VMV1 V5X224 Thema 15 Inleiding op Defecatie PDF

Summary

This document is a past paper covering the topic of defecation. It includes details on the normal stool pattern, problems like diarrhea and constipation, fecal impaction, and other related issues. It also covers analysis of feces and related procedures.

Full Transcript

Thema 15: inleiding op defecatie docenten Frederik Driessens, Aäron Maes, Marijke Soetaert en Elise Vanryckeghem studiegebied gezondheidszorg bachelor in de verpleegkunde...

Thema 15: inleiding op defecatie docenten Frederik Driessens, Aäron Maes, Marijke Soetaert en Elise Vanryckeghem studiegebied gezondheidszorg bachelor in de verpleegkunde campus Roeselare academiejaar 2024-2025 Inhoudsopgave Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ___________________________________________________________________________ 2 INLEIDING _________________________________________________________________________________ 3 LEERDOELEN _______________________________________________________________________________ 4 1 HET NORMALE STOELGANGSPATROON _____________________________________________________ 5 1.1 KENMERKEN VAN HET STOELGANGSPATROON __________________________________________________ 5 1.2 CONTINUERING VAN HET NORMALE PATROON __________________________________________________ 6 1.3 EEN GOEDE ONTLASTHOUDING ____________________________________________________________ 7 2 DEFECATIEPROBLEMEN __________________________________________________________________ 8 2.1 DIARREE ___________________________________________________________________________ 8 2.2 OBSTIPATIE ________________________________________________________________________ 10 2.3 FECALE IMPACTIE EN OVERLOOPDIARREE _____________________________________________________ 21 2.4 FAECALOMEN OF FECALE STENEN __________________________________________________________ 22 2.5 INCONTINENTIE VOOR FECES OF FECALE INCONTINENTIE ___________________________________________ 22 2.6 LAST VAN FLATULENTIE OF GASOPHOPING IN DE DARMEN__________________________________________ 23 2.7 BLOED IN DE STOELGANG _______________________________________________________________ 23 3 EENVOUDIGE ANALYSES VAN FECES _______________________________________________________ 25 3.1 INDICATIES VOOR FECESANALYSE __________________________________________________________ 25 3.2 AANDACHTSPUNTEN BIJ AFNAME __________________________________________________________ 25 3.3 CONCRETE AFNAME ___________________________________________________________________ 25 3.4 SOORTEN ANALYSES ___________________________________________________________________ 31 ANTWOORDEN OP DE DENKVRAGEN __________________________________________________________ 32 ZELFTOETSEN OP HOOFDSTUKNIVEAU _________________________________________________________ 33 BIBLIOGRAFIE _____________________________________________________________________________ 35 BIJLAGE __________________________________________________________________________________ 36 Thema 15: inleiding op defecatie 2 Inleiding Inleiding In dit themanummer wordt stilgestaan bij basiskennis omtrent defecatie; de basiskennis is een ondersteuning bij het gericht observeren, het vaststellen van stoelgangs- en verpleegproblemen, het gericht en verantwoord handelen als verpleegkundige. Er wordt een kader voor het verzamelen van gegevens aangeboden en de frequent voorkomende problemen zoals diarree en obstipatie maar ook flatulentie en bloed in de ontlasting krijgen aandacht. Het zal merkbaar zijn dat kennis van de anatomie van het maagdarmstelsel onmisbaar is om aandachtspunten, observaties, (verpleeg)problemen en aanbevolen benadering goed te kunnen begrijpen. In dit themanummer wordt ook stilgestaan bij basiskennis omtrent eenvoudige analyses van ontlasting (feces) mèt de staalafname ervan. Een staalafname dient correct te gebeuren om een betrouwbaar resultaat te bekomen. De desbetreffende paragraaf werd meegeschreven door collega’s Laurence Pisvin en Sofie Beelprez. Mag het als een kunde ervaren worden om op een voldoende discrete wijze gegevens te verzamelen, de zorgontvanger en/of zijn naaste tactvol te betrekken bij het vaststellen van verpleegproblemen en de benadering ervan. Dit thema is een ondersteuning voor het uitvoeren van A handelingen volgens art. 46 WUG1: a) het observeren, het herkennen, het evalueren en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op psychisch, fysiek als sociaal vlak; b) het uitvoeren van de verpleegkundige diagnostiek en het bepalen van de te verstrekken verpleegkundige zorg; het voorschrijven van verpleegkundige zorg; het coördineren van verpleegkundige zorg; het delegeren van technisch verpleegkundige verstrekkingen; het toezicht op de uitvoering van gedelegeerde technisch verpleegkundige verstrekkingen en zorg; c) het bijdragen aan de medische diagnosestelling, het meewerken aan de klinische bewaking van de gezondheidstoestand, het beoordelen van de evolutie van die gezondheidstoestand en het deelnemen, al of niet als lid van het interdisciplinair zorgteam, aan de uitvoering van de voorgeschreven behandelingen; d) het informeren en adviseren van de patiënt en/of zijn omgeving, het geven van gezondheidsvoorlichting en -opvoeding; e) het voortdurend bijstaan, uitvoeren en helpen uitvoeren van interventies en handelingen, waardoor de beoefenaar van de verpleegkunde het behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid van gezonde en zieke personen en groepen beoogt; h) het analyseren van de kwaliteit van de zorg met als doelstelling de eigen beroepsuitoefening als verpleegkundige te verbeteren 1 WUG. = de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen Thema 15: inleiding op defecatie 3 Leerdoelen Leerdoelen Na het bestuderen van dit thema kan je als student ✓ Basisterminologie, eigen aan dit thema uitleggen, aanwenden en op een begrijpelijke wijze gebruiken in contact met de zorgontvanger, mantelzorgers en teamleden ✓ Gericht en discreet observeren en gegevens verzamelen betreffende defecatie daarbij kan de student toetsen aan wat normaal/aangewezen is ✓ Vanuit observaties en achtergrondkennis (verpleeg)problemen vaststellen ✓ Gepast verpleegkundige interventies plannen in geval van diarree, obstipatie, fecale impactie, fecalomen, fecale incontinentie, flatulentie, bloed in de stoelgang en deze ook evalueren ✓ Vanuit kennis/inzicht de zorgontvanger (ZO)/mantelzorger kunnen informeren en adviseren i.v.m. stoelgang(problemen) ✓ Een staal feces afnemen bij ZO of ZO de nodige informatie verstrekken in functie van een correcte, betrouwbare staalafname; hierbij ook kunnen motiveren ✓ Weergeven waartoe een fecesstaal wordt afgenomen ✓ Gericht en discreet observeren en gegevens verzamelen betreffende ontlasting daarbij kan de student toetsen aan wat normaal/aangewezen is ✓ Gepast rapporteren Thema 15: inleiding op defecatie 4 1 Het normale stoelgangspatroon 1 Het normale stoelgangspatroon Voor veel mensen is defeceren (stoelgang maken, ontlasten) een dagelijkse, probleemloos verlopende act waar weinig wordt bij stilgestaan; voor anderen is het een zorg omdat het maken van stoelgang soms een ware martelgang is, denk maar aan diarree en obstipatie (zie 2). Vooraleer men een afwijkend stoelgangspatroon en defecatieproblemen kan vaststellen, dient men te weten wat het normale stoelgangspatroon is van de zorgontvanger. Ieder stoelgangspatroon is individueel verschillend, weliswaar binnen bepaalde grenzen. 