College 1 PDF
Document Details
Uploaded by EasedSerendipity3082
Universiteit van Amsterdam
Arjan de Koomen
Tags
Summary
This document is a college lecture about the art of the Burgundian Netherlands, focusing on sculptures and monuments, and is discussing the history of the area.
Full Transcript
Het kunstwonder van de Bourgondische Nederlanden Arjan de Koomen Wat zijn de Bourgondische Nederlanden? 13 juni 1369. Huwelijksfeest te Gent. Margaretha van Male & Philips van Bourgondië. Margaretha was het enigst kind van de graaf van Vlaanderen. Je kreeg de erfenis bij het huwelijk. Eerste huwe...
Het kunstwonder van de Bourgondische Nederlanden Arjan de Koomen Wat zijn de Bourgondische Nederlanden? 13 juni 1369. Huwelijksfeest te Gent. Margaretha van Male & Philips van Bourgondië. Margaretha was het enigst kind van de graaf van Vlaanderen. Je kreeg de erfenis bij het huwelijk. Eerste huwelijk was met de graaf van Bourgondië. Groot gebied in Oost-Frankrijk. Werd een apart rijk naast Frankrijk. In het toenmalige Europa was er geen rijker gebied dan Vlaanderen. Met dit huwelijk werd het rijkste gebied van Europa verbonden met de Bourgondiërs, en het was een nevenlijn van het Franse koningshuis. Het stel ging wonen in Dijon. Ze stichtte een groot klooster complex, La Chartreuse de la Trinité de Champmol, gesticht in 1377. Een kartuizerklooster. Een van de vele monnikenorden. Leefden buten de gemeenschap. Ze kregen huizen en tuinen, maar dan moesten ze ook bidden voor de zielenheil van Philips en Margaretha. Door de Franse revolutie zijn al dit soort plekken geplunderd. In het midden van het complex werd een grote put gebouwd. Eerst was deze open maar in de 17e eeuw is er een huisje om de put heen gebouwd om het monument er in te beschermen, de Mozesput door Claus Sluter en Claus de Werve. Vroeger stond het ook nog op een pedestal en erbovenop moet nog een kruis hebben gestaan. Het geheel was dus ongeveer 20/25 meter hoog. Dit werk moest alles overtreffen. We weten dat dit zo geweest is omdat er een kopie bestaat in een ander klooster waar deze delen nog wel op zitten. Er zijn in de put ook nog onderdelen gevonden. Onder andere armen en benen. De onderbenen van Christus en de armen van Maria Magdalena die zich om het kruis vastklampt. Om de put heen zien we allemaal profeten uit het oude testament. Ze hebben allemaal tekstrollen in hun hand. Elke keer wordt er een tekst gezocht die volgens Christenen een aankondiging is voor de kruisiging van Christus. We zien eerst Mozes. Enorme gespleten baard, groot en krachtig type. We zien een echte karakterkop. In zijn tekst staan ‘en de gehele menigte van kinderen Iraëls zal het lam slachten in de avond’ Dan zien we koning David. Om hem heen zien we harpjes. Zijn tekst is ‘zij hebben mijn handen en voeten doorstoken; al mijn botten zijn te tellen’. Ook hij heeft een stevige kop en een fors lichaam. We zien Jesaja met een kale kop. Een karakterkop, wat ouder, rimpels, kaal en een lange baard. Hij houdt het boek vast alsof hij gespierd is. Zijn tekst gaat over een lam dat geslacht gaat worden en zijn eigenaars volgt. Jeremia en zijn klaagliederen. Het is een jonger gezicht maar erg portretmatig. Hij houdt het boek overtuigend vast. Daniel, heeft ergens in de tekst gezegd dat er ergens een gezalfde zal komen. Ook een andere kop. Erg gevarieerd. Tot slot zien we Zacharia. ‘En zij hebben mijn loon gewogen als 30 zilverlingen’. Judas krijgt ook zilverlingen voor het verraden van Jezus. De manier waarop dit soort koppen je aankijken is toch heel anders dan in de middeleeuwen. Veel realistischer, ze kijken je echt aan. Maar ook de draperieën laten enorme dynamiek zen, de houdingen, de handen. Een verrassende sprong vooruit in de beeldhouw kunst. Ook in de engelen zien we emoties terug. Een boek van verschillende gezichtsuitdrukkingen. Haast theatraal aangezet