Voedingsleer-Deck 2 PDF
Document Details
Uploaded by AstoundingJadeite4153
KU Leuven
Tags
Summary
This document provides detailed information on anthropometric measurements for assessing body composition and nutritional status. It discusses methods like mid-upper-arm circumference (MUAC) and skin-fold thickness measurements, explaining their use in nutritional assessment and different factors and variability in these processes. The document also includes considerations for various age groups, implications for nutritional deficiencies, and comparison with reference tables for interpretation.
Full Transcript
lOMoARcPSD|34446190 2.4.3.2 Antropometrie: meting van lichaamssamenstelling = indirect meten van vetmassa en mager weefsel om voedingstoestand te evalueren AT: adipose tissue = lichaamsvet o Lichaamsvet = variabele component o Vet = stapelvorm van energ...
lOMoARcPSD|34446190 2.4.3.2 Antropometrie: meting van lichaamssamenstelling = indirect meten van vetmassa en mager weefsel om voedingstoestand te evalueren AT: adipose tissue = lichaamsvet o Lichaamsvet = variabele component o Vet = stapelvorm van energie → gevoelig aan accurate malnutritie o Verandering in lichaamsvet (>0,5 kg) geven indirect een schatting van verandering in energiebalans LBM: lean body mass of mager weefsel o skeletspieren + andere spieren + weke magere weefsels + skelet (= skeletspieren + viscerale organen + hersenen + skelet) o Skeletspieren: index van eiwitreserves → neemt af bij chronische ondervoeding o Viscerale organen o Hersenen o Skelet → spieren o Opgebouwd uit eiwitten o Beoordeling spiermassa ~ index van eiwitreserve van het lichaam o Spierwasting: afname reserves tijdens chronische ondervoeding Metingen Midbovenarmomtrek MUAC / Mid upper arm circumference ▪ Spieren en subcutaan vetweefsel meten ▪ Met buigzame lintmeter halfweg linkerbovenarm → eenvoudige meting o Observe variability/Interobserver variabiliteit: tot 0,5 cm (3-5%) o Afname omtrek: door daling spiermassa, verlies van subcutaan vetweefsel ▪ maat voor wasting o Weinig variatie leeftijd: tussen 6 maanden en 5 jaar ▪ vaste cut-offs: gebruikt als leeftijd kinderen niet bekend is Overschat ondervoeding bij jongere kind Onderschat ondervoeding bij oudere kind o Gebruik: screening in noodtoestanden o Voorspeller van acute mortaliteit Huidplooidikten: o Meten samengedrukte laag van vet + huid (huidplooidikte calipers) o 1/3 vetweefsel zit subcutaan o 1 – 12 plaatsen worden gemeten o Gemeten plaatsen: ▪ Tricepsplooi ▪ Bicepshuidplooi ▪ Subcapulair/onder schouderblad ▪ Supra-iliacaal/boven rand heupbeen o ≠ leeftijd, ras, geslacht, ziektetoestand o Interobserver variabiliteit vrij groot, zelfs bij ervaren personen (vooral dikkere personen) 29 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 → combinatie van plooien: door niet gelijke verdeling van onderhuids vetweefsel → optimale combinatie: verschilt naargelang leeftijd, ras, geslacht, ziektetoestand o Gebruik: ▪ Nutritionele beoordeling: door vergelijking met referentietabellen ▪ Bepalen van midarmspieromtrek: in combinatie met MUAC ▪ Schatting lichaamsvet ▪ Opvolging atleten MAMC: midbovenarmspieromtrek o Maat voor: nutritionele eiwitstatus of spiermassa M: midbovenarmspieroppervlak o Berekent botvrije spieroppervlakte o Beter dan MAMC o Niet voor bejaarden en obesen F: midbovenarmvetoppervlak o Schatting totale vetmassa o Maat voor energiereserve o Leeftijdsonafhankelijk tussen 1-7 jaar Lichaamsomtrekken: o Middelomtrek of buikomtrek: op het smalste punt ter hoogte van de navel, onder ribben, boven heup o Heupomtrek: op het breedste punt ter hoogte van de heupen Antropometrische indices van lichaamssamenstelling Som huidplooien o beoordeelt totaal lichaamsvet o verdeling onderhuids vet WHR: waist-hip ratio o verhouding van middelomtrek tot heupomtrek o Maat voor verdeling onderhuids en intra-abdominaal vetweefsel o Verouderd: vervangen door middelomtrek Uit huidplooidikten en omtrekken → indices voor AT en LBM Vergelijken met referentietabellen (% - Z-scores) 30 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Vergelijking: antropometrische indices met referentietabellen Referentietabellen: aangepast volgens geslacht, leeftijd en soms ras → resultaat: uitgedrukt als o Percentage o Standaarddeviatiescore: Z-score Interpretatie van de resultaten Beoordeling voedingstoestand bij het kind door een MUAC-meting o Ontwikkelingslanden o MUAC < 12,5 cm → risico op ondervoeding Beoordeling lichaamsvet uit huidplooimetingen via lichaamsdensiteit FM (kg) = BW (kg) x % BF / 100 FFM = BW - FM 1. Meting huidplooi: op 1 of meerdere plaatsen → keuze plooien: afhankelijk van leeftijd, geslacht en onderzochte populatie 2. Berekening lichaamsdensiteit 3. Berekening BF%: uit Db 4. Berekening FM en FFM na weging Opgepast: o Veronderstellingen: FOUT ▪ Subcutaan vet is een vaste proportie van lichaamsvet ▪ Gemeten plaats is representatief voor dikte