1.1 Kenmerken van het stoelgangspatroon Er zijn een aantal factoren die dit patroon beïnvloeden: humaan-biologische kenmerken, belevingskenmerken en cultureel bepaalde aspecten. 1.1.1 Humaan-biologische kenmerken Observatiepunt Normaal Frequentie tussen 3×/dag tot 3×/week (meestal 1à2/dag) Consistentie half vast zie de Bristol ontlastingsschaal (of ‘Bristol stool form scale’ of ‘Bristol stool chart’ in bijlage 1) Kleur licht bruine kleur + glanzend Vorm worstvormig (vorm darmlumen) Geur meestal niet te sterk Hoeveelheid 100 à 150 gr/dag Timing meestal in de ochtenduren, kan ook uiteenlopende momenten zijn 1.1.2 Belevingskenmerken De beleving omtrent stoelgang uit zich op 4 verschillende wijzen; de eerste 3 wijzen naar speciale gevoeligheden van mensen Schaamte voor geluiden (”anderen kunnen meeluisteren”) Geurgevoeligheid (geroken worden bij ontlasting) Hygiënegevoeligheid: vooral bij vrouwen omwille van het lijfelijk contact met het sanitair Toiletattitude (betreft een globale houding t.a.v. stoelgang) o + : de geregelde uitscheiding wordt aanzien als een ontlasting, een rustmoment Thema 15: inleiding op defecatie 5 1 Het normale stoelgangspatroon - : uitscheiding wordt aanzien als een kwelling, een noodzakelijk kwaad (de mensen verblijven kort op de WC) 1.1.3 Cultureel bepaalde aspecten De omgang met stoelgang is cultureel bepaald: bijv.: ”wc-lezen” Inrichting wc: thuis anders dan in instellingen. Daardoor weinig mogelijkheden tot wc- rituelen waar men aan gehecht is (bijv. wc-roken). Het fenomeen van de aangeklede wc. Al dan niet aanwezig zijn van verwarming o Indien geen verwarming: jachtig defeceren o Indien wel verwarming: de tijd kunnen nemen om te defeceren 1.2 Continuering van het normale patroon Uit het voorgaande blijkt dat iedereen een uniek stoelgangspatroon heeft, dit uniek beleeft en dat het afhankelijk is van veel factoren. Een opname in het ziekenhuis is een ‘andere situatie/context’ en kan het normale stoelgangspatroon verstoren. Als verpleegkundige dient men zich hiervan bewust te zijn: o Het ‘noodgedwongen moeten’ defeceren op een toiletstoel in een kamer van vier personen kan heel wat schaamte oproepen en leiden tot het ophouden van stoelgang met uiteindelijk obstipatie tot gevolg o Het dagelijks evalueren van het stoelgangspatroon bij gehospitaliseerde ZO is een must hierbij rekening houdende met het normale stoelgangspatroon van de specifieke zorgontvanger. Indien een ZO met een normaal voedingspatroon, een stoelgangsfrequentie heeft van 2  dag, dan stelt er zich een probleem wanneer de ZO na 2 dagen nog geen defecatie heeft gehad. Thema 15: inleiding op defecatie 6 1 Het normale stoelgangspatroon 1.3 Een goede ontlasthouding Een goede ontlasthouding is ontspannen met voeten plat op de grond een beetje wijdbeens met de ellebogen op de bovenbenen/knieën met de onderrug ‘iets’ bol met een ontspannen bekkenbodem De “koetsiershouding” (een open communicatiehouding) blijkt ook aan voorgaande beschrijving te voldoen Thema 15: inleiding op defecatie 7 2 Defecatieproblemen 2 Defecatieproblemen 2.1 Diarree 2.1.1 Bepaling Diarree is de frequente passage van slappe of waterige stoelgang 2.1.2 Ontstaansmechanisme Bij diarree treedt er een verstoring op in het indikkingsproces in de dikke darm. Aan het einde van de dunne darm is de vertering en de opname van voedsel gedaan. De vloeibare darminhoud gaat dan in de dikke darm over waar de indikking moet plaats vinden. 2.1.3 Mogelijke klachten en symptomen defecatiefrequentie  dunne feces incontinentie voor feces (zich moeten haasten om tijdig het toilet te bereiken) klachten en symptomen t.g.v. dehydratatie (zie VMV1, themanummer 9, voedsel en vochtinname) buikkrampen bij rectaal toucher: o bij ‘normale’ diarree: leeg rectum of slappe stoelgang aanwezig o bij overloopdiarree/valse diarree: mogelijks harde feces in het rectum (zie 2.3) 2.1.4 Oorzaken Voeding o verandering van voeding o jonge groenten in de lente, nieuwe aardappelen o individuele gevoeligheid tegenover bepaalde voedingsmiddelen (vb. peren, volkoren brood, appelmoes, alcohol,...) o bedorven voedsel: indien niet vers genoeg, of te lang warm gehouden o te gekruid of te vet voedsel o intolerant of allergie voor bepaalde voedselsoorten (bijv. melkproducten of tarwe) … o … Sondevoeding (zie VMV deel 2, themanummer 14, voedsel en vochtinname, toedienen van sondevoeding) Psychische factoren Thema 15: inleiding op defecatie 8 2 Defecatieproblemen o als stress (bijv. vóór de bevalling), angst (diarree vóór een belangrijke sollicitatie, vergadering, examen of onderzoek) Geneesmiddelen o bijwerkingen t.g.v. medicatie ▪ bijvoorbeeld bij antibiotica: zij vernietigen de gezonde darmflora o misbruik van laxeermiddelen Pathologie o Acute diarree, die minder lang dan 14 dagen duurt en vaak in associatie met braken en buikkrampen voorkomt, is meestal te wijten aan een infectie van het darmstelsel (bijv. gastro-enteritis). In de darmen zorgen de ziekteverwekkers (virussen of bacteriën) voor een ontsteking van de darmwand. De darmwand geeft altijd een beetje vocht af, maar bij een ontsteking meer dan normaal. Bovendien kan de darmwand bij een ontsteking moeilijk vocht of voedingsstoffen opnemen. Vocht en voedingsstoffen komen dan als heel dunne ontlasting naar buiten. Deze vorm van diarree hoeft meestal geen behandeling met antibiotica en verbetert meestal binnen de 48 uren o Andere mogelijke oorzaken: ▪ Irritable Bowel Syndrome of Prikkelbaar Darm Syndroom ▪ ziekte van Crohn (veroorzaakt chronisch diarree) ▪ darmkanker (veroorzaakt mogelijks chronisch diarree) ▪ coeliacie : allergie voor gluten in granen (idem) ▪ overactieve schildklier (veroorzaakt chronisch diarree) ▪ na het wegnemen van een deel van de maag (veroorzaakt chronisch diarree) 2.1.5 Verpleegproblemen t.g.v. diarree (dus OPVOLGEN!!) gevaar voor dehydratatie of uitdroging; als de ZO ook nog moet braken of koorts heeft, verliest hij nog meer vocht (zie VMV1, themanummer 9, voedsel en vochtinname). medicatie wordt minder goed opgenomen en werkt te weinig/onvoldoende/tot niet Bijvoorbeeld: de anticonceptiepil kan minder betrouwbaar worden als de ZO ernstige waterdunne diarree heeft. gevaar voor elektrolytenstoornis