H1_INGEVULD (SP MWW) PDF

Summary

This document is an introductory chapter on psychology and sociology. It covers the definitions of these fields and gives examples of associated questions.

Full Transcript

MWW Sociologie & psychologie HOOFDSTUK 1 Inleiding Schrijf mee aan ons verhaal Voor het eerste verhaal in dit boek rekenen we helemaal op jou! Wat verwacht je van dit vak? Wat v...

MWW Sociologie & psychologie HOOFDSTUK 1 Inleiding Schrijf mee aan ons verhaal Voor het eerste verhaal in dit boek rekenen we helemaal op jou! Wat verwacht je van dit vak? Wat verwacht je van dit jaar? Wat denk of hoop je te leren? Waaraan denk je bij het zien van de bovenstaande foto? Waaraan denk je bij het horen van de termen ‘psychologie’ en ‘sociologie’? © Uitgeverij Averbode 7 Sociologie & psychologie 1. Beantwoord de vragen en motiveer je antwoord. Vragen Antwoorden Op wie lijk jij het meest: jouw moeder of jouw Persoonlijk antwoord vader? Wiens mening is voor jou het belangrijkst: Persoonlijk antwoord die van je ouders of die van je beste vriend of vriendin? Neem je graag de leiding of ben je eerder Persoonlijk antwoord volgzaam? Vanaf welke leeftijd begint een kind te praten? Persoonlijk antwoord Worden er in onze samenleving vandaag meer Persoonlijk antwoord of minder kinderen geboren in vergelijking met vijftig jaar geleden? De onderwerpen die in de vragen aan bod komen, maken allemaal deel uit van twee belangrijke humane wetenschappen, namelijk psychologie en sociologie. 1 Psychologie 1.1 Definitie Psychologie is de wetenschap van het menselijke gedrag. Het object (= wat onderzocht wordt) van psychologie is dus het gedrag van de mens. Onder gedrag verstaan de meeste mensen het uiterlijk waarneembare gedrag. Het kan daarbij gaan om de bewegingen van een persoon, wat hij of zij zegt … Dat is echter maar een klein deel. Het grootste gedeelte van het gedrag speelt zich af binnen in de mens. Dat innerlijke gedrag bestaat uit een heleboel activiteiten die niet zichtbaar zijn. Het kan opgesplitst worden in fysiologisch en in mentaal gedrag. — Onder fysiologisch gedrag verstaan we alle biochemische en elektrische activiteiten die zich binnen in de mens afspelen. Ons gedrag wordt bestuurd vanuit ons brein, de hersenen. Dankzij de techno- logische vooruitgang zijn wetenschappers steeds beter in staat ons brein te bestuderen. Ze kunnen aan de hand van bepaalde technieken, zoals hersenscans, waarnemen of bepaalde delen van de hersenen aan het werk zijn en in welke mate ze actief zijn. — Het mentaal gedrag bestaat uit de processen die zich situeren in de geest van de mens. Het gaat dan bijvoorbeeld om gedachten, gevoelens, dromen en motivatie. Precies weten wat iemand denkt, voelt of droomt, kunnen we nog lang niet. 8 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie 2. Vul het schema in op basis van de informatie die je zonet gelezen hebt. A uiterlijk, waarneembaar gedrag fysiologisch gedrag B innerlijk gedrag mentaal gedrag Alle gedrag, innerlijk én uiterlijk, vormt samen één geheel. Lichaam en geest beïnvloeden elkaar voortdurend. 3. Geef bij de bovenstaande zin twee voorbeelden uit de klascontext. Bv. Als ik zenuwen heb voor een toets, krijg ik klamme handen. Bv. Als ik beschaamd ben door een opmerking van de leerkracht, begin ik te blozen.    1.2 Onderzoeksgebieden De meeste psychologen zijn gespecialiseerd in een bepaald onderzoeksgebied. De belangrijkste gebieden zijn: Functieleer Centraal in de functieleer staan de functies, de basiselementen van het menselijke gedrag. Vergelijk het met de functies van een radio: je kunt een radio aan- en uitzetten, het volume bepalen, de zender kiezen … Ook onze hersenen hebben heel wat functies, zoals het geheugen, de waarneming, het denkvermogen, het leervermogen, de persoonlijkheid en de emoties. In de functieleer wordt bestudeerd hoe die functies werken. Ontwikkelingspsychologie De ontwikkelingspsychologie bestudeert welk gedrag typisch is voor een bepaalde leeftijdsfase (baby, peuter, kleuter enzovoort) en hoe mensen zich ontwikkelen tijdens hun leven. Veel aandacht gaat naar de kindertijd, waarin mensen snel en ingrijpend veranderen. Maar ook de volwassen leeftijd en het ouder worden zijn interessant om te bestuderen. © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 9 Sociologie & psychologie Persoonlijkheidspsychologie De persoonlijkheidspsychologie is het onderdeel van de psychologie dat zich bezighoudt