subcutaan vet/onderhuids vetweefsel o Pas op voor ▪ Onderschatting bij obesen ▪ Overschatting bij oedeem (vochtophouding) ▪ Vereist ervaring ▪ Interobserver variabiliteit Beoordeling vetverdeling via middelomtrek o Exces lichaamsvet: kan subcutaan of visceraal worden opgeslagen ▪ Perifere vetverdeling: door toename van subcutaan vet (peer) ▪ Centrale vetverdeling: door toename van visceraal vet (appel) o Relatie middelomtrek en viscerale opstapeling 31 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 o Centraal, abdominaal vet → ongezond Risico van toenemende vetopstapeling: op basis van middelomtrek → risico op metabole complicaties neemt toe Cm Ideaal Matig risico Sterk risico Man < 94 94-102 ≥ 102 Vrouw < 80 80-88 ≥ 88 → niet meer zinvol vanaf BMI > 35 Risico van toenemende vetopstapeling: op basis van BMI met correctie voor middelomtrek BMI Obesitasklasse Risico op aandoeningen3 Middelomtrek: -Man: ≥ 102 -Vrouw: ≥ 88 Ondergewicht < 18,5 Laag Normaal 18,5-24,9 Gemiddeld Verhoogd4 Overgewicht 25-29,5 Verhoogd Hoog Obesitas 30-34,9 I Hoog Zeer hoog 35-39,9 II Zeer hoog Zeer hoog Morbide obesitas ≥ 40 III Extreem hoog Extreem hoog Voordelen antropometrie Eenvoudig, veilig, niet-invasief, bedside en toepasbaar op grote aantallen Uitrusting: goedkoop, draagbaar, duurzaam, lokaal maken/kopen Geen grote opleiding nodig Gebruik gestandaardiseerde techniek: precies en accuraat Informatie over voeding in verleden (uniek!) Identificeert milde, matige en ernstige ondervoeding Opvolging van veranderingen in tijd en tussen generaties (seculaire trend) Ontwikkeling van screeningstesten om risicopersonen voor ondervoeding te identificeren Fouten en beperkingen antropometrie Verhogen het risico op een verkeerde interpretatie van de nutritionele status Meetfouten: willekeurig of systematisch door onderzoeker, meettoestel, moeilijke meting Wijziging samenstelling/eigenschap weefsel o vb. hydratatie, samendrukbaarheid huidplooi Gebruikte formules: voor magere, gezonde personen en gebruikt voor o Zieken met verhoogd TBW o Wijziging in lichaamsvetverdeling Observer bias: fouten door observeerder Goede training is nodig: moeilijker dan het lijkt 3 Aandoeningen: type 2 diabetes, hypertensie en cardiovasculaire aandoeningen 4 Verhoogd risico: door verhoogde middelomtrek zelfs bij normaals lichaamsgewicht 32 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Aanbevelingen Leeftijd Praktische veldobservatie Meer gedetailleerde beoordeling 0-1 Gewicht, lengte Hoofdomtrek, armomtrek Triceps- en SS-huidplooien 1-5 Gewicht, lengte/gestalte, Triceps- en SS-huidplooien armomtrek 5-20 Gewicht, gestalte, armomtrek Triceps- en SS-huidplooien Midkuitomtrek en plooi > 20 Gewicht, gestalte Armomtrek, kuitomtrek T, SS- en kuithuidplooien Middelomtrek: heupomtrek (enkel bij overvoeding) 2.4.3.3 Bio-elektrische-impedantieanalyse (BIA) = maat voor LBM → schatting FM en FFM Principe Vet en bot: elektrische isolatoren Elektrolyten in FFM: elektrische geleiders Bepaling elektrische geleiding in lichaam → Maat voor LBM → Schatting FM en FFM Elektrische weerstand lichaam: impedantie (bij gebruik van wisselstroom op lichaam) o Recht evenredig: met gestalte2 o Omgekeerd evenredig: met diameter lichaam en FFM Vereisten Lichaam in rust Gestandaardiseerde contactpunten Nuchter Lege blaas Gespreide ledematen Metalen voorwerpen verwijderd Gekende lengte, gewicht, leeftijd en geslacht Uitvoering Elektroden op handen en voeten van liggende persoon Wisselstroom (5-200 kHz) gedurende enkele seconden door elektroden gestuurd Geleiding van stroom door water en elektrolyten LBM Meting van voltageverschil en berekening van impedantie o Single frequentietoestellen: goedkoper o Multipele frequentietoestellen: duurder maar kunnen totaal en extracellulair water apart ECW bepalen → mogelijke evaluatie van verschillend ziekteomstandigheden Resultaten Schatting TBW: uit impedantie via predictieformules o Berekening FFM: uit TBW op basis van hydratatiegraad o Berekening FM: uit FFM en BW Enkel geldig bij normale hydratatie Op basis van predictieformules 33 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Voordelen Nadelen Snel Geldig voor beperkte populatie Veilig Onnauwkeurige goedkope toestellen Accuraat Niet-invasief 2.4.3.4 Analyse van urinaire metabolieten = indirecte maat voor spiermassa Principe: creatine Voor 98% in spieren Omzetting: creatine → creatinine (geen nut voor lichaam) Uitscheiding creatinine: via nieren + evenredig met creatinegehalte in spieren o Vrouw: 1 mg creatinine = 17-18 g spiermassa o Man: 1 mg creatinine = 23 g spiermassa Voordelen Nadelen Courante laboanalyse: kan in veel labo’s Nauwkeurige collectie van 24 uur nodig uitgevoerd worden → vaak overcollectie en ondercollectie Eenvoudig Grote intra-individuele intervariabiliteit: tot 10% Invloed door voeding, koorts, ziekte Minder nauwkeurig dan densitometrie en 40K bepaling Algemeen besluit Keuze onderzoek