🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Middeleeuwen 500-1500 Module 2 Leerwerkboek B PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Summary

This document is a module on the Middle Ages, covering topics such as the transition from the ancient world to the Middle Ages, social structures, and literature. It includes sections on the clergy, nobility, and commoners, as well as the early development of literature and other aspects of medieval European culture. It seems to be part of a curriculum or educational resource for secondary school students.

Full Transcript

Middeleeuwen 500 - 1500 MODULE 2 LEERWERKBOEK B Overgang van oudheid naar middeleeuwen  Situatie begin middeleeuwen: einde oudheid, Latijn geen spreektaal meer, maar bleef de taal van de geleerden en de kerk.  West –Europa: één erkende christelijke kerk: rooms-katholieke kerk. ...

Middeleeuwen 500 - 1500 MODULE 2 LEERWERKBOEK B Overgang van oudheid naar middeleeuwen  Situatie begin middeleeuwen: einde oudheid, Latijn geen spreektaal meer, maar bleef de taal van de geleerden en de kerk.  West –Europa: één erkende christelijke kerk: rooms-katholieke kerk.  800: keizer Karel de Grote → bekend figuur dus waren er veel verhalen over hem.  Spreektaal Middelnederlands. Dialecten overal. Er was geen Nederland of België maar er waren verschillende gewesten. Zoals er geen nationale eenheid was, was er geen eenheidstaal.  Standenmaatschappij. Standenmaatschappij 1. Geestelijkheid (regulier en seculier)/ ‘de bidders’  Twee groepen: 1. regulier: monniken en nonnen -> leefden in kloosters 2. seculier: paus, bisschoppen, pastoors -> de wereldlijke geestelijkheid - ze leefden in steden, aan hoven en in parochies en ze verrichtten de zielzorg voor de gelovigen.  chirstelijke stempel op het doen en laten van de mens -> memento mori  Triniteitsleer: God bestaat uit drie personen: vader, zoon en Heilige geest. Standenmaatschappij 2. Adel en ridders  Feodale maatschappij vazal en leenheer, agrarisch gericht (men was afhankelijk van de opbrengsten van landbouw en veeteelt.  Kernbegrip van het feodale stelsel : wederzijdse trouw. Leen (feodum). Consilium et auxilium: leenheer met raad en daad bijstaan.  Adel (oude elite) en ridders vonden geweld rechtmatig en statusbevestigend.  Ridderschap: een groep ridders -> Ridder zijn is een roeping met speciale taak: het beschermen van de zwakken in de maatschappij.  Eercultuur: eer kun je krijgen door dappere daden te verrichten in dienst van een hoger ideaal of doel. Standenmaatschappij 3. Burgerij  Ontstaan ten gevolge van de verstedelijking, gericht op handel en productie van goederen.  Vrede is goed voor handel, niet door te vechten maar door middel van compromis (ons huidige poldermodel dus).  Burgerlijke mentaliteit: vlijt, leergierig, redelijk, nuttig en spaarzaam. Rijke burgers vormden zo de nieuwe elite. Vóór de boekdrukkunst  Pennenproef (probatio pennae). In een Latijns handschrift uit de elfde eeuw. ‘Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve jij en ik; waar wachten we nog op?’ Boekdrukkunst  Schrijfcultuur, deze duurde tot de twaalfde eeuw. Het schrijven werd gedaan door monniken. Vandaar de uitdrukking: monnikenwerk.  Manuscripten Dit zijn met de hand geschreven teksten (Latijn: manus = hand, s cribere = schrijven).  