met de studie van de persoonlijkheid. Zowel de manieren waarop mensen psychologisch gezien van elkaar verschillen als de gevolgen ervan voor hoe ze zich voelen, hoe ze denken en hoe ze zich gedragen, worden hier bestudeerd. Klinische psychologie De klinische psychologie bestudeert waarom mensen psychische problemen krijgen en hoe ze geholpen kunnen worden. Klinisch psychologen behandelen via gesprekstherapie mensen met stress, angststoornissen, depressies, relatieproblemen... Dit onderzoeksgebied verbinden de meeste mensen met het woord ‘psychologie’. Heel wat psychologen werken dan ook als klinisch psycholoog. Sociale psychologie De sociale psychologie bestudeert hoe mensen met elkaar omgaan en hoe we elkaars gedrag beïnvloeden. Mensen zijn sociale wezens: we hebben elkaar nodig. Soms helpen we elkaar of worden we vrienden. In andere situaties ontstaat er ruzie of staan we elkaar zelfs naar het leven. Arbeids- en organisatiepsychologie De arbeids- en organisatiepsychologie bestudeert het gedrag van mensen op het werk. Bedrijven huren vaak psychologen in om nieuwe werknemers te selecteren of om het groepsgevoel te vergroten. Hoe een werknemer zich voelt op het werk, heeft immers gevolgen voor zijn of haar prestaties. Arbeids- en organisatiepsychologen bestuderen ook hoe je het best reclame maakt om een product te verkopen, hoe je je winkel het best inricht … Gezondheidspsychologie De gezondheidspsychologie bestudeert de rol van het gedrag bij het in stand houden, verbeteren en herstellen van de gezondheid. Gezondheidspsychologen stellen zich tot doel om gezond gedrag te bevorderen en om ziektes bij gezonde mensen te voorkomen. Daarnaast bestuderen ze ook de wisselwerking tussen de geestelijke en de lichamelijke gezondheid van patiënten met een (chronische) ziekte of aandoening. 4. Welk onderzoeksgebied komt in de volgende voorbeelden aan bod? 1 Hebben ook wij nood aan een wettelijke bescherming tegen een baas die ons vraagt altijd bereikbaar te zijn? ‘Dat is een onzinnig en paternalistisch idee’, zegt professor Frederik Anseel (UGent). ‘Vandaag zitten we in een soort overgangsfase. Meer en meer nemen we afstand van het industriële model, waarbij iedereen op hetzelfde moment werkt, en bepalen mensen zelf, in overleg, wanneer en waar ze werken. Dat soort initiatieven gaat helemaal tegen die tendens in.’ Volgens Anseel leggen veel werknemers vooral zichzelf de druk op om ook na de uren mee te draaien in de organisatie. ‘Expliciet legt geen enkel bedrijf dat op. En als er impliciete druk is, komt dat vaak voort uit een bepaalde teamcultuur.’ De Cort, C. (2017, 3 januari). Moeten ook wij verplicht offline? De Standaard, 2 Arbeids- en organisatiepsychologie 10 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie 2 Dat jongeren meer aandacht hebben voor het genot en de spanning van nu dan voor de problemen van morgen, zie je in de hersenen weerspiegeld, zegt de Nederlandse hoogleraar Eveline Crone. ‘In de psychologie is lang gedacht dat we jongeren meer bewust moeten maken van de gevaren van hun gedrag, zoals roken en drinken. Maar die gevaren kennen ze wel. Ze weten dat ze risico’s nemen. De vraag werd dus waaróm ze dat, ondanks die wetenschap, toch doen.’ Engels, J. & Schoonen, W. (2017, 17 juni). Deze wetenschappers kregen de Spinozapremie voor hun onderzoek. www.trouw.nl Ontwikkelingspsychologie 3 ‘Ook volgende week dinsdag kan iedereen met corona-angst tussen 17 en 19 uur volledig gratis psychologische ondersteuning krijgen via de chat. Stuur een berichtje via deze Facebookpagina en ik help jullie graag gratis verder.’ Zo stond het op de Facebookpagina van ‘Psycholoog Tongeren’. De persoon daarachter is de Tongerse psychologe Mindy Philippeth. ‘Ik stel in mijn praktijk vast dat 60 procent van mijn cliënten meer angst heeft dan anders, en dat door corona. De psychische gevolgen zijn groot. Vandaar mijn initiatief om laagdrempelig eerstelijnszorg te geven en door te verwijzen indien nodig. Voor alle duidelijkheid, daarbij verwijs ik niemand door naar mijn eigen praktijk.’ Bex, J. (2020, 12 november). Omgaan met corona-angst. www.standaard.be Klinische psychologie 4 Onderzoekers Carin Perilloux (Southwestern University, Texas) en Jaimi Cloud (Western Oregon University) wilden erachter komen waarom we bepaalde mensen aantrekkelijk vinden en wat het juist is dat hen aantrekkelijk maakt in onze ogen. Om dat te ontdekken vroegen ze aan 250 proefpersonen, zowel mannen als vrouwen, om zich in te beelden dat ze single waren en op zoek gingen naar hun ideale partner. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat mannen die op zoek waren naar een partner voor het leven meer belang hechtten aan de gelaatstrekken van de vrouw in kwestie dan aan haar lichaam. Wanneer ze echter op zoek waren naar een korte scharrel, gaven ze aan lichaamsbouw belangrijker te vinden. De vrouwen in de studie gaven vooral de voorkeur aan gelaatstrekken, ongeacht of ze op zoek waren naar een partner voor lange of korte termijn. Wauters, V. (2019, 7 april). Wat is belangrijker voor fysieke aantrekkingskracht: je gezicht of je lichaam? www.hln.be Sociale psychologie © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 11 Sociologie & psychologie 5 Wie op verschillende schermpjes tegelijk bezig is, onthoudt minder goed waar hij mee bezig is. Dat is logisch. Maar – verrassender – ook op momenten dat je je wel degelijk probeert te concentreren op één handeling, zou dat je minder goed afgaan als gevolg van het gelijktijdige gechat, gebel en geswipe dat je gewoontegetrouw doet. Multitasken met media gaat mogelijk ten koste van je werkgeheugen. Tot die voorzichtige conclusie komen psychologen en neurologen van de Stanford University in de VS, nadat ze een reeks experimenten hebben uitgevoerd met tachtig studenten. van Dijk, T. (2020, 6 november). Multitasken is mogelijk slecht voor je geheugen. www.standaard.be Functieleer 6 Honderden wetenschappers hebben zich de afgelopen jaren gebogen over de gezondheidseffecten van een goed humeur. Vijf jaar geleden brachten Amerikaanse onderzoekers 83 studies bijeen en daaruit blijkt dat het uitmaakt of het glas halfvol is of halfleeg: optimistische mensen leven gemiddeld een paar jaar langer. Kort daarop verscheen het grootste onderzoek naar het onderwerp, waarvoor honderdduizend Amerikaanse vrouwen acht jaar lang werden gevolgd. De meest optimistische vrouwen hadden in die periode 14 procent minder kans om dood te gaan dan de pessimistische. Een jaar later kwamen onderzoekers van de Duke University met nóg sterkere cijfers: toen zij 2800 hartpatiënten vijftien jaar lang volgden, bleek dat de pessimistische groep 30 procent meer kans had om te sterven dan de groep die het leven positief bekeek. De Visser, E. (2014, 12 mei). Word je ouder als je het leven van de zonnige kant bekijkt? www.volkskrant.nl Gezondheidspsychologie 7 De Amerikaanse psycholoog Toni Falbo zette vijftien karaktertrekken op een rij. Er bleken weinig verschillen te zijn tussen enig kinderen en andere kinderen. De eenlingen waren iets gemotiveerder om hun doelen te bereiken. Ze hadden ook een net iets groter gevoel voor eigenwaarde. Verder bleken ze even dominant, even volwassen, even coöperatief, even flexibel en even extravert als andere kinderen. En zelfs met die ambitie en dat zelfvertrouwen blijkt het in latere studies nogal mee te vallen. De Nederlandse enig kinderen die Veenhoven ondervroeg, onderscheidden zich alleen doordat ze naar eigen zeggen minder goed waren in sport dan anderen. In sociaal opzicht leek hen dat niet te hinderen, want de enig kinderen waren even populair onder leeftijdsgenoten. Bakker, M. (2021, 20 februari). Enig kind zijn: zielig of zalig? De Morgen, 14 Persoonlijkheidspsychologie 12 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie 2 Sociologie 2.1 Definitie Sociologie is de wetenschap van het samenleven. Het object van sociologie is dus het gedrag van groepen mensen. 2.2 Onderzoeksgebieden Binnen de sociologie kan het gaan om de studie van kleine groepen zoals een klas of een familie, grotere groepen zoals een volledige school of een jeugdbeweging, maar evengoed om de studie van de samenleving of de maatschappij. Daarnaast bestuderen sociologen ook de waarden en normen van die groepen. 5. Lees het tekstfragment en beantwoord de bijbehorende vragen. Een kruis over het kruisje Jürgen Mettepenningen (42), theoloog en medewerker van aartsbisschop Jozef De Kesel, geeft zijn jonge kinderen nog een kruisje voor het slapengaan. Maar onlangs wilde zijn dochter Gloria er geen meer. ‘Ze gaf aan dat het genoeg was geweest, dat ze de volgende dag tien jaar zou worden en dat het dus niet meer nodig was.’ Mettepenningen ziet het ritueel met spijt verdwijnen. ‘Vroeger gaf iedereen zijn kind een kruisteken op het voorhoofd. Het hoorde bij de opvoeding. Omdat ons leven doordrongen was van het katholicisme, tot het slapengaan toe.’ ‘In diepchristelijke tijden, toen er minder gekust en geknuffeld werd, drukte je met een zachte duim op het voorhoofd inderdaad affectie voor je kind uit’, zegt professor kerkelijk recht Rik Torfs (KU Leuven). ‘Maar de nacht was, in het verleden waarin dit soort rituelen ontstond, echt nog een onzekere tijd. Elke nacht kon de laatste zijn, dus gaf je je kind over aan de goede zorgen van God.’ ‘Wanneer een samenleving ontkerkelijkt en de mensen uitsterven die groot zijn geworden met dat soort tradities, dan verdwijnen ook de rituelen.’ Een kruis over het kruisje. (2018, 20 maart). De Standaard, 13 x Welke norm komt in de tekst aan bod? Ouders geven een kruisje voor het slapengaan. x Welke waarde hangt daarmee samen? Godsdienstigheid, religiositeit … x Welke evolutie in onze samenleving stelt een socioloog vast? De samenleving ontkerkelijkt, waardoor rituelen zoals een kruisje geven, verdwijnen.  © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 13 Sociologie & psychologie 3 Verband tussen psychologie en sociologie Zowel psychologie als sociologie bestuderen het gedrag van de mens, maar beide wetenschappen doen dat vanuit een ander standpunt. Terwijl sociologen het groepsgedrag bestuderen (sociale wetenschappen), bestuderen psychologen het individuele gedrag (gedragswetenschappen). Terwijl psychologen oorzaken van een bepaald gedrag zoeken in het psychische van een persoon (gedachten, gevoelens en motivaties), zoeken sociologen de oorzaken veeleer in de groep of in de maatschappij waartoe de persoon behoort. 6. Schematiseer de bovenstaande info over de verschillen tussen psychologie en sociologie. Psychologie Sociologie Individueel gedrag Groepsgedrag Oorzaak van gedrag ligt in psychische Oorzaak van gedrag ligt bij de groep processen Dat hetzelfde gedrag door de beide wetenschappen vanuit een ander standpunt wordt behandeld, wordt duidelijk met een concreet voorbeeld. 7. Lees de onderstaande artikels en beantwoord de bijbehorende vragen. 1 In de provincie Antwerpen is iedereen verplicht een mondmasker te dragen in de publieke ruimte. Op andere plekken in België geldt die verplichting vaak op openbare plekken waar anderhalve meter afstand houden niet mogelijk is, zoals drukke winkelgebieden. Is die verplichting wel verstandig? En wat zijn de psychologische effecten van het langdurig dragen van een mondkapje? ‘Iedereen zal anders op de mondkapjesplicht reageren’, legt Arie Dijkstra, hoogleraar sociale psychologie van gezondheid en ziekte (Rijksuniversiteit Groningen), uit. Er zitten wel degelijk psychologische voordelen aan de verplichting. ‘Als je bijvoorbeeld bang bent om besmet te raken, kan het dragen van een mondkapje die dreiging verminderen. En als je zelf geen angst voelt, kan het dragen van een mondmasker ook voor een verantwoordelijkheidsgevoel zorgen. Dat werkt eveneens belonend’, meent Dijkstra. Bercht, A. (2020, 30 juli). Even wennen, maar mondmaskers worden heel normaal. www.eoswetenschap.eu 14 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie 2 Sociologen schrijven al decennia dat mondkapjes in de hoofden van mensen meer bieden dan zomaar bescherming. In Azië ging men ze begin vorige eeuw massaal dragen om aan te geven: kijk eens hoe medisch modern we zijn. En als amulet: Chinese dragers lieten hun mondkapjes bedrukken met beschermende tempelspreuken. Tijdens de SARS-uitbraak van 2002 werden mondkapjes in Azië een ‘sociaal ritueel’, constateerde socioloog Peter Baehr enkele jaren geleden in een essay over ‘maskercultuur’. Wie er geen droeg, was een paria, een asociaal die kennelijk lak had aan anderen. ‘Het mondmasker symboliseerde een gedragsregel’, aldus Baehr. ‘Namelijk, een verplichting om de gemeenschap te beschermen.’ Keulemans, M. (2020, 30 april). Waarom mondkapjes zo aantrekkelijk zijn, terwijl dagelijks gebruik weinig zin heeft. www.volkskrant.nl x Welk gedrag wordt in beide tekstfragmenten behandeld? Het dragen van een mondmasker.  x Welke oorzaak wordt vanuit de psychologie gegeven voor dat gedrag? Het dragen van een mondmasker zorgt voor een veilig gevoel.  x Welke oorzaak wordt vanuit de sociologie gegeven voor dat gedrag? Door een mondmasker te dragen, gehoorzaamt men aan een belangrijke regel om tot  een groep te behoren.  