om dat verdriet uit te beelden. In de kerk bij het klooster is de grafkapel. Deze had een ingangsportaal, ook door Claus Sluter. Op het middenstuk zien we een madonna en het kind, aan de zijdes twee keer twee figuren onder consoles waar andere figuren de figuren dragen. Madonna en kind zijn ook erg levendig, ze zijn in interactie met elkaar. Links zien we Philips de Stoute en priant (zijn beschermheilige Johannes de Doper) die de madonna en het kind aanbidden. Je hebt hellingen die voorspraak kunnen doen voor jou wanneer je sterft en de hemel in wilt. Aan de andere kant zien we Margaretha van Vlaanderen door Catherina van Alexandrië gepresenteerd. De figuren zijn nogal gemutileerd. In de revolutie zijn er mensen op los gaan slaan en zo is dat verloren gegaan. Achter de entree heb je de kerk, en in het koor van de kerk moesten de grafmonumenten komen van de hertog. Dit is ook in de Franse revolutie weggehaald. Dat is grotendeels wel bewaard gebleven. Het graf van Philips de Stoute. Hij ligt op een glanzende stenen plaat. Zijn lichaam is beschilderd met engelen aan het hoofd. Onder zien we in een soort gotisch bouwwerk een soort grafplaats. In de open rummies staan kleine figuurtjes, een soort monniken. Pleurence. De weners van het graf. Ze moeten de droevenis vertonen van de dood van Philips. Zware mantels met gekarakteriseerde koppen. Margaretha laat zich ergens anders begraven, maar dat bestaat niet meer. Ze ligt in een wriepersoonsgraf, op dezelfde manier als het graf van Philips. Het Retabel van de Crucifix. We zien de kruisiging van Christus in het midden uitgebeeld. Een heleboel figuren en twee kruizen er naast. Ook een aanbidding van de drie koningen en de graflegging. Het is houtsculptuur. Hij liet dit maken in de zuidelijke Nederlanden. Dit is heel goed, maar wel een beetje popperig. Aan de buitenkant daarvan was geschilderd door Melchior Broederlam. Dit is vooral interessant. Het is een van de eerste werken de we hebben uit de schilderkunst van de Nederlanden. Hij heeft scenes uitgebeeld die te maken hebben met de jeugd van Christus. Het begint met de Annunciatie, dan de Visitatie, dan de presentatie in de tempel en de vlucht naar Egypte. Het is een heel mooi voorbeeld van het artistieke vermogen in de 14e eeuw in onze gebieden. Het is behoorlijk landschappelijk in de Byzantijnse gouden traditie. Maar er is ook heel veel aandacht voor architectuur. Allerlei ingewikkelde decoratie wordt niet uit de weg gegaan. Allemaal kamertjes met tegeltjes, een koepeltje, allemaal gotische decoraties, je kijk in het gebouw met een deurtje weer naar achteren. Je kan wel stellen dat dit bijzonder ambitieus is. Het perspectief was nog niet uitgevonden. Bij de presentatie zie je een soort koorpartij van een kerk, zeshoekig, een complexe vorm. Daarachter een nog uitgebreider landschap voor de vlucht naar Egypte. Bijzonder dat we weten hoe de schilderkunst zich ontwikkelde in dit gebied. Hierin zie je wel dat hij voorbeelden heeft moeten zien van Italiaanse kunstenaars. Misschien wel van Simone Martini. We kennen hier geen geschiedschrijving van. Je voelt dat hier een ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Crucifix en het martelaarschap van St-Denis. Hier krijg je ook een beeld van het kunnen van dat moment. Erg rijk en je voelt het verwantschap wat zich met Italie heeft ontwikkeld. Er zijn dingen van enorm hoge kwaliteit gemaakt. Wie waren de figuren die hier werkten dan? Veel van deze mannen waren geïmporteerde kunstenaars uit de Nederlanden. Wat is deze bloei eind 14e eeuw begin 15e eeuw in Dijon? Dat is het overbrengen van kunstenaars naar Dijon geweest. Conclusie: Import van de beste kunstenaars uit de Nederlanden; sommigen hadden al voor Margaretha’s vader gewerkt. Wat betreft hun voorgeschiedenis tasten we in het duister. Was er al eerdere schilderkunst? Het zijn de