wordt bepaald door: Accuraatheid: multicompartimentmodellen zijn meest accuraat Precisie: vb. interobservervariabliteit bij huidplooidikten > impedantiebepaling Uitrustingskost: vb. IVNAA is duur Stralingsblootstelling: bij IVNAA en CT-scan is nadelig Aanvaarding door patiënt: vb. volledige onderdompeling Gebruiksgemak: antropometrie en impedantie zijn meest gebruiksvriendelijk (veld en bed) Ervaring en gespecialiseerd personeel: vb. CT-scan, onderwaterweging Medewerking van patiënt: vb. stilliggen tijdens onderzoek 34 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3 Energiemetabolisme 3.1 Inleiding (basisbegrippen chemie) Nood aan energie om in leven te blijven o Synthese van nieuwe macromoleculen o Transport over celmembranen o Hart- en ademhalingsspiercontracties o … Nood aan energie om arbeid te verrichten o Bewegen, werken, sporten 3.1.1 Definitie Verschillende vormen van energie o Licht (zon), chemische (chemische reacties, afbraak), elektrische (windenergie, kerncentrale) en mechanische (dynamo, beweging) ▪ omzetting in thermische energie (warmte) Mens kan zelf geen energie produceren/verdwijnen, wel energie van ene naar andere vorm omzetten o In lichaam: chemische energie → ATP adenosine trifosfaat ▪ (Spier)arbeid ▪ Onderhoud activiteit organen ▪ Behoud lichaamstemperatuur ▪ Bevorderen groei door synthese nieuwe weefsels 3.1.2 Eigenschappen 1e wet van de thermodynamica ∆E=0 Energie kan niet vernietigd en gemaakt worden o Ontstaan energiebalans Energie inname EI – energie verbruik EV = energievoorraad ∆E Gemiddelde volwassenen verbruikt tot 1 miljoen calorieën per jaar o ∆E = 0: stabiele energiebalans → stabiele BW, homeostase o ∆E > 0: positieve energiebalans → stijging BW o ∆E < 0: negatieve energiebalans → daling BW 2e wet van de thermodynamica Processen waarbij voedsel in lichaam gebruikt wordt gaan gepaard met warmteverlies of entropie Gevolg van de inefficiëntie waarmee het intermediaire metabolisme chemische energie omzet in ATP Eenheden voor energie: o Fysica: joule (J) 1 kcal = 4,186 kJ o Voedingsleer: calorie (cal) 1 kJ = 0,239 kcal o A food calorie is simply how much energy you need to increase the temperature of 1 g of water by 1°C (14,5°→ 15,5°C) 35 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.2 Energie in de voeding Chemische energie in voedingsstoffen (EW, V, KH) = energiebron voor het lichaam 3.2.1 Het meten van de chemische energie in de voeding Bomcaloriemeter Meet hoeveelheid warmte dat vrijkomt bij verbranding van voedsel 1. Te onderzoeken voedsel: in verbrandingskamer gevuld met zuiver O2 onder druk 2. Verbranding: door elektrische ontsteking 3. Stijging temperatuur: opgevangen en gemeten in water in 1e dubbele wand rond kamer 4. 2e dubbele wand: verhindert verspreiding van warmte naar buiten 5. Berekening vrijgekomen warmte: via warmtecapaciteit toestel en gemeten T stijging Verschil in temperatuur Water rondstuwen, warmte evenredig Toevoegen om iets te laten ontbranden verdelen Vullen met zuurstof Gaat opwarmen, warmte komt vrij 3.2.2 Energiegehalte van de voeding 3.2.2.1 De brutoverbrandingsenergie van de nutriënten Energiegehalte van voedingsstof zoals gemeten in bomcaloriemeter o KH → 4,15 kcal/g o Proteïnen → 5,65 kcal/g Hogere waarde verhouding C + H tot O in voedingsstof o Vetten → 9,4 kcal/g hoger is o Alcohol → 7,1 kcal/g 3.2.2.2 De verteerbare energiewaarde van de nutriënten Verteerbaarheid verschilt naargelang de bron (𝑰−𝑬) I = inname E = excretie →V= 𝒙 100 I-E = uit darm opgenomen 𝑰 o KH → 97% o Proteïnen → 93% x percentage brutoverbrandingsenergie o Vetten → 95% o Alcohol → 100% 36 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.2.2.3 De metaboliseerbare energiewaarde / atwaterfactoren Hoeveelheid energie beschikbaar voor lichaam Deel van energie uit geabsorbeerde voedingsstoffen is niet beschikbaar vb. per gram eiwit 1,25 kcal niet benut (normaal 5,25 ▪ Onvolledige oxidatie van proteïnen in lichaam ▪ N uitgescheiden als ureum afbraakproduct van proteïne in urine ▪ Ureum bevat nog chemische energie → 1,25 kcal Bruto Verteerbare Metaboliseerbare Aanbevelingen energie verbrandingswaarde energiewaarde energie (= aanbreng atwatercator) Koolhydraten 4,15 kcal/g 97% 4 kcal/g 50-55 E% Eiwitten 5,65 kcal/g 95% 4 kcal/g 15 E% Vetten 9,4 kcal/g 93% 9 kcal/g 20 - 30-35 E% VV: < 10 E% Alcohol 7,1 kcal/g 100% 7 kcal/g < 4 E% Voedingsvezels 2 kcal/g Energiegehalte van voeding = g macronutriënt x atwaterfactor Aanbevelingen energie aanbreng o KH: 50-55 En% (toegevoegde suikers: max 10 En%) o Vetten: minstens 20 En%, niet meer dan 35 En% met < 10 En% VV o Proteïnen: 15 En% o Alcohol: < 4 En% 3.2.2.4 Nuttige energie Nuttige energie = hoeveelheid energie opgeslagen in energierijke fosfaatverbindingen zoals ATP (ADP) van de cellen en beschikbaar is voor verschillende functies van het lichaam uiteindelijke hoeveelheid energie opgeslagen als ATP in cellen o Veel minder dan metaboliseerbare