4 Wetenschap en mensenkennis 8. Zijn de onderstaande stellingen waar of niet waar volgens jou? Duid aan. Je onthoudt meer als je drie keer 20 minuten studeert verspreid over een week, waar / niet waar dan als je één keer 60 minuten studeert. Bij de meeste koppels zijn beide partners ongeveer even mooi. waar / niet waar Als het mooi weer is, zijn mensen vrijgeviger. waar / niet waar Aanduiden met een markeerstift is een goede manier om te studeren. waar / niet waar Meisjes kunnen beter multitasken dan jongens. waar / niet waar © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 15 Sociologie & psychologie Ben je verrast door de resultaten? Van sommige uitspraken was je misschien overtuigd dat ze waar waren. Je hebt ‘het ergens gehoord of gelezen’, of ‘de mensen zeggen dat …’. Je hebt gebruikgemaakt van je mensenkennis: datgene wat jij weet (of denkt te weten) over hoe mensen in elkaar zitten. Maar voor een wetenschapper is dat niet voldoende. Iets is pas wetenschappelijk waar als het onderzocht en bewezen is. Mensenkennis is de persoonlijke kennis die iedereen heeft over mensen, verzameld door dagelijkse ervaringen. Door onze dagelijkse omgang met mensen verwerven we heel wat kennis over hoe mensen zijn. We voelen ons allemaal een beetje psycholoog. Elke dag observeren we mensen, verklaren we waarom ze op een bepaalde manier reageren en voorspellen we hun reactie op een gebeurtenis. Sommige mensen kunnen dat goed: ze voelen aan hoe ze een agressieve persoon moeten aanpakken of welke straf goed zal werken bij een ongehoorzaam kind. Maar vaak hebben we het verkeerd voor en schatten we andere mensen compleet fout in. Waarin verschillen alledaagse mensenkennis en wetenschappelijke kennis? — Terwijl mensenkennis subjectief is, is wetenschap objectief. Mensen zijn emotionele wezens. Als we in contact komen met andere mensen, ontwikkelen we algauw gevoelens van sympathie of antipa- thie. Als we dan iemands gedrag beoordelen, wordt dat oordeel vertekend door onze gevoelens voor die persoon. Ook vooroordelen beïnvloeden de manier waarop we naar anderen kijken. Weten- schappers moeten echter objectief blijven. Hun eigen mening en gevoelens mogen geen rol spelen als ze het gedrag van mensen observeren en beoordelen. Alleen de feiten zijn belangrijk. — Als we onze mensenkennis gebruiken, zijn we weinig kritisch. Wetenschappers zijn net wel kritisch. In ons dagelijks leven stellen we ons nauwelijks vragen over onze overtuigingen. We zien bepaald gedrag en vormen er heel snel een mening over. We staan er vaak zelfs niet bij stil dat het slechts om een mening gaat en niet om een feit. We maken met andere woorden te weinig een onderscheid tussen de feiten die we observeren en de interpretatie die we er onmiddellijk aan geven. Wanneer een leerkracht een leerling uitgebreid ziet geeuwen tijdens de les, kan die leerkracht ervan overtuigd zijn dat de leerling lui en ongeïnteresseerd is. Wetenschappers zullen zo’n uitspraak niet zomaar voor waar aannemen. Zij willen eerst bewijs zien. — Mensenkennis is gebaseerd op toevallige, persoonlijke ervaringen. We zijn geneigd om die toevallige ervaringen te veralgemenen. Wetenschap is evenwel gebaseerd op onderzoek. Wanneer je bijvoor- beeld hebt gemerkt dat de dochter van de buren zwaar heeft geleden onder de echtscheiding van haar ouders, zou je kunnen denken dat elke echtscheiding ernstige gevolgen heeft voor de kinderen. Iemand anders kent dan weer een kind dat nauwelijks hinder heeft ondervonden en denkt bijgevolg dat een scheiding voor de kinderen best wel meevalt. Wetenschappers nemen geen genoegen met toevallige voorbeelden. Als ze de waarheid willen weten, voeren ze een grondig onderzoek. Ze gaan dan bijvoorbeeld bij honderden kinderen na wat de gevolgen zijn van de echtscheiding van hun ouders. Om toeval tegen te gaan, zorgen ze ervoor dat de groep onderzochte kinderen lijkt op de totale bevolking: door voldoende jongens en meisjes te onderzoeken, door kinderen van verschillen- de leeftijden te selecteren, gezinnen met één kind en gezinnen met meerdere kinderen enzovoort. Samengevat: wetenschap is systematisch verkregen en geordende, objectieve menselijke kennis. 16 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie 9. Schematiseer de tekst op p. 16. Schrijf in de tabel de verschillen tussen mensenkennis en wetenschappelijke kennis. Mensenkennis Wetenschappelijke kennis Subjectief Objectief Weinig kritisch Kritisch Gebaseerd op toevallige, persoonlijke Gebaseerd op onderzoek ervaringen 5 Wetenschappelijk onderzoek Om tot betrouwbare kennis te komen over om het even welk onderwerp, moeten we systematisch en op een verantwoorde manier te werk gaan. Daarvoor doen we een beroep op wetenschappelijk onderzoek. Dat is zo bij exacte wetenschappen zoals fysica en chemie, maar evengoed zo bij humane wetenschappen zoals psychologie en sociologie. 