Bloeddrukmeting PDF
Document Details
Tags
Summary
This document describes blood pressure measurement, blood vessel function and regulation within the body. It explains how blood vessels adapt to changes in need, like exercise, and how blood pressure varies in different parts of the circulatory system.
Full Transcript
Bloeddrukmeting Myrthe kan nog even relaxen. Flauwvallen is geen taak voor het MMT, een 112-melding als er hartproblemen in het spel zijn mogelijk wel. Een bezoekje aan de huisarts is altijd gewenst. Bij sommige mensen pompt het hart het bloed niet krachtig genoeg naar het hoofd. Door die lage blo...
Bloeddrukmeting Myrthe kan nog even relaxen. Flauwvallen is geen taak voor het MMT, een 112-melding als er hartproblemen in het spel zijn mogelijk wel. Een bezoekje aan de huisarts is altijd gewenst. Bij sommige mensen pompt het hart het bloed niet krachtig genoeg naar het hoofd. Door die lage bloeddruk ontvangen de hersenen te weinig O2-rijk bloed. Staat die persoon plotseling op, dan kan hij flauwvallen. Met een automatische bloeddrukmeter meet je de bloeddruk. Via een manchet om de bovenarm meet het apparaat de druk in de slagader. De bloeddrukmeter pompt de manchet op (bron 6), waardoor de armslagader helemaal dichtgaat. Via een ventiel loopt lucht langzaam uit de manchet. De druk in de manchet daalt en op een gegeven moment is de druk waarmee de linkerkamer bloed de slagader in pompt, net iets hoger dan de druk in de manchet. Een beetje bloed perst zich nu bij elke hartslag, langs de afsluiting in de slagader, de onderarm in. De bloeddrukmeter registreert de druk en geeft een pieptoon bij elke volgende hartslag. Deze druk, waarbij de kamers bloed de slagaders in pompen, is de bovendruk (systolische druk, Binas 84E2). Nog meer lucht loopt de manchet uit. Zodra het bloed weer ongehinderd de slagader in stroomt, registreert de bloeddrukmeter dit. Deze druk heet de onderdruk (diastolische druk, Binas 84E2): de druk tijdens een rustfase van het hart. De manchet loopt nu versneld leeg en de pieptonen stoppen. Variatie in bloeddruk De officiële eenheid van bloeddruk is pascal (Pa), maar de dokter geeft je waarden in mm kwikdruk (1 mm Hg = 0,1333 kPa). Een bovendruk van 120 mm Hg (16,0 kPa) en een onderdruk van 80 mm Hg (10,6 kPa) zijn voor volwassenen normale waarden (bron 6, Binas 84E2). De bovendruk bij pasgeboren baby's is gemiddeld 80 mm Hg. Bij 15-jarigen is dat 115 mm Hg en bij ouderen 130 mm Hg. Bij iedereen loopt de bloeddruk op tijdens zware inspanning. Tijdens een partij voetbal kan bijvoorbeeld bij een 15-jarige de bovendruk tijdelijk stijgen tot 130 mm Hg. Bij mensen met een hoge bloeddruk zijn boven- en onderdruk voortdurend hoger dan respectievelijk 140 en 90 mm Hg, ook in rust. Een grote belasting voor kleine zwakke slagaders, met alle risico's op interne bloedingen. Zonder medicijnen loopt de druk zo hoog op dat kleine slagadertjes in de hersenen en nieren kunnen knappen. Medicijnen (onder andere zogeheten plaspillen) kunnen de bloeddruk omlaag brengen. Ook het aanpassen van de leefstijl helpt: het voorkomen van overgewicht, zoutarm eten en het vermijden van bloeddrukverhogers zoals alcohol, koffie en zoute drop. Bloeddruk en stroomsnelheid in de bloedvaten In je lichaam zijn niet alle bloedvaten tegelijk maximaal met bloed gevuld. Kringspieren rond de bloedvaten regelen de bloedverdeling in het lichaam. Is er in de been- spieren tijdens hardlopen veel bloed nodig, dan staan de bloedvaten naar de spieren wijd open en vervoeren slagaders minder bloed naar bijvoorbeeld de darmen. Ook de kleinste slagadertjes hebben kringspiertjes die de diameter kunnen verkleinen (bron 7). Trekken die spiertjes samen, dan stroomt er veel minder bloed het achterlig- gende haarvatennet in. Die regeling houdt de bloeddruk op peil. Het hart pompt het bloed met veel kracht de aorta in. Dat levert in de aorta een grote stroomsnelheid en een hoge bloeddruk op. Door de weerstand in de bloedvaten neemt de bloeddruk snel af (bron 7). Hoe verder van het hart, des te lager de druk. In de kleinere slagaders is de bovendruk nog maar 67 mm Hg en de onderdruk nog maar 60 mm Hg (Binas 84E1). De stroomsnelheid daalt veel minder sterk (bron 8). In de loop van de jaren verliezen slagaders hun elasticiteit en vormen zich aan de binnenkant plaques van vetachtige stoffen zoals cholesterol (§1). Deze atherosclerose ver- nauwt de diameter van de slagaders en maakt de wanden stijver. Dit veroorzaakt een verhoging van de bloeddruk en leidt tot een afname van de bloedtoevoer naar de organen. Een slagader vertakt en mondt via kleine slagadertjes uit in een groot netwerk van haarvaten (bron 5). In de haar- vaten is een lage bloeddruk ten opzichte van de aorta, aan het begin zo'n 35 mm Hg, aan het eind 17 mm Hg. Door de grote gezamenlijke diameter van de haarvaten is de bloedstroom langzaam (bron 8). Vergelijk het met een rivier. Stroomt die door een nauwe bergkloof, dan stroomt het water heel snel. Stroomt dezelfde hoeveelheid water door een rivierdelta met veel zijtakken, dan is de stroomsnelheid veel lager. In de aders stroomt bloed weer sneller dan in de haar- vaten (bron 8, Binas 84E1). De bloeddruk in de aders is echter erg laag, zo'n 7,5 mm Hg. Dat bemoeilijkt het terugstromen van het bloed, tegen de zwaartekracht in, vanuit de benen (en armen) naar het hart toe. Bewegen helpt. Beenspieren zetten druk op de aders en stuwen zo het bloed naar het hart. Kleppen in de aders (bron 5 en 7) voorkomen dat het bloed terugstroomt. Staan mensen lange tijd bewegingloos, dan stroomt er te weinig bloed vanuit de benen naar het hart terug. Zeker mensen met een lage bloeddruk kunnen dan flauwvallen. Soms gaat er een klep in een ader stuk. Het bloed zakt dan terug naar de vorige nog intacte klep en er ontstaat een spatader (bron 7). Uitwisseling van stoffen De lage stroomsnelheid in de haarvaten biedt het bloed genoeg tijd voor de uitwisseling van stoffen met de cellen eromheen. Door de hoge bloeddruk aan het begin van het haarvatennet stroomt een deel van het bloedplasma uit de haarvaten. De vloeistof bevat voedingsstoffen en opgeloste O2. De cellen van het weefsel kunnen de stoffen opnemen en afvalstoffen en CO2 afgeven. De afvalstoffen komen weer terecht in de haarvaten, waarna aders ze afvoeren.