Uitvinding boekdrukkunst rond 1450. Cultuur in de middeleeuwen  Wereldlijk : hoven (adel, vorsten en burgerij versus Geestelijk: religieus Middeleeuwse kunst:  Symboliek (getal, licht, kleur), allegorie  Mecenas (een opdrachtgever, zoals een heer van adel, een groep rijke stedelingen of een abt van een klooster)  Functie van middeleeuwse kunst: moraliseren, belerend  Ongeletterden: ramen in de kerk, doorvertellen van de verhalen. Het ging hierbij niet om de kunstenaar maar om de boodschap. Die was belangrijk de kunst zelf niet. Vandaar dat we vaak kunstenaars niet bij naam kennen uit die tijd.  Boodschap: christelijke deugden propageren en waarschuwen voor de zonden en de gevolgen daarvan. 3.1 Schrijver en publiek  Van veel middeleeuwse teksten kennen we de schrijvers niet.  Soms kennen we hun namen, maar weten we niets over hun leven en persoonlijkheid, bijv: Hendrik van Veldeke, Willem die Madocke maecte – van Van den vos Reynaerde. Vanaf minuut: 6.41 – Hendrik van Veldeke: Schooltv: Literatuurgeschiedenis de middeleeuwen - Verhalen, zingen, vertellen  Schrijvers werkten in opdracht. Een opdrachtgever (= een mecenas) gaf de opdracht een literair werk te schrijven of te vertalen.  Schrijvers kenden hun publiek goed en wilden hun publiek vermaken en iets leren. 3.1 Schrijver en publiek  Een schrijver in de middeleeuwen: - was vooral vertaler en bewerker; - streefde niet naar orginaliteit, maar was zich bewust van de literaire traditie en van zijn beroemde voorgangers.  Een middeleeuws verhaal is nooit helemaal zelf bedacht, maar gaat terug op één of meerdere andere teksten: de bronteksten.  Middeleeuwse teksten werden voorgelezen en voorgedragen en functioneerden binnen een voorleescultuur.  Middeleeuwse teksten rijmden. Zo konden ze beter onthouden worden. 3.2 Ridderromans  Vanaf de dertiende eeuw werden er (in de Lage Landen) ridderromans vertaald, bewerkt, geschreven en beluisterd.  Ridderroman: eliteliteratuur, literatuur voor de adel, ridderschap en leden van het patriciaat (bestuurders).  Publiek: vooral: jongeren aan het hof, ridders en ridders in opleiding  Functie: ontspanning en educatieve functie (leren).  Er zijn twee groepen ridderromans: 1. Karelepiek: komt voort uit de elfde-eeuwse chanson de geste = liederen over heldendaden 2. Hoofse romans: ontstonden in de twaalfde eeuw. - Verdeling: Oosterse roman, Trojeroman, Arturroman 3.2 Ridderromans Karelepiek/ Chanson de geste Hoofse roman Het gedrag van de mannelijke held wordt bepaald door zijn Het gedrag van de mannelijke held wordt veel minder bepaald trouw aan de gemeenschap (familie, groep, clan) en het door de belangen van de gemeenschap (familie, groep, clan). grondgebied dat veroverd moet worden. De mannelijke held toont zijn tedere liefdesgevoelens voor zijn Hij moet zijn identiteit ontdekken; zijn identiteit wordt niet vrouw niet. vooraf bepaald door de gemeenschap. Het gebruik van geweld is voor een echte man vanzelfsprekend. Centraal staat de ontwikkeling van een individu dat zich tot een ander individu kan richten: de geliefde. De gemeenschap staat niet centraal. Wie laf was, was geen echte man De ambities zijn gericht op het vinden van geluk: de geliefde. De ambities van de held zijn gebonden aan grond, land of De queeste, het avontuur of de zoektocht = uitbeelding van de erfgebieden. identiteit. Helden komen uit voor hun liefde voor hun vrouw. 3.2 Ridderromans  De ridderlijke hoofdpersonen staan in traditie van het heldenepos: - de ridders zijn echte strijders; - de ridders zijn zeer gericht op eer en prestige; - de ridders zijn buitengewoon sterk; - de ridders beschikken soms over uitzonderlijke capaciteiten. Schooltv: Literatuurgeschiedenis de middeleeuwen - Van vechtersbazen en hoofse liefde - Opkomst van de riddercultuur - Aan het hof van koning Arthur - Op avontuur met keizer Karel - Het publiek 3.2.1 Karelepiek/ Chanson de geste  Karelepiek: middeleeuwse verhalen waarin Karel de Grote (768-814) of zijn vazallen centraal staan.  