5.1 Vijf stappen in wetenschappelijk onderzoek Elk wetenschappelijk onderzoek volgt vijf stappen. Stap 1: onderzoeksvraag De onderzoeksvraag is vaak gebaseerd op een al gekende theorie, maar kan evengoed voortkomen uit iets wat je is opgevallen of iets wat je nieuwsgierigheid opwekt. Meestal wordt er gezocht naar een verband tussen verschillende factoren. Bijvoorbeeld: heeft slaaptekort een invloed op de leerprestaties van een tiener? Stap 2: onderzoeksmethode In functie van het onderzoeksonderwerp wordt de meest geschikte onderzoeksmethode gekozen om de onderzoeksvraag te beantwoorden (zie 5.2). Er wordt bijvoorbeeld een observatie of een experiment opgezet. Bijvoorbeeld: er wordt gekozen voor een experiment waarbij een groep tieners in twee (gelijkwaardige) groepen wordt verdeeld. Stap 3: dataverzameling Tijdens het onderzoek (experiment, observatie, literatuurstudie, enquête, interview) worden alle gegevens verzameld en gecategoriseerd. Bijvoorbeeld: de ene groep, de controlegroep, heeft ‘s nachts een normaal slaappatroon en voert daarna een aantal leeropdrachten uit. De tweede groep, de experimentele groep, wordt verplicht om veel minder te slapen en voert daarna dezelfde leeropdrachten uit. © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 17 Sociologie & psychologie Stap 4: data-analyse De verzamelde gegevens worden ontleed en er worden objectieve verklaringen gezocht voor de gevonden resultaten. Bijvoorbeeld: uit de resultaten van de leeropdrachten blijkt dat de leden van de controlegroep opvallend beter scoren dan de leden van de experimentele groep. Stap 5: datarapportage In de laatste fase worden de gevonden gegevens uitgeschreven en wordt er een conclusie opgesteld. Dat besluit is een antwoord op de onderzoeksvraag. Bijvoorbeeld: er is inderdaad een verband tussen minder slaap en slechtere schoolprestaties. 5.2 Wetenschappelijke onderzoeksmethodes Als we willen onderzoeken en begrijpen hoe de mens functioneert of hoe groepsprocessen werken, moeten we een aantal gegevens of data verzamelen. Dat doen we niet zomaar in het wilde weg. Alleen wanneer we de juiste onderzoeksmethodes hebben gebruikt, kunnen we wetenschappelijk verantwoorde conclusies trekken. Wetenschappers kunnen bij hun onderzoek gebruikmaken van diverse onderzoeksmethodes. Aan de hand van de volgende oefening leer je de meest voorkomende methodes kennen. 10. Verbind de onderzoeksmethode uit de linkerkolom met de overeenkomstige omschrijving in de rechterkolom. Onderzoeksmethode Omschrijving Een vragenlijst met gesloten vragen, vaak in Interview meerkeuzevorm. Wie een vragenlijst invult, kan door antwoorden aan te kruisen vrij snel te werk gaan. In deze onderzoeksmethode maak je gebruik van een vragenlijst of een prikkel waarbij de onderzochte Enquête persoon een persoonlijk antwoord moet geven. Daaruit kun je conclusies trekken over de manier waarop die persoon functioneert in vergelijkbare situaties. Een kunstmatig opgezette situatie waarin je probeert te Observatie toetsen of een uitspraak geldt. In deze onderzoeksmethode neem je een of Literatuuronderzoek meerdere personen waar, met de bedoeling om uit de waarnemingen conclusies te trekken over het gedrag. Een systematische studie op basis van de bestaande Experiment wetenschappelijke literatuur om een wetenschappelijke vraagstelling te kunnen beantwoorden. Een vraaggesprek met (meestal) open en gevarieerde Psychologische test vragen. Voor je de juiste onderzoeksmethode kunt kiezen, moet je weten wanneer je de verschillende methodes het best gebruikt. 