  De interactie duurt langer, kinderen zijn er meer bij betrokken en ze werken goed samen.  Nadenken, controle over gedrag, standpunt van iemand anders innemen.  Verbeteren van sociale en taalkundige vaardigheden.  Verbeteren van aandacht, geheugen en logisch denken.  Versterken van verbeelding en creativiteit. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 1.3 Symbool – Echte Leven Relaties Kleuters moeten beseffen dat elk symbool een specifieke betekenis heeft in het echte leven Kleuters hebben moeite met dubbele voorstelling. Dat is een symbolisch voorwerp zien als een voorwerp op zich en als een symbool voor iets anders.  In een experiment bij driejarige kinderen, zagen de kinderen een volwassene een kleine Snoopy in een schaalmodel van een kamer verstoppen en er werd aan hen gevraagd deze terug te vinden in de echte kamer. De meeste kinderen konden dit pas vanaf 3 jaar. Hoe leren kinderen dubbele voorstelling beheersen ?  Wanneer ouders de gelijkenissen tussen het model en de echte wereld duidelijk maken, worden kinderen beter in het zoeken naar een voorwerp.  Inzicht in één type symbool, zorgt voor betere beheersing van andere relaties.  Ervaringen met verschillende symbolen helpt kleuters te begrijpen dat een object kan staan voor iets anders. 1.4 Beperkingen van het preoperationele gedachtegoed Piaget beschrijft kleuters in termen van wat ze niet kunnen begrijpen. Hij gaat kinderen altijd vergelijken met oudere, meer ervaren kinderen, die het operationele stadium al bereikt hebben. Volgens hem zijn kleuters nog niet in staat tot operaties.  Operaties : Mentale handelingen die beantwoorden aan logische regels. Hun denken is rigide, beperkt tot één aspect van de situatie en sterk beïnvloed door de manier waarop dingen zich voordoen op dat ene moment. 1.4.1 Egocentrisme Egocentrisme : Kinderen kunnen de symbolische gezichtspunten van andere mensen niet onderscheiden van het eigen gezichtspunt. Wanneer kinderen de wereld voor het eerst mentaal voorstellen, gaan ze er vanuit dat iedereen hetzelfde denkt, voelt en ziet als hoe zij dat doen. Drie Bergen Probleem : Het kind moet aangeven hoe een pop de bergen ziet, maar het kind gaat de foto kiezen die het eigen gezichtspunt weergeeft. Egocentrisme is verantwoordelijk voor het animistische denken van kinderen.  Animistisch denken : De overtuiging dat niet-levende objecten kwaliteiten of eigenschappen van levende wezens hebben. Omdat kleuters menselijke eigenschappen gaan toeschrijven aan fysische gebeurtenissen, is het ook normaal dat kleuters magische gedachten hebben. Piaget denkt dat een kind onvoldoende kan accommoderen1 door het egocentrisme. 1 Accommoderen : Het eigen foutief redeneren aanpassen aan de realiteit. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 1.4.2 Moeite met conservatie Conservatie : Het idee dat bepaalde fysieke eigenschappen van voorwerpen dezelfde blijven, zelfs wanneer hun uiterlijke verschijningsvorm verandert.  In een proef met vloeistof werden er twee identieke glazen aangeboden aan kinderen met evenveel water. Daarna werd het ene glas overgegoten in een ander, breder glas. Het kind denkt dan dat de hoeveelheid verandert, omdat het water in het breder glas lager staat. Beperkingen  Centratie : Kinderen focussen zich op één aspect en gaan daardoor andere aspecten verwaarlozen.  Kinderen zijn snel afgeleid door de perceptuele verschijning van objecten.  Kinderen zien de beginfase en eindfase als onafhankelijk van elkaar, waardoor ze de dynamische verandering tussen de twee gaan negeren.  Onomkeerbaarheid : Kinderen kunnen de stappen van een bepaalde gebeurtenis niet omkeren in hun gedachten. 1.4.3 Moeilijkheden met hiërarchische classificatie Hiërarchische classificatie : Het organiseren van voorwerpen in klassen en subklassen op basis van gelijkenissen en verschillen.  Klasse-inclusie taak : Er zijn zestien bloemen (vier blauwe en twaalf rode). De vraag is dan ‘Zijn er meer rode bloemen of meer bloemen?’ Het kind zal dan zeggen dat er meer rode bloemen zijn. Het kind ziet niet in dat zowel de rode als de blauwe bloemen opgenomen zijn in de omvattende klasse van bloemen.  Preoperationele kinderen kijken gewoon naar de overheersende kleur. Ze denken niet omkeerbaar, van het geheel naar de deeltjes en terug. 1.5 Later onderzoek over het preoperationele gedachtegoed Veel problemen van Piaget bevatten onbekende elementen of teveel informatie voor kleine kinderen om ineens te verwerken, waardoor de responsen niet de echte capaciteiten weerspiegelen. 1.5.1 Egocentrisme Vierjarige kinderen zijn al bewust van andere gezichtspunten. Zelfs tweejarige kinderen beseffen soms al dat wat zij zien, kan verschillen van wat anderen zien. Ook in hun conversaties zijn ze zich hiervan bewust en passen ze hun taal aan aan de behoeften van de luisteraars. Zo passen ze bijvoorbeeld hun taal aan als ze praten met een tweejarige. 1.5.2 Animistisch denken Jonge kinderen kunnen onderscheid maken tussen levende en niet-levende objecten. Vanaf tweeënhalf jaar geven kinderen een psychologische uitleg voor mensen en occasioneel voor dieren, maar zelden voor objecten. Ze maken vooral animistische fouten bij voorwerpen die uit zichzelf bewegen. Die misvattingen komen voort uit onvolledige kennis, en niet uit het geloof of die dingen levend zijn of niet. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 1.5.3 Magisch denken De meeste driejarige en vierjarige kinderen geloven in magische wezens. Ze denken dat magie de gebeurtenissen verklaart waarvoor ze geen andere uitleg kunnen vinden. Tussen vier en acht jaar verdwijnt het magische geloof door een grotere kennis van fysische gebeurtenissen en principes. Op die leeftijd weten de meeste kinderen ook dat de Sint niet bestaat. Ook cultuur en geloof spelen een rol ! 1.5.4 Onlogisch denken Wanneer de taken vereenvoudigd en relevant zijn voor het dagelijkse leven, doen kinderen het veel beter dan Piaget zou verwachten. Kinderen kunnen ook goed redeneren door analogie over fysieke veranderingen. Hieruit kunnen we concluderen dat kleuters logisch kunnen denken in vertrouwelijke contexten. Ze lijken hier enkel problemen mee te hebben wanneer het niet-vertrouwde topics zijn, wanneer er teveel informatie is en tegenstrijdige feiten gegeven worden. 1.5.5 Categorisatie Alledaagse kennis wordt al vroeg opgedeeld in hiërarchische klassen. Tegen de tweede helft van het eerste levensjaar hebben kinderen al een hele boel globale categorieën opgebouwd. Ze plaatsen objecten samen op basis van hun functie of gedrag. Al snel worden de globale categorieën opgedeeld in basiscategorieën (stoel) en subcategorieën (schommelstoel). Woordenschat en algemene kennis breiden uit, waardoor kinderen ook beter worden in categoriseren. Volwassenen benoemen en geven uitleg bij categorieën aan. Conclusie : De categoriesystemen zijn nog niet heel complex. Het vermogen om hiërarchisch te classificeren is al vroeg aanwezig. 1.5.6 Verschijning versus Realiteit In een aantal onderzoeken van John Flavell werden er objecten aangeboden aan kinderen en zij moesten dan onderscheiden welke echt waren en welke er alleen maar op leken. Hier hadden ze moeilijkheden mee. Pas vanaf zes tot zeven jaar deden kinderen het goed op deze tests. Dit is echter niet te wijten aan het feit dat ze realiteit en verschijning nog niet kunnen onderscheiden, maar wel aan het feit dat ze de taal van deze taken niet begrijpen. Wanneer kinderen gewoon moeten aanwijzen welke echt is en welke niet, doen ze dit meestal wel goed. Hier is ook sprake van dubbele voorstelling. Dit komt door het representatieprobleem. Kleuters hebben moeite om reële beelden van een voorwerp voor de geest te halen, wanneer ze geconfronteerd worden met een contradictische voorstelling van datzelfde voorwerp. Hoe vaker ze hiermee geconfronteerd worden, hoe beter ze het onderscheid kunnen maken tussen uiterlijke verschijning en realiteit. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 1.6 Evaluatie van het preoperationele stadium Wanneer de proeven vereenvoudigd worden, vertonen kleuters al een begin van logische operaties. Dat toont aan dat logische operaties geleidelijk worden verworven. Zodra kleuters kunnen tellen gaan ze dit toepassen op het oplossen van problemen met weinig items. Wanneer ze ouder worden, passen ze het toe op problemen met een groter aantal items. Vanaf zes jaar begrijpen ze dat het aantal hetzelfde blijft na een transformatie als er niks is bijgekomen of is weggenomen. Bestaat er wel een preoperationeel stadium?  Neen  Sommigen beweren van niet. Zij beweren dat er enkel informatieverwerking bestaat.  Ja  Neo-Piagetiaanse theoretici. Zij zeggen dat het de theorie van Piaget is samen met de informatieverwerkingstheorie.  Een meer flexibel stadiumconcept. Dit is een geheel van onderling samenhangende competenties ontwikkelt over een langere periode, afhankelijk van de ontwikkeling van de hersenen en van specifieke ervaringen. Leeftijd Cognitieve capaciteiten Twee tot vier jaar  Er is een grote toename in representationele activiteit. Dat zien we in de taal, verbeeldingsspel, tekenen, begrip van dubbele voorstelling en categorisatie.  Men kan zich verplaatsen in het standpunt van anderen  Kan levende en niet-levende dingen van elkaar onderscheiden  Begrijpt conservatie, merkt transformatie op, kan omgekeerd denken, begrijpt oorzaak-gevolg relaties  Categoriseren van objecten op basis van functie en gedrag + hiërarchisch organiseren van deze objecten  Onderscheid tussen realiteit en verschijning Vier tot zeven jaar  Ze zijn bewust dat verbeeldingsspel een representationele activiteit is.  Magische gedachten worden vervangen door plausibele verklaringen.  Ze lossen verbale verschijning-realiteit problemen op. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 1.7 Piaget en educatie 1.7.1 Ontdekkingsleren Kinderen worden aangemoedigd om zelf dingen te ontdekken door spontane interactie met de omgeving. Leerkrachten voorzien de kinderen van een groot aantal materialen die ontworpen zijn om exploratie te promoten, zoals bijvoorbeeld puzzels. 1.7.2 Gevoeligheid voor bereidheid van kinderen om te leren Leerkrachten introduceren activiteiten die gebaseerd zijn op het huidige denken van het kind. Hun verkeerde manier waarop ze de wereld zien wordt uitgedaagd en laat hen toe om nieuwe schema’s te oefenen. Kinderen krijgen nieuwe vaardigheden aangeleerd van zodra ze aangeven dat ze erin geïnteresseerd zijn en er klaar voor zijn. 1.7.3 Aanvaarden van individuele verschillen Volgens de theorie van Piaget doorgaan alle kinderen dezelfde ontwikkeling, maar op verschillende tijdstippen. Daarom moeten leerkrachten activiteiten plannen voor individuele kinderen en kleine groepen, niet voor de hele klas. Leerkrachten evalueren kinderen ook in relatie met hun vorige prestatie, en niet op basis van een algemeen beeld. 2. Vygotsky’s socio-culturele theorie Tijdens de vroege kindertijd groeit de taalkennis van een kind heel snel waardoor de deelname aan sociale dialogen groter wordt. Zo komen ze in contact met meer ervaren individuen die hen aanmoedigen om cultureel belangrijke taken te beheersen. Al snel gaan kinderen met hun eigen praten zoals ze dat met anderen doen. Dit is positief voor hun denken en voor hun zelfcontrole. 