Karelepiek gaat terug op het chanson de geste (= liederen over heldendaden) uit de Franse literatuur. 3.2.1 Karelepiek/ Chanson de geste  Chansons de geste - Het zijn liederen over helden en (verzonnen) gebeurtenissen uit de tijd van Karel de Grote. - Ze ontstonden eind elfde eeuw. - Ze werden bewust gecomponeerd. - De dichters maakten gebruik van epische tradities en van de orale traditie (mondelinge vertelcircuit). - Ze werden voorgedragen (voor adellijk publiek). - Een aantal gaat terug op een historische gebeurtenis. - Epische verdichting: historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan een beroemd persoon, Karel de Grote. Karel werd een bovennatuurlijke modelvorst - Onderwerp: vaak: strijd tegen heidenen (ongelovigen, mohammedanen). - Onderwerp: vaak: de spanningen binnen het feodale systeem. - Bekend: Chanson de Roland, Karel ende Elegast 3.2.2 Hoofse romans  Drie verschillende soorten hoofse romans 1. Oosterse romans - Ontstaan door de kruistochten -> men kwam in contact met de Arabische cultuur van het Nabije Oosten en Spanje. - Men ging ridderverhalen in de Arabische cultuur plaatsen. - Alleen de uiterlijkheden van de Arabische cultuur bleven zichtbaar; de cultuur werd immers omgevormd tot de christelijke cultuur. Voorbeeld: Floris ende Blancefloer Floris ende Blancefloer Diederic van Assenede, ca. 1255 Het christenmeisje Blancefloer en de moslim-koningszoon Floris groeien van jongs af aan samen op aan het Spaanse hof. Als de koning, Floris' vader, hoort van hun heimelijke liefde wil hij het meisje uit de weg ruimen. De koningin stelt een list voor: Floris gaat uit logeren en ondertussen zal Blancefloer door kooplieden worden meegenomen naar verre streken. Een schitterend graf moet Floris doen geloven dat zijn geliefde dood is. Floris ontdekt het bedrog en besluit Blancefloer te gaan zoeken. In Babylon aangekomen, weet Floris uiteindelijk langs de wachters te komen en verstopt in een bloemenmand binnen te dringen in de toren waar Blancefloer wordt vastgehouden door de emir. Wanneer de emir Floris bij Blancefloer in bed betrapt, wil hij hem doden. Het komt echter tot een rechtszitting, waar de sterke liefde tussen de twee jonge mensen de aanwezigen roert: Floris en Blancefloer mogen blijven leven. Wanneer het bericht komt dat Floris’ ouders zijn overleden, keert het jonge paar naar Spanje terug. Beiden worden daar gekroond en Floris laat zichzelf en heel zijn volk dopen. Ze krijgen een dochter, Berte met de grote voeten, die op haar beurt de moeder zal zijn van Karel de Grote. Fragment waarin Floris, staande bij het graf van Blancefloer, een eind aan zijn leven wil maken Doe rechte hem Floris van den Floris stond op van het graf en grave, bleef niet ver van daar stilstaan. Niet verre bleef hi staende daer ave; Hij pakte een griffelkoker, Tenen griffie voedersele hi vinc met daarin een gouden schrijfstift, Daer ene guldine griffie in hinc, die Blancefloer hem als teken van Die hem hadde gegeven Blancefloer haar liefde Op minne, doe hi van haer voer. had gegeven toen hij van haar Alse Floris die griffie uut trac, wegging. Hi hiltse vor hem ende sprac: Hij trok de griffel uit de koker, ‘Dese griffie, Blancefloer, daeddi