18 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie Interview In een interview werken we met open vragen. De geïnterviewde krijgt de mogelijkheid om in alle vrijheid te antwoorden op de vragen. Er worden hem of haar dus geen vastgelegde mogelijkheden voorgelegd. De geïnterviewde kan op die manier veel informatie geven. Als een antwoord onduidelijk of te beknopt is, kan de interviewer bijvragen stellen. Het hoeft niet beperkt te blijven tot één geïnterviewde. Bij een focusgroepinterview interviewt de onderzoeker een aantal mensen tegelijk. Hij peilt naar hun ideeën en ervaringen. De geïnterviewden kunnen reageren op elkaars inbreng. Enquête Omdat de vragen bij een enquête meestal gesloten zijn, kunnen de antwoorden gemakkelijk met elkaar worden vergeleken. De methode wordt vaak gebruikt als er veel mensen bevraagd moeten worden. We spreken van een kwantitatief onderzoek, omdat de onderzoeksresultaten in cijfers worden uitgedrukt. Literatuuronderzoek Door een literatuuronderzoek of een bronnenonderzoek krijgen we een overzicht van de bestaande wetenschappelijke publicaties, zoals artikels en boeken over een bepaald onderwerp. Op die manier verwerven we inzicht in het onderwerp en leren we wat experts weten en denken. Experiment We gebruiken een experiment als we uitspraken willen doen over de gevolgen van beïnvloedende factoren op het gedrag. In elk experiment is er een afhankelijke en een onafhankelijke variabele. De onafhankelijke variabele is het kenmerk dat de onderzoeker manipuleert. De afhankelijke variabele is het kenmerk dat als gevolg van die manipulatie verandert. Zo kun je via een experiment nagaan in hoeverre achtergrondgeluid al dan niet leidt tot een slecht studieresultaat. Het achtergrondgeluid is dan de onafhankelijke variabele, het studieresultaat de afhankelijke variabele. Om het effect te kunnen toeschrijven aan de manipulatie, werken we met twee onderzoeksgroepen. Enerzijds is er de experimentele groep, bij wie de onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd en het effect wordt geobserveerd. Anderzijds is er de controlegroep, bij wie de onafhankelijke variabele constant blijft. De gegevens uit de experimentele groep worden vergeleken met die uit de controlegroep. De twee groepen moeten op alle punten gelijk zijn, behalve op één, namelijk de onafhankelijke variabele. Die wordt veranderd voor de experimentele groep, maar constant gehouden voor de controlegroep. Observatie Observatie is een veelgebruikte onderzoeksmethode in de sociale wetenschappen. In tegenstelling tot bij een experiment observeer je de persoon in een natuurlijke omgeving, zodat je het echte gedrag te zien krijgt. Psychologische test Een psychologische test is aangewezen als je het gedrag, de persoonlijkheid, persoonlijkheidskenmerken of karaktertrekken van individuen in kaart wilt brengen. © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 19 Sociologie & psychologie 11. Bepaal voor elk van de volgende onderzoeksvragen welke onderzoeksmethode je kunt gebruiken om tot een betrouwbaar antwoord te komen. x Welke vormen van agressief gedrag vertonen kleuters in een kinderdagverblijf? Observatie x Hebben hooligans een criminele persoonlijkheid? Psychologische test x Welke plaats heeft de kerk vandaag in het leven van Vlaamse veertienjarigen? Enquête x Kunnen mensen meer pijn verdragen als ze mogen roepen wanneer ze pijn ervaren? Experiment x Hoe is de Vlaamse kinderpsychiater Peter Adriaenssens tot zijn inzichten over goed opvoeden gekomen? Interview 12. Bekijk het fragment uit Het Journaal. Geef drie redenen waarom het hier gaat om de enquête als onderzoeksmethode. - Het gaat om gesloten vragen. - Er worden heel veel mensen bevraagd. - De onderzoeksresultaten worden in cijfers uitgedrukt. Verschillende van de bovenstaande onderzoeksmethodes zullen we gebruiken als we zelf een onderzoek uitvoeren (zie vademecum, p. 269). Doorloop de verschillende stappen van de wetenschappelijke methode en zet een onderzoekje op naar de vrijetijdsbesteding van de klasgenoten. Probeer om daar wetenschappelijke uitspraken over te doen via een korte enquête. 20 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie Test jezelf 1. Waar of niet waar? Een versnelde ademhaling is een voorbeeld van fysiologisch gedrag. waar / niet waar Mentaal gedrag is niet zichtbaar, maar wel meetbaar. waar / niet waar Wetenschappelijke kennis is subjectief. waar / niet waar In een enquête worden bij voorkeur gesloten vragen gebruikt. waar / niet waar Psychische processen worden in de psychologie bestudeerd. waar / niet waar 2. Vul in het schema de vormen van gedrag aan. uiterlijk, waarneembaar gedrag GEDRAG fysiologisch gedrag innerlijk gedrag mentaal gedrag 3. Via welke wetenschappelijke onderzoeksmethode werden de volgende vaststellingen gedaan? 