gevaar voor pijnlijke, geïrriteerde aars 2.1.6 Preventie Mogelijks de oorzaken uitsluiten/aanpakken 2.1.7 Behandeling + verpleegkundige interventies Causale behandeling Thema 15: inleiding op defecatie 9 2 Defecatieproblemen Vochtverlies compenseren door de zorgontvanger regelmatig kleine beetjes (niet te veel na elkaar, maar één kopje vocht per keer; dit is 100-150 milliliter) te doen drinken. Wel ervoor zorgen voldoende vocht (water, thee, heldere soep, rijstwater, …) in te nemen; volwassenen moeten per dag minstens 1,5 liter drinken, voor kinderen geldt dat ze minstens 1 liter per dag moeten drinken. Indien dit moeilijk is, bijv. omdat de hoeveelheid té groot is of omdat de zorgontvanger comateus is, slikmoeilijkheden heeft of moet overgeven, dan moet een infuus worden aangelegd. Observeren op dehydratatie (zie VMV1, themanummer 9, voedsel en vochtinname) Bij acute diarree t.g.v. darminfectie is er vaak minder eetlust. Er blijkt echter geen reden te zijn om te vasten of te diëten, zoals vroeger vaak werd aanbevolen. Integendeel, hoe sneller men opnieuw gewone, gezonde voeding tot zich neemt, hoe sneller men herstelt. Voeding maakt daarbij de nodige bouwstenen en energie aan voor het lichaam. Dus, zodra men trek heeft, kan men weer gaan eten. Ook bij kinderen beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie aan zo snel mogelijk de normale flesvoeding of borstvoeding te hervatten. Wat de voeding betreft, eet de ZO het best wat hij verdraagt; enkele aanbevelingen ‘kunnen’ zijn: o Voldoende mineraalrijke vloeistoffen laten drinken zoals rijstwater, sap van gekookte wortelen, yoghurt bij antibiotica, appelsap, bouillon van een blokje, frisdrank o Vetarm voedsel zoals rijst, droge toast of brood, soep, gekookte aardappelen, gepureerde groenten, fruit in blik en gevogelte zijn aanbevolen; als de ZO zich weer beter voelt, kan hij geleidelijk terug overgaan naar normale voeding. o Mijden van prikkelende kruiden, alcohol. Antidiarreemiddel bij acute diarree, ook aan te bevelen wanneer men niet vlot genoeg een toilet kan bereiken; bij chronische diarree dient de arts te worden geraadpleegd. Bij irritatie van de anale streek een zachte soort toiletpapier gebruiken, aars reinigen met water en lokaal zinkoxidezalf (voorbeelden: Inotyol®, Mitosyl®) om de huid wat vettig te houden. 2.2 Obstipatie Studeeraanwijzingen OBSTIPATIE IS EEN VEELVOORKOMEND SYMPTOOM; ZOWEL IN DE THUISSITUATIE ALS IN VOORZIENINGEN, ZOWEL BIJ GEZONDEN ALS BIJ ZIEKEN, ZOWEL BIJ JONG ALS OUD, … ZIET MEN DIT SYMPTOOM OPDUIKEN. WAT VOLGT, IS DUS GOED TE KENNEN LEERSTOF GEZIEN HET VEELVULDIGE VOORKOMEN IN DE PRAKTIJK! Thema 15: inleiding op defecatie 10 2 Defecatieproblemen 2.2.1 Definitie Men spreekt van het symptoom obstipatie bij volwassenen (Diemel, 2010) wanneer ten minste twee van de volgende symptomen aanwezig zijn: o defecatiefrequentie ≤ 2 per week; o hard persen tijdens defecatie; o harde en/of keutelige defecatie; o gevoel van incomplete defecatie (=het gevoel zich niet volledig te kunnen ontlasten) o gevoel van anorectale obstructie of blokkade; o feces moet manueel verwijderd worden. Synoniemen voor obstipatie zijn o constipatie o luie darmen o ”verstopping” o hardlijvigheid o “moeite met de stoelgang” 2.2.2 Voorkomen Jaarlijks ziet de huisarts ongeveer 6 mannen en 11 vrouwen met obstipatie per 1000 patiëntencontacten. Het probleem wordt vermoedelijk wel nog ernstig onderschat. Ongeveer tien tot dertig procent van de algemene bevolking ervaart op enig moment klachten van obstipatie. Jonge kinderen en (immobiele) ouderen hebben vaker last van obstipatie. (https://www.gezondheidenwetenschap.be/richtlijnen/obstipatie-of- verstopping-bij-volwassenen, 28 dec. 2022) 2.2.3 Betekenis van obstipatie voor de ZO Constipatie is een symptoom dat de kwaliteit van leven sterk doet dalen en het zet een rem op het sociale leven. Een behandeling is dus noodzakelijk voor het normaal functioneren van de zorgontvanger. 2.2.4 Kenmerken Veranderd defecatiepatroon met als hoofdkenmerken: o het ontbreken van voldoende stoelgang o de vertraging in de normale frequentie ervan o hardere, drogere stoelgang dan normaal met moeite bij het uitdrijven van de stoelgang o noodzaak tot persen Thema 15: inleiding op defecatie 11 2 Defecatieproblemen o lange defecatieduur o pijn bij ontlasten Mogelijke begeleidende klachten zijn: o darmkrampen/buikpijn o algemeen onwel gevoel/malaise o anorexie (= verminderde eetlust, dalend lichaamsgewicht) o misselijkheid, braken o een gespannen buik (gezwollen abdomen) en pijnlijke buik, opgezet gevoel o hoofdpijn, rugpijn o flatulentie o vermoeidheid o slecht humeur o soms verwardheid (soms agitatie bij ZO met cognitieve stoornissen) o ZO klaagt van ▪ defecatie die te hard is, te zelden, te beperkt in hoeveelheid ▪ kleine harde ”keutels” ➔ inspecteren van de stoelgang ▪ jeuk t.h.v. aars door kleine kwetsuurtjes ▪ moeten persen en pijn bij persen ➔ inspectie van aars(-omgeving) ▪ pijnlijke aars ➔ inspectie van aars(-omgeving) ▪ pijn anaal bij defeceren ➔ inspectie van aars(-omgeving) ▪ bloed aan toiletpapier, bloed op de stoelgang ➔ inspectie van aars(- omgeving) ▪ veranderd tijdstip van defeceren (later dan normaal) ▪ minder voelen van aandrang tot defeceren ▪ gevoel van onvolledige ontlediging van het rectum Als de zorgontvanger meedeelt dat hij geconstipeerd ('verstopt') is, dan is het stellen van volgende vragen wenselijk: o Vragen gebaseerd op de symptomen: ▪ Wat is de normale stoelgangfrequentie? -patroon? ▪ Wanneer laatste defecatie gehad? Hoelang reeds een vertraagd patroon? ▪ Hoe is de stoelgangconsistentie? Wordt voldoende gedronken? ▪ Hoe verloopt de defecatie? Pijnlijk? ▪ Is er volledige ontlasting? ▪ Hoe verloopt het defeceren? Moeilijk? o Is er verandering te merken in stoelgang, defecatie? o Is er wel voldoende aanvoer van voedsel: m.a.w. eet de zorgontvanger genoeg (bijvoorbeeld nuchter na operatie)? ➔ hier een misvatting vanwege de ZO o Hoe ziet de stoelgang eruit? Bloed aanwezig? Slijm? o Is er stoelgangdrang, maar toch geen stoelgang kunnen maken? o... Thema 15: inleiding op defecatie 12 2 Defecatieproblemen 2.2.5 Mogelijke oorzaken Er kan onderscheid gemaakt worden tussen somatische/organische en functionele oorzaken. Onderliggende somatische oorzaken komen vooral voor bij volwassenen en zelden bij kinderen. Men spreekt zodoende van organische en functionele obstipatie (Peeters, 2017). Zoals je zult merken dient de klacht obstipatie ernstig genomen te worden daar bepaalde aandoeningen zoals kanker onderliggend aanwezig kunnen zijn. Organische obstipatie o Ziekten ▪ in de meeste gevallen van obstipatie is er geen organische oorzaak te vinden (Diemel, 2010) ▪ bij plotse verstopping met krampen en koorts, bij wispelturig ontlastingspatroon is de dokter de eerste raadsman ▪ colorectaal carcinoom: alléén obstipatie is echter zelden het eerste en enige symptoom van een colorectaal carcinoom ▪ een ileus (Diemel, 2010) een mechanische ileus is een obstructie van het darmlumen op het niveau van de dunne darm of de dikke darm door een streng, volvulus, tumor of strictuur. Dit kan gepaard gaan met steeds toenemende buikpijn en het steeds verder opzetten van de buik en (fecaal) braken. Bij een paralytische ileus (ook wel pseudo-obstructie genoemd) ontbreekt een mechanische oorzaak en is de gestoorde darmpassage het gevolg van het niet of ineffectief contraheren van de darmwand. Dit komt voor na intra-abdominale ingrepen, bij peritonitis door welke oorzaak ook en als zeldzame complicatie van medicamenten die de darmmotiliteit negatief beïnvloeden. ▪ diabetes mellitus (autonome neuropathie kan leiden tot een verlengde darmpassagetijd) en hypothyroïdie ▪ neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson en multipele sclerose (MS) kunnen als autonoom verschijnsel (neuropathie) obstipatie geven, maar ook de bijkomende immobiliteit van de zorgontvanger speelt een rol bij het ontwikkelen van obstipatie. ▪ nà urogynaecologische ingrepen ▪ verminderde peristaltiek (na een ingreep kan de colonmotoriek 1 tot 5 dagen vertraagd zijn) o Bij zwangerschap ontstaat obstipatie doordat het hormoon progesteron een vertraagde darmpassage veroorzaakt, waardoor meer vocht wordt onttrokken aan de feces. o Diverse medicamenten kunnen als bijwerking obstipatie geven. Voorbeelden zijn: Thema 15: inleiding op defecatie 13 2 Defecatieproblemen ▪ opioïden (deze verminderen de darmperistaltiek; bij gebruik van opioïden wordt aanbevolen tegelijkertijd te starten met een laxans!!!) ▪ anticholinerge medicamenten (anticholinerge antihistaminica, tricyclische antidepressiva, antipsychotica, parkinsonmedicatie, oxybutynine) ▪ anti-epileptica ▪ bisfosfonaten ▪ ijzer- en calciumpreparaten ▪ cardiovasculaire medicatie zoals diuretica (frequent aangewend; zorgen voor indikking van de feces door dehydratie) en calciumantagonisten ▪ aluminiumbevattende antacida ▪ NSAID’s2 1. Denkvraag WELKE AANBEVELINGEN KAN JE HIER DOEN AAN (STUDENT-)V? Functionele obstipatie (geen onderliggende aandoening aanwezig) o Bij het ontwikkelen van functionele obstipatie spelen weinig lichaamsbeweging, weinig drinken, onvoldoende vezelinname en niet toegeven aan defecatiedrang mogelijk een rol. De wetenschappelijke onderbouwing voor in de praktijk veel gegeven adviezen die hierop inhaken, is echter (zeer) beperkt. o Algemene verklaring ▪ Voedsel wordt door de dikke darm naar de endeldarm geduwd door samentrekkingen van de darmwand. Terwijl het door de dikke darm gaat, worden er water en zouten uit opgenomen. Wat achterblijft, zijn afvalstoffen die uiteindelijk de ontlasting vormen. Wanneer de ontlasting de endeldarm bereikt, is deze vrij stevig geworden doordat het meeste water is geabsorbeerd. Als het voedsel te langzaam door de darmen beweegt, onttrekt de dikke darm er te veel water aan en wordt de ontlasting hard en droog. Dit levert dan problemen op met het defeceren. Deze traagheid kan veroorzaakt worden doordat de darmen onvoldoende samentrekken en doordat er te weinig afvalmateriaal is. Dit laatste kan weer het gevolg zijn van een gebrek aan vezels of vocht in het voedsel. 2 NSAID’s = niet-steroïdale anti-inflammatoire drugs, deze hebben analgetische, antipyretische, ontstekingsremmende en sommige ook antiaggregerende eigenschappen; enkele voorbeelden zijn Cataflam®, Diclofenac®, Voltaren® Thema 15: inleiding op defecatie 14 2 Defecatieproblemen ▪ Afname van de darmsamentrekkingen kan komen door een zittend leven. Bij het ouder worden zijn er ook minder darmbewegingen. ▪ ‘Het defecatiereflex wordt ingezet door samentrekkingen van de dikke darm (peristaltische bewegingen) die in de regel 4 tot 10 keer per dag optreden, vooral na het opstaan (orthocolische reflex) en na de hoofdmaaltijden (gastrocolische reflex) (De Wit, 2007)’. o Specifieke toelichting wat voeding betreft ▪ te weinig vezels: onoplosbare vezels (bijv. in volkoren brood) zuigen zich in de darmen vol met water en houden de ontlasting zacht (bij voldoende vochtopname); oplosbare vezels (in groenten en fruit) absorberen ook water en stimuleren de darmsamentrekking; bij tekort aan vezels is de massa stoelgang te klein om de darmmotoriek te stimuleren ▪ te weinig eten: de massa stoelgang is te klein om de darmmotoriek te stimuleren ▪ te veel vezels in combinatie met te weinig vochtinname: de massa stoelgang is niet volumineus genoeg en te droog om vlot voortbewogen te worden ▪ onvoldoende drinken waardoor de massa stoelgang te droog is om vlot voortbewogen te worden ▪ gewijzigde eetgewoonten zoals bijv. melkvoeding bij maagzweer of bijv. op reis waarbij de normale voeding (met normaal defecatiepatroon) vervangen wordt door minder laxerende voeding o Specifieke toelichting wat psychische factoren betreft ▪ men heeft een afkeer voor ”Franse toiletten”, vieze schooltoiletten, … waardoor men de aandrang tot defeceren onderdrukt zodat de stoelgang gaat indikken en moeilijk kan uitgescheiden worden ▪ stress o Specifieke toelichting wat leefgewoonten betreft minder beweging kan een oorzaak zijn doch vaak spelen andere factoren mee een rol; dit kan voorkomen bij o niet zieke mensen met sedentaire levenswijze o bewegingsarmoede bij hospitalisatie naar aanleiding van verlamming, orthopedische ingreep, o langdurige bedlegerigheid o zetelgebonden zorgontvangers o gedwongen immobiliteit na bijv. een fractuur verandering van (dag-)ritme (op reis: lang stilzitten op de bus, in de auto, …) Thema 15: inleiding op defecatie 15 2 Defecatieproblemen tekort aan privacy (bijv. V. blijft op de kamer terwijl de ZO defeceert op de toiletstoel) niet toegeven aan het defecatiereflex (een prikkel die niet wordt beantwoord, verdwijnt; een prikkel die nooit wordt beantwoord, ontstaat niet meer; het voortdurend negeren van de defecatiedrang betekent het verder indikken van de feces, het uitzetten van het rectum en ontstaan van nog meer harde feces); bij kinderen is ophoudgedrag een van de belangrijkste oorzaken van obstipatie (Diemel, 2010). geen tijd nemen om te defeceren, defecatie uitstellen ongemakkelijke houding op de bedpan/toilet (te hoog) o Personen die lijden aan IBS (irritable bowel syndrome = PDS = prikkelbare darmsyndroom) hebben een darmfunctiestoornis. 