hield hem voor zich en sprak: maken ‘Blancefloer, deze griffel heb je Ende gaefse mi bi derre saken, laten maken en aan mij gegeven, Als icse dan saghe, dat si woude omdat je wilde dat ik aan je Dat ic haers gedinken soude. zou denken als ik hem zag. Nu leget mijn troest an di allene, Nu ben jij, griffel, mijn enige Du salt mi lossen uten wene, toevlucht, Daer ic in ben, ende nemen mi dat jij moet me verlossen uit mijn leven, ellende Al ne waerstu mi niet daer toe en me doden, ook al ben je gegeven. me niet voor dat doel gegeven. Haest, dats wesen sal, dat doe.’ Vooruit! Doe wat er gedaan moet Metten woerde droech hise hem toe worden.’ Ende wildse te sire herten steken En met die woorden richtte hij inne. de griffel op zijn borst en maakte Dit sach sijn moeder, die conincinne, aanstalten om hem in zijn hart te Ende liep te hem waert ende prant steken. Haestelike die greffie uut sire hant. Zijn moeder, de koningin, zag dat, rende naar 3.2.2 Hoofse romans 2. Trojeromans - Deze ridderromans spelen zich af in Troje. - De strijd om Troje werd een strijd tussen twee middeleeuwse ridderlegers Voorbeeld: - Segher diengotgaf - Eneasroman (schrijver: Hendrik van Veldeke) 3.2.2 Hoofse romans 3. Arturepiek/ Arturromans - Verhalen over koning Artur en zijn ridders (= de ridders van de Ronde Tafel) - Keltische cultuur en mythologie - Een wereld vol magie: magische wapens, reuzen en bovenmenselijke helden - Personen: koning Artur, zijn broer Cei, zijn neef Walewijn en zijn vrouw Guinevere. - De romans hebben vaste elementen: ❖ In het begin van het verhaal worden koning Artur en zijn verblijfplaats genoemd. ❖ Er is sprake van een hofdag (meestal met Pinksteren). ❖ De inhoud van het verhaal: een belangrijke periode uit het leven van de (jonge) hfdpersoon. ❖ Precieze aanduidingen van 3.2.2 Hoofse romans 3. Arturepiek/ Arturromans - De romans hebben vaste elementen ❖ In het begin van het verhaal worden koning Artur en zijn verblijfplaats genoemd. ❖ Er is sprake van een hofdag (meestal met Pinksteren). ❖ De inhoud van het verhaal: een belangrijke periode uit het leven van de (jonge) hfdpersoon. ❖ Precieze aanduidingen van ruimte en tijd ontbreken. ❖ De verhaalwereld is sprookjesachtig; de ridders beleven avonturen met draken, reuzen of dwergen. ❖ Een ridder trekt erop uit. Hij gaat op queeste = zoektocht. ❖ De ridder begeeft zich in een wereld van avontuur, van gevaar. ❖ Het verhaal eindigt meestal aan Arturs hof: de queeste is voltooid + feest! 3.2.2 Hoofse romans 3. Arturepiek/ Arturromans In de Arturverhalen wordt een spel gespeeld met traditie en vernieuwing. Nieuwe verhalen bevatten elementen uit andere, oudere Arturverhalen die het publiek al kent. De verhaalhelden uit de Arturverhalen waren rolmodellen voor het publiek (jonge, hoofse en nog ongehuwde ridders aan het hof). Hoofse lyriek  Hoofse lyriek: liederen over de hoofse liefde (minneliederen)  Oorsprong: troubadoursliederen uit Frankrijk bedoeld voor het publiek aan de hoven van vorsten  Kenmerken hoofse lyriek: - wereldlijk - een man bezingt zijn gevoel voor een vrouw - de omgang tussen minnaar en geliefde wordt vergeleken met feodaalsysteem (trouw, diensbaar, hopend op beloning) - topos (standaardformulering): minaar knielt voor geliefde - ik-figuur - geen privé-gevoel, maar algemeen herkenbare gevoelens - Natureingang: opening met ontluikende natuur Nederlandse dichters van hoofse lyriek  Hendrik van Veldeke (eind 12e eeuw) voorbeeld: https://www.literatuurgeschiedenis.org/schrijvers/hendrik-van-veldeke  Jan I van Brabant (13e eeuw) – Ik zag nooit zo’n rode mond.. (blz. 45) Dierverhalen: Van den vos Reynaerde  Reinaert de Vos gerapt bij Pauw en Witteman – YouTube  Geschreven door Willem die Madocke maekte , een Vlaamse dichter.  