energie want meeste fysiologische energiewaarde gaat verloren als: ▪ Warmte (meeste, tot 75%)) o Inname, vertering, absorptie en verwekring van voedingsstoffen vraagt ook energie → voedingsgeïnduceerde thermogenese o KJ en vetten: 40% van energie hieruit opgeslagen als ATP (betere energiebron) o Eiwitten: 30% van energie hieruit opgeslagen als ATP → minder geschikte energiebron 37 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.3 Het energieverbruik van de mens 3.3.1 Het meten van het energieverbruik van de mens Vroeger: via anamnese → energie-inname omgerekend tot metaboliseerbare energie o Onderschat eigenlijke energiebehoefte: door onderrapportering Nu: via klassieke meetmethoden o Directe calorimetrie: meting van warmteverlies o Indirecte calorimetrie: meting van O2-gebruik bij warmteproductie 3.3.1.1 Directe calorimetrie = maat van energieverlies ov warmte Meting: van warmteafgifte van het lichaam over een bepaalde tijd (↑ temperatuur) In thermisch geïsoleerde kamer Geproduceerde hoeveelheid warmte-energie = energieverbruik in lichaam tijdens meetperiode Door: warmtewisselaar die temperatuurstijging in thermische geïsoleerde kamer meet → berekening geproduceerde warmte-energie Voordelen Nadelen Nauwkeurig Correctie nodig tov andere warmtebronnen vb.TV, toestellen Reproduceerbaar Duur door installatie kamers Snelle respons op veranderingen Complex door technische installatie Rechtstreekse meting Kunstmatige omgeving Goede omgeving voor gecontroleerde studies Geen info over substraatbron van de energie Zeldzaam 3.3.1.2 Indirecte calorimetrie = maat van energieproductie Directe meting O2 verbruikt/CO2 productie tijdens bepaalde activiteit → calorische technieken Hartfrequentiemonitoring Stappenteller / accelerometer (sensewear) Niet calorische technieken Observatie / zelfrapportering Dubbelgemerktwatermethode 38 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Principe Vrijgekomen energie bij oxidatie wordt volledig omgezet in warmte Warmteproductie bepalen door meting O2-verbruik (+ meting CO2 productie en N excretie) Calorisch equivalent = hoeveelheid vrijgekomen energie waarbij 1 l O2 verbruikt werd bij oxidatie van een voedingsstof 𝐶𝑂2 𝑝𝑟𝑜𝑐𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒 Respiratoire quotiënt of RQ = 𝑂2 𝑣𝑒𝑟𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 Voorbeeld: verbranding glucose of C6H12O6 o Calorische equivalent = 5 kcal/l o RQ = 1 Verbrande O2-verbruik CO2-productie RQ ME CE voedingsstof in L/g in L/g in kcal/g in kcal/L O2 Koolhydraten: -Glucose 1 -Zetmeel 1 Vetten 0,7 Eiwitten Alcohol Gemiddelde gemengde voeding 0,82 4,85 Toepassingen: Benadering totale energieverbruik = vermenigvuldiging CE voor gemengde voeding (4,85 kcal/L O2) x gemeten O2-verbruik Nauwkeurige bepaling KH, V en EW: door o Bepaling O2-verbruik o Bepaling CO2-productie o Bepaling urinair N excretie Technieken: Directe bepaling: van O2-verbruik en CO2-productie tijdens bepaalde activiteit o Respiratiekamer ▪ Speciaal ontworpen ruimte (met zelfde voordelen als directe calorimetrie) ▪ Wel informatie over energieleverende substraat o Respirometers: stalen genomen van in- en uitgeademde lucht ▪ Douglas zak: oncomfortabel, omslachtig ▪ Ventilated hood: plexiglazen kap over hoofd geplaatst ▪ Nieuwe technieken: draagbare computergestuurde calorimeters Niet-calorische technieken: $$$leiden O2-verbruik en energiegebruik af van o Fysiologische metingen: ▪ Hartslagmeter / monitoring hartfrequentie: tijdens lichamelijke inspanning Principe: toename hartfrequentie bij inspanning hangt nauw samen met stijging O2-verbruik Hartfrequentie in rust: bepaald door houding, leeftijd, fitheid, toestand Hartfrequentie tijdens zware inspanning: geeft cardiovasculaire belasting weer → voor elk individu bepaling relatie tussen hartfrequentie en O2-verbruik 39 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Toestellen: klein, draagbaar, sociaal aanvaardbaar ▪Stappenteller of accelerometers: registreert ambulante (lopende) activiteiten Richtlijn: 10 000 stappen / dag EE op basis van aantal stappen Voordelen Nadelen Goedkoop en gemakkelijk Niet erg nauwkeurig en beperkte activiteiten ▪ IDEEA / sensewear: intelligent device for energy expenditure and activity ▪ Observatie of zelfrapportering o Isotoopdilutie: ▪ Dubbel gelabeld/gemerkt water 2H218O Niet invasief, minimale medewerking Lagere periode (10-20 dagen) Kostprijs 18O en massaspectrometers Geen onderscheid tussen ≠ componenten Totaal energieverbruik → referentiemethode ▪ Principe: 2 niet-radioactieve isotopen verspreiden zich en verdwijnen uit het lichaam met verschillende snelheid 2H: verdwijnt enkel als H2O 18O: verdwijnt als H2O en CO2 door een dynamisch evenwicht tussen CO32- en CO2 gekatalyseerd door enzym koolzuuranhydrase → 18O verdwijnt sneller dan 2H → verschil tussen beide = maat voor CO2-productie ▪ Bepaling O2-verbruik: uit CO2-productie en gemiddelde RQ Voordelen Nadelen Niet invasief, minimale medewerking Geen onderscheid tussen verschillende componenten van energiegebruik Langere periode: 10-20 dagen Duur: door 18O Referentietechniek: beste bepaling totale energiegebruik in normale omstandigheden 40 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Directe observatie Op basis van verschillende systemen o Apps Voordelen Nadelen Kwantitatief en kwalitatief Tijdrovend, ervaring observator 3.3.2 Indeling van het energieverbruik van de mens TEE = Total Energy Expenditure = Totaal energieverbruik = totale hoeveelheid energie die een mens per dag nodig heeft → opgesplitst in 3 componenten o Basaal of rustmetabolisme (BMR of RMR): 60-70% = energie nodig voor metabole activiteit o Lichamelijke/Fysieke activiteit: 15-30% (sedentair ↔ sport) o Voeding geïnduceerde thermogenese: 10% = thermisch effect van voedsel: verhoging van metabole activiteit na een maaltijd 3.3.2.1 Het basaalmetabolisme en rustmetabolisme (BMR / RMR) Basaalmetabolisme Energieverbruik bij volledige rust In stand houden metabole homeostase en lichaamsfuncties Directe en indirecte calorimetrie Meting: door directe en indirecte calorimetrie o Meting BMR: onder strikte voorwaarden ▪ Nuchter ▪ Mentale en fysieke rust, wel in waaktoestand ▪ Thermoneutrale omgeving: 26-30 °C ▪ Puur natuur: geen geneesmiddelen, alcohol of andere beïnvloedende stoffen o Resultaat: vetrekpunt totale energiegebruik en energiebehoefte 41 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Rustmetabolisme Meting RMR: meting BMR onder minder strikte voorwaarden (vb kamertemperatuur) Schatting: via wiskundige formules (experimenteel niet mogelijk) o Berekeningen obv parameters zoals ▪ Leeftijd ▪ Geslacht ▪ Lengte/gestalte ▪ Gewicht o Voedingsaanbevelingen van België ▪ Formule van Henry: obs gewicht en leeftijd ▪ Formules van James en Shofield Overschatting basaal metabolisme ▪ Andere: op basis van gewicht en volgens leeftijd ▪ Mifflin: op basis van gewicht, gestalte (cm) en leeftijd met 1 formule per geslacht Factoren: die BMR beïnvloeden Lichaamsgewicht: BMR stijgt bij toenemende BW, maar BMR/kg daalt Lengte Geslacht: BMR man > BMR vrouw Leeftijd: BMR jong > BMR oud Lichaamssamenstelling → samenstelling LBM t.o.v. AT BMR gespierd > BMR minder gespierd want LBM is belangrijkste determinant van BMR Samenstelling LMB: nier, hersenen en lever gebruiken meer energie dan andere magere weefsels Genetische factoren Hormonen: o Schildklier- en bijnierhormonen: stimuleren BMR o Menstruele cyclus: dag-tot-dag variatie vrouwen > mannen Klimaat: BMR koud klimaat > BMR warm klimaat (omstreden) Stijging lichaamstemperatuur: BMR stijgt 13° bij 1° C koorts / ziekte Ziekten: BMR stijgt vb. kanker, anemie Roken Medicatie Ondervoeding (-20-50%) Zwangerschap (+ 20%) 42 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.3.2.2 Het thermogene effect van voeding: diet-included thermogenesis (DIT) BMR → nuchter Na maaltijd stijging van energieverbruik door o Verteringsprocessen ▪ Enzymensecretie ▪ Peristaltiek (maag, darm) ▪ Absorptie (darmen) o Metabole processen ▪ In lever: aanmaak van eiwitten, glycogeen en vetten Thermische energie = thermisch effect van voedsel of postprandiale thermogenese o Gemiddeld 10% van de energie inname o Hangt af van hoeveelheid en type voedsel Extra warmteproductie bij overvoeding → luxusconsumption Obligate thermogenese Energiekost vertering, absorptie, metabole verwerking nutriënten en weefselsynthese bij overvoeding Afhankelijk nutriënt o Proteïne > KH > lipiden Proteïnen → 25 – 30% energiewaarde Facultatieve component Sensorische aspecten voedsel o Hoe ruikt het, smaakt het, proeft het Stimulatie sympathische zenuwstelsel Koudegeïnduceerde thermogenese BMR met neutrale temperatuur (26°C) Stijging energieverbruik bij hogere of lagere temperatuur Lage temperatuur o Stijging energieverbruik om warmteverlies te compenseren o Shivering thermogenesis ▪ Door te rillen ga je extra warmte produceren en meer energie verbruiken 43 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Drugsgeïnduceerde thermogenese BMR bij puur natuur Cafeïne, nicotine, alcohol → stimuleren thermogenese 1 kop koffie o BMR stijgt met 5 – 10 % gedurende 2 uur 20 sigaretten per dag o MBR stijgt met 5 – 15 % Combinatie koffie en nicotine Verklaring gewichtstoename na rookstop o Tot 7 kg Andere vormen van thermogenese Isometrische: toename door verhoging van spiertonus (geen fysieke activiteit) Dynamische: toename door uitrekken van spieren (zonder fysieke activiteit) Psychologische: toename door angst, stress door stimulatie adrenalineproductie 3.3.2.3 Energie voor fysieke activiteit Uitdrukking o Metabool equivalent van een inspanning (MET) ▪ Hoeveelheid energie die een bepaalde fysieke inspanning kost ten opzichte van het energieverbruik in rust ▪ Afhankelijk van Intensiteit – duur – snelheid – wijze inspanning Lichaamsgewicht Leeftijd Physical activity level (PAL) o Berekening PAL waarde ( 𝒅𝒖𝒖𝒓 𝒗𝒂𝒏 𝒆𝒍𝒌𝒆 𝒂𝒄𝒕𝒊𝒗𝒊𝒕𝒆𝒊𝒕. 