1 Om na te gaan hoe eerlijk we zijn, kregen proefpersonen de opdracht om zich uit te spreken over het aantal stippen op een computerscherm. Men probeerde hen om te kopen voor een oneerlijke uitspraak. De neiging om vals te spelen was groter in de namiddag dan ‘s morgens. Experiment  2 Uit een vraaggesprek over de slaap- en eetgewoonten bij twintig deelnemers aan de ramadan bleek dat hun concentratie beter was tijdens dan voor de ramadan. Interview  4. Welk onderzoeksgebied is van toepassing in de volgende voorbeelden? x 84 procent van de drie- tot vijfjarigen heeft dikwijls een driftbui. Ontwikkelingspsychologie x Vrouwen met een laag zelfbeeld hebben meer kans om koopverslaafd te worden. Klinische psychologie x Mannen voelen zich meer aangetrokken door vrouwen die iets roods aan hebben. Sociale psychologie © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 21 Sociologie & psychologie Vaktaal — Arbeids- en organisatiepsychologie: studie — Mentaal: geestelijk van het gedrag van mensen op het werk of in een ­organisatie — Observatie: gerichte waarneming met de bedoeling daaruit conclusies te trekken i.v.m. — Enquête: bevraging waarbij een vragenlijst het gedrag wordt voorgelegd aan meerdere personen — Ontwikkelingspsychologie: studie van de — Experiment: kunstmatig opgezette situatie ontwikkeling van de mensen tijdens hun leven waarin je probeert te toetsen of een uitspraak geldt — Persoonlijkheidspsychologie: studie van de persoonlijkheid — Functieleer: onderdeel van de psychologie waarin de functies van de hersenen worden — Psychisch: met betrekking tot het geeste- lijk functioneren (cognitieve, emotionele en bestudeerd morele ­functies) — Fysiologisch: wat de biochemische en elektri- — Psychologie: studie van het menselijk gedrag — sche activiteiten binnen in de mens betreft Gedrag: geheel van bewuste of onbewuste — Psychologische test: meetinstrument waarbij men a.d.h.v. een vragenlijst of een prikkel handelingen, die al dan niet waarneembaar zijn verschillen in psychologische eigenschappen — Gezondheidspsychologie: studie van de van mensen meet rol van het gedrag bij het in stand houden, ­verbeteren en herstellen van de gezondheid — Samenleving: grote groep mensen die een cultuur delen, maatschappij — Interpretatie: mogelijke verklaring van ­bepaald gedrag — Sociaal: met betrekking tot de omgang met andere mensen — Interview: diepgaand vraaggesprek met één of meerdere personen, meestal (ervarings-) — Sociale psychologie: onderdeel van de psychologie waarin wordt bestudeerd hoe deskundigen mensen met elkaar omgaan en hoe ze elkaars — Klinische psychologie: studie van de psychi- gedrag beïnvloeden sche problemen van mensen en de behande- — Sociologie: studie van de samenleving — ling van die problemen Literatuuronderzoek: studie van een onder- — Stress: reactie van het lichaam en de geest op een situatie die spanning veroorzaakt werp op basis van de bestaande wetenschap- pelijke ­kennis — Waarnemen: een betekenis geven aan zin- tuiglijke informatie — Maatschappij: grote groep mensen die een cultuur delen, samenleving — Wetenschap: geheel van kennis gebaseerd op systematisch onderzoek — Mensenkennis: persoonlijke kennis die ­iedereen heeft over mensen, verzameld door — Zelfbeeld: geheel van zelfwaarnemingen en zelfwaarderingen dagelijkse ervaringen Leertip Bedenk een ezelsbruggetje Wanneer je een lijst met woorden moet onthouden, kun je gebruikmaken van een geheugensteuntje. Zo kun je het nonsenswoord ‘SPOKGAF’ gebruiken om de zeven onderzoeksgebieden te onthouden. Elke letter van dat woord is dan de eerste letter van een onderzoeksgebied. 22 HOOFDSTUK 1 Inleiding © Uitgeverij Averbode Sociologie & psychologie Wat moet je kunnen? 1+2 Psychologie en sociologie De begrippen psychologie en sociologie definiëren. De onderzoeksgebieden van de psychologie en sociologie definiëren. De onderzoeksgebieden herkennen in concrete voorbeelden. 3 Verband tussen psychologie en sociologie De verschillen tussen psychologie en sociologie geven. In een casus herkennen of het om een psychologisch of een sociologisch standpunt gaat. 4 Wetenschap en mensenkennis Het verschil tussen wetenschap en mensenkennis geven. 5 Wetenschappelijk onderzoek De vijf stappen in het wetenschappelijk onderzoek geven. De vijf stappen in het wetenschappelijk onderzoek toepassen. Een aantal wetenschappelijke onderzoeksmethodes geven en definiëren. De wetenschappelijke onderzoeksmethodes herkennen in voorbeelden. ALGEMEEN De begrippen uit de woordenlijst van dit hoofdstuk uitleggen en gebruiken. © Uitgeverij Averbode Inleiding HOOFDSTUK 1 23

Use Quizgecko on...
Browser
Browser