Er was al een traditie van dierverhalen, waarin ook de vos Reinaert een rol speelde. Hierop baseert de schrijver zich, maar het meeste is zijn eigen werk.  Eén van de belangrijkste dichtwerken uit onze middeleeuwen  Beste dierenverhaal uit de wereldliteratuur  27 berijmde losse verhalen met dezelfde hoofdpersoon: Reinaert  Inhoud: Reinaert de vos is een oplichter die iedereen te slim af is. Hij weet met mooie woorden misbruik te maken van de zwakheden van de andere dieren.  https://youtu.be/DunsBdoquvo?feature=shared\ Dierverhalen: Van den vos Reynaerde Kenmerkend voor dit verhaal: - Dierenwereld is een afspiegeling van de mensenwereld (drie standen) - De schrijver gebruikt de kenmerken van de Arturroman, zoals de opening met een hofdag - Ook wijkt hij met opzet daarvan af: de dieren zijn niet in staat tot hoofsheid, integendeel. - Het boek is een ontmaskering van ongecontroleerde macht - kritiek op feodaal systeem: overgang van feodale maatschappij naar stedelijke samenleving Schooltv: Van den vos Reynaerde - Een verhaal uit de Middeleeuwen Geestelijke letterkunde  In de middeleeuwen is het Latijn de voertaal van de kerk.  Geestelijke letterkunde: teksten over religieuze zaken, roepen op tot religieus leven’ en ‘het ware geloof’.  Voor degenen die het Latijn niet beheersen: geestelijke letterkunde in de volkstaal→ religieuze teksten voor de gewone gelovigen  Exempelen: korte vertellingen die een religieus idee verduidelijken en oproepen tot christelijk geloof. Vaak over gewone mensen die moeten kiezen tussen goed en kwaad.  Bijbelepiek: langere teksten waarin verhalen uit de Bijbel opnieuw worden verteld en besproken in de volkstaal Jacob van Maerlant: Rijmbijbel – belangrijkste Bijbelverhalen op chronologische volgorde  Marialegende: boodschap dat Maria bereid is iedere zondaar te helpen Beatrijs is een Marialegende.. Toneel in de middeleeuwen In de steden komt vanaf de veertiende eeuw het toneel tot bloei. Onderscheid in twee soorten: geestelijk en wereldlijk toneel Geestelijk toneel Theater voor kerkelijke hoogtijdagen 1. mysteriespelen In een mysteriespel worden gebeurtenissen uit de Bijbel (bv. de zondeval) nagespeeld. 2. mirakelspelen In een mirakelspel gebeurt door tussenkomst van Maria of een andere heilige een wonder. Het bekendste Mirakelspel is Mariken van Nieumeghen. 3. moraliteiten In een moraliteit of sinnespel wordt een levensles of geloofswaarheid verkondigd. Kenmerkend voor deze spelen is dat bepaalde begrippen (dood, deugd, moed e.d.) door acteurs worden gespeeld. Deze symbolische figuren worden ook wel allegorische figuren genoemd. De bekendste moraliteit is Elckerlyc. Toneel in de middeleeuwen Wereldlijk toneel  Ontstaan uit bewerkingen van ridderverhalen. De hoofse liefde is hieruit overgenomen (annexatie) en aangepast aan de stedelijke moraal (adaptatie) ------------------------------------------------  Vier abele spelen: abel staat voor fraai, voortreffelijk. Het zijn de oudst bekende, niet-religieuze, Nederlandstalige toneelstukken. Ze zijn wereldlijk en serieus van aard. - Er zijn slechts vier abele spelen bewaard gebleven. Lanceloet van Denemarken is er een van. - De abele spelen gaan over de hoofse liefde. Toneel in de middeleeuwen Wereldlijk toneel Klucht/ sotternie Vaak werd er na het spelen van een abel spel of na een tragedie een sotternie / klucht opgevoerd. - Een sotternie/klucht is een, kort komisch toneelstuk met een platte inhoud (veel seksueel getinte grappen). - Personages laten zich leiden door hebzucht, domheid en lust en worden daarom afgewezen. - Les in hoe het niet moet. Rederijkers  Begin 15e eeuw: ontstaan van rederijkerskamers - verenigingen van literatuurbeoefenaars (vooral burgers met schrijvende beroepen)  De kamers hielden zich bezig met de toneel- en dichtkunst en de kunst van de welsprekendheid (retorica).  Teksten voor openbare voordracht voor een stedelijk publiek.  De kamers organiseerden grote feesten (landjuwelen) waarop toneelstukken werden uitgevoerd en voor de mooiste werken waren er prijzen.  Literatuur was bij de rederijkers niet anoniem. Een goede tekst schrijven was een persoonlijke prestatie. Met deze individuelere opstelling vormen rederijkers de overgang naar De Renaissance. Opbouw rederijkerskamer - Hoofd: Prinse of Keyser - Factor: maker -> schreef de meeste teksten (met name toneelstukken) en leidde optredens. - Deken: voorzitter Rederijkers  De rederijkers legden veel nadruk op de vorm en de technische en ambachtelijke kant van het schrijven.  Refrein: rederijkersdichtvorm met een gedicht van minimaal vier strofen met een vaste slotregel (stok)  Door de opkomst van de drukpers (vanaf 1450) konden rederijkersteksten makkelijker vermenigvuldigd worden. Anna Bijns (1493-1575), Refreinen Wikipedia Anna Bijns (1493-1575) staat bekend als de eerste feministische schrijfster uit onze literatuur. Ze schreef refreinen, de favoriete dichtvorm van de rederijkers, maar ze kon geen lid worden van een rederijkerskamer, omdat ze een vrouw was. Ze behandelde twee grote thema’s in haar teksten: in de eerste plaats de opkomst van het protestantisme, waarvan ze een grote tegenstander was, en in de tweede plaats de man-vrouwrelatie en dan met name het bedrog in de liefde, waarvan ze zelf slachtoffer is geweest. De refreinen van Anna Bijns behoren tot de canon van de Nederlandstalige literatuur. Hoe was het ook alweer?  Bespreek in tweetallen de antwoorden op onderstaande vragen. Kijk eventueel in je samenvatting uit V4 of in Laagland B, vanaf blz. 57. 1. Wat houdt het begrip ‘hoofsheid’ in? Hoe en waar is ‘hoofsheid’ ontstaan? 2. Wat houdt ‘hoofse liefde’ in? 3. Welke twee functies had een ridderroman? 4. In welke twee groepen worden de ridderromans verdeeld? 5. Wat is een ‘chanson de geste’ en welke twee onderwerpen komen vaak naar voren? 6. Welke drie soorten hoofse romans bestaan er? Noem een kenmerk per soort. Hoe was het ook alweer?  Bespreek in tweetallen de antwoorden op onderstaande vragen. Kijk eventueel in je samenvatting uit V4 of in Laagland B, vanaf blz. 63. 1. Wat houdt het begrip ‘Natureingang’ in? 2. Wat is een exempel? 3. Wat is een Marialegende? 4. Welke soorten toneel werd er opgevoerd in de (late) Middeleeuwen? 5. Wat zijn rederijkers? 6. Wat zijn landjuwelen? 7. Welk middeleeuws werk hebben jullie gelezen? Wat weet je er nog van? Welke les moest het publiek trekken uit dit werk? 3. Literaire ontwikkelingen  Module 2  Literatuur van de middeleeuwen  3. 1 t/m 3.2.2 Huiswerk historische letterkunde  Leer de begrippen uit paragraaf 3 van module 2 uit Laagland B;  Zorg ervoor dat je weet wat de inhoud is van het gelezen middeleeuwse werk en wat de les was die het publiek uit dit werk moest trekken. EINDE

Use Quizgecko on...
Browser
Browser