𝑴𝑬𝑻 𝒘𝒂𝒂𝒓𝒅𝒆 ) ▪ 24 𝒖𝒖𝒓 𝑻𝑬𝑬 ▪ PAL = 𝑩𝑴𝑹 ▪ Verhouding van het totale energieverbruik over de energiebehoefte voor het basaal metabolisme o Richtlijnen PAL ▪ Zwaarlijvige mensen → PAL ≤ 1,40 ▪ Sedentaire mensen → PAL = 1,55 – 1,60 ▪ PAL = 1,80 → kleine kans op overgewicht ▪ Streefdoel voor gezonde levensstijl → PAL = 1,75 3.3.2.4 Bepaling van de totale energiebehoefte Energiebehoefte (WHO) = Energie-inname die het energiegebruik dekt van een persoon die de lichaamsbouw, lichaamssamenstelling en een niveau van fysieke activiteit heeft die samengaan met een goede gezondheid op lange termijn → bij kinderen en zwangere vrouwen: ook energiekost/energiebehoefte voor weefselvorming, groei kind, melksecretie (lactatie) Energiebehoefte → gemiddelde aanbeveling voor populatie Gebaseerd op beoordeling voedselinname/energieverbruik o Varieert van dag tot dag o Registratie moeilijk 44 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 o ➔ behoeftebepaling baseren op energieverbruik TEE = PAL x BMR (+ DIT) ▪ BRM op basis van Henry ▪ Schatting PAL op basis van beroep ▪ Afronden op 50 kcal Opgelet bij overgewicht en ondervoeding → streefgewicht o BMI < 20 dan ideaal gewicht op MBI 20 o BMI > 30 dan ideaal gewicht op BMI 25 o BMI > 35 dan ideaal gewicht op MBI 28 o ➔BMR meten via indirecte calorimetrie Tijdens zwangerschap o Bijkomende energiebehoefte voor ▪ Groei foetus en placenta ▪ Wijzigingen lichaamssamenstelling moeder ▪ Behoud van de foetus o Stijging energieverbruik BMR vanaf 24e week → 285 – 380 kcal/dag op 36 weken o Grote individuele en geografische variatie Enkel bij normaal gewicht: BMI van 20-25 o Overgewicht: formules overschatten BMR door vetopstapeling metabool minder actief dan magere massa → enkel formules toepassen als BMR gemeten is via indirecte calorimetrie o Ondergewicht: formules onderschatten BMR PAL: o Zwaarlijvige mensen: PAL ≤ 1,40 o Sedentaire mensen: PAL = 1,55-1,60 o Kleine kans op overgewicht: PAL = 1,80 o Streefwaarde voor gezonde levensstijl: PAL = 1,75 45 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.4 Energiebalans Aanpassing van de energie-inname aan het energieverbruik Aanpassing van het energieverbruik aan de energie-inname 3.4.1 Aanpassing van de energie-inname aan het energieverbruik 3.4.1.1 Honger en verzadiging Honger (hunger): drang tot voedselinname = energieopname Proces van verzadiging (satiation): processen die leiden tot beëindigen van maaltijd Verzadiging (satiety): inhibitie verdere voedselopname geur bord is je weet maag voeding in dunne darm smaak leeg dat je hormonen naar lichaam 12u gegeten enzymen hebt Fysiologisch proces dmv / Mate van honger en verzadiging o Waarneming via neuronen id hypothalamus als reactie op verzadigingssignalen vanuit het maag-darmkanaal, de lever en het vetweefsel o Sturen het eetgedrag Hongercentrum Verzadigingscentrum Honger en verzadiging: o Drang tot energieopname o Inhibitie verdere voedselopname na stoppen van eten Goesting en voldoening: o Drang naar specifiek voedsel o Krachtige maar weinig geregelde stimulans tot eten o Processen die leiden tot beëindigen van maaltijd 46 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Honger o Productie ghreline = hormoon → stimuleert orexigene neuronen → secretie hoogst in nuchtere toestand o Beïnvloedbaar in beide richtingen door neurotransmitters in de hersenen ▪ Opioïden-antagonisten verminderen eetlust ▪ Serotonerg middel vermindert honger op niet selectieve wijze ▪ Serotonine re-take inhibitoren verhogen eetlust Verzadiging o Beïnvloedt door cascade van ≠ signalen ▪ Sensorische verzadiging Kleur Smaak Geur ▪ Postprandiale verzadiging Maag-darmkanaal Signalen: uit rekreceptoren in maagwand doorgegeven aan hersenen ▪ Postabsortieve verzadiging (lever) Metabole verwerking van voedsel (vb vetzuuroxidatie) Verzadiging in nuchtere toestand Bloed: leptine – insuline Ghreline Peptide YY3-36 Geproduceerd door de maag Geproduceerd in de darm in respons op → info naar hypothalamus voeding o Stimuleer eetlust → info naar hypothalamus o Stimuleert gebruik van KH, verlaagt o Onderdrukt eetlust gebruik van lipiden o Verhoogt gastrische motiliteit en zuursecretie Insuline Geproduceerd door beta cellen in pancreas o Glucose opname door cellen stijgt Leptine Geproduceerd door vetweefsel o Glucose → glycogeen in lever → info naar hypothalamus obv o Verminderde voedselinname hoeveelheid energie opgeslagen in o Verhoogd energieverbruik vetweefsel ▪ Actie op hypothalamus o Onderdrukt de eetlust o Verhoogt energieverbruik 47 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 ___ AT vetweefsel Vertering insuline hormonen - negatief effect op eetlust + stimuleren op eetlust 48 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Fysiologisch proces dmv honger en verzadiging 50 50 Cognitieve invloeden (wat, waarom, waar) ▪ Gelegenheid ▪ Tradities : samenkomsten ▪ Ideologische