2.2.6 Gevolgen van onbehandelde obstipatie Onbehandelde obstipatie kan vervelende gevolgen hebben, zoals fecale impactie: ontlasting die zo sterk is ingedikt dat spontaan lozen helemaal niet meer lukt. Meestal zit de impactie in het rectosigmoïd, waar de dikke darm overgaat in het rectum. Fecale impactie kan leiden tot een ileus of in extreme gevallen zelfs tot darmperforatie. Regelmatig hard persen en dikke defecatie kan ook leiden tot lokale problemen als hemorroïden en anale fissuren. Door de pijn die obstipatie veroorzaakt kunnen ZO’s bang worden om naar het toilet te gaan. Zo ontstaat een vicieuze cirkel. Inwendig kan verhoogde druk op de darmen divertikels veroorzaken, met name in de linkszijdige dikke darm, waar de ontlasting al het meest is gevormd. Een ZO hoeft daar niets van te merken, maar soms veroorzaken divertikels bloedingen en buikpijn. (Broersma, 2021) Deze complicaties kunnen voor heel wat verpleegproblemen zorgen zoals o Slechte nachtrust door buikpijn o Moeite met het zich kunnen oriënteren (= desoriëntatie) door urineretentie o Last van anale jeuk en pijn tgv anale fissuren o … Het veelvuldig persen bij obstipatie moet men voorkomen. Dit is slecht voor een goede werking van het defecatieproces. Persen wordt ontraden bij zorgontvangers met hartaandoeningen, oogoperaties en zorgontvangers met een verhoogde druk binnen de schedel; persen doet namelijk de druk nog meer toenemen. Thema 15: inleiding op defecatie 16 2 Defecatieproblemen 2.2.7 Verpleeginterventies ter preventie van functionele obstipatie Mogelijke oorzaak proberen te achterhalen; zeker niet onmiddellijk grijpen naar geneesmiddelen Leefstijlmaatregelen bespreken met de ZO en helpen opvolgen o de dag opstarten met 2 glazen lauw water op de nuchtere maag (duodenocolische reflex) o regelmaat in het voedingspatroon, met 3 hoofdmaaltijden (opwekken defecatiereflex) en een volumineus ontbijt (gastrocolische reflex) (naar De Wit N., 2007) o ontbijt dus niet overslaan o lichaamsbeweging bevordert de peristaltische darmbeweging; bij voorkeur dagelijks een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit (aangepast aan de leeftijd en omstandigheden van de zorgontvanger). o voldoende vochtinname (onder de vorm van water of fruitsap) m.n. 1,5 tot 2 liter per dag voor volwassenen (indien hiervoor geen tegenindicatie is); het best is een fles water van 1 liter in de buurt te houden en te zorgen dat deze op het eind van de dag leeg is en dan nog 0,5 tot 1 liter bij de maaltijden NB: Volgens een wetenschappelijk onderzoek is er geen enkel bewijs dat meer drinken resulteert in minder obstipatie bij ZO met chronische obstipatie; enkel in geval van dehydratatie kan meer vochtopname constipatie met succes behandelen (Artsenkrant, febr. 2005). Bij milde vormen van obstipatie kan dit wel helpend zijn. o vezelrijk voedsel + voldoende drinken; de belangrijkste leveranciers van voedingsvezels zijn: ▪ volkoren- en roggebrood ▪ volle rijst en volle deegwaren ▪ verse groenten en fruit (bij elke maaltijd) ▪ aardappelen ▪ noten en peulvruchten zoals bruine en witte bonen ▪ erwten en linzen NB: Sommige geconstipeerde patiënten kunnen worden geholpen met een meer vezelrijke voeding. Het is echter geen “passe-partout”-oplossing die bij alle patiënten werkt. Bij sommigen met een meer ernstige constipatie is deze aanpak zelfs af te raden omdat het de symptomen kan verergeren (Hiele M., 2005). o zoveel mogelijk een vast tijdstip voorzien voor de stoelgang (bijv. de ZO 's morgens na de verzorging naar wc of de wc-stoel aan het bed begeleiden) o defecatiereflex niet onderdrukken: bij eerste aandrang naar het toilet gaan o zorgen voor voldoende privacy en voldoende tijd nemen voor het defeceren Thema 15: inleiding op defecatie 17 2 Defecatieproblemen o een goede houding op wc aannemen: rechtop zitten tijdens defeceren zodat de zwaartekracht een duwtje bij kan geven, een wat hurkende houding is het best (ev. een voetenbankje gebruiken) o zoveel mogelijk stressfactoren uitschakelen; bijv. mijden dat anderen kunnen meeluisteren tijdens het defeceren o Als aan bovenstaande adviezen is voldaan, is het niet noodzakelijk om extra vocht, extra vezels of extra beweging aan te bevelen. Het is niet wetenschappelijk aangetoond dat extra vocht, extra vezels en extra beweging naast een normaal dieet- en bewegingspatroon een gunstig effect hebben op obstipatie. Als de zorgontvanger niet in staat is voldoende vezels aan zijn dieet toe te voegen, kunnen vezelpreparaten aanbevolen worden (Diemel, 2010). o Probiotica zijn niet bewezen effectief bij obstipatie (Diemel, 2010). Bij voorbeschikte ZO opgenomen in een ziekenhuis of WZC is het dagelijks opvolgen van het stoelgangspatroon een must om zo obstipatie te voorkomen; hoe later gedetecteerd, hoe ingrijpender de te nemen maatregelen zijn! Niet alleen navragen óf de ZO stoelgang had, maar ook of dit voor de ZO normale defecatie was Voorbeschikte ZO inlichten Soms reeds preventief laxantia inschakelen 2.2.8 Behandeling van obstipatie in samenspraak met de ZO + verpleegkundige interventies Causale en/of symptomatische behandeling in samenspraak met de arts o Begeleidende klachten rapporteren; denk hierbij terug aan de mogelijks onderliggende problematiek o Bijv. nagaan of er geen geneesmiddelen genomen worden die de obstipatie in de hand werken. Indien ja, dan dubbel aandacht geven aan leefstijlmaatregelen en niet te lang wachten om een aangepast laxeermiddel te geven. Leefstijlmaatregelen verder toepassen (zie hoger) Zorgontvangers die ondanks verandering in leefstijl last van obstipatie houden en in geval van grote hinder, kunnen worden ingesteld op therapie met laxantia. Het doel van de behandeling is om de ontlasting te verzachten en vervolgens zacht te houden. Ook best uitleggen dat langdurig gebruik van laxantia niet leidt tot een ‘luie darm’. Thema 15: inleiding op defecatie 18 2 Defecatieproblemen Er zijn 4 belangrijke groepen laxativa nl: vezelpreparaten ▪ Deze middelen zorgen ervoor dat de ontlasting water vasthoudt, of zwelmiddelen zodat deze zacht blijft en gemakkelijk uitgedreven kan worden. of Tevens geven ze de ontlasting meer volume, waardoor de volumevergroter spierwerking van de darm wordt gestimuleerd. Het kan enkele dagen s duren voordat hun werking effect sorteert ▪ bijv. lijnzaad, zemelen, zaden en zaadvlies, sterculiagom, psylliumvezels, mengsel van vezels (Stimulance Multi Fibre Mix®) ▪ VOORWAARDE = VOLDOENDE DRINKEN osmotische ▪ De osmotisch werkende laxantia zijn slecht resorbeerbaar waardoor laxeermiddelen via osmose relatief veel water in de darm wordt vastgehouden. Hierdoor: of waterbinders verhoogt het watergehalte van de feces en verzacht de consistentie van de feces; bevordert, door vergroting van de darminhoud, de darmperistaltiek. Dit stimuleert de stoelgang en verkort de passagetijd van de feces. (https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/laxantia__osmotisch_werke nde, 2024 11 24) ▪ 2 groepen osmotische laxeermiddelen zonder zout (lactulose zoals Duphalac®) osmotische laxeermiddelen met niet-absorbeerbare zouten (macrogolen zoals Colopeg®, Movicol®) ▪ = middelen van eerste keus, zowel bij volwassenen als bij kinderen ouder dan 1 jaar!!! contactlaxativa ▪ verhogen de intestinale motiliteit en dus ook de