2.1 Private taal Egocentrische taal : Kleuters praten vaak luidop tegen zichzelf. Piaget noemde dit egocentrische taal. Ze drukken hun gedachten uit hoe ze zich voordoen, ongeacht of een luisteraar hun kan horen of begrijpen.  Cognitieve ontwikkeling en sociale ervaringen brengen egocentrische taal ten einde. Vygotsky was van mening dat taal de kinderen helpt om na te denken over hun mentale activiteiten en hun gedrag. Hij zag taal dus als de basis voor alle hogere cognitieve processen. Kinderen spreken tegen zichzelf om richting te geven aan hun handelen. Als kinderen ouder worden en taken gemakkelijker gaan vinden, dan gaat hun richtinggevende taal geïnternaliseerd worden, er ontstaat dan een innerlijke taal. Later onderzoek steunt de visie van Vygotsky. Het taalgebruik van kinderen dat tot zichzelf gericht is, wordt private taal genoemd. Kinderen gebruiken deze taal vaker wanneer takenuitdagend genoeg zijn, na hun fouten of wanneer ze verward zijn over hoe ze verder moeten doen met iets. Het wordt geleidelijk aan stiller. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 2.2 Sociale oorsprong van het denken Waar komt private taal vandaan? Vygotsky geloofde dat het leren van kinderen plaatsvindt in de zone van naaste ontwikkeling. Dat is een reeks taken die te moeilijk zijn voor het kind om ze alleen te volbrengen, maar die wel tot een goed einde gebracht kunnen worden met de hulp van volwassenen of meer ervaren leeftijdsgenoten. De anderen ondersteunen het kind en passen hun steun aan in overeenstemming met het huidige prestatieniveau van kinderen. Wanneer de kinderen zelf meer ervaren worden, gaan de mensen die steun bieden zich terugtrekken en ze gaan de verantwoordelijkheid opschuiven naar het kind. In sommige studies wordt er aangetoond dat..  Kinderen van ouders die veel ondersteuning bieden meer private taal gebruiken, succesvoller zijn wanneer ze moeilijke taken alleen moeten oplossen en ze hadden een betere cognitieve ontwikkeling.  Plannen en problemen oplossen beter gaat als ze met een meer ervaren leeftijdsgenoot of een volwassene samenwerken.  Het niet eens zijn met leeftijdsgenoten niet zo belangrijk is, maar het oplossen van het probleem wel. Conclusie : Cognitieve steun van de ouders voorspelt winst in het denkgedrag van kinderen en emotionele steun voorspelt de inspanningen van kinderen. 2.3 Vygotsky en educatie Vygotsky gaat begeleid ontdekkingsleren promoten. Dit houdt in dat leerkrachten het leren gaan beïnvloeden, maar ook de samenwerking met leeftijdsgenoten speelt een rol. Kinderen van verschillende niveaus gaan in groep werken en ze gaan elkaar helpen. Vygotsky zag verbeeldingsspel als de ideale context om cognitieve ontwikkeling in de vroege kindertijd te stimuleren. Zo leren ze om sociale regels te volgen en gaan ze hun eigen ideeën volgen. Het is een unieke zone van naaste ontwikkeling waarin kinderen veel uitdagende activiteiten uitproberen en veel nieuwe competenties verwerven. 2.4 Evaluatie van Vygotsky’s theorie Voordelen Nadelen  Belang van onderwijs  Het is een westerse theorie  Grote aandacht voor culturele  Verbale communicatie is niet het verschillen enige middel waardoor kinderen leren. Begeleide deelname : Een samenwerking tussen deelnemers die meer of minder expertise hebben, zonder de specifieke kenmerken van de communicatie te omschrijven. Hierdoor zijn er dus variaties over culturen en situaties mogelijk. Vygotsky zei weinig over hoe de basisvaardigheden bijdragen tot hogere cognitieve processen die via sociale bemiddeling overgedragen worden. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Box : Kinderen observeren en nemen deel aan volwassenenwerk In de westerse maatschappij is de rol om de kinderen klaar te stomen tot competente werkers een taak van de school. Ouders van kinderen in de middenklasse stemmen hun interacties met hun kinderen af op het voorbereiden tot school op vlak van taal, literatuur en andere academische vaardigheden. In het dorp en in tribale culturen is er geen of weinig sprake van onderwijs. Kinderen brengen hun dagen door met volwassenenwerk en ze krijgen al een grote verantwoordelijkheid wanneer ze nog maar jong zijn. Ouders converseren of spelen dus maar weinig met hun kinderen. In de Verenigde Staten hebben kinderen weinig toegang tot volwassenenwerk en spenderen ze hun tijd met spelen en converseren met volwassenen. De Efe en Mayan kinderen spenderen hun dagen dichtbij volwassenenwerk. De competenties van deze kinderen verschillen dus. Mayan volwassenen zijn boeren. De mannen brengen hun tijd door op het veld en worden geholpen door hun zonen vanaf 8 jaar. De vrouwen doen huishoudelijk werd en worden geholpen door hun dochters of de zonen die te jong zijn om in het veld te werken. De kinderen maken veel beslissingen voor hun eigen. Dat zorgt ervoor dat ze zeer competent zijn in hun zelfzorg. Hun capaciteit voor verbeeldingsspel is wel beperkt, maar wanneer het zich toch voordoet vertonen deze kinderen heel vaak volwassenenwerk. Wanneer de ouders zien dat kinderen hun gedrag nadoen, concluderen ze dat ze klaar zijn voor meer verantwoordelijkheid. Ze krijgen taken toegewezen die ze kunnen volbrengen zonder veel hulp van volwassenen. Wanneer dat niet lukt, nemen de volwassenen de taak over. De kinderen moeten dan kijken en moeten het terug overnemen wanneer ze het wel kunnen. Van de kinderen wordt er verwacht dat ze autonoom en hulpvol zijn. Daarom vragen ze ook nooit aan iemand anders om iets interessants te doen. Al op jonge leeftijd kunnen deze kinderen gedurende een heel lange tijd stil zitten. Ook volgen ze sneller commando’s op dan westerse kinderen. Vanaf vijf jaar nemen veel kinderen verantwoordelijkheid op voor taken die niet aan hen toegewezen werden. 