motieven: vegetarisch, gewicht verliezen ▪ Religieuze en politieke motieven: offerfeest, kerstmis Hoe aanpassingen vd energie-inname aan het energieverbruik? o Wijzigingen energie-inname ▪ Meer eten → maaltijdgrootte ▪ Vaker eten → maaltijdsfrequentie o Maaltijdinterval ▪ Langer bij vetrijke maaltijd, maar hogere energie-innama!!! Verzadiging w beïnvloed door Macronutriënten o Eiwitten > KH > vetten (cfr thermogeen effect) Eiwitten Koolhydraten Vetten Energie 4 4 9 Thermogeen effect Hoog 25-30% Matig 6-8% Laag 2-4% Meer productie van warmte Oxidatieve hiërarchie Hoog Matig Laag Verzadigend Hoog Matig Laag ( eiwitten -> moeilijker om af te breken) o Energie-inname hoger als % lipiden hoger is → hogere energiedichtheid (ongemerkt te veel) → volume eten (niet energiehoeveelheid) → smakelijker Ongemerkt te veel eten Energiedichtheid (#kcal/g voeding) o Gemiddeld genomen bestaat ons voedsel uit ▪ 50% middelmatige dichtheid (KH) ▪ 37% lage dichtheid (groenten, fruit, drank) → sneller verzadigd ▪ 13% hoge dichtheid (cake, chocolade, room, kaas …) → meer eten om zelfde verzadigingsgevoel te hebben Vezelgehalte → verlagen energiedichtheid = sneller verzadigd Alcohol → stimuleert energie inname = tragere verzadiging Hoogte en inspanning → sneller verzadigd Extreme temperaturen Consistentie/textuur Frequentie Sensorische kenmerken: smaak, textuur, geur en aanblik Afleiding tijdens de maaltijd 49 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.4.2 Aanpassing van het energieverbruik aan de energie-inname Minder belangrijk bij regeling energiebalans Lichaam past energieverbruik aan aan energie-inname → BW ~ = Basaal metabolisme wordt aangepast 3.4.2.1 Energiekost van overeten Meer eten o Hogere energiekost voor vertering en absorptie o Toename energiekost voor synthese triglyceriden en glycogeen o Hogere eiwit turn-over Minder eten: omgekeerd 3.4.2.2 Biologische adaptie (cfr BMR-PAL) Stijging BW: BMR neemt geleidelijk toe (toename FFM en FM) Stijging BW: energiekost activiteit stijgt (PAL) (meer En verzetten om activiteit te doen) Daling BW: BMR neemt geleidelijk af Daling BW: energiekost neemt af 3.4.2.3 Sociale/gedragsadaptie Compensatie voor gewijzigde energie-inname door een wijziging in activiteiten en tempo (bewust en onbewust) 3.4.2.4 Metabole adaptie = mechanismen die efficiëntie energiemetabolisme beïnvloeden o Hormonaal o Genetisch o Productie nuttige energie 3.4.2.5 Kostprijs van adaptie Limit gewichtsdaling / toename Limit lichaamsbeweging 50 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.4.3 Energie-equivalentie van gewichtsverandering Energie-equivalentie van gewichtsverandering o energiehoeveelheid die ingenomen/verminderd moet worden om 1 kg in gewicht toe te nemen/verliezen 3.4.3.1 Energie-equivalentie van groei Nood aan positieve energiebalans is ± 5 kcal/g voor vorming nieuw weefsel 3.4.3.2 Energie-equivalentie van gewichtstoename Positieve energie balans o Aanleggen reserves onder de vorm van vet Vet heeft de hoogste energetische densiteit en bindt niet met water Glycogeen/proteïnen binden ± 3 g water/g o 350-500 g zit in de lever 1 kg bijkomen = 8000 kcal/kg (25% FFM + 75% FM + 10% DIT) Voorbeeld: Man van 70 kg met een energiereserve van 110 000 kcal 12 kg als reserve uit vet 110 kg als reserve uit eiwitten of glycogeen 3.4.3.3 Energie-equivalentie van gewichtsafname Negatieve energiebalans o Afbraak puur vetweefsel: ± 7800 kcal/kg o Afbraak puur spierweefsel: ± 1000 kcal/kg o Globaal gewichtsverlies: ± 7000 kcal/kg Gezond vermageren o Maximaal verlies van vetweefsel o Minimaal verlies van lichaamseiwit o Groter gewichtsverlies 1e dagen: door verlies van glycogeen en gebonden water 3.4.3.4 Interpretatie gewichtsvariatie Wijziging vetmassa vraagt ± 8000 kcal/kg Wijziging FFM vraagt ± 1000 kcal/kg o als gevolg van 75% H2O-binding Gewichtstoename/afname is 8 keer groter door FFM dan FM Snelle gewichtsverandering o Weinig invloed op vetmassa Belang zoutinname in water 51 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.5 Gezondheidsaspecten 3.5.1 Obesitas Overdreven vetreserve o > 30% bij vrouwen o > 20% bij mannen Weerslag op de gezondheid Onderhuidse/subcutaan of viscerale (slechter) vetafzetting Gevolg van een positieve energiebalans o 8000 kcal per kg gaan consumeren Genetische factoren Exogene factoren in rijke samenlevingen die bijdragen tot slechte beheersing van voedselinname Grote keuze aan voedingsmiddelen o Zeer smakelijk Veralgemeende beschikbaarheid van voedsel (alles is overal verkrijgbaar) Tv kijken (lagere activiteit, invloed van voedselreclame) Eten met hoge snelheid (‘fast food’) Hoge energiedichtheid o Vetrijke voeding Eten uit huis en individueel eten Technologische evolutie o Minder activiteit Daling van het niveau van fysieke activiteit Verstedelijking o Meer toegang tot voeding waardoor je minder afstanden moet wandelen Portie grootte 3.5.1.2 Gevolgen Coronair hartlijden (vetophoping in aders, beroerte) Diabetes Galstenen Leversteatose: vetinfiltratie van de lever, leververtering Maagbreuk o Net onder middenrif, in buikholte o Een deel van de maag komt naar de borstholte o Er komt vet tussen de organen en dat gaat drukken tegen het middenrif waardoor het breekt Hemorroïden o Aambeien Kanker Artrose Fertiliteit (vruchtbaarheid) Slaapapneu o Meer vet in borstholte, drukt op longen Sociale en psychologische gevolgen Diagnose BMI: graad van obesitas (> 25) Middelomtrek: vetdistributie of vetverdeling (tussen onderste rib en heup: visceraal vet) 52 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.5.1.3 Behandeling Gebalanceerd vermageringsdieet met geleidelijk gewichtsverlies (5-10% van initieel gewicht) Moeilijk op lange termijn door o Variatie in gewichtsverlies ▪ Glycogeen/water ▪ Biologische adaptatie metabolisme past zich aan, BMR daalt ▪ Belang van beweging Gunstige effecten op fysieke activiteit o Lichaamsgewicht (-1kg = -7000 kcal) ▪ (1 kg) = 25 u wandelen = 17 u fietsen ▪ 30 min/dag → deficit 7 kg/jaar Lichaamssamenstelling o Verlies FM met behoud FFM (en BMR) o Meer verlies van visceraal vet Capaciteit voor mobilisatie/verbranding vet stijgt Voedselinname o Geen stimulatie hongergevoel Goed voor cholesterol, insulinegevoeligheid Gemoedstoestand 3.5.2 Belang van lichaamsvet Bron van oestrogeen → bescherming tegen postmenopauzale osteoporose bij vrouwen Minimum hoeveelheid vet nodig voor overleving en voortplanting o Man: 3% o Vrouw: 12% Geen vetweefsel kunnen stockeren o Hyperlipidemie o Insulineresistentie o Diabetes Vetweefsel = actief orgaan belangrijk voor regeling energiebalans (leptine secretie) 3.5.3 Ondervoeding = slechte voedingstoestand of depletie door Energetische ondervoeding tekort aan KH, vetten¸ E Eiwitondervoeding o Vooral weerslag op de spieren o Bij kinderen weerslag op de groei Deficiënties in vitaminen en mineralen → meestal combinatie Probleem in de gezondheidszorg Ziekenhuis: 25-40% Verpleeghuis: 20-25% Thuiszorg: 15-25% → ouderdoms en ziektegerelateerd 53 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 3.5.3.2 Gevolgen Afname hart-longcapaciteit Infecties Complicaties Groeivertraging en ontwikkelingsstoornissen Meer kans op ernstige ziekten op lange termijn 3.5.3.3 Diagnose Volwassenen: BMI Kinderen: groeicurven Screeningstools: NRS, MUST, MNA, SNAQ, strongkids Oorzaken Persoonsgeboden o Kauw-slikproblemen o Hoge lfd o Handicap o Chronische ziekte o Immobiel o Dementie Omgeving-levensstijl o Diëten o Alcohol en drugs o Verwaarlozing Ziekte o COPD (aandoening longen) o CVA (cardiovasculaire aandoening) o Kanker o MS o HIV o Braken o Diarree Externe factoren o Geneesmiddelen o Bestraling o Operatie 3.5.3.4 Behandeling Afhankelijk van het individu Opklimmend voedingsschema (refeeding) 54 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 4 Koolhydraten en voedingsvezels - Indeling, beschrijving, rol, bronnen - Vertering en absorptie - Metabool lot - Glycemische respons - Gezondheidsaspecten - Low calorie sweeteners (aanduiden) 4.1 Inleiding 4.1.1 Definitie Koolhydraat = hydraten van koolstof Opgebouwd met elementen C, H en O o 𝐂𝐧 (𝐇2 𝐎)𝐧 Polyolen = Suikeralcoholen Glycemisch = invloed op de bloedsuikerspiegel Niet alle voedingsvezels zijn KH, cursief geen KH Voedingsvezels Ketens met 3 of meer enkelvoudige suiker (ribose, glucose, fructose), niet verteerd in dunne darm Zeer heterogene stoffen qua chemische structuur Resistent aan de digestieve enzymen Verteerbaar o Digestie in dunne darm, KH wordt afgebroken o Afbraak tot glucose Niet verteerbaar o Afgebroken in dikke darm o Darmbacteriën = fermentatie 55 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected]) lOMoARcPSD|34446190 Wateroplosbaar vs niet wateroplosbaar voedingsvezels = Pectines, gommen = Cellulose en lignine Fermentatie door bacteriën van Weinig gefermenteerd commensale microbiota in de Kunnen zich hydrateren darm (wateropname van stoelgang Beïnvloeden de darm pH, het verhoogt) = bulking effect → evenwicht van de regulatie van darmpassage en ook darmmicrobiota, toename stoelgang in massa darmmobiliteit,… Onverteerbaar Bestanddelen plantencelwand o Cellulose, hemicellulose, pectine, lignine o Verdwijnen bij raffineren In celwand - Cellulose, lignine, hemicellulose Celinhoud - Eiwitten, suikers, vetten, zetmeel, pectine Lignine → niet ingedeeld in de koolhydraten Complex driedimensioneel polymeer van ongeveer 40 geoxideerde fenylpropaaneenheden (= aromatische alcoholen) Als vasculaire planten ouder worden wordt de wand van de xyleemcellen dikker door incrustatie van lignine o Dit proces van lignificatie: maakt de plant steviger en geeft er uiteindelijk het houtaspect aan o Houtaspect Secretieproduct van cellen o Gommen Reserve koolhydraten van planten en zaden Fysiologische effecten bepaald door o Afmetingen o Viscositeit o Fermenteerbaarheid 56 Gedownload door Pelin Pourjali ([email protected])