peristaltiek ▪ deze prikkelen zenuwvezels en spiertjes in de darm ▪ bijv. Dulcolax®, Laxoberon® ▪ het is een fabel dat deze groep de darmen lui maakt bij langdurig gebruik; dus indien nodig mogen contactlaxativa chronisch gebruikt worden (Schoenmaekers, 2011) rectale laxativa ▪ wanneer bij acute obstipatie snelle werking is gewenst, kan rectale toediening van laxantia worden overwogen ▪ doch dient de psychische belasting hiervan niet te onderschat worden (vooral bij kinderen) ▪ belangrijk hulpmiddel voor verwijderen van fecalomen (zie later) ▪ Indien orale laxantia onvoldoende werken of bij aanwezigheid van fecale impactie (zie 2.3) kunnen een of meer klysma’s aangewezen zijn. De werkzaamheid is niet wetenschappelijk aangetoond, maar Thema 15: inleiding op defecatie 19 2 Defecatieproblemen berust op praktijkervaring (https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard- obstipatie, 19 nov. 2024). ▪ zie thema 15: defecatie, lavementen e.a. Bij onvoldoende effect vanuit eerste of tweede groep laxativa kan men eerst middelen van de eerste en tweede groep gaan combineren; slechts in laatste instantie kiezen voor contactlaxantia. Om een idee te hebben van de tijdsduur voordat de laxerende werking optreedt van laxerende medicatie: zie http://www.pharmaselecta.nl/site/index.php/hoofdartikelen-archief/1999/681-366, 11 nov. 2024. Om obstipatie door opioïdgebruik te voorkomen, zijn orale laxantia aangewezen vanaf de start van de behandeling met het opioïd gezien leefstijlmaatregelen meestal niet volstaan ter preventie van obstipatie. De voorkeur gaat uit naar macrogol (met of zonder elektrolyten) of lactulose (https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/obstipatie?anch or=obstipatie_obstipatie_door_opioidgebruik, 19 dec. 2023) Fissura ani of hemorroïden, zich uitend in rectaal bloedverlies en vastgesteld bij lichamelijk inspectie, kunnen het gevolg van obstipatie zijn, maar ook bestaande obstipatie verergeren. Specifieke, lokale behandeling van beiden op doktersvoorschrift is hier aangewezen. 2.2.9 Noot !!!!!! De ongemakken van obstipatie worden door veel verpleegkundigen onderschat. Gezien het delicate onderwerp, is het van belang dat de V. bij risicopatiënten het probleem (dagelijks) bespreekbaar stelt. Geneesmiddelen worden farmaceutisch gecontroleerd en moeten een bijsluiter bevatten waarop de contra-indicaties en nevenwerkingen vermeld staan. Niet als geneesmiddel geregistreerde producten (producten met vermelding ”bevordert de darmperistaltiek”, de zgn. ”natuurlijke” producten) moeten niet aan die vereisten voldoen; dit houdt echter niet in dat ze minder schadelijk zijn dan geneesmiddelen; ze kunnen evenzeer bijwerkingen hebben, ook al worden ze gevonden in de gewone winkels. Thema 15: inleiding op defecatie 20 2 Defecatieproblemen 2.3 Fecale impactie en overloopdiarree 2.3.1 Omschrijving Onder fecale impactie wordt verstaan een ernstige situatie, waarbij de ontlasting in de dikke darm zodanig indikt en hard wordt, dat het spontaan lozen ervan niet meer mogelijk is. In de meeste gevallen bevindt de impactie zich in het rectosigmoïd. Een leeg rectosigmoïd sluit fecale impactie echter niet uit. De zorgontvanger kan zeer frequent kleine hoeveelheden zeer dunne ontlasting hebben (bij het reinigen van de aars kan het toiletpapier telkens bevuild zijn met stoelgang). Als gevolg van stagnatie van stoelgang in het rectum en sigmoïd, treden irritatie en secundaire verdunning van stoelgang op met vocht en slijm. Dit wordt omschreven als valse diarree. Andere synoniemen zijn: overloopdiarree of pseudo-diarree of paradoxale diarree. Overloopdiarree is dus diarree die voorkomt bij fecale impactie, vooral bij kinderen en ouderen, en is een uiting van ernstige obstipatie (Diemel, 2010). M.b.v. een rectaal toucher (ook PPA, palpatio per anum, genaamd) kan impactie soms worden vastgesteld; let wel: harde feces kan zich ook hoger dan het rectum bevinden en dus niet palpeerbaar zijn. 2.3.2 Gevaar Het gevaar bestaat dat de frequent naar buiten lekkende dunne stoelgang wordt aanzien als diarree, waarbij de behandeling (antidiarreïca) de onderliggende obstipatie nog erger maakt. 2.3.3 Verpleegkundige interventies De verpleegkundige interventie zal erin bestaan de feces te verwijderen ofwel d.m.v.: o een oraal laxeermiddel (bijv. macrogol in hoge dosering) voorgeschreven door de arts o een klysma dat de stoelgang zacht maakt o manuele verwijdering van de feces nà deze te hebben verweekt met bijv. glycerinesuppo o Voorkeur gaat naar een combinatie van de drie bovenstaande interventies. De verpleegkundige moet erop voorbereid zijn dat het verwijderen van de harde prop veelal gepaard gaat met pijn bij om het even welke interventie. Thema 15: inleiding op defecatie 21 2 Defecatieproblemen 2.4 Faecalomen of fecale stenen 2.4.1 Wat? Wanneer stoelgang te lang aanwezig is in het rectum, heeft het de kans om hard te worden en zich tot een harde prop te vormen. Daardoor wordt het moeilijk tot vaak onmogelijk deze prop op een natuurlijke wijze (door persen) te verwijderen. 2.4.2 Behandeling Het gebruik van een oraal laxeermiddel heeft vaak geen onmiddellijke uitkomst. Vrijwel steeds is men aangewezen op de manuele verwijdering van de fecalomen nà fecesverweking (zie hoger en zie thema 15, fecale uitscheiding, lavementen e.a.). Preventie is hier de boodschap 2.5 Incontinentie voor feces of fecale incontinentie 2.5.1 Wat? Dit is ongewild stoelgangverlies (kan zowel vloeibare of vaste ontlasting zijn). 2.5.2 Mogelijke oorzaken Hevige diarree door een infectie of inname van laxativa, bestraling, medicatie, CVA, dwarslaesie, spierziekten, colorectale aandoeningen (zoals colitis ulcerosa, diverticulitis, kanker, anale sfincterbeschadiging), verlies van cognitieve functie, lichamelijke invaliditeit waardoor het toilet niet tijdig kan bereikt worden, … 2.5.3 Mogelijke gevolgen, behandeling Naast het zware belevingsprobleem (zeer gênant, beperking van het sociale leven, afgehouden worden van de gewone dagelijkse bezigheden), kunnen dezelfde problemen voorkomen als bij diarree. De behandeling speelt in op de oorzaak/oorzaken De zorgontvangers gebruiken soms incontinentiemateriaal (wat echter duidelijk minder efficiënt is dan in geval van urine-incontinentie); het gebruik van incontinentiemateriaal op zich is al een grote confrontatie voor de zorgontvanger; in sommige gevallen (incontinentie ten gevolge van een chronische aandoening zoals MS, dwarslesie, spina bifida) kan het gebruik van een anaalplug nuttig zijn. Dit hulpmiddel dient als een zetpil in het anorectale kanaal te worden gebracht en het voorkomt door absorptie dat er per ongeluk darminhoud naar buiten lekt. Thema 15: inleiding op defecatie 22 2 Defecatieproblemen Inbrengen van een anaalplug Uitzetting van de anaalplug bij verblijf in het rectum Verhelderend filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=_qv0Tm0NAKU (2024 12 01) Een andere behandelingswijze is in een aantal gevallen de retrograde colonirrigatie (zie thema over lavementen) waardoor men het verlies aan stoelgang drastisch kan verminderen waardoor de ZO het gevoel heeft veilig naar buiten te kunnen en aan sociale activiteiten te kunnen deelnemen. 