3. Informatieverwerking Informatieverwerking legt de focus op mentale strategieën die kinderen gebruiken om stimuli om te zetten. In de vroege kindertijd verbetert de representatie van kinderen en worden ze ook beter in het sturen van hun gedrag. Dit leidt tot betere vormen van aandacht, informatie manipuleren en probleemoplossing. Kleuters worden zich ook bewust van hun eigen mentaal leven en ze beginnen kennis te verwerven dat belangrijk is voor succes op school. 3.1 Aandacht Kleuters kunnen maar een korte tijd met een taak bezig zijn, kunnen moeilijk op details letten en ze worden snel afgeleid. Maar volgehouden aandacht verbetert in de peutertijd en dat zet zich ook verder in de kleutertijd. Dit heeft twee redenen ! Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 3.1.1 Inhibitie Kinderen worden beter in inhibitie. Dat wil zeggen dat ze hun impulsen beter kunnen onderdrukken. Dit hangt samen met de ontwikkeling van de frontale lobben in de hersenen. Dit werd bewezen in een experiment waar kinderen één keer moesten tikken wanneer de ouders twee keer tikten (en omgekeerd) en waar ze nacht moesten zeggen tegen een foto van de zon (en omgekeerd). In ‘tools of the mind’ is ondersteuning van aandacht vaardigheden aanwezig in alle activiteiten in de klas. Het is dan ook vanzelfsprekend dat kinderen in deze conditie het beter doen op het einde van het jaar op vlak van inhibitie en andere aandachtsvaardigheden. 3.1.2 Plannen Kleuters worden ook beter in plannen. Dat wil zeggen dat ze beter worden in het vooraf uitdenken van een opeenvolging van handelingen en de aandacht verdelen in functie van het bereiken van het doel. Zolang taken vertrouwd en niet te complex zijn, kunnen kleuters genereren en een plan volgen.  Een voorwerp zoeken wanneer er niet teveel plaatsen zijn waar het verborgen kan zijn, kunnen kinderen goed. Maar een gedetailleerde foto vergelijken kunnen ze niet. Wanneer ze taken met verschillende stappen moeten uitvoeren, kunnen ze zelden beslissen wat ze eerst moeten doen en wat daarna. Vaak vergeten ze ook belangrijke stappen uit te voeren. Kinderen leren veel van culturele dingen die planning ondersteunen, vooral wanneer ze samenwerken met meer ervaren planners. Wanneer ouders plannen aanmoedigen in alledaagse activiteiten, helpen ze kinderen om effectiever te plannen. 3.2 Geheugen Kleuters hebben de taalvaardigheden om te beschrijven wat ze zich herinneren en ze kunnen instructies volgen in eenvoudige geheugentaken. Daardoor is het gemakkelijker om geheugen te bestuderen in de vroege kindertijd. 3.2.1 Herkenning en herinnering De herkenning van kleuters is zeer goed. Vierjarigen en vijfjarigen doen het bijna perfect op herkenningstaken. Maar herinnering is moeilijker dan herkenning. Dat komt omdat kleuters nog niet zo goed zijn in het gebruiken van geheugenstrategieën2. Kinderen herhalen en organiseren nog niet en dat maakt het ook moeilijker om iets te herinneren. Strategieën taxeren hun beperkt werkgeheugen. Cijferreeksen schatten de grootte van het werkgeheugen. Hierbij moeten kinderen een reeks van nummers proberen te herhalen die een volwassene hun voorzegt. Dat verbetert geleidelijk aan. 2 Geheugenstrategie : Bewuste mentale activiteiten die de kans op herinnering doen toenemen. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 3.2.2 Geheugen voor alledaagse gebeurtenissen Bekende gebeurtenissen Kleuters onthouden vertrouwde, herhaalde gebeurtenissen in de vorm van scripts. Dat zijn algemene beschrijvingen van wat er gebeurt en wanneer het gebeurt in een specifieke situatie. Het begint als een structuur van de hoofdgebeurtenissen. Ze bevatten maar een paar handelingen maar ze worden bijna altijd in juiste volgorde opgehaald. Met toenemende leeftijd worden scripts uitgebreider en kunnen ze gebruikt worden om te voorspellen wat er gaat gebeuren in gelijkaardige situaties. Eenmalige gebeurtenissen Het autobiografisch geheugen bevat voorstelling van persoonlijke, betekenisvolle en eenmalige gebeurtenissen. Wanneer de cognitieve en conversationele vaardigheden van kleuters verbeteren, gaan hun beschrijvingen van speciale gebeurtenissen beter georganiseerd worden in de tijd, gedetailleerder worden en gerelateerd zijn aan de grotere context van hun leven. Ouders gebruiken twee stijlen !  Uitbreiden : Hierbij gaan ze gevarieerde vragen stellen en informatie toevoegen aan de statements van de kinderen. Dit is beter en volwassenen gaan later meer georganiseerde verhalen vertellen. Deze stijl wordt eerder gebruikt door ouders en kinderen met een veilige gehechtheidband.  Herhalen : Ouders gaan weinig informatie geven en de hele tijd dezelfde vragen stellen. Er is hier ook sprake van geslachtsverschillen en cultuurverschillen. Meisjes gebruiken meer gedetailleerde verhalen dan jongens. Het autobiografisch geheugen van westerse mensen is meer gericht op hun eigen, terwijl dat van Aziatische mensen meer gericht is op acties van anderen. 