eerste die we kennen bij naam. Er is in onze gebieden geen Vasari geweest die de geschiedenis vanaf eind 13e eeuw beschreven heeft. We kenden de voorgeschiedenis nauwelijks. Maar Dijon is als het ware een soort tijdscapsule geweest. Op een hertogelijk niveau is het beste hier naartoe gehaald en relatief goed bewaard. In het noorden is heel veel kapot gegaan door beeldenstormen. Het feit dat de latere 15e eeuwse kunst op zo’n hoog niveau werd beoefend zorgde er voor dat heel veel kunst vervangen werd. In Italie is Vasari geweest en hij heeft de traditie beschreven. In Italie beginnen we al in de 13e eeuw. Namen zijn beschreven en het is duidelijk om te weten wie van wie les heeft gekregen. Daar zijn ook wel veel dingen kapot maar lang niet zo veel als bij ons. Philips de Stoute wordt opgevolgd door Jan zonder Vrees. In 1419 is hij door het gevolg van de kroonprins vermoord op de brug waar ze elkaar zouden ontmoeten. Hij werd bijgezet in de Chartreuse de Champmol met zijn vrouw. Zij bracht als erfenis Zeeland, Holland en Henegouwen in. Een vergelijkbaar graf. Sommige motieven worden letterlijk overgenomen. De opvolger daarna was Philips de Goede. Hij had ontzettend veel titels. Deze kwamen allemaal bij hem terecht door allemaal huwelijken. Zijn gebeid was dus ook aanzienlijk groter dan het gebied van zijn grootvader. In Vlaanderen waren Brugge en Gent ontzettend belangrijke steden. In Brabant Antwerpen, Brussel, Mechelen , ’S Hertogenbosch en Breda. Ook Noord-Frankrijk was toen heel machtig. Hij had dus een essentieel gebied van Europa in handen. Philip de Goede resideerde vooral in de Nederlanden: Brugge, Brussel en Rijssel (Lille). Hij wordt echt een vorst van de Nederlanden. Hij doet iets belangrijks voor de Europese aristocratie, namelijk hij maakt zich los van de Engelse koning en sticht de ridderorde van de Guldenvlies. Het is de meest prestigieuze ridderorde van Europa. Het was tegelijkertijd ook een raad, en bedoeld om het diverse rijk binding te geven. Op 10 January 1430 werd dit gesticht. Hij was hier net getrouwd met zijn derde vrouw Isabella van Portugal. Juist in dit huwelijk komen we voor het eerst iemand tegen die belangrijk is, namelijk schilder Jan van Eyk. Hij reist mee om te kijken of de prinses wel goed was voor Philip en om portretten te maken van de prinses. We weten door deze missie dat Jan van Eyck een positie heeft gekregen aan het hof van Philip de Goede. Jan van Eyck We zien het portret van de Man met de Rode Muts. Wellicht een zelfportret. Bovenaan staat ‘Als Ich Kan’. Wat betekent dat? Waarschijnlijk als ik kan, het uiterste van mijn vermogen gevend. Het wordt super realistisch weergegeven. De kwaliteit van dit werk ligt heel erg hoog. Het Gents Altaar, door Hubert en Jan van Eyck. Het is een groot werk, 340 bij 225 cm. Het staat in een kerk in Gent. Het is op 6 mei 1432 opgesteld, toen Philips de Goede en Isabella van Portugal hun kind lieten dopen. Het kan zijn dat een kern van het altaarstuk een opdracht is geweest. Wat het meest waarschijnlijk is is dat het eerst een gilde opdracht is geweest en dat een belangrijk figuur, Joost van Eijs, er een stuk voor zijn privé kapel heet laten maken. Tegenwoordig staat het op een andere plek in de kerk. We kijken naar de voorkant van het altaarstuk wanneer het dicht is. We zien Joos Feit en Elisabeth Borlut in biddende houding uitgebeeld. Ook zien we Johannes de Doper en Johannes deEvangelist. De twee stichters zijn heel erg aanwezig, dit noemen we ook wel donorportretten. We zien een annunciatie die zich in een kamer bevind. Een rechtgevende tegelvloer. Als je door de vensters naar achter kijkt kijk je in een 15e eeuwse stad. Boven zien we profeten en profetessen met stukken tekst over het lam. Wanneer het open gaat, op zondagen of op feestdagen, zien we een ander beeld. Aan de achterkanten zitten de beide donoren