2.6 Last van flatulentie of gasophoping in de darmen zie thema 15 over lavementen e.a. “plaatsen van een schoorsteentje” Last van winderigheid is bij sommige mensen typisch na het eten van koolsoorten, erwten en bonen; ook gebruik van kauwgom kan flatulentie geven. Last van winderigheid of flatus (=wind) is een normaal verschijnsel na een operatie. De darmen zijn voor de operatie leeggemaakt. Door een verminderde peristaltiek hoopt zich lucht op in de darmen. Deze lucht moet kunnen ontsnappen (flatus dus niet ophouden) zo niet hoopt deze lucht zich op en ontstaan darmkrampen. Sociaal gezien soms heel storend (isolement dreigt). 2.7 Bloed in de stoelgang Bloed in de stoelgang kan zich op verschillende wijzen presenteren … 2.7.1 Anaal bloedverlies of rectaal bloedverlies = passage van ‘zichtbaar’ bloed uit het rectum, al dan niet gemengd met stoelgang (bloedverlies kan afkomstig zijn van anus, rectum of colon) (J. Muris, 2007); het bloed kan gemengd zijn met stoelgang, op de stoelgang liggen, enkel te zien als strepen op toiletpapier, … Wordt frequent gerapporteerd als ”RBPA” (Rood Bloedverlies Per Anum) Oorzaken zijn divers zoals bloed afkomstig van aambeien, fissuren, maar ook van darmpoliep en darmkanker Thema 15: inleiding op defecatie 23 2 Defecatieproblemen 2.7.2 Melaena = pikzwarte, stinkende, plakkende (teerachtig) ontlasting (bloedverlies kan afkomstig zijn van zowel de hoge (bijv. de maag) als de lage tractus digestivus (vooral vanuit het rechter colon)); deze vorm van bloedverlies kan leiden tot levensbedreigend bloedverlies mag niet verward worden met de zwartkleuring bij ijzerinname 2.7.3 Faeces occult bloed stoelgang waarin bloed aanwezig is maar dat met het blote oog niet waarneembaar is Het opsporen van occult bloed in de feces blijft een belangrijke merker voor de opsporing van colorectale kanker Thema 15: inleiding op defecatie 24 3 Eenvoudige analyses van feces 3 Eenvoudige analyses van feces 3.1 Indicaties voor fecesanalyse Maag-darmklachten Fecesonderzoek wordt vaak verricht op verzoek van de zorgontvanger en zonder klinische indicatie, maar heeft alleen meerwaarde als men een antibiotische behandeling overweegt of een infectieuze oorzaak moet uitsluiten bij verdenking op een ernstige aandoening (Schierenberg, 2016). Opsporen van colorectale kanker 3.2 Aandachtspunten bij afname Steeds de lokale procedures van de voorziening checken!! Voor een representatief staal zorgen (geen contaminatie door urine of water of restanten van vorige defecatie) Best een fractie ontlasting nemen uit het “midden” van de ontlasting Hygiënisch werken Staal naamtekenen Afname aftekenen Staal onmiddellijk naar labo brengen 3.3 Concrete afname 3.3.1 Bij volwassenen 3.3.1.1 Materiaal Gebruik maken van een bedpan (ondersteek), toiletstoel Enkele handige hulpmiddelen voor niet-ziekenhuissituaties o De fecesvanger (bijv “Fe-Col pack”) Thema 15: inleiding op defecatie 25 3 Eenvoudige analyses van feces https://www.youtube.com/watch?v=Kio9ed1d2Pg, 24 nov. 2024 zie ook Opvangen van de stoelgang: FecesVanger, 24 nov. 2024 https://www.fecesvanger.nl/c- 2866881/product-info/, 24 nov. 2024 o De “fecotainer”: een recipiënt voor onderzoeken waarbij de gehele ontlasting nodig is of als er sprake is van ernstige vormen van diarree Thema 15: inleiding op defecatie 26 3 Eenvoudige analyses van feces Bijv. https://www.fecesvanger.nl/c-3804543/de-fecotainer/, 24 nov. 2024. Het verzamelen van ontlasting afhankelijk van de aard van het onderzoek: lees steeds goed de bijgevoegde instructies 3X 1-malig een Via een testbuis 24-uurs verzameling van 3 X 24-uurs kleine feces verzameling van feces hoeveelheid (per dag een apart recipiënt) https://www.tergooi.nl/patienteninformatie/instructies-voor-ontlastingsonderzoek- fecesonderzoek/, 24 nov. 2024 Thema 15: inleiding op defecatie 27 3 Eenvoudige analyses van feces 3.3.1.2 Verloop Bron: https://www.izore.nl/afnametechnieken/fecesvanger.htm (“instructie fecesonderzoek”), 24 nov. 2024 Instructies bij afname feces voor cultuur (bron: faeces.pdf, 2024 12 02): dit is een toevertrouwde geneeskundige handeling Thema 15: inleiding op defecatie 28 3 Eenvoudige analyses van feces 3.3.2 Afname bij zindelijke kinderen 3.3.2.1 Materiaal Niet-steriele handschoenen Laborecipiënt Labo-aanvraag + patiëntidentificatie Ev. emmertje/”potje”/nierbekken om in het toilet te plaatsen 3.3.2.2 Voorbereiding Handhygiëne Zorg voor privacy Leg de procedure duidelijk uit aan de ouders, en ev. aan het kind Vraag na wanneer het kind laatst stoelgang had. Verzamelen materiaal 3.3.2.3 Uitvoering Het kind heeft stoelgang gemaakt: Handhygiëne Handschoenen aan Met schepje een beetje stoelgang in laborecipiënt brengen + recipiënt sluiten Handschoenen uit Handhygiëne 3.3.2.4 Nazorg Recipiënt identificeren + laboformulier invullen Staal onmiddellijk naar labo brengen Dossier aftekenen Observatie patiënt 3.3.3 Afname bij zuigelingen en niet zindelijke peuters 3.3.3.1 Aandachtspunten Identificatie van de patiënt Reden van opname, diagnose of ingreep Toestand van de patiënt Reden van staalname: koorts, infectie? Handhygiëne Thema 15: inleiding op defecatie 29 3 Eenvoudige analyses van feces Staal onmiddellijk naar labo brengen 3.3.3.2 Materiaal Niet-steriele handschoenen + HO Laborecipiënt voor stoelgang (met schepje) Labo-aanvraag + patiëntidentificatie Laborecipiënt voor stoelgang of Ondoorzichtige fecescontainer “fecescontainer” 3.3.3.3 Voorbereiding Handhygiëne Zorg voor privacy Leg de procedure duidelijk uit aan de ouders, en ev. aan het kind Vraag na wanneer het kind laatst stoelgang had. Verzamelen materiaal 3.3.3.4 Uitvoering Het kind heeft stoelgang gemaakt Handhygiëne Handschoenen aan Baby verluieren Met schepje een beetje stoelgang in laborecipiënt brengen + recipiënt sluiten Handschoenen uit Handhygiëne 3.3.3.5 Nazorg Recipiënt identificeren + laboformulier invullen Staal onmiddellijk naar labo brengen (om correct resultaat te verkrijgen) Thema 15: inleiding op defecatie 30 3 Eenvoudige analyses van feces Dossier aftekenen Observatie patiënt 3.4 Soorten analyses Microbiologisch onderzoek o kan duidelijk maken of er misschien ziekmakende bacteriën, virussen of parasieten in de darmen aanwezig zijn DNA-diagnostiek (Schierenberg, 2016) via PCR-techniek (polymerase chain reaction) o Van oudsher werd feces in het laboratorium onderzocht met behulp van kweken en microscopie. Dit was een bewerkelijke en tijdrovende methode en bovendien waren sommige verwekkers niet te kweken of niet van elkaar te onderscheiden. o PCR-techniek naar DNA-materiaal van een micro-organisme is ▪ Snel ▪ gevoelig ▪ patiëntvriendelijk (1 staalname i.p.v. 3) De aanwezigheid van occult bloed in de ontlasting o kan een aanwijzing zijn voor een darmpoliep of darmtumor Extra informatie https://www.medina.be/nl/richtlijnen-afname/afname-stoelgang/, 27 nov. 2024 De hoeveelheid calprotectine in de ontlasting o kan duidelijk maken of er sprake is van een chronische darmontsteking zoals de ziekte van Crohn of het prikkelbare darmsyndroom De hoeveelheid vet aanwezig in een 48- en 72-uurscollectie van ontlasting o Een verhoogd vetgehalte in de feces wijst op een organische achtergrond en is het gevolg van malabsorptie (oorzaak is meestal gelegen in dunne darm of pancreas)(de Jongh, 2005) Thema 15: inleiding op defecatie 31 Antwoorden op de denkvragen Antwoorden op de denkvragen 1) Mogelijke aanbevelingen: o Steeds bijsluiter lezen en meteen goed opvolgen van stoelgangspatroon o ZO informeren over belang lezen bijsluiter, belang opvolgen stoelgang o Wanneer het gaat om verdoving wordt aanbevolen van terzelfdertijd te starten met een laxativum (het probleem al preventief aanpakken dus) Antwoorden uit de vragenreeks (hieronder) 6 Vraag 6 De klacht obstipatie is een randfenomeen in onze maatschappij; deze stelling is juist/fout (omcirkel het juiste antwoord). 15 Omcirkel het juiste antwoord: a. in geval van diarree stijgt/daalt de diurese Thema 15: inleiding op defecatie 32 Zelftoetsen op hoofdstukniveau Zelftoetsen op hoofdstukniveau (Zelf)toets ✓ Mogelijke examenvragen 1. Beschrijf het normale stoelgangspatroon, de aanbevolen ontlasthouding. 2. Noteer wat bedoeld wordt met diarree, obstipatie, constipatie? 3. Geef de mogelijke oorzaken, symptomen en gevolgen (gevaren, verpleegproblemen) van diarree en obstipatie. 4. Noteer minimum 7 observatiepunten bij vermoeden van dehydratatie en verklaar deze telkens. 5. Noem verpleegkundige aandachtspunten i.g.v. diarree. 6. Wanneer is er sprake van obstipatie? 7. De klacht obstipatie is een randfenomeen in onze maatschappij; deze stelling is juist/fout (omcirkel het juiste antwoord). 8. Geef de oorzaken van obstipatie schematisch weer, aangevuld met verhelderende voorbeelden. 9. Geef 6 belangrijke vragen die een V. dient te stellen wanneer een ZO zegt ‘dat hij geobstipeerd is’ en motiveer elke vraag. 10. Geef 3 functionele oorzaken van obstipatie en verklaar telkens vanuit fysiologisch standpunt. 11. Geef gevolgen van onbehandelde obstipatie 12. Hoe kan obstipatie voorkomen worden? 13. Geef de behandeling van (banale) diarree en (banale) obstipatie en motiveer. 14. Noteer de verpleegkundige aandachtspunten wanneer de ZO klaagt over obstipatie. 15. Geef minimum 5 leefstijlmaatregelen die obstipatie helpen voorkomen en motiveer telkens vanuit fysiologisch standpunt. 16. Noteer 4 belangrijke groepen laxativa, noteer de specifieke werkwijze en geef telkens een concreet voorbeeld. 17. Omcirkel het juiste antwoord: a. in geval van diarree stijgt/daalt de diurese 18. Wat is het verschil tussen diarree en overloopdiarree? Hoe worden beiden best behandeld? Is er verschil in benadering? Hoezo? 19. Wat wordt bedoeld met rectaal toucher, PPA? Geef minimum 2 indicaties hiervoor. 20. Geef de reden waarom verpleegkundigen bij bewegingsbeperkte zorgontvangers met continu verlies van diarree een PPA gaan uitvoeren. 21. Wat wordt bedoeld met fecale impactie, fecalomen, fecale incontinentie? 22. Geef de behandeling van fecale impactie, fecalomen. 23. Noteer minimum 3 consequenties van fecale incontinentie. 24. Wat betekent flatus, flatulentie? Thema 15: inleiding op defecatie 33 Zelftoetsen op hoofdstukniveau 25. Noteer hoe bloed in de stoelgang zich kan presenteren en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn. 26. Wat betekent melaena? Wat betekent ‘occult bloed in feces’? 27. Geef 3 indicaties voor het onderzoeken van feces 28. Noem 7 essentiële stappen bij de monsterafname van feces 29. Een fecesstaal dient representatief te zijn; wat wordt hiermee bedoeld? Geef van hieruit 2 adviezen voor de praktijk “fecesstaalname” 30. Noem 3 opvangmaterialen die aangewend kunnen worden voor een fecesstaalafname 31. Noem 5 elementen op die in een fecesstaal opgespoord kunnen worden Algemeen 32. Bij een casus, beeldmateriaal, …: verpleegproblemen vaststellen, verpleeginterventies kunnen plannen, verpleeginterventies kunnen motiveren, verpleeginterventies kunnen evalueren, bijsturen en opnieuw motiveren, … 33. + Zie vraagjes in deze cursus Thema 15: inleiding op defecatie 34 Bibliografie Bibliografie Broersma, A. (2021). Obstipatie. Nursing, Vol.27 (5), p.41-47. Wit, de N. (2007). ‘Obstipatie’, uit het boek Gastro-enterologie – praktische huisartsgeneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. X, (2005). Chronische constipatie. - Mythe of waarheid. Artsenkrant, nr. 1650, 11 febr. 2005, p. 19. X, (2006). Constipatie. - een frequente, maar vermijdbare kwaal – een kwestie van definities. Artsenkrant, nr. 1775, 12 sept. 2006, p. 34. Diemel, J.M. et al., 2010, NHG-Standaard Obstipatie. (WWW) Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-obstipatie (19 nov. 2024) Farmaceutisch Kompas, 2022, Obstipatie door opioïdgebruik. (WWW) Farmaceutisch Kompas, https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/obstipatie?anchor= obstipatie_obstipatie_door_opioidgebruik (19 nov. 2024). Hiele, M., 2005, Constipatie – meer vezels en een aangepast levensstijl, de beste oplossing? (WWW), https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/obstipatie (16 nov. 2024). Schoenmaekers, A., 2011, Observationele studie over farmaceutische zorg bij constipatie (WWW), http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/790/011/RUG01- 001790011_2012_0001_AC.pdf (19 nov. 2024). X, 2016, Obstipatie. (WWW) Onafhankelijke geneesmiddelinformatie voor zorgprofessionals, https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/obstipatie (11 nov. 2024). X, 2009, Richtlijn Obstipatie bij kinderen van 0 tot 18 jaar. (WWW) Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG), https://richtlijnen.nhg.org/multidisciplinaire-richtlijnen/obstipatie-bij- kinderen-van-0-tot-18-jaar (19 nov. 2024). X, 2023, Obstipatie of verstopping bij volwassenen. (WWW) Gezondheid en wetenschap, https://www.gezondheidenwetenschap.be/richtlijnen/obstipatie-of-verstopping-bij- volwassenen (17 nov. 2024) Thema 15: inleiding op defecatie 35 Bijlage Bijlage Bristol stool form scale of Bristol stool chart Bristol stoelgangschaal Bron: https://www.continence.org.au/pages/bristol- Bron: https://meetinstrumentenzorg.nl/wp- stool-chart.html, 19 nov. 2024 content/uploads/instrumenten/468_3_N.pdf, 19 nov. 2024 Thema 15: inleiding op defecatie 36

Use Quizgecko on...
Browser
Browser