3.3 Ontwikkeling van Theory Of Mind Wanneer de representatie van de wereld, het geheugen en probleemoplossing verbetert, gaan kinderen beginnen nadenken over hun eigen gedachten. Ze ontwikkelen een samenhangend geheel van ideeën over mentale activiteiten. Dat noemt men metacognitie of denken over denken. Dit ontwikkelt zich samen met Theory Of Mind. 3.3.1 Bewustheid van mentaal leven Eén jaar : Baby’s zien mensen als intentionele wezens die hun mentale toestanden kunnen delen met anderen en de mentale toestand van anderen kunnen beïnvloeden.  Opent de deur voor nieuwe vormen van communicatie zoals gedeelde aandacht. Twee jaar : Inzicht dat het perspectief van anderen verschillend is van hun eigen perspectief.  Eerste werkwoorden : Denken, onthouden, doen alsof Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Drie jaar : Kinderen beseffen dat het denken zich afspeelt in het hoofd van iemand en dat een persoon kan nadenken over iets zonder het te zien, erover te praten of het te voelen. Ze denken dat mensen zich altijd gedragen op manieren die consistent zijn met hun verlangens, maar ze begrijpen niet dat er ook nog andere overtuigingen zijn die een invloed kunnen hebben op het gedrag. Daardoor maken ze nog fouten in de ‘false belief’ taak3. Vier jaar : Ze beseffen dat overtuigen en verlangens een rol spelen in het bepalen van gedrag. Kinderen gaan nu vaker juist antwoorden op de ‘false belief’ taak. Vier tot zes jaar : Inzicht in ‘false belief’ neemt toe. 3.3.2 Factoren die bijdragen tot Theory Of Mind Taal  Rijke woordenschat over mentale toestanden Cognitieve vaardigheden  Inhibitie : Het onderdrukken van ongepaste reacties  Flexibel denken  Plannen Sociale ervaringen  Veilige gehechtheid met ouders  Oudere broers en zussen  Vriendjes en leeftijdsgenoten  Volwassenen  Biedt extra mogelijkheden om inzicht te krijgen in verschillende standpunten en om over innerlijke toestanden te praten. Kinderen moeten biologisch voorbereid zijn om een Theory Of Mind op te bouwen. Bij kinderen met autisme komt dit pas veel later of is dit afwezig. 3.3.3 Beperkingen Bij kleuters is het inzicht in mentaal leven nog onvolledig. Ze denken dat mentale activiteit ophoudt als er geen uiterlijke tekenen van zijn, besteden weinig aandacht aan het proces van denken en begrijpen niet dat mentale inferenties een bron van kennis kunnen zijn. Conclusie : Jonge kinderen zien de menselijke geest als een passief recipiënt. Oudere kinderen zien de menselijke geest als actief en constructief. 3 False belief task : Overtuiging die niet overeenkomt met de realiteit. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Box : Geheugenblindheid en autisme Autisme betekent dat men helemaal in zichzelf gekeerd is en dit is de meest ernstige stoornis in de kindertijd. Michael vertoonde drie tekorten in de kerneigenschappen van het functioneren. Hij had maar een beperkte capaciteit om deel te nemen aan niet-verbaal gedrag, zijn taalkennis kwam later en was stereotiep, en hij deed veel minder mee met verbeeldingsspel dan andere kinderen. Autisme ontstaat door een abnormale werking van de hersenen. Vanaf het eerste levensjaar hebben kinderen met autisme grotere hersenen dan gemiddelde hersenen. Het gaat ook gepaard met een vermindering in de plaatsen van de hersenen die instaan voor emotionele en sociale reactiviteit en het denken over mentale activiteiten. Kinderen met autisme hebben een tekortkoming op vlak van Theory Of Mind. De meeste kinderen vinden het moeilijk om zichzelf en anderen mentale toestanden toe te schrijven. Ze gebruiken ook zelden woorden die wijzen op mentale toestanden. Vanaf het tweede levensjaar, vertonen kinderen met autisme tekorten in de capaciteiten die nodig zijn om het mentale leven te begrijpen. Ze vertonen veel minder gedeelde aandacht, nemen veel minder deel aan sociale activiteiten en ze imiteren het gedrag van volwassenen veel minder. Ze gaan er vaak ook vanuit dat de dingen die anderen zeggen verwijzen naar de dingen waar ze zelf naar kijken. Een vermoeden is dat kinderen met autisme zwakker zijn in uitvoerende verwerking. Dit zorgt voor tekortkomingen in vaardigheden inzake doelgericht en flexibel denken. Een andere mogelijkheid is dat kinderen met autisme een speciale stijl van informatieverwerking vertonen, waarin ze verkiezen om de deeltjes van een geheel te verwerken in plaats van het geheel ineens. 3.4 Vroege vormen van lezen en schrijven Het proberen te begrijpen hoe geschreven symbolen betekenis hebben is ‘emergent literacy’. Kinderen begrijpen veel over geschreven taal, lang voor ze leren lezen en schrijven op de conventionele manier. Veel kleuters denken dat één letter ook één woord is, maar later ontdekken ze dat letters delen zijn van woorden en dat er ook een verband is met klanken. De taalkennis en literaire kennis van kinderen vergemakkelijken elkaar. Het ene heeft een invloed op het ander. Fonologisch bewustzijn is een sterke voorspeller van opkomende literaire kennis. Hoe meer informeel taal gerelateerde ervaringen kinderen hebben, hoe beter hun taal en hun opkomende literaire ontwikkeling is, dus hoe beter ze er op voorbereid zijn. dit kan door spelletjes, boekjes met verhaaltjes en interactief voorlezen, door de inhoud van het boek te bespreken met het kind. Kinderen van lage SES families hebben minder thuis en kleutertaal en ze hebben niet zoveel mogelijkheden om taal te leren. Ze komen veel minder in contact met verhaaltjesboeken. Dit is een hoofdreden waarom ze achter staan op vlak van leesprestaties doorheen de schooljaren. Daarom gaan ze kleuterscholen overspoelen met zulke boeken en ze gaan de verzorgers training geven in hoe ze ermee moeten omgaan. Ook de ouders krijgen zulke boeken en richtlijnen over hoe ze de boeken moeten gebruiken. Dit heeft gunstige effecten op de informele kennis van het lezen en schrijven. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 3.5 Vroege vormen van mathematisch redeneren Veertien tot zestien maanden  Ordinaliteit : Volgorderelaties tussen kwantiteiten. Zo kunnen ze bijvoorbeeld zeggen dat drie meer is dan twee.  Verbale labels om hoeveelheid en grootte aan te duiden. Heel veel en heel weinig zijn hiervan goede voorbeelden. Twee tot drie jaar  Ze kunnen tellen met rijen van vijf voorwerpen, maar weten nog niet wat de woorden betekenen. Tweeënhalf tot drieënhalf jaar  Kinderen realiseren dat een nummerwoord verwijst naar een unieke kwantiteit, dus wanneer het nummer verandert, moet het aantal items ook veranderen. Drieënhalf tot vier jaar  Kinderen beheersen de betekenis van de nummers één tot tien en kunnen correct tot tien tellen.  Cardinaliteit : Principe dat het laatste getal in een telreeks het aantal elementen van de verzameling weergeeft. Vanaf vier jaar  Eenvoudige rekenopgaven oplossen  Eerst verder tellen  Later aftrekken  Hoe meer ze thuis informeel oefenen, hoe sneller ze het onder de knie krijgen 4. Individuele verschillen in mentale ontwikkeling Verschillende vaardigheden kunnen onderzocht worden.  Verbaal, zoals woordenschat  Non-verbaal, zoals ruimtelijk inzicht Wanneer kinderen uit een lage SES familie gebombardeerd worden met vragen door een onbekende volwassene, kunnen ze angstig reageren. Daardoor gaan ze zoeken naar aandacht en goedkeuring van die volwassene, waardoor ze minder goed gaan presteren dan dat ze werkelijk kunnen. Intelligentie wordt beïnvloedt door culturele en situationele factoren. Testscores blijven wel belangrijk, want voor kinderen tussen zes en zeven jaar is het een goede predictor voor het latere IQ en academische verwezenlijking. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 4.1 Thuisomgeving en mentale ontwikkeling Subschaal Uitleg Cognitieve stimulatie Thuis is er speelgoed waardoor de kinderen kleuren, aantallen, vormen en groottes kunnen leren. Stimulering van taal Ouders leren kinderen over dieren door boekjes, spelletjes en puzzels. Organisatie van fysieke omgeving De kamers zijn zuiver en niet rommelig. Emotionele steun De ouders benadrukken de kwaliteiten van hun kinderen en ze knuffelen, kussen en spelen met hun kind. Stimulatie van academisch gedrag Het kind wordt aangemoedigd om kleuren te leren. Modellering van aanmoediging van sociale Ouders stellen de interviewer voor aan het volwassenheid kind. Kansen voor afwisseling Ouders nemen kinderen mee op een uitje, minstens één keer per week. Vermijden van fysieke straf De ouders slaan hun kind niet. Kleuters die intellectueel goed presteren zijn diegene die veel speelgoed en kinderboeken hebben bij hun thuis en van wie de ouders warm, intellectueel stimulerend zijn en die uitstapjes organiseren naar interessante plaatsen waar veel te zien en veel te doen is. Ze stellen redelijke eisen voor sociaal gedrag en lossen conflicten op zonder fysiek geweld. Deze kenmerken vindt men minder vaak terug bij armere gezinnen. Als lage SES ouders toch hoge HOME-scores halen, doen hun kinderen het beter op IQ tests. Conclusie : De thuisomgeving speelt een grote rol in de intellectuele prestaties van lage SES kinderen. 4.2 Kleuterschool en kinderopvang Kleuterschool : Geplande, opvoedende ervaringen die bedoeld zijn om de ontwikkeling van twee tot vijfjarigen te bevorderen. Kinderopvang : Reeks voorzieningen om toezicht te houden op kinderen van werkende ouders. De grens tussen deze twee is niet altijd duidelijk ! Met toenemende leeftijd, gaan de kinderen verplaatsen van opvang thuis naar opvang in een centrum. 4.2.1 Twee soorten kleuterscholen Kindgericht : Brede waaier van activiteiten waaruit het kind kan kiezen en veel kan leren tijdens het spel. Schoolse : Strak gestructureerd, aanleren van schoolse vaardigheden op basis van herhaling en drillen Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Er is een toegenomen druk om de nadruk te leggen op het schools leren en dat heeft nadelige gevolgen. De motivatie van de kinderen neemt af en ze vertonen meer stressgedragingen. Bovendien hebben ze ook slechtere studiegewoonten en zwakkere schoolprestaties. 4.2.2 Interventie bij kleuters Project Head Start  Bekendste programma  Voorziet kinderen twee jaar lang van kleuteronderwijs, voeding en gezondheidszorg en men gaat de ouders erbij betrekken  Goede resultaten  Kinderen uit arme gezinnen vertonen een hoger IQ en betere prestaties in de eerste twee à drie jaar van de lagere school, maar daarna nemen de verschillen af. Ondanks dat het verschil kleiner werd, bleven de kinderen van dit project altijd een stapje voor hebben. High or Scope Perry Preschool Project  Resultaten  In adolescentie : Vaker werk, minder zwangerschappen, minder geweld  27 jaar : Vaker opleiding afgemaakt en dus bijgevolg een hoger loon  40 jaar : Voorsprong behouden op alle domeinen De effecten kunnen afnemen. Een verklaring hiervoor is de zwakke kwaliteit van de lagere school. De voordelen zijn nog steeds indrukwekkend. Een verklaring hiervoor is dat ouders werden betrokken in Head Start, waardoor de omgeving stimulerend is. 4.2.3 Kinderopvang Een goede kinderopvang kan de ontwikkeling van kinderen bevorderen. Kleuters die langere tijd blootgesteld worden aan gesubstandaardiseerde kinderopvang, scoren lager op sociale en cognitieve vaardigheden en hoger op gedragsproblemen. Wanneer kinderen vaak veranderen van opvang neemt hun welbevinden af en de gedragsproblemen sterk toe. Dat zorgt voor een moeilijk temperament. Bij kleuters zorgt opvang in een centrum voor meer cognitieve vooruitgang, vooral bij kinderen uit lage SES families. Maar gewoon een hogere kwaliteit over het algemeen zorgt ook voor een bescheiden vooruitgang in cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. De effecten daarvan zijn merkbaar tot in de eerste jaren van de lagere school. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Wat Kwaliteit Fysieke omgeving De binnenomgeving is proper, in een goede toestand en goed verlucht. De klas is verdeeld in rijk uitgeruste plaatsen voor activiteiten. De buitenplaats is afgezet en uitgerust met schommels, klimrekken, een zandbak,… Groepsgrootte In de kleuterschool en in een opvang mogen de groepen niet groter zijn dan twintig kinderen per twee leerkrachten. Verhouding In een centrum is een verzorger verantwoordelijk voor niet meer verzorgers kinderen dan acht kinderen. In een opvang thuis is een verzorger verantwoordelijk voor niet meer dan zes kinderen. Dagelijkse activiteiten Kinderen werken vooral individueel of in kleine groepjes. Ze kiezen veel activiteiten zelf en leren door ervaringen die relevant zijn met hun eigen leven. De verzorger vergemakkelijkt de betrokkenheid van de kinderen, aanvaardt individuele verschillen en past de verwachtingen aan aan de capaciteiten van de kinderen. Interactie volwassene Verzorger beweegt zich tussen de individuen en de groepjes en kind stelt zich open voor hulp te bieden. Ze gebruiken positieve begeleidingstechnieken, zoals modellering en het aanmoedigen van het verwachte gedrag en de kinderen plaatsen bij meer gepaste activiteiten. Kwalificaties van De verzorgers hebben een speciale voorbereiding gehad op verzorger college-level inzake ontwikkeling in de vroege kindertijd, de opleiding of een gerelateerd gebied. Relatie met ouders Ouders zijn aangemoedigd om hun kinderen te observeren en deel te nemen aan hun activiteiten. De verzorgers praten frequent met de ouders over het gedrag van het kind en de ontwikkeling. Licenties en Een opvang heeft een licentie van de staat of provincie. toelatingen 4.3 Educationele media 4.3.1 Opvoedkundig verantwoorde televisie Sesamstraat zorgt voor het aanleren van de basisvormen van het lezen en schrijven en het getalconcept. Daarnaast brengt het ook nog algemene kennis, emotioneel en sociaal begrip en sociale vaardigheden bij. Hoe meer kinderen ernaar kijken, hoe hoger ze scoren op vroege literaire en mathematische vaardigheden en ze hebben ook een betere academische vooruitgang in de lagere school. Sesamstraat heeft zijn tempo veranderd van een snel naar een rustiger tempo met een duidelijke verhaallijn. Dit zorgt voor meer deelname in verbeeldingsspel. Ondanks de opkomst van de computer, blijft televisie de dominante media bij de jeugd. Kinderen uit lage SES families kijken vaker televisie dan andere kinderen. Dat komt misschien omdat ze weinig alternatieve vormen van entertainment ter beschikking hebben. En als ouders vaak televisie kijken, doen hun kinderen dit ook. Sommige studies tonen aan dat hoe meer kinderen televisie kijken, hoe minder ze aan activiteiten deelnemen die schoolse vaardigheden bevorderen en hoe slechter hun academische vaardigheden zijn. Hoewel educationele programma’s voordelig kunnen zijn, kan het ook negatieve gevolgen hebben. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 4.3.2 Leren met computers Computers kunnen educationele voordelen hebben. Tekstverwerkers helpen kinderen met het leren schrijven. Wanneer kinderen zich minder zorgen maken over het maken van fouten, zijn hun geschreven werken langer en van betere kwaliteit. Door spelletjes te spelen oefenen kinderen hun basisvaardigheden. Simpele computertaal dat kinderen kunnen gebruiken om ontwerpen of structuren te maken, introduceert hen tot de programmering vaardigheden. Wanneer ouders hun kinderen hierbij steunen, promoot programmering verbeterde probleemoplossing en metacognitie omdat kinderen dan moeten plannen en nadenken over hun eigen gedachten om hun programma’s te doen werken. Kinderen gebruiken de computer ook vaak voor entertainment. 5. Taalontwikkeling 5.1 Woordenschat Twee jaar : 200 woorden. Zes jaar : 10 000 woorden.4 Kinderen leren snel woorden door fast-mapping. Dat is een woord verbinden met een onderliggend concept na een zeer korte kennismaking met het woord. 5.1.1 Types van woorden Kinderen fast-mappen labels voor objecten snel omdat ze verwijzen naar concepten die gemakkelijk waar te nemen zijn. Al snel gaan ze werkwoorden en adjectieven toevoegen. Bij adjectieven die aan elkaar gerelateerd zijn op vlak van betekenis, komen de algemene onderscheiden eerst voor en dan pas de specifieke. Als vervanging van woorden die ze nog niet kennen, verzinnen ze nieuwe woorden met de woorden die ze al kennen. Zo gaan ze bijvoorbeeld plantman tegen een tuinman zeggen. Kleuters breiden hun taalkennis ook uit door metaforen. Deze zijn wel concrete, zintuiglijke vergelijkingen. Zodra hun woordenschat uitgebreid is, maken ze ook gebruik van niet zintuiglijke metaforen. Zo zeggen ze bijvoorbeeld ‘vrienden zijn als magneten’. 5.1.2 Strategieën om woorden te leren Kinderen ontdekken snel de betekenis van nieuwe woorden door die woorden te plaatsen tegenover de woorden die ze al kennen. Maar hoe ze precies ontdekken wat welk woord betekent, is nog niet echt duidelijk. Speculaties  Principe van wederzijdse exclusiviteit : Kinderen veronderstellen dat woorden verwijzen naar niet-overlappende categorieën. Maar dit verklaart niet wat kleuters doen wanneer voorwerpen meer dan één naam hebben.  