dus. Er zijn twee lagen. Boven zijn de figuren veel groter dan onder. Dat is vreemd, het past net niet. Zo kunnen we veronderstellen dat het niet in een keer een opdracht is geweest maar eerder dat er twee dingen zijn samengesteld. Het is uitzonderlijk om twee van deze registers zo boven op elkaar gezet. We zien het lam dat op het altaar wordt gezet. Het lam is het symbool van Christus en zijn offerdood. In het landschap komen er van vier kanten figuren op af, maar ook vanaf de zijluiken komen er figuren op af. Pelgrims, monniken, heremieten, heilige ridders en heilige rechters. Al deze groepen komen naar het symbool van het christendom toe. Boven zien we god de vader met twee figuren, engelen met een orgel en een lessenaar en daarnaast aan weerszijden Adam en Eva. In het midden zien we de hemelse heerlijkheid. We zien de getroonde godheid, een soort versmelting van Jezus en de vader, we zien links Maria en rechts Johannes de Doper. Het is allemaal heel koninklijk, er ligt een kroon voor de voeten van ‘Christus’ en hij is rijk gekleed. Hij maakt een zegen gebaar en heeft een scepter in zijn hand. We zien een muts met enorm overtuigende edelstenen. Jan van Eyck snapt wat er gebeurt met het licht in de edelstenen, en zo zien we de zachtheid en de transparantie van de stenen. Zoiets was nog nooit eerder vertoond in de schilderkunst. Schilderkunst die de pracht heeft van edelsmeedkunst zelf. Beneden zien we weer het lam met de engelen er omheen. We zien ook allerlei heilige wereldse figuren. Bisschoppen, heilige maagden. Ook een schitterend landschap waar je in de verte heuvelen zien. Het gevoel van verte zit hier wel degelijk in de kwast. De kerk die we in het midden zien is de domtoren van Utrecht. De fontein heeft helder, klaterend water. Dat is ontzettend moeilijk te vangen. Jan van Eyck durft dit aan. Het water borrelt op en de druppels komen omhoog uit het water. Het beroemdste deel van het altaarstuk zijn de Adam en Eva. De mate van lichamelijkheid die e hier tegenkomen waren we nog niet eerder tegengekomen in de schilderkunst. Als we inzoomen op Adam zien we dan elke haar zijn plek heeft. Haren zijn ontzettend moeilijk maar je merkt dat Jan van Eyck zowel het geheel aan haar en het individuele haartje weet te pakken. De harigheid op de benen, het schaamhaar, alles komt naar voren. Ook de vrouw heeft schaamhaar, dat is opzicht niet bijzonder maar schaamhaar werd nooit uitgebeeld in de schilderkunst. Dat gaat voor deze tijd dus heel ver. Het is gedurfd, misschien zelfs wel brutaal op zo’n religieus kunstwerk. In haar gezicht zien we het licht en donker effect, vooral rondom haar mond. Het haar, de ogen, alles is tot in detail gevangen. Boven Adam en Eva zien we de vermoording van Kaïn en Abel. Dit werk is voor België wat voor ons de Nachtwacht is. Het is gestolen geweest en teruggevonden, overal tentoongesteld en toen weer naar Gent gegaan. De conditie was problematisch en het is toen gerestaureerd. Het werd toen ook onderzocht door chemicus Paul Coremans en hij wilde snappen wat nu eigenlijk het chemisch schilderkunstig geheim van Van Eyck nu eigenlijk was. Wat laat hij zien? Als vanaf de Renaissance is het verhaal al geweest dat Van Eyck geheime recepten had en dat hij daardoor in staat was om zo te schilderen. Het werd duidelijk dat het hele typerende voor de werkwijze van Van Eyck de laagopbouw van zijn oliewerf was, waarbij ook de transparantie van de olie gebruikt werkt. Dit werkte bij bepaalde pigmenten wel, bij andere pigmenten niet. Door te werken met niet transparante en wel transparante lagen kon je een verdieping krijgen van kleur, en een betere illusie in licht en donker. Nog een werk wat niet in Janson staat, maar wat wel belangrijk is binnen zijn oeuvre. Het gaat hier ook weer om de optische rijkheid. Rechts zie je in het wit de opdrachtgevers staan, gepresenteerd door de heilige Joris. We kijken naar de heilige Donatius, ook de naam van e kerk waar het werk in kwam. We zien een wiel met kaarsen er op en veel turquoise in de kledij. In zijn kostuum zit goudstiksel. Hij heeft dit gedaan doormiddel van een glacielaag, met stippen die helemaal niet goud zijn maar lood tin geel. Dit om de flikkering van het goud weer te geven. Hij heeft gekeken naar het optische geheim van gouddraad. In zijn geheel heb je een ongelooflijk rijke mantel, maatje hebt dit gewoon met lood tin geel gesuggereerd. Ook kijken we naar het tapijt. Af een toe zitten er gekke strepen doorheen en zo pakt hij de rulligheid van een tapijt. De maliënkolder, we zien hoe meer het in de schaduw gaat hoe minder we er van zien. De man zelf, een oude kop. Hij heeft ook de eigenschap van oudere ogen, het blauwsel. Waarom zo’n geweldige illusie? Olieverf vs eitemperaverf. Met Van Eyck staan we aan het begin van de olieverfkunst. Tempera is meer strepig. Het werkt wel maar het is een hele matte manier om een huid op te bouwen. In olieverf kan je diepte krijgen. Door het medium valt het licht naar binnen en er is meer diepte in kleur mogelijk. Ook kan je een spel spelen met transparantie en niet transparantie. Hij kleedt zijn figuren aan in de rijkste kleding want hij heeft er plezier in om dit allemaal te gebruiken. De olieverf is een belangrijke verworvenheid die in de kunst is gebracht. Vasari verteld hier ook over. In 1550 was hij dus nog bekend. Hij vertelt: Jan van Eyck zette zich tot het beproeven van allerlei soorten verven, zoals iemand die behagen in alchemie schept, door verschillende soorten olie te bereiden om vernissen te maken en andere zaken die fijnzinnige geesten onder handen plegen te nemen. Bij een bepaalde gelegenheid zette hij een paneel met vernis te drogen in de zon, zoals te doen gebruikelijk. Maar [...] het paneel sprong open op de naden en ging daarmee kapot. Jan besloot zijn werken niet meer in de zon te laten drogen. [...] Daarom begon hij te zoeken naar een vernis dat droogde in de schaduw. Na vele experimenten met zowel pure als gemengde oliën, vond hij uiteindelijk dat lijnzaadolie en notenolie beter droogden dan de andere die hij beproefd had. Die, gekookt met andere mengsels van zijn hand, gaf de door hem, nog sterker: door alle schilders in de wereld gewenste vernis. Daarna, in andere experimenten, zag hij dat kleuren in deze oliën gemengd een stevige consistentie kregen, en niet alleen droogden [...] maar zelfs zonder vernis glans gaven. Weldra verspreidde de roem van deze vinding niet alleen over de Nederlanden, maar ook over Italië en de rest van de wereld. [...] Maar de kennis ervan raakte niet buiten Vlaanderen. Door de penetrante geur van deze schilderijen, veroorzaakt door het mengen van kleuren met olie -vooral als ze nieuw waren, leek het alsof dat geheim doorgrond kon worden, maar het bleef vele jaren onontdekt. Jan van Eyck (ca. 1390-1441), Antonello da Messina (ca. 1430-1479) Bezoek van Pietro da Bruges en Antonello da Sicilia aan Milaan gedocumenteerd in 1456 Petrus Christus (1410-1472) om perspectief te leren en Antonello de olieverftechniek? Antonello ging naar Venetië en deelde het olieverfgeheim met Domenico Veneziano Olieverfmoord door Andrea del Castagno (1419-1457) op Domenico Veneziano (1410-1461) 1. Ontdekking America 2. Kompas 3. Buskruit 4. Boekdrukkunst 5. Mechanisch uurwerk 6. Ontdekking pokhout 7. Distillatie 8. Zijdeproductie 9. Zadel en stijgbeugels 10. Watermolen 11. Windmolen 12. Olijfpers 13. Rietsuiker 14. Olieverf 15. Bril 16. Lengtegraden 17. Polijstmachine 18. Astrolabium 19. Kopergravure Conclusie: De uitvinding van de olieverf van Jan van Eyck heet geen uitvinding meer te zijn, maar zijn vermogen om het toe te passen van optische effecten is ongeëvenaard. De belangrijkste Artistic Innovation van de 15de eeuw!