Kinderen gaan na hoe woorden in de zin worden gebruikt  Kinderen gebruiken de sociale aanwijzingen van volwassenen  Volwassenen informeren hun kinderen over welk woord ze het best gebruiken 4 Een kind leert vijf woorden per dag. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 5.1.3 Verklaren van de ontwikkeling van woordenschat Sommigen geloven dat er aangeboren principes zijn waardoor ze snel woorden leren.  Dit is niet correct !  Aangeboren principes kunnen niet verantwoordelijk zijn voor de gevarieerde, flexibele manieren waarop kinderen woorden leren.  Strategieën kunnen niet aangeboren zijn want kinderen die verschillende talen spreken, gebruiken verschillende manieren om dezelfde betekenissen te verwerven Groei in woordenschat is verworven door dezelfde cognitieve strategieën die kinderen gebruiken voor non-verbale informatie. Ze steunen op een samenwerking van aanwijzingen en de mate van belangrijkheid verandert met de leeftijd Kinderen leren het snelst bij wanneer er verschillende soorten informatie beschikbaar zijn. 5.2 Grammatica Grammatica : De manier waarop we woorden combineren tot betekenisvolle uitdrukkingen en zinnen. 5.2.1 Basisregels Twee tot drie jaar  Kinderen gebruiken een woordvolgorde onderwerp – werkwoord – voorwerp  Aantal werkwoorden is nog beperkt.  Ze gebruiken de conversaties van volwassenen als voorbeeld en zo leren ze nieuwe woorden kennen. Drieënhalf tot vier jaar  Ze passen de basisstructuur toe op alle werkwoorden  Zodra kinderen driewoorden zinnen kunnen maken, gaan ze hun kennis geleidelijk aan uitbreiden. Zo gaan ze bijvoorbeeld in meervoud kunnen beginnen praten.  Dit kan leiden tot over regularisatie : Het te breed toepassen van de regels zodat de uitzonderingen er ook onder vallen. 5.2.2 Complexe structuren Twee tot drie jaar  Kinderen maken nog veel fouten met vraagzinnen  Moeilijkheden met passieve zinnen. Tegen vijf jaar begrijpen ze deze uitdrukkingen, maar de kennis is pas helemaal onder de knie aan het einde van de lagere school. Vier tot vijf jaar  Veel moeilijke zinsconstructies Einde kleutertijd  Competent gebruik van bijna alle zinsconstructies uit de moedertaal. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 5.2.3 Verklaring van grammaticale ontwikkeling Informatieverwerkingstheorie : Grammatica is een product van cognitieve ontwikkeling. Kinderen merken op welke woorden voorkomen op dezelfde posities in zinnen en welke woorden gelijkaardig gecombineerd worden met andere woorden. Na een tijde groeperen ze woorden in grammaticale categorieën en gebruiken ze deze woorden correct in zinnen. Chomsky : Kinderen zijn speciaal afgestemd om grammatica te leren  Grammaticale categorieën zijn aangeboren o Kritiek : De eerste woordencombinaties van kinderen tonen geen enkele grammatica Kinderen hebben ingebouwde procedures voor het analyseren van taal die de ontdekking van grammaticale regelmatigheden ondersteunen Er heerst controversie over het feit dat er een universeel taalverwerkingsmechanisme bestaat of dat kinderen die verschillende talen horen unieke strategieën gebruiken. 5.3 Conversatie Pragmatiek is de praktische, sociale kant van taal die kinderen moeten leren, naast woordenschat en grammatica, om effectief en op een gepaste manier met anderen te communiceren. Twee jaar : In een persoonlijk gesprek praten ze om beurt en reageren ze gepast op opmerkingen en kunnen ze een onderwerp lang tijdig aanhouden. Vier jaar : Kinderen gaan hun conversatie aanpassen aan de leeftijd, geslacht en sociale status van de luisteraar.  De conversationele vaardigheden zijn niet zo goed in moeilijke situaties wanneer ze hun luisteraar en diens reacties niet kunnen zien. Zo maak je bijvoorbeeld aan de telefoon gebaren, ook al zie je die persoon niet. Vier tot acht jaar : Converseren en aanwijzingen geven over de telefoon verbetert 5.4 Ondersteuning van taalontwikkeling Interactie met meer ervaren sprekers is van groot belang. Ook de mogelijkheid tot tweerichtingscommunicatie hangt samen met de vooruitgang in taalontwikkeling. Sensitieve ouders geven helpende, expliciete feedback en corrigeren fouten niet overmatig, zeker niet als het gaat om grammaticale fouten. Kritiek ontmoedigt de kinderen om taal vrij te gebruiken op manieren die zouden leiden naar nieuwe vaardigheden. Volwassenen geven vaak indirecte feedback over grammatica door twee strategieën.  Uitbreidingen : Reacties van volwassenen die de uitdrukking van het kind verder uitwerken en die daardoor complexer maken.  Herformuleringen : Reacties van volwassenen die foutief taalgebruik herstructureren tot de correcte vorm. Twee tot vierjarige kinderen gebruiken door deze hulp vaak de juiste vormen. Gedownload door Henry Winter ([email protected]) lOMoARcPSD|42729624 Kritiek  De technieken worden niet gebruikt in alle culturen en hebben geen invloed op de grammatica van kinderen.  Uitbreiding en herformulering zorgt voor grammaticale alternatieven en zorgt ervoor dat kinderen gaan experimenteren. Kinderen streven naar het beheersen van de taal omdat ze in contact willen komen met andere mensen. Volwassenen helpen hierbij door te reageren op de verlangens van het kind om competente sprekers door aandachtig te luisteren, correct taalgebruik te modelleren en door hun kinderen te stimuleren om verder te praten. Gedownload door Henry Winter ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser